ARCHEOLOGIE – 0003

 


 

Bergen op Zoom, 28 maart 2005

 

Aan het Dagelijks Bestuur van

Waterschap Brabantse Delta

per e-mail: [email protected]

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

In “Het Waterschap” van 4 maart j.l. staat een artikel onder de kop “Oogkleppen moeten af – onderzoeker pleit voor samenwerking waterschappen en archeologen”.

Met een zekere regelmaat wordt of is het waterschap betrokken bij verstoringen van het bodemarchief. Ook op de agenda van de komende AV van 6 april staat bijvoorbeeld een kredietaanvraag (realisatie Kruislandse Kreken), waarbij in principe archeologisch onderzoek in het kader van het Verdrag van Valetta vereist is.

Hoe gaat het Waterschap hiermee om?

In ons werkgebied hebben niet alle gemeenten een archeologische dienst. Hoe verloopt de samenwerking met gemeenten met een archeologische dienst (bijvoorbeeld Breda, Bergen op Zoom) en hoe met gemeenten zonder een dergelijke dienst?

Hoe worden archeologische activiteiten ingekocht? Is er een vaste relatie met bijvoorbeeld een commerciële archeologische organisatie of worden de diensten ingekocht bij de gemeenten met een dergelijke activiteit? Kortom: heeft het Waterschap nu archeologische toetsing en, in geval van sporen opgraving geboden is, in deze beleid ontwikkeld?

Uw antwoorden tegemoet ziende,

hoogachtend,

L.H. van der Kallen

 


HANDHAVEN – 0002

 


 

Bergen op Zoom, 14 maart 2005

 

Aan het Dagelijks Bestuur van

Waterschap Brabantse Delta

per e-mail: [email protected]

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Op de agenda van het AB van 6 april a.s. staat de Nota Professioneel Handhaven ter kennisname onder de mededelingen.

De mededelingen worden normaliter in het AB niet uitgebreid behandeld. Gezien het gegeven dat ondergetekende daar toch een aantal bemerkingen op heeft en ik geen deel uitmaak van de commissie bestuur en middelen, neem ik de vrijheid deze schriftelijk onder Uw aandacht te brengen.

In het stuk staat vermeld “de uitgezonden boodschappen dient een eenduidige en consequent te zijn”. Dit onderschrijf ik van harte. Waarom gebeurt dat in dit stuk niet?

Termen als bedrijf, bedrijven, lozers en bedrijven/lozers worden door elkaar gebruikt, terwijl in vermoedelijk alle gevallen de term “lozers” op zijn plaats is of zou moeten zijn, tenzij men bewust “bedrijven” gebruikt om andere overheden buiten de doelgroep te laten vallen, hetgeen ik principieel onjuist zou vinden.

Wat mij ook verbaast en hetgeen ik principieel onjuist vindt, is de aparte positie van de eigen organisatie en andere overheden als het gaat om optreden tegen overtredingen.

Paragraaf 3.3: “Verder heeft het waterschap een regeling voor het optreden tegen overtredingen door de eigen organisatie en andere overheden”.

Overheden, zo wijst recent onderzoek uit, zijn vaak nalatig als het om de eigen vergunningen gaat. Zeker gemeenten zijn bijvoorbeeld ten aanzien van de basisinspanning reeds jaren nalatig inhoud te geven aan de wet- en regelgeving! Wat is de wettelijke basis om overheden anders te behandelen dan andere overtreders, als zij zich schuldig maken aan wetsovertredingen?

Op zich zou er niets tegen zijn om handhavingsactiviteiten en -plannen te communiceren met andere handhavers. Maar wat als die andere handhavers deel uitmaken van een andere overheid die onderdeel is of doel van het te verrichten onderzoek/controle?

De omkaderde omschrijving van het begrip handhaving op pagina 4 is de juiste. Waarom wordt dit in de nota afgezwakt tot het doel “de naleving van de WVO wordt bevorderd”?

Wat merkwaardig overkomt, is het budget voor het toepassen van bestuursdwang. Wanneer in enig jaar het budget half in het jaar verbruikt is, valt dan de feitelijke mogelijkheid van het toepassen van het middel bestuursdwang weg?

Tot slot: de diffuse ongereguleerde bronnen komen er in deze nota maar bekaaid af. Hier zou juist de grotere milieuwinst te behalen moeten zijn. Professioneel lijkt alleen datgene wat direct meetbaar is!

Uw reactie tegemoet ziende,

hoogachtend,

L.H. van der Kallen

 


KAMERS VAN KOOPHANDEL INZ. KRW – A003

 


 

Bergen op Zoom, 2 maart 2005

 

Aan de Besturen van Kamers

van Koophandel van

Zeeland, West- en Midden Brabant,

Rotterdam, Rivierenland

en Centraal Gelderland

 

Geachte Besturen,

Bij vier waterschappen ben ik bestuurlijk actief, waarvan drie ten behoeve van de categorie bedrijfsgebouwd, o.a. in het werkgebied van Uw Kamer.

Op dit moment is waterschappelijk Nederland bezig met (de voorbereiding van) de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW).

De KRW blijkt steeds meer een doos van Pandora. Tot nu toe is de ervaring dat het (regionale) bedrijfsleven zich onvoldoende bewust is van de ernstige (financiële) bedreigingen die de KRW in zich draagt.

Ook is de inbreng van het bedrijfsleven tot op heden minimaal in het (deels landelijke) overlegcircuit inzake de implementatie (het bedrijfsleven is niet vertegenwoordigd),

terwijl op zeer korte termijn een deel van de Nederlandse wetgeving tot stand aan het komen is.

Om enige aanzet te geven omtrent de ernst van de situatie een paar feiten:

– Uit de ambitienota van het Kabinet blijkt dat zij rekening houdt met een verdubbeling (in euro’s van nu) van de zuiveringslasten (waterkwaliteitsheffing) tot 2015.

– Het CPB heeft in een quick scan aangegeven zelfs niet in ruwe termen iets te kunnen zeggen over de kosten van de KRW.

– Uit de in omloop zijnde stukken blijkt tot op heden dat er geen economische effect analyse wordt/is gemaakt.

Een economische effect analyse is buitengewoon belangrijk omdat de economische effecten de enige legale route is om te komen tot fasering van de maatregelen (derogatie).

Wat ronduit verontrustend is, is het gegeven dat het bedrijfsleven ontbreekt in het landelijk bestuurlijk overleg (LBOW), waarin betrokken zijn V&W, UvW, IPO en VNG.

Binnen de waterschappen gaat men er van uit dat de meeste verplichtingen, voortkomend uit de KRW, inspanningsverplichtingen zijn. Ondergetekende vreest dat men zich daarin vergist.

Nederland kent ten aanzien van (mede)overheden een gedoogcultuur. Europa kent een naar- de-letter-van-de-Wet handhavingscultuur. Nederland is recent reeds door de EC gedaagd voor het Europese Hof van Justitie wegens het niet (tijdig) omzetten van de KRW in wetgeving.

Gezien de aard van de KRW en de scherpe eisen zou het kunnen zijn dat de overheden wederom kiezen voor de voor hen makkelijkste weg: eisen stellen aan de puntemissies in plaats van bijvoorbeeld de diffuse bronnen. Kortom, zowel uit kostenoogpunt en bedrijfsvoeringmogelijkheden is vooral het industriële vestigingsklimaat hier bedreigd.

Kamers en benoemende organisaties zouden alles in het werk moeten stellen om bij het overleg over de implementatie van de KRW, zowel op landelijk als regionaal niveau, betrokken te worden. Hier zal, buiten oog voor de financiële zaken, ook een technische inbreng van belang zijn. Nu reeds is het belangrijk dat de Kamers in een stroomgebied (Schelde, Maas, Rijn, Eems) gezamenlijk optrekken. Dit betekent voor de Kamers in mijn waterschappelijk werkgebied:

– Zeeland en West-Brabant in het stroomgebied van de Schelde

– o.a. West en Midden-Brabant en Rotterdam in het stroomgebied van de Maas

– o.a. Rotterdam, Rivierenland en Centraal Gelderland in het stroomgebied van de Rijn

Samenwerking om te komen tot deelname in de stroomgebiedoverleggen is noodzakelijk, zodat vooral de economische effect rapportage in de stroomgebiedsplannen worden betrokken en mede overwogen.

Gaarne tot nadere informatie bereid,

hoogachtend,

L.H. van der Kallen

o.a. lid AV Waterschap Zeeuwse Eilanden

lid AV Waterschap Rivierenland

lid AV Waterschap Brabantse Delta