APOCALYPS

 


| 31-07-2020 |

 

We leven in roerige tijden met vele plagen. Aan de nachtelijke hemel een komeet. Neowise komt langs, in vroeger eeuwen geduid als een boodschapper van het kwaad. Een wereld wijde pandemie overheerst de dagelijkse media, in vroeger tijden geduid als een uiting van de toorn van God. Droogte teistert de landen. Het klimaat veranderd. Uitingen van onrust grijpen om zich heen door sommigen geduid als komende revolutie. In vele ‘sociale’ media verschijnen afbeeldingen van ‘duivelse’ (wereld) leiders. Wereldmachten lijken elkaar naar het leven te staan. De honger in de wereld neemt toe en de economie is wereld wijd in een neergang terechtgekomen, die zijn gelijke in de geschiedenis niet kent.

Op zevenentwintigjarige leeftijd gaf de Neurenbergse goudsmidszoon Albrecht Dürer zijn ‘Grote Boek’ gewijd aan de “Apocalypse” uit. Het maakte hem wereld beroemd. 14 houtsneden van ongekende klasse.
Zelf ben ik onder de indruk van een aantal van die houtsneden zoals die waarbij de engel Michaël samen met drie andere engelen de draken uit de hemelen verdrijft. Ik heb ook nog wel een hedendaags klusje voor die vier. Ik wil ze de weg naar het Witte Huis of het Palácio do Planalto wel wijzen. Zelf heb ik het meest met de zesde houtsnede in het boek waar ‘de rampen los breken’. Met een Arend die krijsend de wereld met een “wee, wee, wee” lijkt te waarschuwen. Met zeven engelen, die op bazuinen blazen, die de wereld alarmeren. Waar schepen vergaan en een vuurspugende berg die de wereld in vuur en vlam zet en de ster ‘Absinth’ die met alsem de waterbronnen vergiftigd.

Als bestuurder ben ik al vele jaren betrokken bij het waterbeheer. Mij spreekt de symboliek van dit alles mij aan. De wateren van deze wereld worden sluipende wijze vergiftigd en verzuurd met gifstoffen, met plastic, met hormonen, met koolzuurgas, met radioactieve stoffen enzovoort. Terwijl water een levensvoorwaarde is. Voorwaar een wee, wee, wee waard.

 

Louis van der Kallen.


DROOGTE EN (DRINK)WATER


 

Het jaar 2020 lijkt net als de voorgaande twee jaren een relatief droog jaar te worden. Er wordt veel over geschreven en gesproken in de media. Zelfs wordt de ‘noodklok’ geluid over ons drinkwater. Als liefhebber van alles wat met water te maken heeft, vind ik dat terecht, vermakelijk, heel goed en soms ergerlijk. Wat mij keer op keer opvalt is het chronische gebrek aan kennis. Zelfs zich meteoroloog noemende televisiefiguren en de ‘serieuze’ schrijvende media zoals de Volkskrant of de NRC geven blijken niet verder te kunnen kijken dan wat Google hun presenteert. Wat niet op internet eenvoudig toegankelijk is, lijkt niet te bestaan. Of komt het dat het de gewoonte is geworden nieuws te framen? Bijvoorbeeld om klimaatontkenners de wind uit de zeilen te nemen. Ik ben overigens geen klimaatontkenner; ik weet heel goed dat het klimaat verandert door menselijk ingrijpen.

Alexander von Humboldt verbond voor het eerst in 1800, tijdens zijn reis door Zuid-Amerika het menselijk handelen met veranderingen in de natuur en de mogelijke invloed op de atmosfeer en daarmee op het klimaat door ontbossingen. In 1831, na zijn reis door Rusland en Siberië, stelde hij dat de door de mensheid veroorzaakte vernietiging van de bossen lange termijneffecten veroorzaakt op het klimaat. Hij verwees daarbij niet alleen naar ontbossingen, maar ook naar grootschalige irrigaties en naar de grote hoeveelheden stoom en gas, geproduceerd in industriële complexen. Alexander von Humboldt was zijn tijd ver vooruit. Des te verbijsterender is het dat er heden ten dage nog politici zijn die de mede door de mens veroorzaakte klimaatveranderingen ontkennen.

Onkunde, gemakzucht of framing het mag niet zo zijn dat het publiek feiten onthouden worden. Het lijkt wel of journalisten in Nederland allemaal gebruik maken van dezelfde foute bronnen of gegevens en deze van elkaar – zonder controle op juistheid – overnemen. Een steeds terugkerende ‘misser’ is dat 1976 als recordjaar wordt aangeduid, als het over droogte in Nederland gaat. 1976 was met een gemiddelde neerslag in Nederland van 536,3 mm een stevig droog jaar. Maar 1921 was met een gemiddelde neerslag in Nederland van 387,3 mm ruim 27 % droger. Ook de periode januari t/m mei was 1921 aanzienlijk droger dan 1976. Hoezo 1976 een recordjaar?

Het klimaat kent veel variaties. Helder is dat het klimaat aan het veranderen is, als je naar de trends kijkt. Framing om dat bewustzijn er bij serieuze politici in te krijgen is niet nodig. De feiten spreken voor zich.

Wat we nu waarnemen aan klimaatveranderingen is reeds vele jaren geleden voorspeld. Niet alleen door Alexander von Humboldt maar ook door Nederlandse onderzoekers die in opdracht van de regeringen van toen onderzoek deden en rapporten schreven waar de politiek van toen echter geen boodschap aan had. Waarom zou je ook beleid maken dat 100 jaar vooruit dacht?

Nu wordt de schuld van de verdroging en verzilting gegeven aan zaken die we niet of nauwelijks kunnen beïnvloeden zoals de klimaatverandering en de stijgende zeespiegel. Maar is dat het werkelijke of hele verhaal? Ik weet zeker van niet! Reeds in de rapporten: “De toekomstige drinkwatervoorziening van Nederland van de centrale commissie voor drinkwatervoorziening 1965” en “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968, wordt nadrukkelijk een andere oorzaak van verdroging en verzilting in beeld gebracht. Enerzijds logisch, want de klimaatverandering en de zeespiegelstijging waren nog niet politiek aan de orde laat staan de tunnelvisie op dit punt. Natuurlijk spelen de klimaatverandering en de zeespiegelstijging een rol maar als de grootste oorzaak toen werd een andere schuldige aan gewezen: de veranderingen rond de Nieuwe Waterweg! En daarmee de toename van het aantal kubieke meters zoetwater dat per seconde ongebruikt in zee stroomt tot wel 800 m3 toe.

Vanaf eind vijftiger jaren van de vorige eeuw tot 1968 zijn er belangrijke ontwikkelingen geweest die de zoetwatervraag om de verzilting via de Nieuwe waterweg tegen te gaan hebben doen toenemen van circa 300 m3/s naar circa 700/800 m3/s. De uitbreiding van het havenareaal (Europoort, Botlekhavens, Eemhaven) en de verdieping van de vaarweg naar deze havens, alsmede de verdieping van de oliegeul vanuit zee naar de monding van de Nieuwe Waterweg hebben het vloedvolume toen enorm doen toenemen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de rivier zich aangepast heeft aan het toegenomen getijvolume op het traject van de rivier tussen de mond en de desbetreffende havens. Hierdoor ontstond een verdieping van de rivier in de periode 1958/1964 van circa 2 meter door een proces van terug schrijdende erosie op het traject Hoek van Holland – Maassluis. De verwachting in 1968 was dat dit proces voort zou gaan. Als aanpassing op dit proces werd de norm van het chloridegehalte ter hoogte van de Parkhaven (300mg/l) losgelaten en de toetsingsplek werd verlegd naar de mond van de Hollandsche IJssel en het advies gegeven: “de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg te verhogen en vast te leggen.” (Bron: “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968).

Wie zijn de slachtoffers van deze zoetwaterhonger van de Nieuwe Waterweg. De boeren en tuinders van Zuid-Holland, Zeeland en West-Brabant en de drinkwaterleidingbedrijven in laag Nederland en daarmee alle consumenten van dat drinkwater. Zij lijden de schades veroorzaakt door de verzilting in de vorm van mindere opbrengsten en hogere kosten. Natuurlijk erken ik dat Rotterdam en zijn havens voor de BV Nederland van onschatbare waarde zijn. Maar het jaar na jaar afwentelen van de verziltingproblemen op boeren, tuinders en drinkwaterbedrijven en het laten verzilten van zoete natuurgebieden zoals laagveenmoerassen kan niet blijven voortduren. Het gat dat de Nieuwe Waterweg heet, moet vergaand gedicht worden. Door sluizen die, als er gebrek is aan zoet water, geschut kunnen worden en door maatregelen, die al in 1965 en 1968 werden genoemd als alternatieven, zoals het verhogen/vastleggen van de bodem van de Nieuwe Waterweg eventueel met een drempel en luchtbellenschermen, die nu nog steeds als innovatief door Rijkswaterstaat worden betiteld maar in 1968 al in de grote schutsluizen te IJmuiden werden gebruikt (bron: pagina 33 “De waterhuishouding van Nederland”).

Ons Water heeft al jaren de wens te komen tot een sluizencomplex in de Nieuwe Waterweg. Zo schreef Ons Water in april 2009 een brief aan de Tweede Kamer met onder andere de tekst: “Geachte volksvertegenwoordigers, bezint eer gij begint met maatregelen die grote, niet te overziene gevolgen hebben voor onze land- en tuinbouw, drinkwatervoorziening en industrie en daarmee voor het economisch fundament van onze samenleving. Bekijk of andere meer duurzame oplossingen geen alternatieven bieden en tegelijkertijd de zoetwatervoorziening voor alle belanghebbenden zeker stellen. Geen uitvoering van het Kierbesluit en geen verzilting van het Volkerak-Zoommeer. Pak het ‘lek’ op de Nieuwe Waterweg aan. Maak nu reeds, en niet pas na 2050, een sluisvoorziening die bij geringe rivierafvoeren gebruikt kan gaan worden en gebruik rivierwater om ook andere wateren, bij voldoende afvoer, zomer en winter door te spoelen.”

Maar er zijn ook waarschuwingen van latere datum. Na de hoge waterstanden in de jaren negentig is er een commissie aan de slag gegaan om integraal het gewenste waterbeheer voor de 21e eeuw in beeld te brengen, te weten de commissie Tielrooij, in opdracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Unie van Waterschappen. In een betoog, dat ik als statenlid in 2003 hield, ging ik in op de rapportage van de commissie Tielrooij

De rapportage van die commissie “waterbeheer voor de 21e eeuw (WB21)” (.pdf) gaat niet alleen over een teveel aan water, maar behandelt nadrukkelijk ook de beschikbaarheid in relatie met de behoefte aan zoet water. Door de ontwikkelingen in klimaat, bodemdaling en zeespiegelstijging, alsmede veranderingen in het beheer en gebruik van de bodem, veranderen de beschikbaarheid en de behoefte aan zoet water. WB21 zegt daar op een aantal plaatsen iets over. Het meest markant en helder op pagina 72 van het basisrapport: “Specifiek voor Laag Nederland speelt het probleem van de verzilting. Door de zeespiegelstijging en de bodemdaling neemt de verzilting toe in de lage polders langs de kust in Zuidwest Nederland, achter de Hollandse duinenrij. Dit zal consequenties hebben voor het grondgebruik, met name voor landbouw en natuur. Door toenemende verzilting en drogere zomers zal de vraag naar zoet water voor doorspoeling en beregening in West Nederland toenemen. De aanvoer van zoet water zal echter juist afnemen. In Zuidwest Nederland zal de beschikbaarheid van zoet water in toenemende mate een knelpunt worden voor de daar aanwezige glastuinbouw, vollegronds-tuinbouw, bollenteelt en ook de akkerbouw. De commissie wil daarom aandringen op het aanleggen van zoetwatervoorraden binnen de regio’s. Ook de verdeling van rivierwater over diverse watervragers verdient een kritische afweging”, einde citaat WB21.

WB21 gaf duidelijk aan dat er zoetwater tekort dreigde voor grote delen van het beneden rivierengebied. “De huidige watertoevoer van het Lek-Waal-Maas-systeem gaat, ingeval van normale en geringe toevoer, vrijwel uitsluitend via de Nieuwe Waterweg naar de Noordzee. Onvoldoende wordt er beseft, dat de rivierafvoeren in de zomer af zullen nemen ten opzichte van wat we gewend zijn. De zomers in West Europa worden de laatste jaren droger en de verwachting van klimatologen is dat dit proces van klimaatverandering doorgaat. Niet alleen de Maasafvoer vermindert in de zomer, ook het karakter van de Rijn verandert. Door het proces van terugtrekkende gletsjers (reeds ca. 100 jaren aan de gang, maar de afgelopen decennia versnellend) wordt de Rijn steeds meer regen- en steeds minder smeltrivier en daardoor minder afvoer in de zomer. Het proces van minder afvoer wordt in toenemende mate versterkt door een ander gebruik van het rivierwater. Niet alleen in Nederland zal steeds meer grondwatergebruik voor drinkwater en industrie omgezet worden in water gewonnen uit de rivier en andere oppervlaktewateren.

Ook bovenstrooms gaat dit proces door. Ook de landbouw zal door de drogere zomers meer water uit de rivieren betrekken. Kortom, het is zeer de vraag hoeveel water minimaal onze grenzen zal bereiken. Met name de waterverdeling van de Rijn, Overijssel, Lek en Waal kan vanwege de eisen van de scheepvaart de hoeveelheid water voor het doorspoelen van onze wateren wel eens (ver) onder het vereiste minimum drukken.

Tot zover de schets van het waterbeslag, waarop we als drie provincies geen invloed hebben, maar die wel duidelijk maakt dat het zomers knijpen wordt om, zonder hydrologische ingrepen, de huidige watervoorziening voor scheepvaart, industrie, landbouw en drinkwater zeker te stellen. Voldoende zoet water op ieder moment is geen vanzelfsprekende zaak.” Aldus mijn betoog in 2003.

Het wordt tijd dat de landelijke politiek zijn werk gaat doen en door krijgt dat vanaf eind jaren vijftig van de vorige eeuw de rest van Nederland gebruikt wordt als zoetwaterleverancier voor de eeuwig hongerige Nieuwe Waterweg. Rotterdam moet ophouden de problemen die haar havenactiviteiten veroorzaken af te wentelen op de rest van Nederland.

Eerder schreef ik het artikel “de honger naar zoet water” met daarin een advies uit 1968: “de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg te verhogen en vast te leggen.”

En dan liggen er nog de motie Geurts uit november 2014 en de brief van de deskundigen: Ir. F. Spaargaren, Prof. Ir. K. d’Angremond, Ir. A.J. Hoekstra, Ir. J.H. van Oorschot, Ing. C.J. Vroege en Prof. Drs. Ir. H. Vrijling, met een helder advies: “Wij zijn van oordeel dat voor het verzekeren van de gewenste veiligheid, een robuuste zoetwatervoorziening en het tegengaan van verdere verzilting, de sluizen in 2050 dienen te zijn gerealiseerd. Gezien de lange procedure tijd en de bouwtijd moet ons inziens rond 2020 een principe beslissing worden genomen.”

De laatste twee zomers en mogelijk vele toekomstige zullen steeds meer gaan lijken op De hondsdagen van 1976“. Tevens wordt duidelijk dat het verzilten van het Volkerak-Zoommeer systeem het domste is wat denkbaar is. Nu kan dit zoete water nog gebruikt worden door de landbouw in grote delen van West-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland. Wel dient dan de sluipende verzilting snel gestopt te worden door doorspoelen en door het reeds decennia uitgestelde onderhoud aan de sluizen omgaand ter hand te nemen, zodat deze rijke bron van zoete welvaart behouden blijft. De droogte laat ook zien dat het gat, dat Nieuwe Waterweg heet en circa 800 kubieke meter zoet water per seconde verspilt, gedicht moet worden. De honger naar zoet water moet gestild worden door nu eindelijk te gaan werken aan sluizen in de Nieuwe Waterweg die bij een oplopend tekort aan zoet water gedicht kunnen worden.

De droogte van nu is niet uitzonderlijk en is reeds vele jaren voorspeld. Alleen de politiek kiest er al jaren voor niet te luisteren naar de deskundigen die al jaren aan geven wat zou moeten gebeuren. Dat kan en moet veranderen!

 

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 184: PROGRAMMATISCHE AANPAK STIKSTOF (PAS)


 

| OVER WATER 184: PROGRAMMATISCHE AANPAK STIKSTOF (PAS) |

 

Ik vraag mij steeds meer af, hoe het toch komt dat de massa van onze bestuurders (ministers, gedeputeerden, wethouders) en de gekozen volksvertegenwoordigers (Kamerleden, Statenleden en Raadsleden) niet bij machte zijn, de consequenties van hun beleid en hun handelen te overzien. 
 
Nu de algehele verbijstering over het besluit van de Raad van State inzake de PAS! Gezegend is dit land, dat wij een onafhankelijke rechtspraak kennen. Steeds opnieuw vervallen onze bestuurders in dezelfde fout. Er wordt beleid vastgesteld om de ‘lieve vrede’ te bewaren en daarna zoekt men uitvluchten en wegen om dat beleid toch vooral niet uit te hoeven voeren. Met andere woorden: op papier zijn we heilig en daarna belazeren we de boel weer en zijn we weer gewoon schijnheilig. En de kiezer doet graag mee in dit spelletje van de ‘kleren van de kiezer’. De meesten stemmen op de prachtige oneliners om daarna het gewoon te vinden dat de maskerade van niets of weinig doen gewoon door gaat. 
 
Op 1 juli 2015 trad de huidige PAS-regeling in werking en werd ook het programma 2015-2021 gestart. Het doel was te komen tot herstelmaatregelen om de natuur bestendiger te maken tegen een overbelasting van stikstof, door bijvoorbeeld stikstofrijke grondlagen te verwijderen. Te beginnen met geen groei meer van de stikstof uitstoot door bedrijven, vervoer, landbouw enz. Kortom: het standstilprincipe. Er was gezocht naar een goede werkbare aanpak. Simpel samengevat: er moest ruimte voor uitstoot gecreëerd worden, door bijvoorbeeld saneringen/bronmaatregelen en de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden. Ook toen waren er ‘bewindslieden’ die net als de kersverse gedeputeerden van GroenLinks in Noord-Brabant riepen: “We zoeken manieren om toch te kunnen bouwen” en “Brabant gaat echt niet op slot”. Die werden gevonden door plannen te maken voor reductie en alvast die ruimte, die nog gecreëerd moest worden, in te vullen. Pas in 2021 moest de som immers weer op nulgroei van de uitstoot aan stikstof uit komen. Het heilig geloof in de vooruitgang en toekomstige innovaties (straks kunnen we alles beter) deed de rest. Nu bouwen! Nu nieuwe wegen! Nu nieuwe bedrijven! Nu meer vee! Nu meer productie! NU MEER STIKSTOF! Straks zien we wel!
 
In maart 2016 bezocht ik een symposium over de PAS in het Provinciehuis in Den Bosch. Ik schreef er toen over in Over Water 34: “Een heel informatieve bijeenkomst”. Maar die ook laat zien dat er op het gebied van de beperking van de stikstofuitstoot (stikstofnitraat, stikstofnitriet, ammonia en stikstofoxiden) nog heel veel moet gebeuren en dat de druk om tot daden te komen hoog is. Op basis van de natuurbeschermingswetgeving is feitelijk in veel gebieden geen ontwikkeling van nieuwe economische activiteiten die leiden tot extra uitstoot meer mogelijk. De provincie erkende, bij monde van één van de presentatoren, dat door het (beperkt) toestaan van een aantal nieuwe activiteiten, middels deze stikstofuitstoten, een hypotheek wordt genomen op de toekomst. Vandaar dat een fors aantal maatregelen tussen nu en 2021 genomen moeten worden om de belasting/gevolgen van/op een aantal Natura 2000 gebieden terug te brengen.” “De maatregelen zijn nodig, omdat anders veel gebieden rond deze Natura 2000 gebieden in 2021 economisch op slot gaan.”
 
In een BSD-nieuwsbrief in april 2016 schreef ik wederom over de noodzaak met de reductie aan de slag te gaan.  
 
In juni 2016 verscheen “Zover het eigen instrumentarium reikt”(.pdf). Een onderzoek naar de positie van de provincie Noord-Brabant en de Noord-Brabantse waterschappen bij de realisatie van de kaderrichtlijn waterdoelstellingen (KRW) met bijzondere aandacht voor de omgevingswet. 
 
In Over Water 51 schreef ik over wat mij in dat onderzoeksrapport het meest verontruste, hetgeen te lezen was op pagina 90 : “Met name een vergunning voor een bestaande activiteit (vanwege het verlopen van de huidige vergunning) waarbij een belasting wordt toegelaten die boven de in het waterplan voor het waterlichaam verankerde stikstofwaarde is gelegen, kan een probleem vormen wanneer de kwaliteit van het oppervlaktewater onvoldoende is en niet kan worden aangetoond dat de betreffende waarde en daarmee de vereiste fysisch chemische kwaliteit wel gehaald zal gaan worden. In een dergelijk geval is verdedigbaar dat de vergunningverlening het realiseren van de KRW-doelstelling in de weg kan staan, waarmee vervolgens verdedigbaar is dat de vergunning moet worden geweigerd. Er is derhalve wel sprake van een ‘op slot-risico’, vooral omdat er in bepaalde waterschappen inderdaad vergunningen zijn en worden afgegeven die lozingen toestaan die leiden tot stikstofconcentraties die substantieel boven de KRW-stikstofwaarde van de betreffende waterlichamen liggen”. Toen was mijn conclusie al; “Een ‘op slot-risico’ voor een bestaande activiteit kan enorme gevolgen hebben, ook op de werkgelegenheid!” “Gecombineerd met de PAS-doelstellingen/maatregelen, liggen hier reële risico’s voor economische schades als er te weinig invulling wordt gegeven aan de KRW-doelstellingen en de terugdringing van de huidige stikstofbelasting van het milieu.”
 
In het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) Midden-Brabant heb ik in december 2016 nadrukkelijk het achterblijven van de PAS-doelstellingen onder de aandacht van gedeputeerde Erik van Merrienboer gebracht en de mogelijke gevolgen daarvan voor de plannen van de gemeente Waalwijk. Met de bemerking: het kan immers niet zo zijn dat belangrijke economische ontwikkelingen, die van belang zijn voor de arbeidsmarkt, geblokkeerd zouden kunnen worden, omdat de realisering van de PAS-doelstellingen achterblijven.
 
In juni 2017 heb ik RRO-vergadering van de regio Hart van Brabant met onder andere: de actualisatie prioritaire projectenlijst PAS, die van gemeentewege vooral de insteek had de PAS ‘ruimte’ te benutten, heb ik wederom aandacht gevraagd voor: het middels maatregelen ten behoeve van de natuur, PAS ‘ruimte’ te creëren. 
 
Steeds ben ik mij ervan bewust dat iedere uitbreiding of in gebruik neming van een bedrijf PAS-ruimte vergt. In juni 2018 was mijn vraag in een brief aan het college van B&W van Bergen op Zoom dan ook: “Is de voor het bouwen en de ingebruikname van de nieuwe containerterminal benodigde PAS-ruimte door de provincie al geborgd toegezegd?”
 
In Over water 152 schreef ik: “De natuur in Brabant heeft te lijden onder een teveel aan stikstof. Dit wordt vooral veroorzaakt door de industrie, verkeer en door landbouwactiviteiten. Noord-Brabant wil graag mooie natuur en een sterke, zichzelf ontwikkelende economie. Meer economische ontwikkeling betekent echter ook meer stikstofuitstoot. Dit is niet goed voor de natuur. Natura 2000-gebieden, zoals de Westelijke Langstraat, hebben veel last van te veel stikstof. De provincie Noord-Brabant heeft daarom een PAS-project voor Noord-Brabant gestart waar de Westelijke Langstraat een onderdeel van is.” Het Algemeen bestuur van het Waterschap Brabantse Delta stelde in april 2018 dan ook een krediet vast van 19 miljoen ter realisering van dat project. Mijn commentaar op de vaststelling van dat krediet Over Water 134; “Als DB lid heb ik hier veel uren ingestoken. Het doet mij dan ook deugd dat dit krediet van 19 miljoen met algemene stemmen door het AB ter beschikking is gesteld. Nu komt het op een tijdige uitvoering aan om op tijd aan de eisen van de PAS te gaan voldoen.”  
 
CONCLUSIE
De afgelopen jaren heb ik keer op keer aandacht gevraagd voor het te weinig creëren van PAS-ruimte en het wel nemen voor een hypotheek op de toekomst, door makkelijk vergunningen verlenen op basis van een ‘ruimte’ die er niet is. Ook met meldingen voor een ‘gering beslag’ op PAS-ruimte werd wel heel makkelijk, door vragers en verleners, omgegaan.
Al die krokodillentranen nu, over het besluit van de Raad van Staten, maken op mij dus geen indruk. Laat staan dat ik iets begrijp van de moraliteit van een GroenLinks gedeputeerde die een manier zoekt “om toch te kunnen bouwen”. Die hoef je niet te zoeken. Die was er in 2015 al. De maatregelen nemen die voor reductie van de stikstofuitstoot zorgen. Niet straks maar nu. De afgelopen jaren was er geen sprake van nulgroei, maar van een verdergaande groei van de uitstoot stikstofverbindingen. Wat nu? Ophouden met voor je uitschuiven van de passende maatregelen rond de PAS en de KRW; ga nu eens niet voor herverkiezing als prioriteit één, maar voor de juiste maatregelen. Dan kan Nederland, maar ook de natuur weer verder bouwen aan een gezonde toekomst.  

 

Louis van der Kallen

 


VERANDERENDE TIJDEN

 


 

| 24-06-2019 | 13:50 uur |

|  SCHOUWEN |

Afgelopen maand is het nieuwe algemene bestuur van het waterschap Brabantse Delta, als onderdeel van het inwerkprogramma op excursie geweest. Vroeger noemde we dat in waterschapkringen een schouw! We schouwde (bekeken) wat de situatie was. Bij z’n schouw presenteerden het waterschap en haar medewerkers zich aan het bestuur en lieten zich van de beste kant zien. Zodat alles er tiptop uitzag. Dat bleek nu toch wel iets anders. Bij het eerste te schouwen object, een stuw in de Mark, een kapotte/verbleekte peilschaal grotendeels bedekt met bruine aanslag!

Daarna met de bus naar Oosterhout waar de openbare ruimte van o.a. de Hildebrandlaan was vergroend. Een prachtig gemeentelijk project om de bebouwde omgeving meer klimaatbestendiger te maken. Jammer alleen dat ondanks de vele openbare parkeerplaatsen de burgers niet mee genomen zijn om hun gronden wat minder versteend te maken!

Toen in Oosterhout naar de inlaatduiker die in tijden van droogte het Mark/Vlietsysteem van zoetwater van uit het Wilhelminakanaal kan voorzien. De omgeving was niet bepaald schoongemaakt nu het bestuur de boel kwam bekijken! Dat was vroeger wel anders! Daarna voorzag het programma in een bezoek aan de Marksluis. Vroeger zou dit ‘hoge’ bezoek verwelkomt worden door een medewerker van Rijkswaterstaat die met trots en trillende stem de bezoekers welkom zou heten en ZIJN sluis, het ‘mooiste’ waterstaatkundige werk waar Nederland trots op mag zijn, later zien. Niets van dat al! De poort werd voor de neus van de bezoekers gesloten en op slot gedaan. De tijd van een medewerker zat erop. De bezoekers mochten van achter het hek de uitleg krijgen van een waterschapmedewerker over hoe ‘goed’ het waterschap met Rijkswaterstaat wel samenwerkte! Dit soort sluizen die vroeger vrij toegankelijk waren zijn verboden gebied verklaard voor onbevoegden. Inclusief de bedreiging met artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht. Er moest maar met Maasbracht gebeld worden met het Nautisch Centrum.

Het enige goede voor mij als Bergenaar was dat het hekwerk dat deze ‘onbevoegden’ buiten hield gemaakt was door Hekbouw een Bergs bedrijf.   Vroeger kon ik nog met mijn zoon of een paar opa zeggers Neerlandstrots bezoeken en hun laten proeven aan de prachtige/machtige werken die de waterbouwers die Nederland maakten tot stand hadden gebracht en dit kleine landje ‘groot’ hadden gemaakt. Nu zijn zelfs de bestuurders van een waterschap al niet meer welkom! De tijden zijn veranderd!

 

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 183: WATER EN CULTUURHISTORIE

 

| 02-06-2019 | 08.14 uur |


 

OVER WATER 183: WATER EN CULTUURHISTORIE

 

 

Ik lees veel tijdschriften, waarin ik soms iets leerzaams tegen kom over water. Deze maand was dat het januari nummer van het tijdschrift van de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed. De kop was “Historische kaarten helpen bij overlast”. Met als inleiding: “Last van te veel water in de stad? Of juist te weinig? Kijk dan eens op oude kaarten hoe de grachten vroeger liepen. Grote kans dat gedeeltelijk herstel van de historische waterhuishouding de problemen helpt oplossen”. Het artikel is geschreven door Hanna Pennock, Menne Kosian en Ellen Vreenegoor.

De schrijvers maken duidelijk dat in historische kaarten van oude watersystemen veel logica te vinden is, die bruikbaar kan zijn bij de aanpak van kwetsbare locaties. Gemeenten moeten kwetsbare locaties in beeld brengen als het gaat om wateroverlast, hitte en droogte. Binnen het Deltaprogramma heef het Rijk hiervoor een stresstest ontwikkeld.

In het artikel pleit De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed er voor cultuurhistorische en bodemkundige informatie in deze test te betrekken. Het erfgoed biedt kansen. Cultuurhistorische kennis is wezenlijk om de logica van oude watersystemen te ontrafelen en zo knelpunten en kansen in beeld te brengen. Veel knelpunten van nu, zoals wateroverlast of het gebrek aan water, lijken te worden veroorzaakt door het veronachtzamen van oude structuren. Vrijwel al onze steden zijn in de middeleeuwen aan waterlopen of rivieren ontstaan. Sindsdien is er veel veranderd. Van oudsher speelden de bodem en het water een grote rol in de keuzes die we maakten. Oude systemen kunnen nog altijd een rol van betekenis spelen. Kennis over het verleden kan dan ook inzicht bieden in het watersysteem en aanknopingspunten voor toekomstige oplossingen. Soms zijn plekken kwetsbaarder geworden, omdat er niet altijd optimaal in de waterhuishouding is ingegrepen. Daarom kan cultuurhistorie een aanvullende kennisbron zijn bij de klimaatstresstest. In het artikel wordt verwezen naar een studie van historische kaarten van Hoorn. Er werd aan het licht gebracht dat er in Hoorn van oudsher drie verschillende watersystemen waren, met drie verschillende waterpeilen.

Bij de herinrichting van het stationsgebied kan daar rekening mee gehouden worden om te voorkomen dat de stad nieuwe problemen met de waterhuishouding krijgt. Een ander in het artikel beschreven voorbeeld, betrof het oude centrum van Lith. Oude kennis bracht de oplossing voor een water op straat probleem. Ook studies van historische kaarten rond Weert.

Op de site www.topotijdreis.nl is te zien wat er de laatste 200 jaar ook in uw plaats met water en bebouwingen is veranderd. Soms levert oude wijsheid mogelijke oplossingen voor het teveel of te weinig water. Onze voorgangers waren zo gek nog niet. Verdedigingswerken, keermuren, sluizen en watermolens werden vrijwel altijd op de meest geschikte plek gebouwd. Koppel deze informatie aan gegevens over de ondergrond en aan klimaatscenario’s van www.klimaatefectatlas.nl en met de kennis die er binnen de gemeente en het waterschap is, dan komen er meer oplossingsrichtingen om te komen tot een beter functionerende waterhuishouding binnen handbereik.
De Rijksdienst heef één en ander uitgewerkt in een brochure; “Cultuurhistorie als kennisbron voor de klimaatstresstest”. Het is het lezen zeker waard!

Louis van der Kallen

 

 


OVER WATER 182: IK BEN NIET REKKELIJK

 

| 05-05-2019 | 14.15 uur |


 

OVER WATER 182: IK BEN NIET REKKELIJK

 

Over water 181 OVER TROTS EN SCHAAMTE van vorige week leverde een aantal reacties op die mij er toe brengen tot een nadere duiding van mijn stelling dat het opstellen van een ‘handreiking’ inzake klimaatadaptatie, door de RKC van het waterschap Brabantse Delta, volstrekt haaks staat op de in artikel 2 van de Verordening rekenkamercommissie waterschap Brabantse Delta omschreven “taak van de commissie”. “De commissie doet onderzoeken naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het waterschapsbestuur gevoerde beleid en bestuur.” Artikel 2 van de verordening en artikel 182 van de Gemeentewet (“De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur”) zijn gebiedend (“de commissie doet onderzoeken”) en (“de rekenkamer onderzoekt”) en limiterend (‘naar gevoerde (beleid en) bestuur’).

Er zijn ook andere geluiden. De VNG stelt bijvoorbeeld dat onderzoek naar toekomstig beleid wel zou kunnen, als een goede voorbereiding van het beleid bijdraagt aan de effectiviteit van het beleid. De Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) stelt dat de wet onderzoek naar toekomstig beleid niet verbiedt en dat steeds meer rekenkamers dit doen. Ik ben het daar niet mee eens. In mijn beleving moet ieder woord in wet- en regelgeving serieus worden genomen. Dus ook het limiterende woord “gevoerde”. Dit is niet voor niets opgenomen en gesteld in de verleden tijd. Dat steeds meer rekenkamers wel onderzoek doen naar toekomstig beleid is voor mij geen valide argument. Als anderen een wet overtreden zonder dat de overheid ingrijpt, mag dat voor een rechtschapen burger geen rechtvaardiging zijn dan ook maar de wet te overtreden. Juist van overheden of aan overheden verbonden organisaties mag verwacht en geëist worden dat zij de wet naar geest en letter volgen. Het niet volgen van de wet door overheden, ondermijnd ‘de overheid’.
Ik verbaas mij keer op keer dat het argument gebruikt wordt: ”Er loopt de discussie over” of ”de wet wordt binnenkort wel aangepast”. Burgers en overheden dienen te handelen naar de op dat moment geldende wet- en regelgeving. Soms wordt de status van degenen die er over discussiëren gebruikt om het niet volgen van de wet te onderbouwen. De VNG, de NVRR, hoogleraar X, jurist Y, enz. Het zal mij ‘worst wezen’ wie iets betoogd. Als de 150 plus 75 in Den Haag een wet hebben vastgesteld, of de Staten, een gemeenteraad of een algemeen bestuur van een waterschap een verordening, is een wettelijke regeling gewoon geldig tot hij word ingetrokken of veranderd.

Al die personen die over bestaande wetgeving wel of niet zinnige, rechtvaardige of goede dingen zeggen, zijn niet de wetgever! Ze gaan er niet over. Het ‘ik wil er wel een uurtje over praten’ van de dijkgraaf in het AB van 24 april is aan mij niet besteed. Ik ben niet rekkelijk! Ik zal de geldende wettelijke bepalingen volgen en verwacht dat ook van een Kroonbenoemde dijkgraaf. Hij is net als een burgemeester of Commissaris van de Koning de representant van de Kroon. Staatsrechtelijk is zijn taak mede te zorgen dat het handelen van een AB conform wet- en regelgeving is. Artikel 2 van de verordening is niet vrijblijvend. Het artikel is, net als de hogere wetgeving waarop het is gebaseerd, gebiedend en limiterend. Een overheid die zijn billen afveegt aan wet- en regelgeving ondermijnd daarmee het eigen gezag en ook het gezag van de wetgever.

Een RKC die zich met toekomstig beleid gaat bemoeien handelt niet alleen in strijd met de wet- en regelgeving, maar komt ook in een mijn inziens ongewenste rol terecht. Zij wordt in zekere mate medeverantwoordelijk voor het beleid dat zij mogelijk in de toekomst zou willen onderzoeken.

     

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 181: OVER TROTS EN SCHAAMTE

 

| 27-04-2019 | 9.30 uur |


 

OVER WATER 181: OVER TROTS EN SCHAAMTE

 

Afgelopen week werd het bestuursakkoord “Samen beter” gepresenteerd en unaniem door het Algemeen Bestuur (AB) aanvaard. Ik mocht daar als onderhandelaar van Ons Water een bijdrage aan leveren. Dat bestuursakkoord bevat alle punten die Ons Water belangrijk vindt. Ook werd er weer één fractie gevormd met West-Brabant Waterbreed, zodat een traditie, die vanaf de totstandkoming van het waterschap Brabantse Delta bestaat, werd voorgezet. Wij zijn daarmee vanaf 2009 de grootste fractie in het Algemeen Bestuur. Nu voor het eerst leveren wij in de persoon van Niels Mureau de eerste loco. Een moment van trots.

Het duurde echter nog geen half uur of de schaamte nam het over. De rekenkamercommissie (RKC) gaat in 2019 als onderzoeksonderwerp een ‘handreiking’ maken inzake klimaatadaptatie. Dit staat volstrekt haaks op de in artikel 2 van de Verordening rekenkamercommissie waterschap Brabantse Delta omschreven “taak van de commissie”. “De commissie doet onderzoeken naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het waterschapsbestuur gevoerde beleid en bestuur.” Een handreiking is GEEN toets van het GEVOERDE beleid. Geen versterking van de controlerende taak van het AB, maar suggesties voor “bestuurlijke beslispunten”. Hiermee gaat de RKC feitelijk op de stoel van de dijkgraaf zitten die ‘klimaat’ in zijn portefeuille heeft. Hij heeft klaarblijkelijk, naar het inzicht van de RKC, hulp nodig. Beleidsvoorbereiding is een taak van het ambtelijk apparaat. Klaarblijkelijk denkt de RKC dat onze beleidsambtenaren niet in staat zijn om op het vlak van klimaatadaptatie hun werk goed te doen en het AB tijdig de geschikte “bestuurlijke beslispunten” voor te leggen! Voor mij was het gestelde onderzoek dan ook volstrekt strijdig met de taak van een RKC, die geborgd is in onze verordening en in de wetgeving waarop de verordening indirect is gebaseerd. De Waterschapwet kent geen vergelijkbaar artikel als artikel 182 van de Gemeentewet. “De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur.” RKC’s of Rekenkamers zijn voor waterschappen dan ook niet verplicht. Toch was het bij de start van onze RKC in 2009 de bedoeling om in deze de intenties van de wetgever de opstelling van de Gemeentewet te volgen. Versterking van de controlefunctie van het AB. “De rekenkamercommissie maakt onderdeel uit van een palet aan controle-instrumenten die in combinatie met elkaar moeten leiden tot een beter functionerend en transparanter waterschap“, aldus de adviesnota aan het AB in december 2009. Artikel 109a lid 1 van de Waterschapswet luidt: “Het dagelijks bestuur verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur” dit artikel werd mede als kapstok gebruikt bij de instelling van onze RKC. Ook hier weer onderzoek naar het gevoerde bestuur!

Onze RKC veegt met haar ‘handreiking’ de billen af met onze verordening en de Kroon benoemde portefeuillehouder ‘wil er wel een uurtje over praten’! De ‘wetsovertreders’ werden zonder problemen met grote meerderheden herkozen. De recent afgelegde Eed of Belofte: “Ik zal trouw zijn aan de grondwet en de overige wetten van het rijk” was daarvoor geen belemmering. Die zal, in hun ogen, vast niet gelden voor onze eigen ‘wetten’ de verordeningen. Voor mij rest ten aanzien van onze RKC alleen het budgetrecht. Ik zal vanaf nu, tot de opheffing van de RKC dan ook tegen de begroting stemmen.

Maar dat was niet mijn enige frustratie. De stemming en de aanloop daartoe over de vervulling van de twee vacatures voor de RKC heeft mij in retroperspectief veel geleerd. Toen ik afgelopen dinsdagavond in de rondvraag van de onderhandelingen vroeg waarom op de agenda van het AB bij het agendapunt “benoeming 2 leden Rekenkamercommissie” stond: “de twee voordrachten voor deze commissie vinden plaats na de formatie onderhandelingen” en er niet gewoon de volgende dag gekozen kon worden tussen de kandidaten werd mij door een ambtenaar verteld dat die formulering een vergissing was. Tijdens het AB bleek dat het in de ogen van de dijkgraaf geen vergissing was, want hij drong aan op uitstel en overleg over de voordracht. Ik had dus een onwaarachtig antwoord gekregen.
Ook van een fractiegenoot kreeg ik de bemerking dat hij de stemming had gepeild en ‘ze’ zouden massaal op …… stemmen. De suggestie waarom stemmen als je zeker kan weten dat je verliest. Mijn benadering is dat stemmen altijd nuttig is. Als is het maar om de irritatiegraad te meten. Ik werd weggevaagd. 7 tegen 20. Was het alleen de irritatiegraad? De andere uitslag was nog betekenisvoller.
De partijen die in het DB zitten hadden, op Ons Water/Waterbreed na, zonder uitzondering op één en dezelfde kandidaat gestemd. De DB partijen hadden feitelijk bepaald wie voor de niet DB partijen in de RKC zou gaan zitten. Een ‘aparte’ denkwijze over ‘samen beter’. Oorzaak/motivatie? Het is gissen. Maar het lijkt op angsthazerij. Vooral geen kritisch/deskundig AB lid van buiten de coalitie erin. Ze zouden eens de uitvoering van het beleid kunnen gaan onderzoeken en punten ter verbetering aandragen.

Voor mij is het helder:
– nu ik, noch een ander, de RKC van binnenuit kan gaan bijsturen,
– een ruime meerderheid van het AB de billen afvegen aan de verordening normaal vindt,
Рcoalitiepartijen geco̦rdineerd uitmaken wie van de niet coalitie leden in het RKC mag (het is handelen naar de letter van een goede gewoonte, helaas niet naar de geest er van),
– de dijkgraaf, het als Kroon benoemde, acceptabel vindt dat de verordening wordt genegeerd.
– kwaliteit en inhoud naar het schijnt ondergeschikt zijn aan het beheersen van onderzoekuitkomsten,
– er onmiskenbaar onderlinge afspraken zijn gemaakt over wie kiezen ‘we’ in de RKC,
kijk ik volstrekt anders naar de collega partijen die dit DB vormen.
Ik zal tegen de komende begrotingen stemmen. Vooralsnog enkel en alleen vanwege het budget voor een instituut dat zich niet aan onze verordening houdt. Ik zal coalitie-overleggen niet bijwonen, want ze kunnen ook, zo is gebleken stemmingen afstemmen zonder mij. Deelname aan bestuurlijke vernieuwingsbijeenkomst of een dergelijke werkgroep zal ik ook mijden. Samen? Deze periode, klaarblijkelijk niet!

Ik betreur ten zeerste dat noch de dijkgraaf, als portefeuillehouder klimaat, noch iemand anders van het DB duidelijk heeft gemaakt dat onze ambtenaren de primaire taak hebben het beleid voor te bereiden voor DB en AB en daartoe over alle daarvoor benodigde competenties in ruime mate beschikken. Het negeren van wet- en regelgeving en het negeren van de intenties van de wetgever ten aanzien van Rekenkameronderzoek vind ik verwerpelijk en kan, naar mijn gevoel, niet door een bestuur, wat de eed heeft afgelegd, afgedaan worden met ‘ik wil er wel een uurtje over praten’. De ‘zondaars’ werden beloond met herverkiezing.

Hoezo “Samen Beter” als je de aanwezige kwaliteit van de niet DB partijen niet wilt benutten. Je kan mij kwalificeren als een slecht verliezer, maar ik heb in alle RKC’s waarin ik mocht dienen, mij steeds krachtig geweerd tegen pogingen af te wijken van eerst beleid, dan uitvoering, dan toetsen van de uitvoering aan het beleid. Alleen in het geval dat het oude bestuur/ambtelijk apparaat door fusie niets meer kan leren van een rapport, waagde ik een enkele keer vooruit te kijken. Dat bleek vaker geen succes dan wel. Ik zal die benadering ook in het waterschap blijven vasthouden. Ik ben vast in de ogen van de geachte lezer gefrustreerd. Ik ben gewend verkiezingen te verliezen. Ik schaam mij voor het simpele feit dat ik niet in staat ben geweest mijn collega’s in te laten zien dat overtredingen van onze verordening ook iets zegt over hoe zij denken over onze voorgangers en onze wetgevers.
Als bestuurders zich al niet aan onze verordeningen houden hoe willen we dan onze ingelanden er toe brengen zich als ordentelijke burgers te gedragen? Voor degenen die hier misschien iets van willen leren lees eens het boek “Moreel leiderschap” van Alex Brenninkmeijer. Voor minder dan 20 euro kan er een wereld voor je opengaan. Nu de wereld lijkt open te staan voor de taal van de klassieke oudheid is mijn aanbeveling: verdiep je eens in Aristoteles zijn leer voor een goed openbaar bestuur, of Plato (Politeia/De Staat) en de begrippen logos, pathos en ethos.      

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 180: DE FINISH EN WAT IS ER VAN TERECHT GEKOMEN?

 

| 20-04-2019 | 11.00 uur |


 

OVER WATER 180: DE FINISH EN WAT IS ER VAN TERECHT GEKOMEN?

 

De finish

De afgelopen weken heb ik wekelijks verslag gedaan van de onderhandelingen om te komen tot een nieuw bestuursakkoord en een nieuw dagelijks bestuur. Eerst een analyse van de verkiezingsuitslag met de titel “Hoe verder”.  Toen een somber stuk vanwege de weinig realistische houding van de overwinnaar met de titel “Heroverwegen“. Daarna een verslag met de titel “Ze“, waarin ik uiting gaf aan mijn frustraties en aangaf wat voor Ons Water de belangrijkste elementen voor een goed bestuursakkoord zijn. In het artikel “Het vordert” heb ik aangegeven dat, na het gesprek tussen de lijsttrekker van de VVD en mij als lijsttrekker van Ons Water, er ook bij de VVD nu het gevoel is binnengekomen dat ‘de taken goed doen’ belangrijk is. De sfeer in de onderhandelingen was omgeslagen. De ‘inhoud’ stond in de verdere onderhandelingen centraal. Als sluitstuk deze week was de discussie over de financiën, dus de vraag welke tariefstijgingen zijn acceptabel? Ook nu bleek dat ook de VVD primair gaat voor ‘de taken goed doen’. Natuurlijk is het beperken van de tarieven voor iedere fractie de opgave voor de komende vier jaar. Maar de (nieuwe) uitdagingen, mede veroorzaakt door de veranderingen in het klimaat, kosten helaas geld. Dat zullen we de belastingbetalers uit moeten leggen. De voor Ons Water belangrijke zaken staan in het nieuwe bestuursakkoord. Natuurlijk hebben ook wij een aantal compromissen moeten sluiten. Maar de voor ons essentiële zaken zoals onder andere: de veiligheid van onze waterkeringen, aanpak van de achterstanden bij de rioolwaterzuiveringen en het baggeren van vaarwegen en legger waterengangen, alsmede het in overeenstemming brengen van de handelingspraktijk met de regelgeving middels de peilbesluiten, zitten in het nieuwe bestuursakkoord. Nu nog de laatste punten en komma’s en het nieuwe DB kan gekozen worden.
Ik hoop dat ons DB-lid, uit straks de grootste fractie, de eerste loco-dijkgraaf zal worden. Voor Ons Water is het niet alleen logisch dat de grootste fractie die levert, maar ook dat de eerste loco-dijkgraaf komt uit de door de kiezer gekozen fracties. In fracties die zuchten onder de tucht van de kiezer is sprake van meer politieke sensibiliteit dan onder de geborgde fracties die gefocust zijn op de belangen van de categorie die zij vertegenwoordigen. Juist die politieke sensibiliteit is nodig als de dijkgraaf vervangen moet worden. Het gezicht naar buiten van het waterschap in tal van contacten met samenwerkingspartners, zoals andere overheden en de media is, naar mijn inzicht, van groot belang. Ik hoop en vertrouw erop dat onder de nieuwe DB leden dat besef ook aanwezig zal zijn. 
De komende vier jaar zal Ons Water weer met West-Brabant Waterbreed één fractie vormen. Vanuit de kracht van het zijn van de grootste fractie zullen wij met ons zevental het functioneren van het nieuwe DB kritisch maar constructief volgen. De woorden zijn zo dadelijk op papier gezet en in de digitale cloud geslingerd. Nu de daden!

Wat is er van terecht gekomen?

Augustus 2000 kwam “waterbeleid voor de 21e eeuw” uit, het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw. In februari 2001 tekenden het Rijk, de Unie, de VNG en het IPO de Startovereenkomst waterbeleid 21e eeuw en in februari 2002 kwam “Waterbeheer 21e eeuw, WB21: aanleiding, afspraken en maatregelen” uit van de Unie. Met het in juli 2003 ondertekende Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) werd met de uitvoering een begin gemaakt. Via Teleac/NOT werd in 2001 middels acht televisieprogramma het ‘waterbeheer in de 21e eeuw’ uitgelegd. 

Wat is er sinds die tijd op het vlak van: normering, de watertoets, wateropgaven, deelstroomgebiedsvisies en de regelingen rond schade, schadevergoeding en verzekeringen feitelijk tot stand gekomen? Is bij de uitwerking in de stroomgebieden nu echt gekozen voor ruimtelijke maatregelen en is aan de drietrap (vasthouden, opvangen en dan pas afvoeren) consequent inhoud gegeven? Was indien er gekozen werd voor technische oplossingen de motivatie van de waterschappen adequaat en werd deze getoetst door de provincies en/of door het Rijk? Zijn er succesvolle stroomgebiedallianties tot stand gekomen? Wat was de schade van de droge zomer van 2018 geweest als de adviezen uit augustus 2000 al verregaand waren uitgevoerd? Bij de start in 2001 waren er nog 57 waterschappen nu nog 21. Wat heeft deze concentratie opgeleverd? En is er in de ‘baten’ een verschil in de gebieden waar waterschappen wel vergaand fuseerden en waar niet? Is het “waterbeleid voor de 21e eeuw” nu ook werkelijk leidend geweest in de aanpak van de in het advies gesignaleerde waterproblemen?

Dit zijn vragen die ik graag, in een onderzoek op Unie niveau, beantwoord zou willen hebben. Voor mij is het   “waterbeleid voor de 21e eeuw” bepalend geweest in mijn denken. De commissie onder voorzitterschap van oud-gedeputeerde Tielrooij kwam met een gedegen advies. Nu bijna 20 jaar later constateer ik, op basis van mijn waarneming, dat er door politici is gewinkeld in de aanbevelingen en de waan van de dag vaker leidend is geweest dan de adviezen van Tielrooij en zijn kompanen, terwijl de klimaatontwikkelingen aantonen dat de adviezen van bijna 20 jaar geleden op goede gronden waren gebaseerd.   

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 179:  HET VORDERT

 

| 13-04-2019 | 20.30 uur |


 

OVER WATER 179:  HET VORDERT

 

Ook de afgelopen week stond in het kader van de onderhandelingen over een nieuw bestuursakkoord en over de aard en samenstelling van een nieuw dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Maandagavond (8 april) had ik op suggestie van de informateur/formateur (Huub Hieltjes) een gesprek met Anco Sneep, de onderhandelaar namens de VVD, de winnaar met vijf zetels van de verkiezingen. Omdat de combinatie Ons Water/West-Brabant Waterbreed in het nieuwe Algemeen Bestuur (AB) de grootste fractie gaat vormen (zeven zetels) en Ons Water de tweede partij in grootte is achtte de  informateur/formateur het wenselijk dat de kou tussen Ons Water en de VVD uit de lucht zou gaan. Het was een goed gesprek, waarin ik helder heb gemaakt wat Ons Water wil. Het waren nuttige twee uren. Vanuit een bewust omgaan met de middelen moet er een omslag komen naar de (nieuwe) uitdagingen. Ik heb op een aantal punten aangegeven wat er, naar mijn inzichten, zou moeten gebeuren. Het betreft o.a.:  de aanpak van het achterstallig onderhoud/investeringen van/in de zuiveringen en het inlopen van de baggerachterstanden. Ook moet er op korte termijn meer inspanningen komen o.a. richting de Unie over de noodzakelijke inspanning rond de KRW. Wat is technisch haalbaar (dus moet) en wat is met de beste wil ter wereld niet haalbaar (dus moeten de doelstellingen daarop worden aangepast). Ook is mijn wens dat de portefeuille Financiën/Zuiveren, in het DB, uit elkaar wordt gehaald. Om meer evenwicht in het DB te krijgen.

Ik heb onderbouwd dat ‘de taken goed doen’ belangrijk is om de ‘opheffing bepleiters’ de wind uit de zeilen te nemen. Naar mijn informatie is de opheffingsdiscussie binnen de grote landelijke partijen verre van afgelopen. Ook zijn er binnen de landelijke partijen ideeën van een verdere opschaling van de waterschappen. Ik zie in dat kader veel parallellen met de ondergang van de regionale Kamers van Koophandel die uiteindelijk ontdaan werden van delen van hun taken en uiteindelijk in 2014 feitelijk werden genationaliseerd en ondergebracht bij het ministerie van Economische Zaken als ‘zelfstandig’ bestuursorgaan waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister (zie over water 177).

Veel landelijke politici snappen niets van de vaak grote tariefverschillen tussen de waterschappen. De  zeeklei waterschappen in Zuid- en Noord-Holland zijn soms drie keer zo duur als waterschappen op de hoge zandgronden. De regionale waterschappen opheffen en bijvoorbeeld onderbrengen in een landelijk ‘zelfstandig’ bestuursorgaan, waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister, zou voor de randstedelingen een halvering van de waterschapsbelastingen op kunnen leveren, terwijl de mensen die wonen in de voormalige Generaliteitslanden (Noord-Brabant en Limburg) dan circa twee keer zoveel zouden moeten gaan betalen.  Ook een verdere opschaling van de waterschappen kan grote gevolgen hebben voor de tarieven. Zo weet ik dat er binnen twee landelijke partijen gedacht wordt aan opschaling waarbij onder andere gedacht wordt aan de vorming van de delta waterschap bestaande uit de Brabantse Delta, Schelde Stromen, de Hollandse Delta, en de hoogheemraadschappen Delfland en Schieland en de Krimpenerwaard. Ik wil niemand bang maken maar, als uitgegaan wordt van de inwonergegevens en tarieven uit het Unie rapport “waterschapsbelastingen: klaar voor de toekomst”, komt er, na enig rekenwerk, uit dat de tarieven voor de inwoners van wat nu de Brabantse Delta dan met 76 % zouden stijgen. Voor de betalers in de categorie ongebouwd in ons waterschap gaan de tarieven dan met ruim 47 % omhoog. Tegelijkertijd dalen de tarieven dan fors in de drie Zuid-Hollandse waterschappen. Opheffing, maar ook een verdere opschaling, zou desastreus zijn voor de tarieven in wat nu het waterschap Brabantse Delta is. Die zorg is voor mij een voorname drijfveer in mijn aanpak van deze onderhandelingen. Voor wie meer wil weten over de opschalingsgeschiedenis van de waterschappen, van circa 3500 in 1850 naar 21 nu, lees dan een artikel wat Ons Water in april 2018 daarover publiceerde.

Na het gesprek heb ik het gevoel dat ‘de taken goed doen’ om de ‘opheffing bepleiters’ de wind uit de zeilen te nemen nu ook bij de VVD leider is binnengekomen. De inhoud van de twee onderhandelingsronden van deze week over het nieuwe bestuursakkoord waren een bevestiging van dat gevoel. Inhoud geven aan het bewustzijn de taken goed te willen doen kost wel geld. Als de inzet wordt de achterstanden bij zuiveren weg te willen werken en alleen de baggerachterstanden van vaarwegen weg te werken, is er zelfs bij tariefsverhogingen van 2,5 % bovenop de inflatie (het beleid van de afgelopen jaren) geen geld voor echt (nieuw) beleid. Het oude financiële beleid voortzetten is al een stevige breuk met de verkiezingsbeloften van veel partijen. Gezien de nieuwe opgaven, zoals klimaatadaptatie, is er ondanks de betere sfeer nog een onderhandelingsweg te gaan. Ons Water is bereid voortzetting van het oude DB te ondersteunen mits er een nieuw bestuursakkoord komt dat inhoud geeft aan de nieuwe uitdagingen. Maar zal kritisch zijn en een nieuw DB beoordelen op haar daden. Want Ons Water wil de veranderingen naar meer inhoud en minder gelddiscussies wel zien.

In de laatste onderhandelingsronde van afgelopen week heb ik wel een steen in het water gegooid. Al sinds mensenheugenis doet het waterschap Brabantse Delta het vaarwegbeheer op rivieren als De Mark/Dintel en de Vliet. Dat is eigenlijk een taak van de provincie. Nu staan er ten behoeve van de vaarwegbeheer veel investeringen op de rol. Ons Water vindt dat de provincie de benodigde gelden eigenlijk één op één moet bekostigen. Namens Ons Water heb ik dan ook om meer informatie gevraagd. Wat is de logica dat het waterschap meebetaald aan investeringen in een taak die formeel niet de onze is? Wie is eigenaar van deze rivieren en wie is derhalve onderhoudsplichtig? Dat kan nog een interessante discussie met de provincie worden.      

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 178: “DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE” EN ZE…

 

| 07-04-2019 | 17.45 uur |


 

OVER WATER 178: “DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE” EN ZE… 

 

“DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE”

Deze week stond in de Dagelijkse Nieuwsbrief van Binnenlands Bestuur een column van Piet van Mourik met de uitdagende titel “Democratisch waterschap is farce”. Piet van Mourik is directeur van de Stichting De regisserende Gemeente en afgestudeerd in sociale geografie, planologie en in organisatie- en bestuurskunde. De auteur maakt gehakt van de bestuurssamenstelling van de waterschappen en vraagt zich ‘honderd jaar na invoering van het algemeen kiesrecht’ af of een waterschap wel een democratisch gestuurd orgaan is? Hij noemt de geborgde zetels een “verkapt censuskiesrecht uit een vervlogen verleden”. Hij ziet onomkeerbare patronen in de samenleving zich af tekenen. ‘Waar snel en vrij surfende professionals zich ontwikkelen tot netwerken van deskundigen’. Hij ziet een ‘klein clubje boeren met onvervreemdbare rechten en oppert de vraag of het aantal geborgde zetels moet blijven’. Zijn conclusie: “In het licht van de maatschappelijke machtsverschuiving moet Provinciale Staten aan de bak om de democratische balans te herstellen. Zij zijn immers de instantie dat over de uiteindelijke hoeveelheid geborgde zetels gaat. En omdat provincies ook nog de ruimtelijke inrichting van gemeenten bepalen, geldt afdoen met ‘er is geen liberaal of socialistisch waterbeheer’ als nepnieuws”. Hij ziet de maatschappelijke veranderingen (de tijdgeest) “als gruwel voor de boeren maar topic voor de komende provinciale agenda”.

Soms verbaas ik mij over mensen als de heer van Mourik. In zijn column onderschrijft hij dat waterschappen “op het gebied van kennis van watertechniek en doorrekeningen wereldwijd op ongekende hoogte staan”. Ik denk dan, waarom beseft hij niet hoe waterschappen daar zijn gekomen? Andere Nederlandse decentrale overheden staan met hun kennis zeker niet wereldwijd op ongekende hoogte. Samenwerken doen ze wel maar niet of nauwelijks op technisch gebied op de taken die zij uitvoeren. De waterschappen werken al vele jaren samen in STOWA verband om hun kennis te vergroten en breder te verspreiden. Gemeenten en provincies hebben niet zo’n kenniscentrum. Waterschappen hebben in het verleden geleerd vele jaren vooruit te denken. Iets wat politiek gedreven gemeenten en provincies hebben verleerd. De waan van de dag is daar vaak bepalend. Dat kennisniveau en kennisimago van de waterschappen werd al opgebouwd toen dat nog ‘Boerenrepublieken’ waren geleid door besturen die zonder politieke binding op persoonlijke titel en deskundigheid gekozen werden. Sinds 1993 heb ik (als stadsjongen en geen boer) bij 9 verschillende waterschappen in besturen gezeten. Van Domburg tot Winterswijk, in echte ‘Boerenrepublieken’ tot waterschappen waar de ingezetenen de dienst uitmaakten, heb ik ervaringen opgedaan. Tot 2009 zaten in die besturen vooral mensen die deskundig waren of die de benodigde deskundigheden snel verwierven. Na de politisering zag ik dat in hoog tempo veranderen. De politici die toen kwamen hadden vooral hun politieke doelstellingen in het oog en verwierven in de vaak korte tijd dat ze in het bestuur zaten niet die deskundigheden die ik noodzakelijk acht. Besturen betekende voor hen gemiddeld echt iets anders dan voor degenen die vóór 2009 de bestuurszetels vulden. De uitzondering? De geborgde zetels. Daar bleef de deskundigheid en betrokkenheid bij het waterschap en haar taken veel meer behouden. Ik heb ook mogen functieneren op Unie niveau. Mijn constatering is, als lid van een ingezetene fractie, dat het kennisniveau van de Dagelijks bestuursleden afkomstig uit de geborgde zetels gemiddeld aanzienlijk hoger lag dan van de DB leden afkomstig uit de ingezetenen. Ik zie ook in mijn eigen waterschap de neergang in kennis en een oprukkende korte termijn gerichtheid bij de meeste ingezetenen fracties. Ik ben bang dat als de geborgde zetels afgeschaft zouden worden de bestuurlijke kennisafbraak versneld door zal gaan. En uiteindelijk de waterschappen ondergebracht zullen worden bij de provincies of onder een rijksdienst. Wat dat zal betekenen voor Nederland als wereldwijde kennisbron voor waterbeheer laat zich raden. Ik denk daar vermoedelijk heel anders over dan de heer van Mourik.  

ZE…

De afgelopen week stond in het kader van de onderhandelingen over een nieuw bestuursakkoord en  over de aard en samenstelling van een nieuw dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Twee inhoudelijke onderhandelingsronden en een één-op-één gesprek met de informateur/formateur Huub Hieltjes. Impressies/gedachten over de eerste onderhandelingsronde zijn te lezen in het artikel “Heroverwegen”, waarin mijn eerste opmerking was: “Ik werd er niet blij van”. Ook de tweede onderhandelingsronde was voor mij weinig vreugdevol.

Mijn droevige constatering is dat sommige partijen nog steeds denken dat er verkiezingen zijn,  waarbij in de ‘moderne tijd’ van alles geroepen wordt zonder stil te hoeven staan bij de realiteit van alle dag. Je kan dan als VVD nog steeds ervan uitgaan dat je programma haalbaar is. Te vinden in het Verkiezingsprogramma VVD Waterschap Brabantse Delta: “We vinden dat het streven moet zijn de waterschapsbelasting niet te laten stijgen. Indien dit vanwege de veiligheid niet mogelijk is, mogen de lasten voor inwoners en bedrijven maximaal met de inflatiecorrectie worden verhoogd.”
De absolute noodzaak om bepaalde zaken echt aan te pakken zou voor iedereen helder moeten zijn. En dat gaat over meer dan alleen de veiligheid. Denk dan aan klimaatadaptatie (inclusief de samenwerking met gemeenten (stedelijk- en buitengebied), waterberging, robuust watersysteem, hittestress, verdroging, enz.), de aanpak van medicijnresten, de dreiging van boetes vanuit Brussel inzake de KRW, de investeringsachterstand van de waterzuiveringen, baggeren en een voortvarende aanpak van eventuele dijkverbeteringen zodat de doelstellingen ruim voor 2050 dus tijdig gehaald worden. Kernpunt van een nieuw bestuursakkoord zou moeten zijn dingen goed te doen.

Er zijn partijen die iedere verhoging van de tarieven afwijzen en er is de verkiezingswinnaar die normaliter de inspirerend leider van een nieuwe coalitie zou moeten zijn die tariefsverhogingen alleen omwille van de veiligheid accepteert. Voor het VVD denken is dat mogelijk haalbaar als je uitgaat van ‘we doen alleen de kerntaken binnen de bestaande wettelijke normen’. Feitelijk ben je dan uitsluitend uitvoerend en is het waterschap klaar om opgeheven te worden en toegevoegd te worden aan een ministerie als ‘zelfstandig’ bestuursorgaan waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister. Als je zelf geen beleid maakt, heb je ook geen politiek bestuur meer nodig. Dat is vast meer passend in het Haagse partijkartel-denken. Voorbijgaan aan de nieuwe uitdagingen is buitengewoon kortzichtig. Als er feitelijk geen ander programma is dan het beperken van de kosten en je als bestuurder pas hoeft na te denken als er wettelijke normen zijn, hoef je over de ontwikkelingen in de maatschappij niet na te denken, laat staan daar beleid op te ontwikkelen. Waarom zou je nadenken over de uitdagingen die het klimaat je stelt? Wacht maar tot de normen er zijn en als je programma je beperkt tot veiligheid, dan hoef je zelfs met die nieuwe normen niet snel in actie te komen want de normen schrijven bijvoorbeeld voor dat de dijken naar de huidige normen pas in 2050 op orde hoeven te zijn. Al die andere opgaven kunnen dus uitgesteld worden!

Buiten het ‘geld’ was er nog een andere ontnuchtering. Een klein werkgroepje kwam met de volgende definitie van innovatie: “Innovatie als bewezen applicatie van buiten onze organisatie, inclusief sociale innovatie. Innovatie is alleen datgene wat de werking heeft bewezen (in Nederland of daarbuiten)”.  Dit is innovatie op zijn Chinees: kopiëren! Dit is zelfs een ontkenning van de creativiteit van de eigen organisatie. Het is zelfs een verbod op de uitvoering van eigen ideeën.
Wat ik persoonlijk nog erger vind is het freerider-gedrag dat uit de tekst spreekt. Toen ik de presentatrice van de stelling (VVD) daar op aansprak, kwam het antwoord: ‘ik ben een bestuurder van de Brabantse Delta niet van de rest van Nederland’. Dit bepleitte freerider-gedrag van een overheid is, in mijn ogen, asociaal gedrag. Een bestuurder van een waterschap onwaardig. Ik kreeg dezelfde gevoelens van afkeer als ten tijde van de cross border lease besluiten toen de Amerikaanse belastingbetalers mee gingen betalen aan onze investeringen mede ten bate van Amerikaanse financiële instellingen. Voor mij niet acceptabel en moreel verwerpelijk. Ik stemde toen ook tegen. Kan ik hier een collegiaal bestuur mee vormen?

In het één op één gesprek met de informateur/formateur kreeg ik de vraag welke coalitiecombinaties Ons Water wenselijk achtte? Een combinatie met de VVD was, gezien het voorgaande, niet de eerste keuze, terwijl de VVD wel de grootste was bij de verkiezingen en ik graag de wensen van de kiezers respecteer. De afgelopen jaren hebben Ons Water en ik goed kunnen samenwerken met de VVD. Maar de tijd en de opgaven waren anders. Bij de start in 2009 was er een ernstige crisis. Burgers en bedrijven stonden in de overlevingsstand. Het waterschap investeerde bijna jaarlijks minder dan de begroting mogelijk maakte. Kortom: alle reden om de tarieven laag te houden en de sinaasappel (het waterschap) in de sapcentrifuge te leggen. Maar op een bepaald moment is iedere druppel er wel uit en wordt het een organisatie die zaken gaat uitstellen die niet uitstelbaar zouden moeten zijn. Als voorbeeld de uitgestelde investeringen in de rioolwaterzuiveringen. Maar wat ik bijna nog erger vind is het (bestuurlijke)gedrag waar het toe heeft geleid. Als voorbeeld het project: “Sloten, oevers en dijken op orde” waarbij het waterschap keurovertredingen aanpakte. Duizenden burgers en bedrijven werden aangepakt. Soms moesten bomen en beplantingen wijken die er al tientallen jaren stonden. Op zich was dat goed. Want gezien de soms extreme buien moet de doorstroming gegarandeerd worden. Maar, hoe zit het met ons eigen gedrag? Het waterschap heeft al jaren een oplopende achterstand van te baggeren wateren. Hoezo keur? Hoezo vastgelegd profiel? Gelijke monniken, gelijke kappen. Nu is het echt tijd de opgaven van nu aan te pakken. En ja dat kost geld. En als wij ‘de waterautoriteit’ willen zijn moeten we daar inhoud aan geven. Ook in samenwerkingsverbanden met gemeenten moet het eerst gaan om de inhoud daarna pas over het geld en wie wat betaalt en waarom.  Als het andersom wordt, komt er niets van de grond en worden zaken uitgesteld.

Er komt vast een goed en doortimmerd bestuursakkoord met prachtige, door de afdeling voorlichting geformuleerde, volzinnen waar je niet tegen kan zijn. Maar dat is slechts papier en/of het bevindt zich in de digitale cloud een wereld vol van mooie dromen, waar vermoedelijk zelfs 50plus (de partij die tegen iedere verhoging is van de tarieven) voor zal zijn. Voor mij zal dat het teken zijn tegen te stemmen. Ik wil als nabij de Kuip geborene geen woorden maar daden zien. Ik begrijp dat er partijen zijn die een kleinere overheid willen. Maar overheden tot anorexia patiënt bezuinigen mag niet het doel zijn, want dan zal uiteindelijk de dienstverlening steeds meer gevaar lopen en er onder lijden.
Ook in het samenwerkingsverband Ons Water/West-Brabant Waterbreed zijn er reserves bij een eventuele verandering van de samenstelling van het DB. ‘Men weet wel wat men heeft en niet helemaal wat men krijgt’. Ik begrijp die terughoudendheid. Maar juist landbouwers weten wat een goede dienstverlening en een goed functionerend waterschap voor hen en hun bedrijfsvoering betekenen. Zowel mijn boeren als de fractie ongebouwd weten hoe goed het koppel VVD/bedrijven in het DB de voorbije jaren is geweest in het vooruitschuiven van noodzakelijke uitgaven. Gaan we dat weer vier jaar accepteren, vanwege het geld? Of kiezen we voor een waterschap dat haar taken blijvend goed uitvoert en zich voorbereid op de klimaatsveranderingen, die iedereen kan waarnemen, en houden wij West-Brabant geschikt voor goed boeren, goed werken en goed leven!  

Als wij willen dat verkiezingen er toe doen, dat gemaakte plannen er toe doen, dan is het niet vanzelfsprekend dat de uitkomst van deze verkiezing, ruim tien jaar na de eerste van dit waterschap, er toe leidt dat alles jaar na  jaar bij het oude blijft onder het motto: Ze dronken een glas, deden een plas en alles bleef zoals het was.

Louis van der Kallen