BESCHIKBAARHEID ZOET WATER VOOR SCHOUWEN-DUIVELAND VAN LEVENSBELANG


| 17-03-2021 |

 

De provincie Zeeland is ver over tijd met haar eerste pogingen om wat zorg te tonen voor zoet water en is zelf verantwoordelijk voor de onhoudbare situatie van de zoetwaterhuishouding op het eiland. Ze houdt echter halsstarrig vast aan omringende wateren met een maximaal zoutgehalte.

Op 10 en 11 maart verschenen een tweetal artikelen, die de problemen rond de beschikbaarheid van zoet water nog eens pijnlijk aan de oppervlakte brachten. Enerzijds in H2O Actueel ‘Aanvoer zoet water op Schouwen-Duiveland vergt miljoeneninvestering’ en op Omroep Zeeland ‘Geacht Kabinet: ‘Zoet water is van levensbelang voor boeren’. H2O doet verslag van de verkenning door ingenieursbureau Witteveen + Bos naar zoetwateraanvoer via pijpleidingen naar Schouwen-Duiveland in opdracht van de provincie. Omroep Zeeland doet verslag van ervaringen van de laatste droge zomers en de hoge nood aan zoet water verwoord door Nicole Gijzel, akkerbouwer.

Er zijn weinig zoetwaterbellen op Schouwen-Duiveland. Het grondwater is over het algemeen brak, waardoor het maken van zoetwaterputten geen zin heeft. De noodkreet van Nicole Gijzel laat zien, dat de provincie zich te lang heeft opgesloten in zijn zoutwatercocon en het primaire belang van zoet water voor de mens steeds heeft genegeerd. Het kwaad is al geschied en lange tijd aan de gang. De provincie is ver over tijd met haar eerste voorzichtige pogingen om wat zorg te tonen voor zoet water. Echt zoetwaterbeleid voeren zit er vooralsnog niet in. De zoute wateren en de gemaakte zoutwatermilieus in het Zeeuwse land lijken daarvan geen schade te mogen ondervinden. Andersom doet de provincie het voorkomen alsof de schade wat betreft zoetwaterproblemen wel meevalt. Men handhaaft het primaire zoutwaterbeleid en het stimuleren van zoutwatermilieus op het land. Het bekendste project op Schouwen is plan Tureluur. Het versterkt de verzilting van het grondwater.

Hoewel in de delta het gedrag en de invloed op elkaar van zoet- en zoutwaterbeleid niet te scheiden zijn, zoekt de provincie nu toch eenzijdig doekjes voor het bloeden op de eilanden voor het zoete water. Men wil daarmee uitstel kopen om zoetwaterbeleid nog niet primair te hoeven stellen. In het artikel van H2O wordt enerzijds gedacht aan lokale oplossingen, zoals druppelirrigatie, opslag van regenwater in bassins en bodem of hergebruik van restwater, anderzijds aan de aanvoer van zoet water van elders via pijpleidingen. Witteveen +Bos heeft in opdracht van de provincie naar de mogelijkheden van die aanvoer een verkenning uitgevoerd. Uit het verhaal van de akkerbouwer blijkt al, dat van de eerste groep aan geopperde mogelijkheden weinig verwacht mag worden. Hooguit hier en daar iets lokaal. Dat de variant van de Noorder Krammer voor kunstmatige zoetwateraanvoer afvalt is logisch, want de Noorder Krammer heeft o.a. last van verzilting door het zoute Grevelingenmeer. De meest logische variant is het Haringvliet, maar zal tevens wel de duurste zijn. De kosten van de 6 varianten variëren van 40 tot 180 miljoen euro. De jaarlijkse gebruikskosten, denk aan energieverbruik, worden geraamd op 0.8 tot 3,6 miljoen. De provincie is van die formidabele bedragen geschrokken en gaat kijken naar de haalbaarheid o.a. door na te gaan in hoeverre de boeren financieel willen bijdragen aan de zoetwateraanvoer. Kan men het als overheid ‘nog zouter maken’?

Het kunstmatige Grevelingenmeer was van oudsher (Deltaplan) bedoeld als zoet meer. Oorspronkelijk ook de Oosterschelde. Was dit gerealiseerd dan waren we nu niet in deze problematiek verzeild geraakt. De provincie houdt echter halsstarrig vast aan wateren met een maximaal zoutgehalte. Zo houden de Oosterschelde en Grevelingen het grondwater van Schouwen-Duiveland in een verziltende wurggreep. De provincie is zelf verantwoordelijk voor de onthoudbare situatie van de zoetwaterhuishouding op het eiland. Wel heeft men honderden miljoenen uit de algemene middelen over voor aanvullende wensen voor zoutwatermilieus, waaronder een nieuwe 10x zo grote sluis in de Brouwersdam, maar wil men niet ruiterlijk de kosten aanvaarden voor alle schade die aangericht wordt. De natuurlijke aanvoer van rivierwater onder vrij verval wordt als ongewenst geblokkeerd. De reden dat daar onvoldoende water voor zou zijn, is gezocht en niet juist.

Men zal er niet aan ontkomen om zoetwaterbeleid primair te stellen en de kwestie fundamenteel aan te pakken. De hoge kosten van kunstmatige externe aanvoer via pijpleidingen geeft daar extra aanleiding toe. Een zoet Grevelingenmeer door wateraanvoer via Hollands Diep, Volkerak en Krammer is heel goed realiseerbaar. Het zoete Grevelingenmeer heeft een fundamentele betekenis voor de zoetwaterhuishouding van Schouwen-Duiveland en is de meest duurzame benadering. Er is een onbegrijpelijke overwaardering voor landinwaartse zoute milieus. Het is dringend gewenst, dat daar een realistische kijk op komt. Wel is de zoutwater visserij dan in het gedrang, maar de visstand, in dit geval met zoetwatervissen, zal aanzienlijk toenemen. Het Grevelingenmeer is geen natuurlijk meer.

Het project van de nieuwe sluis in de Brouwersdam is als aanvullende voorziening door zoutwaterbiologen gewenst, m.n. voor het creëren van een lint van intergetijdennatuur langs het meer met een klein getijverschil van 30 cm. Voor het gevoelde waterkwaliteitsprobleem van de in de zomer beperkt optredende zuurstofloze onderlaag is deze sluis niet nodig. Er zijn daarvoor andere eenvoudige mogelijkheden. Het is bovendien twijfelachtig of deze daar een positieve invloed op kan uitoefenen en weinig klimaatbestendig. Het zoute meer zal instabiel gedrag blijven vertonen. De kosten van de sluis worden geruimd op 150-200 miljoen euro. Daar komen nog eens die 100-180 miljoen bij voor externe aanvoer van zoet water. Tezamen een investering van 250-380 miljoen voor het zoute Grevelingenmeer.

Voor een zoet meer zijn een dichtheidsscherm voor de Brouwerssluis en een zoetwatersluis in de Grevelingendam voor verbinding met de Noorder Krammer nodig. Dit is een relatief eenvoudige sluis voor alleen de aanvoer van zoetwater in de orde van grootte van de Brouwerssluis. Een vrije schatting van de investeringskosten komt op 50-100 miljoen. Tel uit je winst. Een zoetwater meer biedt een gezonde basis voor natuurwaarden en is in het algemeen belang van de mens om te kunnen overleven in de delta.

 

Ir. Wil Lases



 


JOHN VAN GORP


JOHN VAN GORP

Mijn naam is John van Gorp, geboren in 1965. Sinds 1996 getrouwd en vader van twee kinderen. Al sinds mijn geboorte ben ik woonachtig in Tilburg en sinds 1997 in de Tilburgse wijk Reeshof.

Dit kun je eigenlijk geen wijk meer noemen, gezien de 43.000 inwoners van dit stadsdeel, maar toch. Onze wijk wordt aan de noordzijde begrenst door het Wilhelminakanaal, welke in begin van 1900 gegraven is Oosterhout met Tilburg verbindt. Deze waterweg gaf Tilburg de kans om over water bereikbaar te worden en hiermee minder afhankelijk te zijn van Waalwijk. Om de hoogtes te overbruggen is het Wilhelminakanaal voorzien van een aantal sluizen, waaronder ook een unieke industrieel sluis ter hoogte van het begin van onze wijk. Deze sluis is ondertussen buitengebruik en via een nieuwe sluis is de doorvoer naar de rest van het kanaal veilig gesteld. Toch bereikte mij in 2010 alarmerende signalen, toen gesteld werd dat een sluis moest gaan vervallen. De sluis die moest gaan vervallen staat aan de andere zijde van de Reeshof en zorgt voor een overbrugging van 2,5 meter waterniveau tussen beide sluizen. Doel was om deze sluis te laten vervallen! Resultaat zou dan zijn dat over de gehele lengte van de Reeshof (ongeveer 8 km) het waterniveau 2,5 m zou dalen. Dit zou een beoogd effect hebben van grondwaterstanddaling die voor 50-60% van de Reeshof merkbaar zou zijn. Het beeld dat huizen zouden verzakken (bijna alle huizen zijn namelijk in de Reeshof op ‘staal gebouwd’) bezorgde de hele wijk onrustige momenten.

Samen met een groep bezorgde bewoners hebben we dit, in combinatie met gemeenteraad Tilburg en provinciaal bestuur van Brabant, met voldoende belang kunnen aankaarten bij de minister, waarmee zij dit onzalige plan heeft kunnen stoppen in 2018. 

Met bovenstaande in het achterhoofd en de wetenschap dat door de recente verdroging van 2018 de problematiek van dalende grondwaterspiegel een groter probleem vormt dan menigeen zou durven vermoeden, moeten we NU handelen. We moeten in actie komen om onze grondwaterstanden te stabiliseren en waar mogelijk te verbeteren. Dit is voor mij de reden om mezelf in te zetten voor de enige waterpartij met kennis van zaken, ‘Ons Water’. Stem op 15 maart 2023 op ‘Ons Water’ lijst 2, nummer 25.


 

OVER WATER – 23: “HENK SAEIJS – STORMLOPER IN EEN DELTA” EN UITDIEPING VAN DE WEZER MONDING

 

| 01-01-2016 | 15:45 uur |


 

23 december tot 2 januari

De kerst/oud jaar-periode is een periode van lezen voor mij en van achterstanden inhalen. Ook van het lezen van artikelen die anderen mij toesturen of bij mij in de brievenbus gooien. Zo werd ik gewezen op een artikel in het Streekblad Zoetermeer dat gaat over een milieuvriendelijke aanpak van blauwalg in de Zoetermeerse Plas. Het betreft een systeem (van LG Sonic) dat met ultrasone geluidsgolven als het ware op maat de eventuele blauwalgen bestrijdt. Het is een project dat in de gaten gehouden moet worden om, bij bewezen succes, in de Nederlandse situatie verdere navolging te krijgen. 

Ik heb een boek met de titel: “Henk Saeijs” “Stormloper in een delta” opgetekend door Leo Santbergen gelezen. Het is het levensverhaal van Henk Saeijs die een indrukwekkende carrière maakte binnen Rijkswaterstaat. Een lezenswaardig boek. Henk Saeijs promoveerde op het proefschrift “Changing Estuaries”. Hij stelde in dat proefschrift onder andere dat ‘het onverstandig was geweest dat begeleiding van ecosysteemtransformaties geen onderdeel zijn geweest van het ontwerp van het Deltaplan. Ze werden beschouwd als neveneffecten’. Ik onderschrijf die bemerking van harte. De majeure ecosysteemtransformatie van zout naar zoet van zowel het Markiezaatsmeer als van het Volkerak/Zoommeer is niet tot onvoldoende begeleid, noch waren optredende gevolgen voorzien, noch is er adequaat op gereageerd. Zoals ieder proefschrift bevatte ook het van Henk Saeijs een aantal stellingen. Een stelling waarvan ik het belang onderschrijf was: “Als een noodzakelijke stap op weg naar een verantwoord bestuur en beheer van groot oppervlaktewateren dient er in deze gebieden een op functionele ecosystemengrenzen gebaseerde, bestuurlijke (her)indeling plaats te vinden”. Dat is iets wat ook nog steeds niet is gebeurd. Voor mij afschrikwekkende voorbeelden zijn onder andere het Markiezaatsmeer (2 provincies, 2 gemeenten) en de Molenplaat (2 provincies en drie gemeenten). Beide gebieden zijn onbewoond! Dit kan effectiever! 

Henk Saeijs heeft ernstige kritiek op het Nederlandse poldermodel. Terwijl de zeespiegel stijgt en de Nederlandse polders dalen. worden de dijken alsmaar hoger en breder met alsmaar grotere gevolgen bij een eventuele dijkdoorbraak. Het houdt in zijn denken een keer op. Het volgende citaat komt uit het boek van Henk Saeijs. Zij is mij uit het hart gegrepen.

“Terwijl het Deltaprogramma tot 2050 inzet op een optimalisatie van de huidige waterveiligheidsstrategie, kan worden nagedacht over het ingang zetten van een transitie naar een ruimtegebruik waarbij de mens, de ‘polderblindheid’ voorbij, weer de hogere, drogere delen opzoekt. Er zijn immers fysieke en financiële grenzen aan alsmaar hogere en bredere dijken langs steeds dieper wegzakkende ‘badkuippolders’. De dijken langs onze rivieren kunnen op langere termijn, in het bieden van veiligheid en om de kosten betaalbaar te houden, niet wedijveren met ruimte voor levende rivieren. Vragen ruimte voor de rivier maatregelen op korte termijn relatief hogere investeringskosten, de maatschappelijke baten zullen zich tot in lengte van jaren ‘uitbetalen’. Ik voorzie, al dan niet noodgedwongen door worst-case klimaatscenario’s, een migratiestroom van het westelijk gelegen sociaal-economisch hart naar de oostelijk en zuidelijk gelegen hogere gronden in Nederland en zijn buurlanden. Terpeneren (zoals in de Overdiepse Polder) en ruimte voor de rivier zullen doorbreken als de dominante combinatiestrategie.”

europees hofDe meest interessante ‘literatuur’ die ik deze weken gelezen heb was een Europees arrest van het Hof (Grote kamer) over de KRW en de uitdieping van de rivier(mond) van de Wezer tussen de open zee en Bremerhaven. Zowel in het licht van de KRW, een voor de waterschappen een majeure opgave, als voor de eeuwige discussie rond verdiepingen van de Westerschelde is dit arrest van grote waarde. 

H.F.M.W. van Rijswick schreef over dit arrest in een noot: “De uitkomst zal velen verrassen, verblijden of tot wanhoop drijven. Het arrest zal in ieder geval enorme consequenties dienen te hebben voor de praktijk van het Nederlandse en het Europese waterbeheer en de rechtspraak zal haar huidige lijn in de jurisprudentie op een aantal wezenlijke punten bij dienen te stellen. Zowel de huidige wetgeving als de in voorbereiding zijnde Omgevingswet zal aangepast dienen te worden aan de uitleg die het Hof geeft aan de KRW, tenzij de wetgever er voor zou kiezen te wachten tot er in een procedure een beroep op de KRW wordt gedaan. Daarmee wordt het probleem echter gelegd op het bordje van de bestuursorganen die de komende jaren besluiten en maatregelen moeten nemen op het terrein van het waterbeheer. Dat is niet erg chique.” De essentie  van de uitspraak is: “Lidstaten zijn verplicht om goedkeuring voor een project te weigeren indien het project kan leiden tot een achteruitgang van de toestand van een oppervlaktewaterlichaam.”

Onderstaand een aantal citaten uit het arrest en de noot van Van Rijswick (die voor mij de kern van het arrest en de komende discussies bevatten inzake de mogelijke impact van dit arrest op het beleid van waterbeherende instanties bevatten. Ze zijn slechts een greep uit vele!

Opmerkingen van partijen (onder andere):
“De verwijzende rechter stelt in essentie de vraag of de KRW als beginsel een verbod instelt op achteruitgang van de toestand van alle oppervlaktewaterlichamen, behoudens de uit de KRW voortvloeiende uitzonderingen.”

“De Nederlandse regering is daarnaast van mening dat het KRW een ‘programmatische’ aanpak voorschrijft, in die zin dat de lidstaten bij de uitvoering een grote bewegingsvrijheid hebben.”

“Het staat namelijk vast dat het uiteindelijke doel van de KRW is de vervulling van het criterium van een ‘goede toestand’ van alle oppervlaktewateren en grondwater van de Unie tot 2015.”

Conclusies: A-G N. Jääskinen (onder andere):
“Gezien het voorgaande moet worden vastgesteld dat de KRW weliswaar geen volledige harmonisatie bewerkstelligt, maar evenmin beperkt blijft tot een uitsluitend ‘programmatische benadering’, die aan de lidstaten een grote discretionaire bevoegdheid zou overlaten wat beleidskeuzes en beoogde of vast te stellen maatregelen betreft.” 

“Het verbod van achteruitgang vormt in feite zowel een verbod als een stimulerende norm, gericht op het bereiken van de in de KRW in haar geheel voorgeschreven resultaten. De lidstaten zijn zodoende niet slechts gehouden om iedere achteruitgang te verbieden, maar ook om dit verbod op doeltreffende wijze te handhaven. De doeltreffende tenuitvoerlegging van de doelstelling om alle achteruitgang te voorkomen, hetgeen de concrete vertaling vormt van de algemene beschermingsverplichting in artikel 1 KRW, is uitsluitend mogelijk door middel van concrete maatregelen die gericht zijn op het voorkomen van achteruitgang en van verstoringen die significante effecten kunnen hebben op de mogelijkheid de in de richtlijn vastgestelde doelstellingen te bereiken.”

Het kan haast niet anders of dit arrest zal forse gevolgen gaan krijgen op het beleid van waterbeheerders en mogelijk ook op (toekomstige) verdiepingen van de Westerschelde.

Louis van der Kallen 

 


IS HET EXPERIMENT DE KIER ACHTERHAALD?


IS HET EXPERIMENT DE KIER ACHTERHAALD?

door: W. Borm en C. Huijgens

Het complex van de Haringvlietsluizen vormt vanaf 1970 de grote regelkraan van de Nederlandse rivierwaterhuishouding. Door alleen te spuien, lozen we er zoetwatervis in zee en kunnen trekvissen onze rivieren niet bereiken. Het integraal overleg Haringvliet – Hollandsch Diep – Biesbosch leidde begin negentiger jaren tot het plan om enkele sluisdeuren de klok rond op een kier te zetten en zo een verbinding tussen zout en zoet tot stand te brengen. Men hoopte hiermee de situatie voor de natuur te kunnen verbeteren. Voor de tweede maal is het op een kier zetten van de sluizen uitgesteld. De planstudie van de Kier is afgerond en het ligt in de bedoeling dat die in 2010 operationeel wordt. Voor de kwaliteit van de deltawateren lijkt de Kier overbodig en zelfs bedreigend. Heeft het nog zin hiermee door te gaan?

Aalscholver.Brouwersdam.02-03-08.Cor Huijgens.

De aalscholver (Phalacrocorax carbo) houdt de visstand gezond door het wegvangen van langzame en zieke exemplaren. Foto: C.Huijgens

Wisselende milieuomstandigheden
Vanaf de begintijd zal de Kier enkele maanden per jaar op non-actief staan door de steeds vaker voorkomende lage rivierafvoeren in de zomer. Tellen we daar de sluitingen als gevolg van hoge zeewaterstanden bij op, dan werkt de Kier nog maar 6 tot 8 maanden per jaar. Getemd getij, een vervolgstap op de Kier, is dan ook uit beeld verdwenen. Getijde vanuit het Haringvliet zal de Biesbosch nooit meer bereiken. In periodes met geringe rivierwaterafvoer wordt eerst al het brakke water geloosd. Na dit ´zoetspoelen´ sluit men de sluizen om indring van zout tegen te gaan. Het milieu van het Haringvliet verandert hierbij aanzienlijk. Bij het opnieuw laten binnenstromen van zeewater vindt een omgekeerd proces plaats. Deze wisselingen van milieu veroorzaken sterfte van organismen die afhankelijk zijn van brak water en getijden óf van levensvormen gebonden aan stabiel en zoet water. Die ongunstige omstandigheden, direct veroorzaakt door de Kier, maken dat er van duurzame natuurontwikkeling in het Haringvliet geen sprake meer zal zijn. Het beoogde herstel van de ecologische relatie tussen zee en rivieren blijft naar verwachting beperkt tot incidentele waarnemingen van verdwaalde vissen. Dit alles staat haaks op het streven naar gezonde deltawateren.

Wulp.Burgsluis.02-03-08.Cor Huijgens.

De wulp (Numenius arquata) zoekt haar voedsel op vlakke stranden en moddervlakten. Foto: C.Huijgens

Zoutproblemen in het Haringvliet
Het gedrag van het zout vormt de grootste onzekerheid. Men wil de zoutgrens tot maximaal 8 km oostwaarts van de sluizen, maar hoe zal het water in het Haringvliet zich mengen? In hoeverre schiet een zoute tong onder het zoete water door? Is het water in het Haringvliet wel voldoende in beweging? Zal de overgang van zoet naar zout niet te abrupt zijn voor het aanpassingsvermogen van organismen zoals trekvissen ? Kan men eenvoudig de indring van zout stoppen? Zolang deze vragen onvoldoende beantwoord zijn, vormt ook dit aspect van het experiment een risico.

Bijstelling of evaluatie achteraf?
Door lerend beheren wil Rijkswaterstaat hier ervaring opdoen. Nu heeft de ervaring al geleerd dat experimenteren met Deltawateren op termijn problemen kan opleveren.
De precieze invloed van de Kier op de natuur weten we pas na de evaluatie die op zijn vroegst in 2015 start. Uiteraard zullen er dan meer trekvissen waargenomen zijn dan bij met vloed volledig gesloten sluizen, maar om op basis hiervan het experiment als geslaagd te beschouwen zou wel heel kort door de bocht zijn. Als er immers geen sprake is van continuïteit in natuurontwikkeling, maar van onregelmatig terugkerende milieuwisselingen met vergaande ecologische gevolgen, dan weten we nu al dat het plan mislukt.

Ondanks alle goede bedoelingen wordt oude planvorming naar verwachting niet lang meer vastgehouden en vindt er bijstelling plaats. Als het experiment meer kwaad dan goed doet, dan is het verstandig om zelfs in deze vergevorderde fase het project af te blazen. Wanneer er een permanente en geleidelijke overgang van zout naar zoet komt via de Oosterschelde, levert de Kier geen enkele bijdrage en is de natuur in de Delta gebaat bij Haringvlietsluizen die alleen spuien ter verhoging van de veiligheid of de milieukwaliteit. Stabiliteit van het zoete milieu in het Haringvliet is ecologisch en economisch van belang en voorkomt verzilting van het grondwater van de omringende gebieden. Het stabiele milieu zal een positieve invloed hebben op aangrenzende natuurgebieden en inname van zoet water is weer overal mogelijk.

Wijziging plannen Haringvliet
Bij de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier is voornamelijk gekeken naar de rivieren in combinatie met slechts het Haringvliet en de noodberging Krammer/Volkerak, en nauwelijks naar de gehele zuidwestelijke Delta. Zodra er een grote gecombineerde Deltaberging in zicht komt en de verbindingen tussen de deltawateren onderling worden hersteld, is heroverweging en afstemming van samenhangende projecten gewenst. Een meer integrale en duurzame aanpak van het waterbeheer garandeert onze veiligheid en verbetert de ecologische relatie tussen zee en rivieren. Op dat laatste wacht natuurminnend Nederland al tientallen jaren.


B&W GEMEENTE BERGEN OP ZOOM INZ. WATERKETEN – A002

 


 

Bergen op Zoom, 26 februari 2005

 

College van Burgemeester en

Wethouders der Gemeente Bergen op Zoom

Postbus 35

4600 AA Bergen op Zoom

 

Betreft: waterketen, grondwater en KRW, kenmerk LK/5000

 

Geacht College,

Op het gebied van water zijn er veel ontwikkelingen die grotendeels voortkomen uit het geformuleerde en te formuleren beleid van hogere en andere overheden.

Voor de D66/BSD-fractie leidt dit tot het aangeven van een aantal suggesties c.q. vragen

Waterketen

De landsregering wil komen tot een aanzienlijke besparing in de totale waterketen, waarbij samenwerking en een waterketenbedrijf tot de mogelijkheden zouden kunnen behoren.

In Gelderland loopt in dit kader een breed initiatief, waar alle overheden en het waterbedrijf de waterketen vorm aan het geven zijn met het oogmerk tot aanzienlijke besparingen te komen.

In een bestuurlijke werkgroep, waarin zeven gemeenten, alle Gelderse waterschappen, de Provincie en het waterbedrijf vertegenwoordigd zijn, worden de plannen uitgewerkt.

Startpunt is o.a. het gegeven dat reeds 10 jaar in een twaalftal Gelderse gemeenten één waterketennota verstuurd wordt door het waterbedrijf, waar ook de waterschapsheffing en het rioolrecht (op basis van het drinkwaterverbruik) in verwerkt zijn.
1.Is Uw College bekend met dit Gelders initiatief?
2.Is Uw College bereid in West-Brabant initiatiefnemer te worden om dit ook hier van de grond te krijgen?

Grondwaterrichtlijn

Er komt een Europese Grondwaterrichtlijn, waardoor (als de voortekenen ons niet bedriegen) de gemeenten de formeel wettelijke grondwaterzorgplicht op hun bordje zullen krijgen. Of hier sprake zal zijn van een resultaat- of inspanningsverplichting is nog niet duidelijk. Helder is wel dat de risico’s door claims voor de gemeente aanzienlijk zullen stijgen.

In de Tweede Kamer zijn al partijen (o.a. Van Lith van het CDA) die stellen dat de watertoets een zwaarder gewicht zou moeten krijgen. Zeker de plannen rond de Augustapolder en de Bergse Haven verdienen in dit kader onze aandacht.
1.Is er bij de opzet van deze plannen reeds rekening gehouden met deze Europese grondwaterrichtlijn in wording en hoe worden de toenemende risico’s afgedekt?

Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

De KRW is voor iedere waterbeheerder een doos van Pandora.

De kosten zullen, over de hele waterketen bezien, aanmerkelijk stijgen. Naar het gevoelen van de D66/BSD-fractie wordt dit door de meeste overheden enorm onderschat.

Veel waterbeheerders denken dat de implementatie vertraagd zal worden c.q. dat het beperkt zal blijven tot een inspanningsverplichting. Deze gedachte is ingegeven door onze min of meer gedoogcultuur. Met Europese regelgeving is dit anders. Die is gebaseerd op handhaving naar de letter!

Nu reeds heeft de Europese Commissie Nederland gedaagd voor het Europese Hof van Justitie wegens het niet (tijdig) omzetten van de KRW in wetgeving.

Uit de ambitienota van het kabinet blijkt dat zij rekening houdt met een verdubbeling (in euro’s van nu) van de zuiveringslasten (waterkwaliteitsheffing) tot 2015. Tevens heeft het CPB aangegeven zelfs niet in ruwe termen iets te kunnen zeggen over de kosten van de KRW (bron: quick scan CPB).

Alleen al de zuiveringslasten betekenen 150 à 200 euro per gezin per jaar meer lasten.

Zoals de wetgeving nu luidt, betekent dit ook voor gemeenten verder sterk stijgende kosten voor bijvoorbeeld riolering vanwege verdergaande eisen (mogelijk kan/mag niet meer) aan aard en aantal overstorten.

De enige temporiseringroute (derogatie) is een economische. Uit de in omloop zijnde stukken blijkt dat tot op heden er geen economische effect analyse is gemaakt. Ook in het landelijk bestuurlijk overleg water (LBOW), waarin de gemeenten via de VNG vertegenwoordigd is, speelt de economische effectanalyse (nodig voor derogatie) geen rol.
1.De D66/BSD-fractie verzoekt Uw College dringend middels de VNG de noodzaak van een economische effect analyse in te brengen in het LBOW.
2.Tevens verzoekt de D66/BSD-fractie Uw College dringend te overwegen alle nog in het beheer van de gemeente zijnde watergangen zo spoedig mogelijk over te dragen aan het waterschap. De kosten van het beheer van watergangen, zowel van uitvoering als beleid, zullen zeker scherp stijgen.

Uw reacties tegemoet ziende,

hoogachtend,

namens de D66/BSD-fractie

Louis van der Kallen