TIJDIG SAMENWERKEN KOST UITEINDELIJK MINDER

 

 


 

| jaar 2 | nr. 051 | 08-06-2019 |

 

| DE SCHIPDIEP SLUIS BIJ DE OVERDIEPSEPOLDER | 

(geluid aanzetten in video).

 

Wie bepaalt, betaalt is een oude waterschapwijsheid. Als Rijkswaterstaat of een gemeente de vaarregels veranderen dienen ze ook de door hen veroorzaakte kosten aan dijken, sluizen, oevers en kades te vergoeden.

 

 | locatie | 

 


 

 

WESTELIJKE LANGSTRAAT NATURA 2000

 

 


| jaar 2 | nr. 050 | 05-06-2019 |

 

| EEN ONGEVEER TIEN JAAR OUD PLAN KOMT UITEINDELIJK TOT LEVEN ! | 

(geluid aanzetten in video).

 

Provincie en waterschap gaan nu echt aan de slag, om ruim 600 hectare natte natuur te realiseren.

| Eerder geschreven artikel over de Westelijke Langstraat | 

 | Locatie: gemeente Waalwijk | 

 


 

 

OVER WATER 182: IK BEN NIET REKKELIJK

 

| 05-05-2019 | 14.15 uur |


 

OVER WATER 182: IK BEN NIET REKKELIJK

 

Over water 181 OVER TROTS EN SCHAAMTE van vorige week leverde een aantal reacties op die mij er toe brengen tot een nadere duiding van mijn stelling dat het opstellen van een ‘handreiking’ inzake klimaatadaptatie, door de RKC van het waterschap Brabantse Delta, volstrekt haaks staat op de in artikel 2 van de Verordening rekenkamercommissie waterschap Brabantse Delta omschreven “taak van de commissie”. “De commissie doet onderzoeken naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het waterschapsbestuur gevoerde beleid en bestuur.” Artikel 2 van de verordening en artikel 182 van de Gemeentewet (“De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur”) zijn gebiedend (“de commissie doet onderzoeken”) en (“de rekenkamer onderzoekt”) en limiterend (‘naar gevoerde (beleid en) bestuur’).

Er zijn ook andere geluiden. De VNG stelt bijvoorbeeld dat onderzoek naar toekomstig beleid wel zou kunnen, als een goede voorbereiding van het beleid bijdraagt aan de effectiviteit van het beleid. De Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) stelt dat de wet onderzoek naar toekomstig beleid niet verbiedt en dat steeds meer rekenkamers dit doen. Ik ben het daar niet mee eens. In mijn beleving moet ieder woord in wet- en regelgeving serieus worden genomen. Dus ook het limiterende woord “gevoerde”. Dit is niet voor niets opgenomen en gesteld in de verleden tijd. Dat steeds meer rekenkamers wel onderzoek doen naar toekomstig beleid is voor mij geen valide argument. Als anderen een wet overtreden zonder dat de overheid ingrijpt, mag dat voor een rechtschapen burger geen rechtvaardiging zijn dan ook maar de wet te overtreden. Juist van overheden of aan overheden verbonden organisaties mag verwacht en geëist worden dat zij de wet naar geest en letter volgen. Het niet volgen van de wet door overheden, ondermijnd ‘de overheid’.
Ik verbaas mij keer op keer dat het argument gebruikt wordt: ”Er loopt de discussie over” of ”de wet wordt binnenkort wel aangepast”. Burgers en overheden dienen te handelen naar de op dat moment geldende wet- en regelgeving. Soms wordt de status van degenen die er over discussiëren gebruikt om het niet volgen van de wet te onderbouwen. De VNG, de NVRR, hoogleraar X, jurist Y, enz. Het zal mij ‘worst wezen’ wie iets betoogd. Als de 150 plus 75 in Den Haag een wet hebben vastgesteld, of de Staten, een gemeenteraad of een algemeen bestuur van een waterschap een verordening, is een wettelijke regeling gewoon geldig tot hij word ingetrokken of veranderd.

Al die personen die over bestaande wetgeving wel of niet zinnige, rechtvaardige of goede dingen zeggen, zijn niet de wetgever! Ze gaan er niet over. Het ‘ik wil er wel een uurtje over praten’ van de dijkgraaf in het AB van 24 april is aan mij niet besteed. Ik ben niet rekkelijk! Ik zal de geldende wettelijke bepalingen volgen en verwacht dat ook van een Kroonbenoemde dijkgraaf. Hij is net als een burgemeester of Commissaris van de Koning de representant van de Kroon. Staatsrechtelijk is zijn taak mede te zorgen dat het handelen van een AB conform wet- en regelgeving is. Artikel 2 van de verordening is niet vrijblijvend. Het artikel is, net als de hogere wetgeving waarop het is gebaseerd, gebiedend en limiterend. Een overheid die zijn billen afveegt aan wet- en regelgeving ondermijnd daarmee het eigen gezag en ook het gezag van de wetgever.

Een RKC die zich met toekomstig beleid gaat bemoeien handelt niet alleen in strijd met de wet- en regelgeving, maar komt ook in een mijn inziens ongewenste rol terecht. Zij wordt in zekere mate medeverantwoordelijk voor het beleid dat zij mogelijk in de toekomst zou willen onderzoeken.

     

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 181: OVER TROTS EN SCHAAMTE

 

| 27-04-2019 | 9.30 uur |


 

OVER WATER 181: OVER TROTS EN SCHAAMTE

 

Afgelopen week werd het bestuursakkoord “Samen beter” gepresenteerd en unaniem door het Algemeen Bestuur (AB) aanvaard. Ik mocht daar als onderhandelaar van Ons Water een bijdrage aan leveren. Dat bestuursakkoord bevat alle punten die Ons Water belangrijk vindt. Ook werd er weer één fractie gevormd met West-Brabant Waterbreed, zodat een traditie, die vanaf de totstandkoming van het waterschap Brabantse Delta bestaat, werd voorgezet. Wij zijn daarmee vanaf 2009 de grootste fractie in het Algemeen Bestuur. Nu voor het eerst leveren wij in de persoon van Niels Mureau de eerste loco. Een moment van trots.

Het duurde echter nog geen half uur of de schaamte nam het over. De rekenkamercommissie (RKC) gaat in 2019 als onderzoeksonderwerp een ‘handreiking’ maken inzake klimaatadaptatie. Dit staat volstrekt haaks op de in artikel 2 van de Verordening rekenkamercommissie waterschap Brabantse Delta omschreven “taak van de commissie”. “De commissie doet onderzoeken naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het waterschapsbestuur gevoerde beleid en bestuur.” Een handreiking is GEEN toets van het GEVOERDE beleid. Geen versterking van de controlerende taak van het AB, maar suggesties voor “bestuurlijke beslispunten”. Hiermee gaat de RKC feitelijk op de stoel van de dijkgraaf zitten die ‘klimaat’ in zijn portefeuille heeft. Hij heeft klaarblijkelijk, naar het inzicht van de RKC, hulp nodig. Beleidsvoorbereiding is een taak van het ambtelijk apparaat. Klaarblijkelijk denkt de RKC dat onze beleidsambtenaren niet in staat zijn om op het vlak van klimaatadaptatie hun werk goed te doen en het AB tijdig de geschikte “bestuurlijke beslispunten” voor te leggen! Voor mij was het gestelde onderzoek dan ook volstrekt strijdig met de taak van een RKC, die geborgd is in onze verordening en in de wetgeving waarop de verordening indirect is gebaseerd. De Waterschapwet kent geen vergelijkbaar artikel als artikel 182 van de Gemeentewet. “De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur.” RKC’s of Rekenkamers zijn voor waterschappen dan ook niet verplicht. Toch was het bij de start van onze RKC in 2009 de bedoeling om in deze de intenties van de wetgever de opstelling van de Gemeentewet te volgen. Versterking van de controlefunctie van het AB. “De rekenkamercommissie maakt onderdeel uit van een palet aan controle-instrumenten die in combinatie met elkaar moeten leiden tot een beter functionerend en transparanter waterschap“, aldus de adviesnota aan het AB in december 2009. Artikel 109a lid 1 van de Waterschapswet luidt: “Het dagelijks bestuur verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur” dit artikel werd mede als kapstok gebruikt bij de instelling van onze RKC. Ook hier weer onderzoek naar het gevoerde bestuur!

Onze RKC veegt met haar ‘handreiking’ de billen af met onze verordening en de Kroon benoemde portefeuillehouder ‘wil er wel een uurtje over praten’! De ‘wetsovertreders’ werden zonder problemen met grote meerderheden herkozen. De recent afgelegde Eed of Belofte: “Ik zal trouw zijn aan de grondwet en de overige wetten van het rijk” was daarvoor geen belemmering. Die zal, in hun ogen, vast niet gelden voor onze eigen ‘wetten’ de verordeningen. Voor mij rest ten aanzien van onze RKC alleen het budgetrecht. Ik zal vanaf nu, tot de opheffing van de RKC dan ook tegen de begroting stemmen.

Maar dat was niet mijn enige frustratie. De stemming en de aanloop daartoe over de vervulling van de twee vacatures voor de RKC heeft mij in retroperspectief veel geleerd. Toen ik afgelopen dinsdagavond in de rondvraag van de onderhandelingen vroeg waarom op de agenda van het AB bij het agendapunt “benoeming 2 leden Rekenkamercommissie” stond: “de twee voordrachten voor deze commissie vinden plaats na de formatie onderhandelingen” en er niet gewoon de volgende dag gekozen kon worden tussen de kandidaten werd mij door een ambtenaar verteld dat die formulering een vergissing was. Tijdens het AB bleek dat het in de ogen van de dijkgraaf geen vergissing was, want hij drong aan op uitstel en overleg over de voordracht. Ik had dus een onwaarachtig antwoord gekregen.
Ook van een fractiegenoot kreeg ik de bemerking dat hij de stemming had gepeild en ‘ze’ zouden massaal op …… stemmen. De suggestie waarom stemmen als je zeker kan weten dat je verliest. Mijn benadering is dat stemmen altijd nuttig is. Als is het maar om de irritatiegraad te meten. Ik werd weggevaagd. 7 tegen 20. Was het alleen de irritatiegraad? De andere uitslag was nog betekenisvoller.
De partijen die in het DB zitten hadden, op Ons Water/Waterbreed na, zonder uitzondering op één en dezelfde kandidaat gestemd. De DB partijen hadden feitelijk bepaald wie voor de niet DB partijen in de RKC zou gaan zitten. Een ‘aparte’ denkwijze over ‘samen beter’. Oorzaak/motivatie? Het is gissen. Maar het lijkt op angsthazerij. Vooral geen kritisch/deskundig AB lid van buiten de coalitie erin. Ze zouden eens de uitvoering van het beleid kunnen gaan onderzoeken en punten ter verbetering aandragen.

Voor mij is het helder:
– nu ik, noch een ander, de RKC van binnenuit kan gaan bijsturen,
– een ruime meerderheid van het AB de billen afvegen aan de verordening normaal vindt,
Рcoalitiepartijen geco̦rdineerd uitmaken wie van de niet coalitie leden in het RKC mag (het is handelen naar de letter van een goede gewoonte, helaas niet naar de geest er van),
– de dijkgraaf, het als Kroon benoemde, acceptabel vindt dat de verordening wordt genegeerd.
– kwaliteit en inhoud naar het schijnt ondergeschikt zijn aan het beheersen van onderzoekuitkomsten,
– er onmiskenbaar onderlinge afspraken zijn gemaakt over wie kiezen ‘we’ in de RKC,
kijk ik volstrekt anders naar de collega partijen die dit DB vormen.
Ik zal tegen de komende begrotingen stemmen. Vooralsnog enkel en alleen vanwege het budget voor een instituut dat zich niet aan onze verordening houdt. Ik zal coalitie-overleggen niet bijwonen, want ze kunnen ook, zo is gebleken stemmingen afstemmen zonder mij. Deelname aan bestuurlijke vernieuwingsbijeenkomst of een dergelijke werkgroep zal ik ook mijden. Samen? Deze periode, klaarblijkelijk niet!

Ik betreur ten zeerste dat noch de dijkgraaf, als portefeuillehouder klimaat, noch iemand anders van het DB duidelijk heeft gemaakt dat onze ambtenaren de primaire taak hebben het beleid voor te bereiden voor DB en AB en daartoe over alle daarvoor benodigde competenties in ruime mate beschikken. Het negeren van wet- en regelgeving en het negeren van de intenties van de wetgever ten aanzien van Rekenkameronderzoek vind ik verwerpelijk en kan, naar mijn gevoel, niet door een bestuur, wat de eed heeft afgelegd, afgedaan worden met ‘ik wil er wel een uurtje over praten’. De ‘zondaars’ werden beloond met herverkiezing.

Hoezo “Samen Beter” als je de aanwezige kwaliteit van de niet DB partijen niet wilt benutten. Je kan mij kwalificeren als een slecht verliezer, maar ik heb in alle RKC’s waarin ik mocht dienen, mij steeds krachtig geweerd tegen pogingen af te wijken van eerst beleid, dan uitvoering, dan toetsen van de uitvoering aan het beleid. Alleen in het geval dat het oude bestuur/ambtelijk apparaat door fusie niets meer kan leren van een rapport, waagde ik een enkele keer vooruit te kijken. Dat bleek vaker geen succes dan wel. Ik zal die benadering ook in het waterschap blijven vasthouden. Ik ben vast in de ogen van de geachte lezer gefrustreerd. Ik ben gewend verkiezingen te verliezen. Ik schaam mij voor het simpele feit dat ik niet in staat ben geweest mijn collega’s in te laten zien dat overtredingen van onze verordening ook iets zegt over hoe zij denken over onze voorgangers en onze wetgevers.
Als bestuurders zich al niet aan onze verordeningen houden hoe willen we dan onze ingelanden er toe brengen zich als ordentelijke burgers te gedragen? Voor degenen die hier misschien iets van willen leren lees eens het boek “Moreel leiderschap” van Alex Brenninkmeijer. Voor minder dan 20 euro kan er een wereld voor je opengaan. Nu de wereld lijkt open te staan voor de taal van de klassieke oudheid is mijn aanbeveling: verdiep je eens in Aristoteles zijn leer voor een goed openbaar bestuur, of Plato (Politeia/De Staat) en de begrippen logos, pathos en ethos.      

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 179:  HET VORDERT

 

| 13-04-2019 | 20.30 uur |


 

OVER WATER 179:  HET VORDERT

 

Ook de afgelopen week stond in het kader van de onderhandelingen over een nieuw bestuursakkoord en over de aard en samenstelling van een nieuw dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Maandagavond (8 april) had ik op suggestie van de informateur/formateur (Huub Hieltjes) een gesprek met Anco Sneep, de onderhandelaar namens de VVD, de winnaar met vijf zetels van de verkiezingen. Omdat de combinatie Ons Water/West-Brabant Waterbreed in het nieuwe Algemeen Bestuur (AB) de grootste fractie gaat vormen (zeven zetels) en Ons Water de tweede partij in grootte is achtte de  informateur/formateur het wenselijk dat de kou tussen Ons Water en de VVD uit de lucht zou gaan. Het was een goed gesprek, waarin ik helder heb gemaakt wat Ons Water wil. Het waren nuttige twee uren. Vanuit een bewust omgaan met de middelen moet er een omslag komen naar de (nieuwe) uitdagingen. Ik heb op een aantal punten aangegeven wat er, naar mijn inzichten, zou moeten gebeuren. Het betreft o.a.:  de aanpak van het achterstallig onderhoud/investeringen van/in de zuiveringen en het inlopen van de baggerachterstanden. Ook moet er op korte termijn meer inspanningen komen o.a. richting de Unie over de noodzakelijke inspanning rond de KRW. Wat is technisch haalbaar (dus moet) en wat is met de beste wil ter wereld niet haalbaar (dus moeten de doelstellingen daarop worden aangepast). Ook is mijn wens dat de portefeuille Financiën/Zuiveren, in het DB, uit elkaar wordt gehaald. Om meer evenwicht in het DB te krijgen.

Ik heb onderbouwd dat ‘de taken goed doen’ belangrijk is om de ‘opheffing bepleiters’ de wind uit de zeilen te nemen. Naar mijn informatie is de opheffingsdiscussie binnen de grote landelijke partijen verre van afgelopen. Ook zijn er binnen de landelijke partijen ideeën van een verdere opschaling van de waterschappen. Ik zie in dat kader veel parallellen met de ondergang van de regionale Kamers van Koophandel die uiteindelijk ontdaan werden van delen van hun taken en uiteindelijk in 2014 feitelijk werden genationaliseerd en ondergebracht bij het ministerie van Economische Zaken als ‘zelfstandig’ bestuursorgaan waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister (zie over water 177).

Veel landelijke politici snappen niets van de vaak grote tariefverschillen tussen de waterschappen. De  zeeklei waterschappen in Zuid- en Noord-Holland zijn soms drie keer zo duur als waterschappen op de hoge zandgronden. De regionale waterschappen opheffen en bijvoorbeeld onderbrengen in een landelijk ‘zelfstandig’ bestuursorgaan, waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister, zou voor de randstedelingen een halvering van de waterschapsbelastingen op kunnen leveren, terwijl de mensen die wonen in de voormalige Generaliteitslanden (Noord-Brabant en Limburg) dan circa twee keer zoveel zouden moeten gaan betalen.  Ook een verdere opschaling van de waterschappen kan grote gevolgen hebben voor de tarieven. Zo weet ik dat er binnen twee landelijke partijen gedacht wordt aan opschaling waarbij onder andere gedacht wordt aan de vorming van de delta waterschap bestaande uit de Brabantse Delta, Schelde Stromen, de Hollandse Delta, en de hoogheemraadschappen Delfland en Schieland en de Krimpenerwaard. Ik wil niemand bang maken maar, als uitgegaan wordt van de inwonergegevens en tarieven uit het Unie rapport “waterschapsbelastingen: klaar voor de toekomst”, komt er, na enig rekenwerk, uit dat de tarieven voor de inwoners van wat nu de Brabantse Delta dan met 76 % zouden stijgen. Voor de betalers in de categorie ongebouwd in ons waterschap gaan de tarieven dan met ruim 47 % omhoog. Tegelijkertijd dalen de tarieven dan fors in de drie Zuid-Hollandse waterschappen. Opheffing, maar ook een verdere opschaling, zou desastreus zijn voor de tarieven in wat nu het waterschap Brabantse Delta is. Die zorg is voor mij een voorname drijfveer in mijn aanpak van deze onderhandelingen. Voor wie meer wil weten over de opschalingsgeschiedenis van de waterschappen, van circa 3500 in 1850 naar 21 nu, lees dan een artikel wat Ons Water in april 2018 daarover publiceerde.

Na het gesprek heb ik het gevoel dat ‘de taken goed doen’ om de ‘opheffing bepleiters’ de wind uit de zeilen te nemen nu ook bij de VVD leider is binnengekomen. De inhoud van de twee onderhandelingsronden van deze week over het nieuwe bestuursakkoord waren een bevestiging van dat gevoel. Inhoud geven aan het bewustzijn de taken goed te willen doen kost wel geld. Als de inzet wordt de achterstanden bij zuiveren weg te willen werken en alleen de baggerachterstanden van vaarwegen weg te werken, is er zelfs bij tariefsverhogingen van 2,5 % bovenop de inflatie (het beleid van de afgelopen jaren) geen geld voor echt (nieuw) beleid. Het oude financiële beleid voortzetten is al een stevige breuk met de verkiezingsbeloften van veel partijen. Gezien de nieuwe opgaven, zoals klimaatadaptatie, is er ondanks de betere sfeer nog een onderhandelingsweg te gaan. Ons Water is bereid voortzetting van het oude DB te ondersteunen mits er een nieuw bestuursakkoord komt dat inhoud geeft aan de nieuwe uitdagingen. Maar zal kritisch zijn en een nieuw DB beoordelen op haar daden. Want Ons Water wil de veranderingen naar meer inhoud en minder gelddiscussies wel zien.

In de laatste onderhandelingsronde van afgelopen week heb ik wel een steen in het water gegooid. Al sinds mensenheugenis doet het waterschap Brabantse Delta het vaarwegbeheer op rivieren als De Mark/Dintel en de Vliet. Dat is eigenlijk een taak van de provincie. Nu staan er ten behoeve van de vaarwegbeheer veel investeringen op de rol. Ons Water vindt dat de provincie de benodigde gelden eigenlijk één op één moet bekostigen. Namens Ons Water heb ik dan ook om meer informatie gevraagd. Wat is de logica dat het waterschap meebetaald aan investeringen in een taak die formeel niet de onze is? Wie is eigenaar van deze rivieren en wie is derhalve onderhoudsplichtig? Dat kan nog een interessante discussie met de provincie worden.      

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 178: “DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE” EN ZE…

 

| 07-04-2019 | 17.45 uur |


 

OVER WATER 178: “DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE” EN ZE… 

 

“DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE”

Deze week stond in de Dagelijkse Nieuwsbrief van Binnenlands Bestuur een column van Piet van Mourik met de uitdagende titel “Democratisch waterschap is farce”. Piet van Mourik is directeur van de Stichting De regisserende Gemeente en afgestudeerd in sociale geografie, planologie en in organisatie- en bestuurskunde. De auteur maakt gehakt van de bestuurssamenstelling van de waterschappen en vraagt zich ‘honderd jaar na invoering van het algemeen kiesrecht’ af of een waterschap wel een democratisch gestuurd orgaan is? Hij noemt de geborgde zetels een “verkapt censuskiesrecht uit een vervlogen verleden”. Hij ziet onomkeerbare patronen in de samenleving zich af tekenen. ‘Waar snel en vrij surfende professionals zich ontwikkelen tot netwerken van deskundigen’. Hij ziet een ‘klein clubje boeren met onvervreemdbare rechten en oppert de vraag of het aantal geborgde zetels moet blijven’. Zijn conclusie: “In het licht van de maatschappelijke machtsverschuiving moet Provinciale Staten aan de bak om de democratische balans te herstellen. Zij zijn immers de instantie dat over de uiteindelijke hoeveelheid geborgde zetels gaat. En omdat provincies ook nog de ruimtelijke inrichting van gemeenten bepalen, geldt afdoen met ‘er is geen liberaal of socialistisch waterbeheer’ als nepnieuws”. Hij ziet de maatschappelijke veranderingen (de tijdgeest) “als gruwel voor de boeren maar topic voor de komende provinciale agenda”.

Soms verbaas ik mij over mensen als de heer van Mourik. In zijn column onderschrijft hij dat waterschappen “op het gebied van kennis van watertechniek en doorrekeningen wereldwijd op ongekende hoogte staan”. Ik denk dan, waarom beseft hij niet hoe waterschappen daar zijn gekomen? Andere Nederlandse decentrale overheden staan met hun kennis zeker niet wereldwijd op ongekende hoogte. Samenwerken doen ze wel maar niet of nauwelijks op technisch gebied op de taken die zij uitvoeren. De waterschappen werken al vele jaren samen in STOWA verband om hun kennis te vergroten en breder te verspreiden. Gemeenten en provincies hebben niet zo’n kenniscentrum. Waterschappen hebben in het verleden geleerd vele jaren vooruit te denken. Iets wat politiek gedreven gemeenten en provincies hebben verleerd. De waan van de dag is daar vaak bepalend. Dat kennisniveau en kennisimago van de waterschappen werd al opgebouwd toen dat nog ‘Boerenrepublieken’ waren geleid door besturen die zonder politieke binding op persoonlijke titel en deskundigheid gekozen werden. Sinds 1993 heb ik (als stadsjongen en geen boer) bij 9 verschillende waterschappen in besturen gezeten. Van Domburg tot Winterswijk, in echte ‘Boerenrepublieken’ tot waterschappen waar de ingezetenen de dienst uitmaakten, heb ik ervaringen opgedaan. Tot 2009 zaten in die besturen vooral mensen die deskundig waren of die de benodigde deskundigheden snel verwierven. Na de politisering zag ik dat in hoog tempo veranderen. De politici die toen kwamen hadden vooral hun politieke doelstellingen in het oog en verwierven in de vaak korte tijd dat ze in het bestuur zaten niet die deskundigheden die ik noodzakelijk acht. Besturen betekende voor hen gemiddeld echt iets anders dan voor degenen die vóór 2009 de bestuurszetels vulden. De uitzondering? De geborgde zetels. Daar bleef de deskundigheid en betrokkenheid bij het waterschap en haar taken veel meer behouden. Ik heb ook mogen functieneren op Unie niveau. Mijn constatering is, als lid van een ingezetene fractie, dat het kennisniveau van de Dagelijks bestuursleden afkomstig uit de geborgde zetels gemiddeld aanzienlijk hoger lag dan van de DB leden afkomstig uit de ingezetenen. Ik zie ook in mijn eigen waterschap de neergang in kennis en een oprukkende korte termijn gerichtheid bij de meeste ingezetenen fracties. Ik ben bang dat als de geborgde zetels afgeschaft zouden worden de bestuurlijke kennisafbraak versneld door zal gaan. En uiteindelijk de waterschappen ondergebracht zullen worden bij de provincies of onder een rijksdienst. Wat dat zal betekenen voor Nederland als wereldwijde kennisbron voor waterbeheer laat zich raden. Ik denk daar vermoedelijk heel anders over dan de heer van Mourik.  

ZE…

De afgelopen week stond in het kader van de onderhandelingen over een nieuw bestuursakkoord en  over de aard en samenstelling van een nieuw dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Twee inhoudelijke onderhandelingsronden en een één-op-één gesprek met de informateur/formateur Huub Hieltjes. Impressies/gedachten over de eerste onderhandelingsronde zijn te lezen in het artikel “Heroverwegen”, waarin mijn eerste opmerking was: “Ik werd er niet blij van”. Ook de tweede onderhandelingsronde was voor mij weinig vreugdevol.

Mijn droevige constatering is dat sommige partijen nog steeds denken dat er verkiezingen zijn,  waarbij in de ‘moderne tijd’ van alles geroepen wordt zonder stil te hoeven staan bij de realiteit van alle dag. Je kan dan als VVD nog steeds ervan uitgaan dat je programma haalbaar is. Te vinden in het Verkiezingsprogramma VVD Waterschap Brabantse Delta: “We vinden dat het streven moet zijn de waterschapsbelasting niet te laten stijgen. Indien dit vanwege de veiligheid niet mogelijk is, mogen de lasten voor inwoners en bedrijven maximaal met de inflatiecorrectie worden verhoogd.”
De absolute noodzaak om bepaalde zaken echt aan te pakken zou voor iedereen helder moeten zijn. En dat gaat over meer dan alleen de veiligheid. Denk dan aan klimaatadaptatie (inclusief de samenwerking met gemeenten (stedelijk- en buitengebied), waterberging, robuust watersysteem, hittestress, verdroging, enz.), de aanpak van medicijnresten, de dreiging van boetes vanuit Brussel inzake de KRW, de investeringsachterstand van de waterzuiveringen, baggeren en een voortvarende aanpak van eventuele dijkverbeteringen zodat de doelstellingen ruim voor 2050 dus tijdig gehaald worden. Kernpunt van een nieuw bestuursakkoord zou moeten zijn dingen goed te doen.

Er zijn partijen die iedere verhoging van de tarieven afwijzen en er is de verkiezingswinnaar die normaliter de inspirerend leider van een nieuwe coalitie zou moeten zijn die tariefsverhogingen alleen omwille van de veiligheid accepteert. Voor het VVD denken is dat mogelijk haalbaar als je uitgaat van ‘we doen alleen de kerntaken binnen de bestaande wettelijke normen’. Feitelijk ben je dan uitsluitend uitvoerend en is het waterschap klaar om opgeheven te worden en toegevoegd te worden aan een ministerie als ‘zelfstandig’ bestuursorgaan waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister. Als je zelf geen beleid maakt, heb je ook geen politiek bestuur meer nodig. Dat is vast meer passend in het Haagse partijkartel-denken. Voorbijgaan aan de nieuwe uitdagingen is buitengewoon kortzichtig. Als er feitelijk geen ander programma is dan het beperken van de kosten en je als bestuurder pas hoeft na te denken als er wettelijke normen zijn, hoef je over de ontwikkelingen in de maatschappij niet na te denken, laat staan daar beleid op te ontwikkelen. Waarom zou je nadenken over de uitdagingen die het klimaat je stelt? Wacht maar tot de normen er zijn en als je programma je beperkt tot veiligheid, dan hoef je zelfs met die nieuwe normen niet snel in actie te komen want de normen schrijven bijvoorbeeld voor dat de dijken naar de huidige normen pas in 2050 op orde hoeven te zijn. Al die andere opgaven kunnen dus uitgesteld worden!

Buiten het ‘geld’ was er nog een andere ontnuchtering. Een klein werkgroepje kwam met de volgende definitie van innovatie: “Innovatie als bewezen applicatie van buiten onze organisatie, inclusief sociale innovatie. Innovatie is alleen datgene wat de werking heeft bewezen (in Nederland of daarbuiten)”.  Dit is innovatie op zijn Chinees: kopiëren! Dit is zelfs een ontkenning van de creativiteit van de eigen organisatie. Het is zelfs een verbod op de uitvoering van eigen ideeën.
Wat ik persoonlijk nog erger vind is het freerider-gedrag dat uit de tekst spreekt. Toen ik de presentatrice van de stelling (VVD) daar op aansprak, kwam het antwoord: ‘ik ben een bestuurder van de Brabantse Delta niet van de rest van Nederland’. Dit bepleitte freerider-gedrag van een overheid is, in mijn ogen, asociaal gedrag. Een bestuurder van een waterschap onwaardig. Ik kreeg dezelfde gevoelens van afkeer als ten tijde van de cross border lease besluiten toen de Amerikaanse belastingbetalers mee gingen betalen aan onze investeringen mede ten bate van Amerikaanse financiële instellingen. Voor mij niet acceptabel en moreel verwerpelijk. Ik stemde toen ook tegen. Kan ik hier een collegiaal bestuur mee vormen?

In het één op één gesprek met de informateur/formateur kreeg ik de vraag welke coalitiecombinaties Ons Water wenselijk achtte? Een combinatie met de VVD was, gezien het voorgaande, niet de eerste keuze, terwijl de VVD wel de grootste was bij de verkiezingen en ik graag de wensen van de kiezers respecteer. De afgelopen jaren hebben Ons Water en ik goed kunnen samenwerken met de VVD. Maar de tijd en de opgaven waren anders. Bij de start in 2009 was er een ernstige crisis. Burgers en bedrijven stonden in de overlevingsstand. Het waterschap investeerde bijna jaarlijks minder dan de begroting mogelijk maakte. Kortom: alle reden om de tarieven laag te houden en de sinaasappel (het waterschap) in de sapcentrifuge te leggen. Maar op een bepaald moment is iedere druppel er wel uit en wordt het een organisatie die zaken gaat uitstellen die niet uitstelbaar zouden moeten zijn. Als voorbeeld de uitgestelde investeringen in de rioolwaterzuiveringen. Maar wat ik bijna nog erger vind is het (bestuurlijke)gedrag waar het toe heeft geleid. Als voorbeeld het project: “Sloten, oevers en dijken op orde” waarbij het waterschap keurovertredingen aanpakte. Duizenden burgers en bedrijven werden aangepakt. Soms moesten bomen en beplantingen wijken die er al tientallen jaren stonden. Op zich was dat goed. Want gezien de soms extreme buien moet de doorstroming gegarandeerd worden. Maar, hoe zit het met ons eigen gedrag? Het waterschap heeft al jaren een oplopende achterstand van te baggeren wateren. Hoezo keur? Hoezo vastgelegd profiel? Gelijke monniken, gelijke kappen. Nu is het echt tijd de opgaven van nu aan te pakken. En ja dat kost geld. En als wij ‘de waterautoriteit’ willen zijn moeten we daar inhoud aan geven. Ook in samenwerkingsverbanden met gemeenten moet het eerst gaan om de inhoud daarna pas over het geld en wie wat betaalt en waarom.  Als het andersom wordt, komt er niets van de grond en worden zaken uitgesteld.

Er komt vast een goed en doortimmerd bestuursakkoord met prachtige, door de afdeling voorlichting geformuleerde, volzinnen waar je niet tegen kan zijn. Maar dat is slechts papier en/of het bevindt zich in de digitale cloud een wereld vol van mooie dromen, waar vermoedelijk zelfs 50plus (de partij die tegen iedere verhoging is van de tarieven) voor zal zijn. Voor mij zal dat het teken zijn tegen te stemmen. Ik wil als nabij de Kuip geborene geen woorden maar daden zien. Ik begrijp dat er partijen zijn die een kleinere overheid willen. Maar overheden tot anorexia patiënt bezuinigen mag niet het doel zijn, want dan zal uiteindelijk de dienstverlening steeds meer gevaar lopen en er onder lijden.
Ook in het samenwerkingsverband Ons Water/West-Brabant Waterbreed zijn er reserves bij een eventuele verandering van de samenstelling van het DB. ‘Men weet wel wat men heeft en niet helemaal wat men krijgt’. Ik begrijp die terughoudendheid. Maar juist landbouwers weten wat een goede dienstverlening en een goed functionerend waterschap voor hen en hun bedrijfsvoering betekenen. Zowel mijn boeren als de fractie ongebouwd weten hoe goed het koppel VVD/bedrijven in het DB de voorbije jaren is geweest in het vooruitschuiven van noodzakelijke uitgaven. Gaan we dat weer vier jaar accepteren, vanwege het geld? Of kiezen we voor een waterschap dat haar taken blijvend goed uitvoert en zich voorbereid op de klimaatsveranderingen, die iedereen kan waarnemen, en houden wij West-Brabant geschikt voor goed boeren, goed werken en goed leven!  

Als wij willen dat verkiezingen er toe doen, dat gemaakte plannen er toe doen, dan is het niet vanzelfsprekend dat de uitkomst van deze verkiezing, ruim tien jaar na de eerste van dit waterschap, er toe leidt dat alles jaar na  jaar bij het oude blijft onder het motto: Ze dronken een glas, deden een plas en alles bleef zoals het was.

Louis van der Kallen

 


DE SLUIS BIJ BENEDENSAS

 

 


| jaar 2 | nr. 049 | 20-03-2019 |

| DE SLUIS BIJ BENEDENSAS | 

(geluid aanzetten in video).

Het sluiscomplex Benedensas is een parel in de kroon van het waterschap Brabantse Delta en dat moet zo blijven.

 


 

 

LOONSCHE EN DRUNENSE DUINEN

 


| jaar 2 | nr. 045 | 17-03-2019 |

| LOONSCHE EN DRUNENSE DUINEN | 

(geluid aanzetten in video).

De Loonsche en Drunense duinen zijn het enige nationale park in het werkgebied van het waterschap Brabantse Delta.

 


 

 

WATERVEILIGHEID

 


| jaar 2 | nr. 024 | 04-03-2019 |

| WATERVEILIGHEID | 

(geluid aanzetten in video).

Waterveiligheid voor de inwoners van het werkgebied van het waterschap Brabantse Delta en voor de rest van het Maasstroomgebied.

 


 

 

OVER WATER – 173: OP WIE DAN?

 

| 05-02-2019 | 08.15 uur |


 

OVER WATER – 173: OP WIE DAN?

 

Op 20 maart zijn er de statenverkiezingen waarvoor de landelijke partijen zich vrijwel allemaal en in alle provincies warmlopen. In de optiek van de landelijke partijen gaat het niet of nauwelijks om de provincies en hun plannen voor de komende jaren maar om de samenstelling van de Eerste Kamer die gekozen worden door de straks nieuwgekozen statenleden.

Maar op 20 maart zijn er ook de waterschapsverkiezingen. Tot 2008 deden daar geen partijen aan mee. Tot 2008 werden de waterschapbesturen gekozen via het personenstelsel. De kiezer stemde op een persoon en niet op een partij of lijst. Gevolg de gekozenen waren vooral partijloze deskundigen die zich maar op één ding concentreerden: hoe om te gaan met water zodat tegen de minste kosten de waterveiligheid, de waterkwaliteit en de economische waarde (voor boeren, natuur en transport) van water zo optimaal mogelijk werden benut.

Waterbeheer is een overheidsactiviteit met een lange adem. Je moet bijvoorbeeld nu al maatregelen nemen om in 2050 aan bijvoorbeeld de normen van waterveiligheid te kunnen gaan voldoen. Voor een goed, duurzaam waterbeheer is vooral een lange termijnvisie nodig. Dijken en bemalingssystemen bouw je niet voor enkele tientallen jaren maar voor honderden jaren. De meeste van onze dijken liggen er al honderden jaren. Dat blijkt ook uit de afschrijvingstermijnen van de investeringen die waterschappen doen voor bijvoorbeeld uw veiligheid. Die zijn bij waterschappen gemiddeld een veelvoud van die bij gemeenten. Dat leidt ook tot een geheel andere schuldenpositie. Een gemeente met een schuldquote van 100 % is een armlastige gemeente met als gevolg relatief hoge belastingtarieven.  Een waterschap met veel dijken kan wel een schuldquote hebben van meer dan 300 % zonder dat dit als een arm waterschap zal worden aangemerkt of dat de tarieven verhoudingsgewijs heel hoog zijn. Als voorbeeld het waterschap Brabantse Delta waar ik zelf al jaren bestuurslid van ben. Dit waterschap heeft een schuldquote van ruim 300 % en zit qua belastingtarieven bij laagste 40 % van de waterschappen. Waterschappen worden vaak omschreven als een ‘rijke’ overheid. Terwijl ze in werkelijkheid de overheid zijn met de meeste en langstlopende schulden. Alleen die schulden zijn niet gemaakt om te consumeren maar om te investeren in de toekomstige kwaliteit en veiligheid van het werkgebied van de waterschappen.

Een goed bestuurd waterschap heeft een lange termijnvisie die tientallen jaren vooruitkijkt. Als voorbeeld verwijs ik graag naar mijn motivatie rond een dijkverbeteringsproject in Geertruidenberg. Hierbij verwees ik naar het kostenverschil gezien over een periode van 100 jaar.

100 jaar vooruit denken zit bij de meeste partijtijgers van de landelijke partijen niet in de genen. Denken over de volgde verkiezingen (4 jaar later) blijkt voor sommigen al nauwelijks haalbaar. Voor het waterschapsbestuur geldt dat vaak pas een generatie later de baten zichtbaar worden van wijze besluiten. En dat korte termijn denken in de toekomst vaak duur uitpakt. Ons Water gaat voor de lange termijn. De lijst van Ons Water bestaat vooral uit mensen die hun sporen in het waterschapsbestuur verdiend hebben en die het waterschapsgebied goed kennen. Het zijn geen ‘partijtijgers’ met de ambitie het in de politiek ver te schoppen. Zij willen hun kennis graag in brengen in het belang van het waterbeheer in West-Brabant. Voor hun kwaliteiten lees dan Over Water 172 of kijk onze kandidatenlijst eens door en link door.

Louis van der Kallen