BESCHIKBAARHEID ZOET WATER VOOR SCHOUWEN-DUIVELAND VAN LEVENSBELANG


| 17-03-2021 |

 

De provincie Zeeland is ver over tijd met haar eerste pogingen om wat zorg te tonen voor zoet water en is zelf verantwoordelijk voor de onhoudbare situatie van de zoetwaterhuishouding op het eiland. Ze houdt echter halsstarrig vast aan omringende wateren met een maximaal zoutgehalte.

Op 10 en 11 maart verschenen een tweetal artikelen, die de problemen rond de beschikbaarheid van zoet water nog eens pijnlijk aan de oppervlakte brachten. Enerzijds in H2O Actueel ‘Aanvoer zoet water op Schouwen-Duiveland vergt miljoeneninvestering’ en op Omroep Zeeland ‘Geacht Kabinet: ‘Zoet water is van levensbelang voor boeren’. H2O doet verslag van de verkenning door ingenieursbureau Witteveen + Bos naar zoetwateraanvoer via pijpleidingen naar Schouwen-Duiveland in opdracht van de provincie. Omroep Zeeland doet verslag van ervaringen van de laatste droge zomers en de hoge nood aan zoet water verwoord door Nicole Gijzel, akkerbouwer.

Er zijn weinig zoetwaterbellen op Schouwen-Duiveland. Het grondwater is over het algemeen brak, waardoor het maken van zoetwaterputten geen zin heeft. De noodkreet van Nicole Gijzel laat zien, dat de provincie zich te lang heeft opgesloten in zijn zoutwatercocon en het primaire belang van zoet water voor de mens steeds heeft genegeerd. Het kwaad is al geschied en lange tijd aan de gang. De provincie is ver over tijd met haar eerste voorzichtige pogingen om wat zorg te tonen voor zoet water. Echt zoetwaterbeleid voeren zit er vooralsnog niet in. De zoute wateren en de gemaakte zoutwatermilieus in het Zeeuwse land lijken daarvan geen schade te mogen ondervinden. Andersom doet de provincie het voorkomen alsof de schade wat betreft zoetwaterproblemen wel meevalt. Men handhaaft het primaire zoutwaterbeleid en het stimuleren van zoutwatermilieus op het land. Het bekendste project op Schouwen is plan Tureluur. Het versterkt de verzilting van het grondwater.

Hoewel in de delta het gedrag en de invloed op elkaar van zoet- en zoutwaterbeleid niet te scheiden zijn, zoekt de provincie nu toch eenzijdig doekjes voor het bloeden op de eilanden voor het zoete water. Men wil daarmee uitstel kopen om zoetwaterbeleid nog niet primair te hoeven stellen. In het artikel van H2O wordt enerzijds gedacht aan lokale oplossingen, zoals druppelirrigatie, opslag van regenwater in bassins en bodem of hergebruik van restwater, anderzijds aan de aanvoer van zoet water van elders via pijpleidingen. Witteveen +Bos heeft in opdracht van de provincie naar de mogelijkheden van die aanvoer een verkenning uitgevoerd. Uit het verhaal van de akkerbouwer blijkt al, dat van de eerste groep aan geopperde mogelijkheden weinig verwacht mag worden. Hooguit hier en daar iets lokaal. Dat de variant van de Noorder Krammer voor kunstmatige zoetwateraanvoer afvalt is logisch, want de Noorder Krammer heeft o.a. last van verzilting door het zoute Grevelingenmeer. De meest logische variant is het Haringvliet, maar zal tevens wel de duurste zijn. De kosten van de 6 varianten variëren van 40 tot 180 miljoen euro. De jaarlijkse gebruikskosten, denk aan energieverbruik, worden geraamd op 0.8 tot 3,6 miljoen. De provincie is van die formidabele bedragen geschrokken en gaat kijken naar de haalbaarheid o.a. door na te gaan in hoeverre de boeren financieel willen bijdragen aan de zoetwateraanvoer. Kan men het als overheid ‘nog zouter maken’?

Het kunstmatige Grevelingenmeer was van oudsher (Deltaplan) bedoeld als zoet meer. Oorspronkelijk ook de Oosterschelde. Was dit gerealiseerd dan waren we nu niet in deze problematiek verzeild geraakt. De provincie houdt echter halsstarrig vast aan wateren met een maximaal zoutgehalte. Zo houden de Oosterschelde en Grevelingen het grondwater van Schouwen-Duiveland in een verziltende wurggreep. De provincie is zelf verantwoordelijk voor de onthoudbare situatie van de zoetwaterhuishouding op het eiland. Wel heeft men honderden miljoenen uit de algemene middelen over voor aanvullende wensen voor zoutwatermilieus, waaronder een nieuwe 10x zo grote sluis in de Brouwersdam, maar wil men niet ruiterlijk de kosten aanvaarden voor alle schade die aangericht wordt. De natuurlijke aanvoer van rivierwater onder vrij verval wordt als ongewenst geblokkeerd. De reden dat daar onvoldoende water voor zou zijn, is gezocht en niet juist.

Men zal er niet aan ontkomen om zoetwaterbeleid primair te stellen en de kwestie fundamenteel aan te pakken. De hoge kosten van kunstmatige externe aanvoer via pijpleidingen geeft daar extra aanleiding toe. Een zoet Grevelingenmeer door wateraanvoer via Hollands Diep, Volkerak en Krammer is heel goed realiseerbaar. Het zoete Grevelingenmeer heeft een fundamentele betekenis voor de zoetwaterhuishouding van Schouwen-Duiveland en is de meest duurzame benadering. Er is een onbegrijpelijke overwaardering voor landinwaartse zoute milieus. Het is dringend gewenst, dat daar een realistische kijk op komt. Wel is de zoutwater visserij dan in het gedrang, maar de visstand, in dit geval met zoetwatervissen, zal aanzienlijk toenemen. Het Grevelingenmeer is geen natuurlijk meer.

Het project van de nieuwe sluis in de Brouwersdam is als aanvullende voorziening door zoutwaterbiologen gewenst, m.n. voor het creëren van een lint van intergetijdennatuur langs het meer met een klein getijverschil van 30 cm. Voor het gevoelde waterkwaliteitsprobleem van de in de zomer beperkt optredende zuurstofloze onderlaag is deze sluis niet nodig. Er zijn daarvoor andere eenvoudige mogelijkheden. Het is bovendien twijfelachtig of deze daar een positieve invloed op kan uitoefenen en weinig klimaatbestendig. Het zoute meer zal instabiel gedrag blijven vertonen. De kosten van de sluis worden geruimd op 150-200 miljoen euro. Daar komen nog eens die 100-180 miljoen bij voor externe aanvoer van zoet water. Tezamen een investering van 250-380 miljoen voor het zoute Grevelingenmeer.

Voor een zoet meer zijn een dichtheidsscherm voor de Brouwerssluis en een zoetwatersluis in de Grevelingendam voor verbinding met de Noorder Krammer nodig. Dit is een relatief eenvoudige sluis voor alleen de aanvoer van zoetwater in de orde van grootte van de Brouwerssluis. Een vrije schatting van de investeringskosten komt op 50-100 miljoen. Tel uit je winst. Een zoetwater meer biedt een gezonde basis voor natuurwaarden en is in het algemeen belang van de mens om te kunnen overleven in de delta.

 

Ir. Wil Lases



 


OVER WATER – 30: GRAVERS IN DIJKEN EN OEVERS

 

| 27-02-2016 | 13.45 uur |


 


GRAVERS IN DIJKEN EN OEVERS

800px-Procambarus_clarkii_01

Procambarus clarkii, de rode Amerikaanse rivierkreeft

Als waterschapsbestuurder volg ik al jaren de vakliteratuur als het gaat om de bedreigers van onze dijken en oevers. Van muskusratten en beverratten weten we al heel lang dat ze een bedreiging zijn voor onze dijken en deze overlastdieren worden dan ook al jaren door de muskusrattenbestrijders van onze waterschappen bestreden. Steeds vaker blijken ook de bevers ons als dijk- en oeverbeheerders voor problemen te stellen. Deze dieren zijn beschermd en een paradepaardje van ons en van de natuurliefhebbers dus we proberen met respect voor hen en hun biotoop de dijken en oevers op orde te houden. Ook mollen zijn, zeker na een zachte winter, een probleemsoort die zo nu en dan schade veroorzaakt aan dijken en oevers.

Recent kwam ik op H2O-online een artikel tegen van weer een nieuwe loot: (exotische) rivierkreeften. Een lezenswaardig en verontrustend artikel. Voor het werkgebied van Brabantse Delta zijn een drietal soorten van belang:

  • Pacifastacus leniusculus, de Californische rivierkreeft, waargenomen rond Tilburg,
  • Procambarus clarkii, de rode Amerikaanse rivierkreeft waargenomen rond Breda en Tilburg en
  • Orconectes limosus, gevlekte Amerikaanse rivierkreeft die ook in ons het werkgebied is waargenomen (zoals aangegeven in afbeelding 2 van het artikel).

Op basis van Nederlandse waarnemingen is graafgedrag bekend van twee van de drie hier bovenvermelde soorten. Te weten: de rode en gevlekte Amerikaanse rivierkreeft. Zij maken gangenstelsels in de oevers. Het gegraaf zorgt voor extra baggeraanwas en ondermijnt waterkeringen en oevers. Het wordt tijd dat deze beestjes op de menukaart komen van ons mensen en van liefhebbers van kreeftenvlees in de natuur. Anders gaan ze, als hun verspreiding door gaat, uiteindelijk voor meer werk en kosten voor de waterschappen zorgen. 

24 februari
In de middag de presentatie van de film over de (oud)bewoners van de Overdiepse Polder. De bijeenkomst was een soort van afsluitende bijeenkomst, waarin centraal stond een meer dan een uur durende film/documentaire waarin (oud)bewoners van de Overdiepse Polder terug kijken op de periode van het project. Ze gaven onverbloemd en met een lach en een traan hun mening over hoe zaken waren gelopen, hoe het beter/anders had gekund en wat de gevolgen zijn van het project op hun onderlinge relaties. Het project heeft meer veiligheid opgeleverd voor circa 4 miljoen mensen en een bijdrage geleverd aan de toekomst van een aantal gezinnen en bedrijven en ook een landschap opgeleverd dat in de toekomst gewaardeerd zal gaan worden. Maar de gevolgen op de onderlinge relaties zijn soms groter dan door bestuurders gerealiseerd wordt. Ik hoop dat de film, en hoe de bewoners die aan het woord kwamen hun pijn en vreugde lieten zien, behulpzaam kan zijn om de ontstane kloven tussen mensen weer te helen.

In de avond de waterschapskring voor agrariërs in de werkplaats te Raamsdonksveer. Deze bijeenkomst stond in het teken van samenwerken, betrokkenheid en van elkaar leren en weten wat er speelt in West-Brabant. Tijdens de Waterschapskringen wil het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta graag van gedachten wisselen over ontwikkelingen die voor de ingelanden en bedrijven van belang kunnen zijn en hoe het waterschap daarin ondersteunend kan zijn. Ik mocht er vele vragen beantwoorden.

25 februari
Het bestuurlijk overleg van werkeenheid 4 waarin  wethouders van de gemeenten Werkendam, Woudrichem, Aalburg, Oosterhout, Geertruidenberg en Drimmelen samen met de twee DB leden van de waterschappen Brabantse Delta en Rivierenland het programma bespreken en vaststellen voor 2016. Van de vele op te pakken onderwerpen, ben ik vooral blij met het ontwikkelen van een visie op klimaatadaptatie. Een visie die straks vast ook gebruikt kan gaan worden in andere werkeenheden. De lokatie Biesbosch Museum Eiland en de directie omgeving vond ik inspirerend. Een locatie die een bezoek meer dan waard is, zie onderstaande foto’s.

Louis van der Kallen

biesbosch 01 biesbosch 02 biesbosch 03 biesbosch 04 biesbosch 05 biesbosch 06