DE AKTE VAN MANNHEIM


| 30-08-2022 |

 

In juni van dit jaar schreef ik het artikel “de komende transportcatastrofe”.  Ik beseft toen niet dat deze transportcatastrofe al deze zomer zou optreden. En dat al in augustus, terwijl traditioneel september de maand is van de laagste waterstanden en laagste rivierafvoeren.

Dat artikel sloot ik af met de stelling: “Het wordt tijd dat er echt over de mogelijke gevolgen van de ‘droogte’ op het transport over water wordt nagedacht. Waarbij kanalisering van de Rijn en de mogelijkheid van afsluiten van de Nieuwe Waterweg middels sluizen bij de scenario’s betrokken zouden moeten worden”. In de NRC van 16 augustus stond een artikel met de kop; “We verdelen de laatste druppels terwijl in de Rotterdamse haven heel veel water doorgespoeld wordt”” van de hand van Arjen Schreuder. Dat in ging op de mogelijkheid van sluizen in de Nieuwe Waterweg. Hopelijk een begin van een echte discussie!

Nu, kijkend naar de buitengewoon ernstige problemen die de scheepvaart ondervindt, is het zaak ook over het andere element van de stelling ‘kanalisering van de Rijn’ eens goed na te gaan denken.

De basis voor dit nadenken zou de “Akte van Mannheim” dienen te zijn. Waar het Koninkrijk der Nederlanden één van de verdragpartners is. De Akte van Mannheim legt o.a. het beginsel van het behoud, het onderhoud en de verbetering van de Rijn als vaarweg vast.

In het Congres van Wenen (1815) werd de basis gelegd voor de vrije scheepvaart op de Europese Rivieren. In augustus 1816 startte de Centrale Commissie en kwam in maart 1831 met het Rijnvaartverdrag Acte van Mainz wat in oktober 1868 resulteerde in de Acte van Mannheim. Waarvan één van de uitgangspunten was: de verplichting voor de staten de rivier te verbeteren en te onderhouden.

Het wordt tijd dat met het verbeteren ten behoeve van de scheepvaart anno 2022 middels kanalisering een begin wordt gemaakt met het nadenken over de mogelijkheden in het laagland deel van het stroomgebied van de Rijn (o.a. IJssel en Waal)!


HET GRONDWATERECOSYSTEEM


| 30-08-2022 |

 

Sinds 2006 is er een Europese Grondwaterrichtlijn 2006/118/EG. Feitelijk is het de dochterrichtlijn van de Kaderrichtlijn Water.

Het Europese Parlement stelde bij de behandeling van de Grondwaterrichtlijn 2006/118/EG dat het grondwater als onafhankelijk ecosysteem op zichzelf het beschermen waard is. Dit punt is gedeeltelijk door de Europese Commissie overgenomen zodat de eerste overweging van de Grondwaterrichtlijn nu het volgende stelt: “Grondwater is een waardevolle natuurlijke hulpbron die als zodanig voor achteruitgang en voor chemische verontreiniging moet worden behoed.” (EC, 2006b). De Kaderrichtlijn Water maakt een duidelijk verschil tussen een goede oppervlaktewatertoestand waarbij de ecologische en de chemische toestand goed zijn en een goede grondwatertoestand waarbij de kwantitatieve en de chemische toestand goed zijn (zie artikel 2 definitie 18 en 20).

Het grondwaterecosysteem is dus geen expliciet beschermdoel volgens de Kaderrichtlijn Water of de Dochterrichtlijn Grondwater. Dit in tegenstelling tot het oppervlaktewaterecosysteem dat wel op zichzelf een beschermdoel is volgens de Kaderrichtlijn Water. De Dochterrichtlijn Grondwater stelt echter wel in overweging 20: “Er dient onderzoek te worden verricht teneinde betere criteria te kunnen vaststellen voor de verzekering van de kwaliteit en de bescherming van het ecosysteem van het grondwater. Waar nodig dienen de bevindingen van dit onderzoek bij de omzetting of herziening van deze richtlijn te worden verdisconteerd. Dergelijk onderzoek, alsook de verspreiding van wetenschap, ervaring en onderzoeksbevindingen, dient te worden aangemoedigd en gefinancierd.”

In 2007 is er door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een rapportage verschenen met de titel: “Ecologische risicobeoordeling van grondwater” van de hand van Patrick van Beelen. Inhoudende een analyse van de hydrologie en de chemie van de Nederlandse grondwatersystemen. https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/711701055.pdf

In die rapportage is het volgende citaat te vinden:

In het grondwater heerst absolute duisternis waardoor er geen planten, algen of cyanobacteriën kunnen groeien. De afwezigheid van fotosynthese beperkt de energie invoer in het grondwaterecosysteem. In diep oppervlaktewater vindt ook geen fotosynthese plaats maar daar is nog sprake van bezinking van organische deeltjes die als voedselbron kunnen dienen. De bodem filtreert het grootste deel van de organische deeltjes weg waardoor deze voedselbron in het grondwater ook is afgesneden. Het grondwater wordt daarom meestal gekenmerkt als voedselarm milieu. De gelijkmatige temperatuur van 10°C in het Nederlandse grondwater en de overvloedige aanwezigheid van water maken het grondwater in principe uitstekend geschikt voor de groei van bacteriën. Schimmels en gisten komen in het grondwater veel minder vaak voor (Hirsch and Rades-rohkohl, 1982). Onder voedselarme omstandigheden zijn bacteriën namelijk in het voordeel doordat ze kleiner zijn. Kleinere organismen hebben een hogere oppervlakte inhoud verhouding. Door de relatief grotere oppervlakte kunnen kleinere organismen efficiënter en sneller stoffen uit het grondwater opnemen en daardoor kunnen zij met lagere voedsel concentraties toe (Poindexter, 1981).”

Een ander, in mijn ogen, memorabel citaat is: “Vermoedelijk kan de bescherming van bacteriën in de diepere ondergrond niet op een grote publieke belangstelling rekenen. Het verdient echter wel aanbeveling om rekening te houden met de activiteit van bacteriën in de diepere ondergrond wanneer er afvalstoffen of koolzuur in dat milieu wordt ingebracht. Het is niet altijd uit te sluiten dat er op de langere termijn toch risico’s kunnen optreden.

Koolzuurgas eters!

In het diepere grondwater, enkele tientallen meters onder het bovenste grondwater, vindt geen aanvoer van voedingsstoffen uit de bovengrond meer plaats. Toch komen daar bacteriën voor. Deze leven van het nog aanwezige organische materiaal in de ondergrond en van opborrelende gassen zoals waterstofgas, methaan en koolzuurgas die in het binnenste van de aarde geproduceerd worden. Deze bacteriën worden lithotrofe bacteriën genoemd (letterlijk rots etende). Onder zuurstofloze (anaerobe) omstandigheden kunnen deze bacteriën letterlijk gaten in de rots eten en een groot deel van de porositeit van petroleumreservoirs wordt vermoedelijk veroorzaakt door deze bacteriën (Chapelle, 2000). De lithotrofe bacteriën zijn vaak specialistische langzaam groeiende bacteriën die sterk aangepast zijn aan de lokale omstandigheden en die een specifieke geochemische omzetting katalyseren. Barofiele en thermofiele bacteriën in de diepe ondergrond (enkele kilometers onder het aardoppervlak) zijn speciaal aangepast aan de hoge druk en temperatuur die daar heersen (Rossi et al., 2003).” Aldus het RIVM rapport.

Het is bevreemdend dat er in het huidige tijdsgewricht geen aandacht is voor het feit dat er leven is in de bodem die broeikasgassen eten en dat dit leven niet of nauwelijks bestudeert wordt noch beschermd!!  

Ecologische effecten van vervuiling in het grondwater

Het bodemleven bestaat voornamelijk uit stygofauna. “De naam stygofauna verwijst naar dieren (fauna) uit de mythologische ondergrondse rivier de Styx. Alle dieren die in het grondwater voorkomen worden gerekend tot de stygofauna. Dit zijn zowel de toevallige gasten als de permanente bewoners van het grondwatermilieu. Stygobionten zijn grondwaterdiertjes die speciaal aangepast zijn aan het ondergrondse milieu. Deze dieren hebben meestal geen pigment, sterk gereduceerde of zelfs helemaal geen ogen en goed ontwikkelde tastorganen (Griffioen et al., 2003). De groei van deze dieren is meestal langzaam omdat ze in een voedselarm milieu leven. Ze voeden zich meestal door te grazen op de dunne laagjes bacteriën op grind en zandkorrels (Hancock et al., 2005). Nederland heeft relatief veel fijne sedimenten met geringe poriegrootte waardoor er letterlijk niet veel ruimte is voor de stygofauna. Hier komen dus vooral kleine grondwaterdiertjes voor (<10 mm). In de gebieden die tijdens de laatste ijstijd bedekt waren met ijskappen (zoals het noorden van Nederland) komt ook nog eens veel minder stygofauna voor omdat deze diertjes slechts zeer langzaam nieuwe gebieden kunnen koloniseren (Jos Notenboom, 1991). De biodiversiteit van de Nederlandse stygobionten is daarom klein vergeleken met die van bijvoorbeeld Slovenië of Kroatië (Griffioen et al., 2003). Er is slechts beperkte informatie over het voorkomen van stygofauna in het Nederlandse grondwater (Jos Notenboom et al., 1990).”

Figuur: Enige grondwaterdiertjes. In de richting van de klok van boven naar beneden: Antrobathynella stammeri (Syncarida), Niphargus kochianus (Amphipoda), Onchulus nolli (Nematoda), Troglochaetus beranecki (Polychaeta), Chappuisius inopinus (Copepoda) en Soldanellonyx monardi (Acari). Carl von Ossietzky University, Oldenburg, Duitsland.

Al in 1983 deed het Instituut voor Taxonomische Zoölogie bij monde van J. Notenboom & R. Leys een oproep tot ONDERZOEK VAN GRONDWATERFAUNA! “De kennis over de grondwaterfauna in Nederland is erg gering. We weten dat verschillende soorten grondwaterbewonende Amphipoda (Niphargus soorten) en Isopeda (Proasellus soorten) op verschillende plaatsen in Zuid- Limburg voorkomen. Veel minder weten we over de verspreiding van deze dieren buiten Zuid-Limburg. Over de aanwezigheid in het Nederlandse grondwater van andere groepen organismen, zoals Copepoda, Ostracoda, Turbellaria en Gastropoda is nog veel minder bekend. Het zou zeker wenselijk zijn over deze verborgen fauna meer te weten te komen Voor zuurstofrijke grofzandige grondwaterlichamen kan het voorkomen van grondwaterdieren gebruikt worden als eindpunt voor de ecologische risicobeoordeling van verontreinigd grondwater”.

Het RIVM rapport uit 2007 doet een aanbeveling voor verder onderzoek: “De Dochterrichtlijn Grondwater stelt dat er onderzoek naar de kwetsbaarheid van het grondwaterecosysteem noodzakelijk is. Nader onderzoek naar het voorkomen van grondwaterdieren en hun gevoeligheid voor verontreinigingen lijkt ons dan ook gewenst. In Europees verband wordt al onderzoek naar grondwaterecologie gedaan en het lijkt ons dan ook wenselijk om hierbij aan te sluiten.”

Zeker de wetenschap dat lithotrofe bacteriën een rol spelen bij de afgifte van broeikasgassen uit de bodem moet een stimulans zijn het onderzoek naar het bodemleven op te pakken.


VERDROGING


| 22-04-2022 |

 

Binnen de fractie-groepsapp van Ons Water kwam de verdroging in de Buurtschap Stuivezand (gemeente Zundert) aan de orde. Nu is verdroging van de grond in een geografisch gebied met de naam Stuivezand vermoedelijk niets nieuws. Toch lijkt het thema verdroging in de media en de politiek voor Nederland iets nieuws te zijn en samen te hangen met klimaatverandering. Niets is minder waar. Verdroging is van alle tijden!

De droogtediscussies zijn voor mij vaak fake nieuws. Met als droevig hoogte punt in september 2020 een speciale editie: “Droogtespecial: is droogte fake news?” Van de Unie van Waterschappen. Ja inderdaad: de UVW veroorzaakt soms zelf FAKE NEWS! Ik schreef er eerder het artikel “DROOGTE: DE FEITEN MOETEN WEL KLOPPEN”. De Unie Van Waterschappen. In de Droogtespecial werd, wederom 1976 als recordjaar aangeduid. Net als de laagwaterperiode in 2018.

De lage waterstanden van 2018 leverden forse problemen op voor de scheepvaart. De waterstanden in 1949 en 1921 waren nog veel lager. Maar de droogteperiode in 2018 was vergeleken met 1921 KORT. In 1920/1921 duurde deze ZESTIEN MAANDEN! De record droogteperiode liep van september 1920 tot december 1921, waarin alleen januari 1921 qua neerslag een min of meer normale maand was.

Beleidsmakers en ambtenaren van nu zouden zich eens los moeten rukken van hun computer en de archieven eens in moeten duiken, Mijn leesaanbeveling “De toekomstige drinkwatervoorziening van Nederland”, een publicatie van de Centrale Commissie voor Drinkwatervoorziening uit 1965, en de rapportage uit 1940 van de Commissie Drinkwatervoorziening Westen des Lands daarin werd al gewaarschuwd voor toenemend drogere zomers en de te verwachte schaarste en verzilting van de zoetwatervoorraden. Ook “De waterhuishouding van Nederland”, een nota samengesteld door Rijkswaterstaat uit 1968, maakte al melding van deze (te verwachten) problematiek. Met onder andere het advies: te komen tot sluizen in de Nieuwe Waterweg zodat – in voorkomende gevallen – het zoetwaterverlies van circa 750 kubieke meter per seconde beperkt zou kunnen worden.

“Zoet water voor de delta een groeiend probleem” (1973) van de hand van Ir. P Stoter toen directeur van de N.V. Watermaatschappij Zeeland, is ook het lezen waard. Ook de “Worsteling om Water” (1991) over de openbare watervoorziening in Zuidwest-Nederland is lezen meer dan waard.

In 2000 bracht de Commissie Waterbeheer 21e eeuw haar rapportage uit. Die rapportage “Waterbeheer voor de 21e eeuw (.PDF)” (WB21) gaat niet alleen over een teveel aan water, maar behandelt nadrukkelijk ook de beschikbaarheid van zoet water. In een betoog, dat ik als statenlid in 2003 hield, waar ik graag naar verwijs, ging ik in op de rapportage van de commissie Waterbeheer 21e eeuw. Eerder schreef ik zelf “Droogte en drinkwater” en “De honger naar zoet water”.

Waarom nu al deze oude koeien uit de sloot halen? Er komen weer ‘grote’ discussies op ons af, waarbij het belangrijk is dat politici en ambtenaren die hun informeren de verbanden zien tussen de thema’s. Zeker bij de beschikbaarheid van voldoende zoetwater is het van belang dat er minimaal 100 jaar vooruit wordt gedacht. Want ook werken, zoals de toekomst van de Oosterscheldekering of afsluiting van de Nieuwe Waterweg realiseren, vergen veel tijd. Ook WB21 dacht 100 jaar vooruit.

In de ontwerp Deltawet stuknummer 4167 die in november 1955 naar de Tweede Kamer werd gestuurd en ook de aangenomen Deltawet van 1958 bevatte een aantal wijsheden en kennis die ook nu nog relevant zijn c.q. met de dag relevanter worden. De oorspronkelijke plannen bevatte de totale afsluiting van de zeegaten met uitzondering van de Westerschelde (zie foto). De stormvloedkering in de Oosterschelde (bouwtijd 20 jaar) kwam pas in de jaren zestig als alternatief naar voren. De oorspronkelijke ontwerpen werden gemotiveerd op optimale veiligheid maar ook op de aanpak van de verzilting en de verdroging. Zie de foto’s van kaarten met deze thema’s.

Het waterschap Brabantse Delta zal bij haar afwegingen rekening moeten houden met haar ligging in de delta en de belangen van anderen (Zeeland, Zuid-Holland en het Rivierengebied). De zeespiegelstijging en variabele rivierafvoeren vergen steeds meer aandacht en vooruitdenken. Verzilting zal voor de komende 100 jaar weer op onze agenda komen en blijven. Verdroging van natuur en cultuurgrond zal steeds meer aandacht vergen en ook relatief nieuwe thema’s zoals extreme neerslag vergen de aandacht. Hoe passen de huidige investeringen in bijvoorbeeld veiligheid, verduurzaming en water vasthouden daarin?

 

Louis van der Kallen


ANDERS KIJKEN 12


| 30-10-2021 |

 

 

Groen, Groen , Groen moet het adagium worden. Groen in de openbare ruimte is een belangrijk hulpmiddel bij het aanpakken van hittestress en wateroverlast, en het versterken van de biodiversiteit.

Er komt steeds meer belangstelling voor nuttige en esthetische toepassingen van groen op harde verticale oppervlakken zoals beton. Beton is een hard, steen- of rotsachtig materiaal. Daarom zou je in eerste instantie denken dat het net zo makkelijk begroeid raakt met mossen, korstmossen, algen of schimmels als een stuk rots in de natuur. Toch heeft beton chemische eigenschappen die het juist niet zo geschikt maken voor begroeiing. Beton is door de productiewijze vaak alkalisch (hogere pH-waarde). Een zo hoge pH-waarde is in het algemeen minder geschikt voor begroeiing. Maar door verschillende omstandigheden kan de pH-waarde aan de buitenkant van het beton dalen, waardoor mossen, algen en korstmossen zich toch kunnen vestigen. Onder sommige omstandigheden tast begroeiing van beton het materiaal aan. Waarom en onder welke omstandigheden beton begroeid raakt, is niet altijd duidelijk. Onderzoek is nuttig om te beoordelen in welke mate begroeiing zorgt voor schade, of dat spontane begroeiing het gevolg is van eerdere schade. Begroeiing hoeft niet altijd nadelig te zijn. Er zijn ook veel positieve argumenten te bedenken voor begroeiing op beton. Kleurige korstmossen kunnen een gebouw of constructie verfraaien. Volgens sommige onderzoeken kunnen algen en korstmossen de oppervlaktelaag van beton verdichten en daarmee de levensduur verlengen. Begroeiing kan goed zijn voor het plaatselijke ecosysteem door het vasthouden van regenwater en het afvangen van fijnstof en stikstofoxiden. Voor de vaak afzichtelijke geluidschermen langs onze snelwegen lijkt mij vergroening met begroeiing een ecologische stap in de goede richting. Een voorbeeld van een gebouw waar begroeiing een onderdeel is van het ontwerp, is het gemeentehuis van Reykjavik. Daarnaast zijn onderzoekers van de Polytechnische Universiteit van Catalonië in Barcelona bezig met de ontwikkeling van ‘biologisch beton’ met een speciale buitenlaag die water vasthoudt voor begroeiing, gescheiden door een waterdichte laag van het binnenste constructiebeton.

Begroeiing van harde oppervlakken kan ontsierende graffiti zoals op de brugsteunen in het Anton van Duinkerkenpark voorkomen en een bijdrage leveren aan de verfraaiing van de omgeving en versterking van de biodiversiteit. Anders kijken kan de wereld mooier maken en een bijdrage leveren aan de aanpak van hittestress en de klimaatveranderingen

 

Louis van der Kallen.

 


ANDERS KIJKEN 11


| 27-10-2021 |

 

 

Groen, Groen , Groen moet het adagium worden. Groen in de openbare ruimte is een belangrijk hulpmiddel bij het aanpakken van hittestress en wateroverlast, en het versterken van de biodiversiteit.

Bomen hebben wat hittestress en het stedelijk klimaat betreft een aantal effecten. Ze geven schaduw en door verdamping koelen ze de omgeving; ook vangen ze fijnstof. Bij de keuze van een boomsoort is de groeiplaats van belang. De samenstelling van de bodem en de vochthuishouding bepalen de keuzemogelijkheden. Betrek in de keuze ook de herkomst van een boomsoort. Ga voor inheemse bomen. Die zijn optimaal aangepast aan ons klimaat. Betrek ook het gebruik van de locatie. Geen ‘plak’-bomen waar geparkeerd moet worden. Geen gesloten bladerdak langs of over een druk bereden weg. Want dan blijf de uitstoot van verontreinigingen hangen! Tenzij we echt geloven dat over bijvoorbeeld twintig jaar alle voertuigen elektrisch rijden en de te planten bomen dan pas de fase bereiken van het gesloten bladerdak.

Kijk bij het inrichten en ontwerpen van (parkeer-)pleinen naar de (zoom-)beplanting en de verharding. Zeker op parkeerpleinen met een hoge bezettingsgraad is een waterdoorlatende verharding onder de voertuigen heel goed mogelijk zonder aantasting van de loopkwaliteit (zie foto).

Ook de bodembedekking van speelterreinen kan best bestaan uit zand, gras, houtschors of -snippers. Vooral de rubbertegels nemen heel veel warmte op. Omzoom speelterreinen met bomen en struiken die schaduw geven. Het kan ANDERS en BETER. Het begint met ANDERS KIJKEN!

 

Louis van der Kallen.


ANDERS KIJKEN 2


| 17-08-2021 |

 

Het is een periode met zware buien en als we de geleerden mogen geloven, worden het er de komende tientallen jaren steeds meer. Het wordt tijd dat we anders gaan kijken. Op veel plekken zijn de trottoirs verdwenen of in nieuwbouwwijken zelfs nooit gekomen. Was dat op al die plekken zo verstandig? Een verhoogd trottoir kan bij wateroverlast van een beperkte waterdiepte overlast in de woning voorkomen. Dat geldt ook voor drempels bij het betreden van een woning. Soms is het verstandig om te streven naar een verhoogd vloerpeil. Dat kan best, want voor rolstoeltoegankelijkheid is een klein hellinkje ook mogelijk. Niet alles hoeft gelijkvloers! Het kan ook zijn dat in laaggelegen nieuw te bouwen wijken de huizen verhoogd gebouwd kunnen worden of de grond waar gebouwd gaat worden opgehoogd, en/of de straat en tuinen verlaagd.

Er zijn ook in bijvoorbeeld het Bergen op Zoomse winkelgebied plekken waar winkels – vrijwel zonder drempels – liggen recht tegenover een helling (Zuivelpleintje, Zuivelstraat). Ook als het afstromende water verder kan afstromen maar dan de hoek om moet kan dat tot binnenstromend water leiden bij zware regenval. Dat is ook elders soms het geval. Bij hellingen in bebouwd gebied, zoals een stad moet er anders naar gekeken worden. Hoe geleid je op straatniveau afstromend water zodat de kans op binnenstromend water kleiner wordt?

Ik zie ook op de lagere delen, in een stad met hoogteverschillen, dat er niet altijd rekening mee wordt gehouden dat in die lagere delen wel eens (tijdelijk) water kan blijven staan. Daar moet je dan geen schakelkasten plaatsen. Of deze plaatsen ruim boven het niveau dat bij een zware bui onder water kan komen te staan. Het wordt tijd voor anders kijken en ander beleid.

 

Louis van der Kallen.

 


ANDERS KIJKEN


| 13-08-2021 |

 

Het is een periode met zware buien en als we de geleerden mogen geloven, worden het er de komende tientallen jaren steeds meer. Als je even verder kijkt, zou je ook kunnen zeggen: het is een periode van werkende riool-overstorten. Die twee constateringen betekenen dat de omliggende natuur van die riool-overstorten steeds vaker belast wordt met afvalstoffen uit onze (menselijke) samenleving. Mijn verwachting is dat het zelfreinigend vermogen van de natuur het steeds vaker niet meer aankan en als biotoop zal gaan verarmen door een overbelasting van bijvoorbeeld voedingsstoffen (nutrieten). Overheden zoals gemeenten zouden meer N- (stikstof) en P- (fosfaat) bindende planten (helofyten) moeten planten in oppervlaktewateren die rioolwater uit overstorten bergen. Die helofytenfilters verbeteren de waterkwaliteit en kunnen ook een toevoeging en verbetering zijn van de biotoop van het water in de nabijheid van de overstort, waarmee bijvoorbeeld ook het bloeien van blauwalgen kan worden voorkomen of beperkt. Ook Bergen op Zoom kent oppervlaktewateren met riool-overstorten waarbij N- en P- bindende planten een positieve rol kunnen spelen. Dat soort rietvelden en rietranden kunnen ook mooi zijn en broedplaatsen bieden voor watervogels. Het wordt tijd voor anders kijken en ander beleid.

 

Louis van der Kallen.


WATEROVERLAST II


| 06-08-2021 |

 

Vorige week publiceerde ik het artikel ‘wateroverlast’. De bedoeling van dat artikel was planologen, stadsontwikkelaars, stadsvernieuwers, wegontwikkelaars, architecten, hoveniers, riooldeskundigen, en waterbeheerders aan het praten te krijgen met waterbeheerders, groenbeheerders, vastgoedontwikkelaars en ontwerpers en om ‘water’ in beeld krijgen en hen maar ook bestuurders als wethouders, gedeputeerden, raadsleden en waterschapbestuurder ‘verplichte’ literatuur ter lezing geven. Ik promootte Ervaringen met de aanpak van regen wateroverlast in bebouwd gebied. Voorbeelden en ontwikkelingen anno 2014 en Extreme neerslag, een uitgave van de Hogelschool van Amsterdam.

We zijn nu een week verder, een week met weer veel en op sommige plaatsen zelfs extreem veel neerslag. Overheden zoals gemeenten, waterschappen, provincies en RWS maar ook grote terreinbeheerders moeten aan de slag. Vele zijn weliswaar een beetje begonnen maar er moet nog veel meer gebeuren, en omdat wat er moet gebeuren vele tientallen jaren zal vergen, zouden we haast moeten hebben. Niet uitstellen tot de ‘oude’ garde van ‘zo doen we dat nu eenmaal’ en van ’zo heb ik het geleerd’ weg is, maar NU aan de slag. Niet met experimenten die elders allang hebben plaatsgevonden en hier hooguit onder de titel ‘innovaties’ nog eens worden herhaald maar gewoon doen. Als oud medewerker research en development bij AKZO-Nobel en ervaren bestuurder (gemeentelijk, provinciaal en waterschappen (zie CV) weet ik hoe conservatief en risicomijdend overheden zijn. Eerst tien kleine experimenten voordat mijn iets durft te veranderen. Ook ambtelijke organisaties zijn zelden echt innovatief, hoewel ze tegenwoordig al snel dat etiket innovatief hangen aan wat ze doen. Ik schreef hier over al eens vaker mijn frustratie weg o.a. Over Water 66 (de inspiratie dag van de Unie 17 november) en Over Water 20 (waterinnovatieprijzen 2015) en Over Water 120 ( markt- en innovatiedag van de Unie 2017)

Vaak is iets innovatie noemen meer een vorm van borstklopperij. Het mooiste voorbeeld hiervan is dat als het gaat over mogelijke zoet/zout scheidingen in te zetten bij de conservering en bescherming van zoetwatervoorraden het bellenscherm als alternatief wordt genoemd en in de stukken van RWS deze schermen nog steeds als innovatief door Rijkswaterstaat worden betiteld. Deze techniek werd al in 1968 in de grote schutsluizen te IJmuiden gebruikt (bron: pagina 33 “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968).

Zelf denk ik dat ambtelijke organisaties door de natuurlijke selectie van ambtenaren (wie solliciteert waar en waarom en wie wordt om welke kwaliteiten aangenomen) per definitie gericht zijn op risicoreductie. Vroeger was het zeker zo dat wie zekerheid zocht ambtenaar werd. Dit is paradoxaal, omdat vernieuwen haast per definitie het nemen van risico’s betekent. Je zoekt dan nog niet betreden paden. Ambtenaren en hun bazen (de bestuurders) zijn eerder risicomijdend dan risiconemend. Dat moet als de bliksem veranderen. De bereidheid te vernieuwen moet er komen omdat veel oude gewoonten niet de oplossingen bieden. De klimmaatwereld verandert in hoog tempo.

Er zijn tal van websites te bezoeken op zoek naar ideeën om de opgaven waar het klimaat ons voor stelt aan te pakken. Voorbeelden: het Kennisportaal Klimaatadaptatie, soms ook met goede nieuwsbrieven zoals de Hoog Water kenniskrant over gevolgbeperking overstromingen, en groenblauwe netwerken, waar ook het boek te vinden is dat voor mij een soort van “handboek soldaat” voor groenblauwe ‘werkers’ is “Groenblauwe netwerken: handleiding voor veerkrachtige steden”. Het bevat ruim 600 pagina’s en zou voor iedereen die betrokken is bij de vormgeving en inrichting van de stedelijke omgeving verplichte leeskost moeten zijn. Dit boek is niet alleen voor professionals, maar ook voor particulieren een gereedschapskist, inspiratiebron en naslagwerk.

Het bevat tal van nationale en internationale voorbeelden hoe onze steden meer klimaatbestendig zijn te maken. Het beperkt zich niet alleen tot water en groen maar heeft ook aandacht voor hoe vaste levenloze materialen zoals bestratingen, asfalt en beton onze leefomgeving beïnvloeden. Gebruik van ook die kennis is nodig om hittestress effectiever aan te pakken.

Hiltrud Pötz van Atelier groenblauw kan als schrijfster/redacteur van deze handleiding wat mij betreft voor iedere betrokkene bij de vormgeving en inrichting van de stedelijke omgeving een inspiratiebron zijn om Nederland echt stap voor stap voor te bereiden op een toekomst waarin het klimaat ons voor steeds zwaardere opgaven zal stellen. Nu nog de politici en bestuurders er van doordringen om met Henriëtte Roland-Holst te spreken:

“Morgen wordt heden geschreven; Gij levenden bouwt wordend leven. Gij werkt voor der komenden lot”

Zij met durf en lef moeten aan de slag!

 

Louis van der Kallen.

 


WATEROVERLAST


| 27-07-2021 |

 

Kijkend naar het journaal lijkt het of wateroverlast een nieuw en steeds groter wordend probleem is en dat klimaatveranderingen hier debet aan zijn. Natuurlijk zijn dat wijze en heldere conclusies behalve dan dat het niet echt nieuw is. Zware buien zijn er al vele jaren. Net als de kennis over mogelijke stappen en stapjes in de richting van een vermindering van de problemen. Maar dan moeten planologen, stadsontwikkelaars en stadsvernieuwers, wegontwikkelaars, architecten, hoveniers en waterbeheerders praten met rioolaanleggers, waterbeheerders praten met groenbeheerders, vastgoedontwikkelaars en ontwerpers ‘water’ in beeld krijgen en houden bij hun ontwerpen. Al deze mensen maar ook bestuurders als wethouders en raadsleden wil ik ‘verplichte’ literatuur ter lezing geven.

Al in 2014 publiceerde de Stichting Rioned het boekwerk (360 pagina’s) “Ervaringen met de aanpak van regenwateroverlast in bebouwd gebied. Voorbeelden en ontwikkelingen anno 2014”.

Hoe ver moeten we gaan in het nemen van maatregelen om overlast van regenwater nu en in de toekomst tegen te gaan? Dat is de vraag in het stedelijk waterbeheer. Ruim twintig auteurs delen hun inzichten. Een bundel met vele praktische voorbeelden voor het omgaan met hevige buien.

Een ander voorbeeld is de publicatie “EXTREME NEERSLAG”,anticiperen op extreme neerslag in de stad. Het is een uitgave van de Hogelschool van Amsterdam.

Het wordt tijd dat al die gemeenteambtenaren die betrokken zijn bij het stedelijk beheer en ontwerp, rioleringen en aanleg en onderhoud van groenvoorzieningen een paar dagen aan het lezen worden gezet. Ik zie te veel nieuwe projecten waar geen of niet optimaal rekening is gehouden met de opgaven die het klimaat ons meegeeft. Natuurlijk wordt het ook tijd dat de ambtenaren van die afdelingen met elkaar praten en dat bij voorkeur ook doen met die van het waterschap en dan niet uit beleefdheid of omdat iemand zegt dat het moet maar om echt gezamenlijk te werken aan de oplossing(-en) van de huidige en toekomstige waterproblemen.

Het kan en moet anders. En geloof me, de boekwerken zijn goed leesbaar, en praten met elkaar en met de burgers kan veel ellende en kosten besparen.

 

Louis van der Kallen.

 


‘WATER’


| 24-07-2021 |

 

In het voorjaar van 2020 had ik een gesprek met Karel Thieme (Zuiver Water-Ambassadeur/Theeproever) over de zuiverheid en de kwaliteit van ons drink- en oppervlaktewater.

Is er iets mis met ons drinkwater? Ons drinkwater voldoet aan alle eisen die de wet eraan stelt en toch proef je het verschil. Als je het water in Rotterdam proeft als Bergenaar ben je geneigd er spontaan direct afscheid van te nemen. Er zijn wel degelijk grote verschillen in de smaak van ons drinkwater en ook van wat er buiten H20 (water) inzit. In drinkwater gemaakt van oppervlaktewater zitten duizenden andere stofjes dan H20, vele door de mens in de industrie gemaakt maar gelukkig in superlage concentraties. Ook grondwater dat duizenden jaren geleden de grond in is gesijpeld, is niet vrij van stofjes die geen H2O zijn. En die stofjes beïnvloeden de smaak.

Karel Thieme – de zuiver waterambassadeur en theeproever – liet mij met zijn theeproef zien wat de verschillen zijn van thee gezet met zijn ‘zuiver water’ en gezet met andere watertjes. Hij promoot de Aquapeak een apparaat dat door omgekeerde osmose het water ontdoet van de meeste onzuiverheden en een perfect ‘theewater’ levert. De verschillen zijn enorm dat zal iedere theesommelier bevestigen.

Geïnspireerd de theeproef van Karel zelf eens te gaan doen met verschillende waters? Theeliefhebber? Of (hobby)theesommelier in opleiding? Er is recent een thee review boek verschenen! Handig als u uw ervaringen in de theeproeverij wilt vastleggen.

Water en de kwaliteit ervan zijn belangrijk voor de flora en fauna en voor ons. Zeker als we er thee of koffie van zetten, willen we toch echt de thee of koffie in al hun kwaliteiten proeven.

 

Louis van der Kallen.