VOLKERAK-ZOOMMEER – 0015

 


 

Bergen op Zoom, 28 februari 2006

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap De Zeeuwse Eilanden

Per e-mail

Geacht Dagelijks Bestuur,

Zaterdag 25 februari 2006 is bij ondergetekende de PKB Ruimte voor de Rivier, delen 2 en 3 op de mat gevallen. Bij het doorlezen van de ruim 280 pagina’s ben ik niet vrolijker geworden. Sterker nog, ik voel mij met een kluitje in het riet gestuurd door Uw Dagelijks Bestuur.

Uw geruststellende woorden inzake de te nemen maatregelen in geval van waterberging op het Volkerak-Zoommeer lijken nu misplaatst c.q. voorbarig, zeker met betrekking tot de kosten te dragen door ons waterschap.

Een specifieke reservering voor het Volkerak-Zoommeer-probleem, in geval van berging, is in de stukken niet te vinden!

Maar wat nog veel erger is: de Staatssecretaris legt de bal allereerst bij de gemeenten en waterschappen (zonder er geld bij te leggen). Het verslag van het bestuurlijk overleg in Gorinchem op 6 september 2005 is glashelder:

“De effecten bij de gemeenten in West-Brabant bij waterberging op het Volkerak-Zoommeer, zijn bekend. Ook in het verleden is deze maatregel al eens ingezet en zijn effecten op lokaal gebied gesignaleerd. Een gemeente of het waterschap moet gesteld staan voor haar eigen waterprobleem. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is overeen gekomen dat gemeenten op regionaal niveau hun problemen moeten oplossen. Hiervoor is als eenmalige stimulans ? 100 mln. subsidie beschikbaar gesteld. Slechts als de problemen onevenredig veel op de regio worden afgewenteld zal het rijk naar een oplossing zoeken. Als Bergen op Zoom inderdaad geen kant op kan dan moeten we daar goed naar kijken. Ruimte voor de Rivier mag niet leiden tot overstromingen in een gemeente, maar de regionale overheden moeten ook hun eigen verantwoordelijkheid nemen.”.

De genoemde 100 miljoen is een oude toezegging, die inmiddels reeds lang is uitgegeven middels subsidies verstrekt aan gemeenten en waterschappen in het gehele land.

Geen nieuw geld dus en die pot is reeds leeg en was meerdere malen overtekend.

Wat ondergetekende zeer bevreemd is dat het waterschap Zeeuwse Eilanden niet vertegenwoordigd was op het bestuurlijk overleg op 6 september 2005 in Gorinchem. Het weerspreken van de Staatssecretaris was derhalve niet mogelijk.

Het is een gotspe dat Waterschap Zeeuwse Eilanden, vanwege Tholen en St. Philipsland, moet dokken en met de problemen wordt opgescheept door en van anderen. De rapportage Togtema en het Nationaal Bestuursaccoord Water worden met de voeten getreden en het waterschap Zeeuwse Eilanden is afwezig!

Het enige wat in de PKB deel 3 (het kabinetsstandpunt) staat over de berging op het Volkerak-Zoommeer is:

“De inzet van de maatregel kan de afwatering van de Brabantse Delta bemoeilijken. Dit zal in de planstudie nader worden onderzocht.”.

en

“Met de maatregel berging op het Volkerak-Zoommeer wordt dijkversterking in een groot gebied voorkomen. De mogelijk negatieve effecten voor de regionale afwatering en de specifieke effecten bij het Waterfront Tholen, het recreatiegebied Speelmansplaten, steigers in havens en mogelijk andere gebieden zullen in de vervolgfase nader worden bekeken. In deze vervolgfase zullen de opties om deze effecten alsnog te vermijden of te compenseren worden onderzocht.

In de kostenraming bij deze PKB is rekening gehouden met de mogelijk noodzakelijke extra maatregelen voor het behouden van de veiligheid van het regionale watersysteem.”.

In de kostenraming is echter geen geld te vinden voor het gemelde!

Eén van de trucjes van het Kabinet is regelrechte misleidende handigheid.

Het plangebied is tussen de PKB deel 1 en de PKB deel 3 gewijzigd. Dit zonder een vermelding in de tekst.

In deel 1 is op kaart 1 de topografie van het plangebied afgebeeld (zonder het Volkerak-Zoommeer).

In deel 3 is op kaart 1 de topografie van het plangebied afgebeeld (met het Volkerak-Zoommeer).

De MER over het plangebied is echter zonder het Volkerak-Zoommeer uitgevoerd!

Ondergetekende heeft geen aankondiging van een nieuwe MER of een MER speciaal voor het Volkerak-Zoommeer kunnen vinden. Dit is naar mijn mening in flagrante strijd met de wet en regelgeving.

Vragen

1. Op welke concrete schriftelijke toezeggingen waren/zijn de namens het DB uitgesproken “het waterschap zal gecompenseerd worden voor de te nemen maatregelen” gebaseerd?

2. Waarom was het Waterschap Zeeuwse Eilanden op 6 september 2005 in het bestuurlijk overleg niet vertegenwoordigd?

3. Hoe denkt het DB de mening van de Staatssecretaris “Een gemeente of het waterschap moet gesteld staan voor haar eigen waterprobleem” te weerspreken? Het probleem wordt immers veroorzaakt door anderen. In het Nationaal Bestuursaccoord Water is immers afwentelen verboden! Of gelden voor het Rijk andere regels?

4. Hoe brengt het DB naar voren dat, buiten de afwatering van West Brabant, ook de afwatering van delen van het Waterschap Zeeuwse Eilanden door berging op het Volkerak-Zoommeer bemoeilijkt worden?

5. Wat denkt het waterschap te gaan doen aan de trucjes inzake het plangebied?

6. Is het waterschap bereid hier tegen juridische stappen te ondernemen?

Uw reacties afwachtend,

Hoogachtend,

Louis van der Kallen

 


INSPRAAKPUNT V&W INZ. PKB RUIMTE VOOR DE RIVIER – A007

 


 

Bergen op Zoom, 18 juli 2005

 

PKB/MER Ruimte voor de Rivier

Postbus 30316

2500 GH Den Haag

 

Geachte heer/mevrouw,

Ondergetekende wenst middels dit schrijven een inspraakreactie te geven op de PKB Ruimte voor de Rivier, alsmede de Milieueffectrapportage Ruimte voor de Rivier. Ter illustratie zal ik soms verwijzen naar de documenten ter informatie, omdat deze ook mede onderleggers c.q. bouwstenen zijn van de PKB Ruimte voor de Rivier.

Strategie – visie
Nederland krijgt in toenemende mate problemen met het waterbeheer. De bodem daalt in het westelijk deel. De grond klinkt in een fors aantal bemalen percelen in. Als gevolg van klimaatveranderingen stijgt de zeespiegel en nemen neerslaghoeveelheden en neerslagintensiteiten toe. De bodemdaling is een geologisch proces dat grotendeels tot stand komt zonder menselijk ingrijpen.

De inklinking van de bemalen gronden is een proces van honderden jaren, dat mede door het peilbeheer de laatste honderd jaar is versneld. Steeds vaker zijn gronden in gebruik genomen die voor dit gebruik niet of minder geschikt waren. Dit proces gaat nog steeds door.

De PKB gaat uit van het zogeheten “middenscenario van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) (een stijging van de temperatuur van 20C per eeuw)” (pagina 39 PKB deel 1).

Dit wordt vertaald in een Rijnafvoer van 18.000 m3/s en een Maasafvoer van 4.600 m3/s en een zeespiegelstijging van 60 cm/per eeuw.

Het IPCC rapport kwam uit in 2001 en is gebaseerd op data van ruim vóór 2001. Recente publicaties geven aanleiding te veronderstellen dat het middenscenario qua temperatuur en zeespiegelstijging wel eens een stevige onderschatting kan zijn van de toekomstige werkelijkheid.

Is er nagedacht over de toekomst en de houdbaarheid van het totale Nederlandse watersysteem in relatie met het huidige en toekomstige gebruik van gronden?

Zijn de dijkringen 13 en 14 (grote delen van Zuid- en Noord-Holland en Utrecht) op langere termijn verdedigbaar? En wat zou verdediging betekenen voor bijvoorbeeld infrastructuren als havens en watertransportwegen (belangrijke economische dragers)?

Welke scenario’s voor ons Nederlands waterbeheer en onze landsverdediging tegen wateroverlast en overstromingen zijn denkbaar? En wat vereist dan het voorzorgprincipe voor beleid, bijvoorbeeld ten aanzien van investeringen in infrastructuur en economie? Zou onze Nederlandse economie een plotseling en onvoorzien verlies van de dijkringen 13 en 14 te boven kunnen komen?

De PKB Ruimte voor de Rivier zou in deze brede context geplaatst moeten worden. Dit is helaas niet het geval!

Plangebied
Het plangebied van de PKB Ruimte voor de Rivier beperkt zich tot de Boven-Rijn, de Waal, de IJssel, het Neder-Rijn-Lek-systeem, Merwedes, Bergse Maas, de Maas, het Hollands Diep en het Haringvliet (kaart 1, topografie Plangebied, pag. 116 PKB 1).

Ook de Milieueffectrapportage (MER) beperkt zich tot dit gebied.

De maatregelen beperken zich echter niet tot dit gebied. De bergingsmaatregel in het Volkerak/Zoommeer ligt buiten het plangebied. Een effect hiervan is dat deze bergingsmaatregel feitelijk niet meegenomen is in de MER. Evenzo geldt dit voor de zogenaamde ‘afleiding naar de Zeeuwse wateren’.

Dit lijkt op het afschuiven van problemen om op een uiterst goedkope manier van de Randstadproblemen af te komen.

Ter illustratie:

“In het mondingsgebied van Rijn en Maas wordt de taakstelling opgelost met het afleiden van water naar het Volkerak Zoommeer” (o.a. pag. 73 MER).

“Een duurzame veiligheid in het dichtbevolkte Rijnmond en het Drechtstedengebied wordt gewaarborgd door het maximaal vergroten van de bergingscapaciteit van het Rijn-Maas-mondingsgebied” (pag. 47 PKB1).

Uit kaart A4 (pag. 43 MER) blijkt de berging op het Volkerak Zoommeer en doorvoer richting Oosterschelde en/of Grevelingenmeer.

In de MER worden de gevolgen van de berging op het Volkerak Zoommeer vrijwel niet in beeld gebracht: niet ten aanzien van veiligheid, de natuur, gebruiksfuncties als wonen, werken, recreatie en ook niet ten aanzien van bijvoorbeeld grondwater, kwel, enz.

Stelling: hier ligt de noodzaak van een aparte MER voor de berging op het Volkerak Zoommeer!

Berging/afleiden – Zeeuwse wateren
Onder het kopje “Afleiden naar de Zeeuwse wateren”:

“Deze maatregel is in een verdiepingsslag uitgewerkt in een aantal varianten. Op basis van effectiviteit in relatie tot de veiligheidsdoelstelling en de bijdrage aan ruimtelijke kwaliteit zijn er vier varianten overgebleven” (pag. 62 MER).

Waar zijn de varianten te vinden?

“Berging op het Volkerak Zoommeer kan worden gerealiseerd met een aantal beperkte aanpassingen aan de Volkerak- en Krammersluizen en de dijken en kunstwerken rondom het Zoommeer” (pag. 152 PKB1).

Wat de sluizen betreft kan dit kloppen! Wat betreft de dijken heeft ondergetekende de nodige vraagtekens.

De dijkringen 25 (Goeree-Overflakkee), 27 (Tholen en St Philipsland), 34 (West-Brabant) en ook dijkringen 33 en 31 die grenzen aan de scheepvaartroute Schelde-Rijnverbinding en het Bathse Spuikanaal kunnen beïnvloed worden door de peilvariatie op het Volkerak Zoommeer (VZM).

Bij een vast peil, zoals op het VZM worden er andere eisen gesteld aan een dijk dan bij een eventueel wisselend peil (zoals bij berging). Bij een vast peil is de steenbekleding beperkt tot het peil + golfslag. Bij een peilvariatie, zoals met berging, wordt het oppervlak van de benodigde steenbekleding en het onderhoud daaraan van een andere orde. Dit moet niet licht opgevat worden. Met name de Krammer/Volkerak is een grote plas water waar het bij storm goed kan spoken met een behoorlijke golfslag.

Nu is de primaire waterkering rond het VZM ingedeeld in de categorie C. Dit zou met de kans op berging zeker categorie A moeten worden !

In het regioadvies wordt gesproken op pagina 32 in termen als: “Echter de bijzonder lage frequentie van voorkomen (schatting voorjaar 2005 circa 1/1400 per jaar) en de korte duur vanwege de afhankelijkheid van het getij maken deze maatregel acceptabel”.

Dit is een grove bagatellisering van de feiten. De kans op berging was in 2001 circa 1/1430 per jaar. Dit is echter in 2050 al ca. 1/25 per jaar! (de gevolgen van de klimaatswijzigingen).

Ook de verblijftijd is niet alleen afhankelijk van het getij, maar ook van de spuicapaciteit. Het is ondenkbaar dat bij de maximale berging (ca. 2 meter) met één tij deze 2 meter valt te spuien!

Op pagina 152 (PKB1) wordt er op gewezen dat berging in het VZM de afwatering van West-Brabant “kan” bemoeilijken.

Het gebruik van het woordje “kan” is ronduit misleidend. Berging in het VMZ bemoeilijkt de afwatering van West-Brabant. 2 Meter berging maakt afwatering van grote delen van West-Brabant simpelweg, in de huidige situatie, onmogelijk. Tot Breda gaan dan grote gebieden onder water, waaronder veel woningen en bedrijven. De kans is namelijk groot dat, als de Rijn en Maas veel afvoer hebben, dit ook het geval zal zijn met de Mark/Dintel en de Vliet.

De gevolgen van een mogelijke berging van 2 meter water in het VZM zijn o.a.:

– problemen met de afwatering van de rivieren van West-Brabant

– problemen met de lozingen via de gemalen en de RWZI’s (opvoerhoogte) in West-Brabant, Goeree-Overflakkee, Tholen, Sint Philipslands

– scheepvaartproblemen (doorvaarthoogten Schelde-Rijnverbinding)

– het onderlopen van alle natuurgebieden (verdrinken o.a. van grote zoogdieren)

– onderlopen van huizen op de kade bij Tholen

– belemmeringen uitbreidingsplannen van Bergen op Zoom (Bergse Haven)

– noodzaak tot aanpassing van alle beroeps- en recreatie havens

– mogelijke toename van de kweldruk in West-Brabant en op de Zeeuwse eilanden.

Alle reden voor een aparte MER voor de berging van Rijn/Maas water in het VZM, alsmede het nu reserveren van een adequate hoeveelheid geld om de problemen op te lossen.

Hierbij moet tevens betrokken worden wat het afleiden naar de Zeeuwse Wateren (Oosterschelde/Grevelingenmeer) betekent voor het estuariene karakter en de voedselrijkdom/-armoe van de Zeeuwse Wateren.

“Een ander beheer van de stormvloedkeringen wordt onderzocht in combinatie met bergen op het VMZ” (pag. 94 MER).

Indien het beheer van de stormvloedkeringen in het mondingsgebied van Rijn en Maas (de Maeslantkering en de Hartelkering) wordt aangepast, neemt de kans op berging in het VZM toe. Dit maakt een serieuze aanpak van de gevolgen van deze berging geen lange termijnzaak maar een direct korte termijn noodzaak!

Op pagina 60 van PKB1 wordt gesteld dat berging in het VZM conform het Regioadvies is. Dit is juist! Maar wie hebben dit regioadvies gegeven? Wie zaten er in de regionale stuur- en klankbordgroepen? Antwoord: niemand uit West-Brabant of Zeeland! Geen vertegenwoordiger van de waterschappen Zeeuwse Eilanden of de Brabantse Delta.

Het is buitengewoon makkelijk om de problemen af te schuiven op diegenen die niet vertegenwoordigd zijn! Kortom: het regioadvies, dat mede als motivatie wordt gebruikt in de PKB-maatregel berging in het VZM, blinkt in deze uit door eenzijdigheid en eigen belang.

De enige Brabantse provinciebestuurder in de stuurgroep benedenrivieren is dijkgraaf geworden in een bovenstrooms waterschap (dus belanghebbend)!

Graag aandacht voor een goed citaat uit het regioadvies: “Uitgangspunt is dat bovenstroomse maatregelen niet mogen leiden tot een verslechtering benedenstrooms” (pag. 19)

Tenslotte, ten aanzien van het VZM, verdient de afstemming met de lopende planstudie “verbetering waterkwaliteit”een hogere prioriteit!

Zich houden aan de Wet
Met enige verbijstering heeft ondergetekende in de Kosten-batenanalyse Ruimte voor de Rivier deel 1 (KBR deel 1) moeten lezen dat een fors aantal dijkringen de in de wet (Wet op de Waterkering) vastgelegde veiligheidsnormen niet halen! Een aantal in de verste verte niet, ondanks de relatief recente dijkversterkingen!

Onderstaande een aantal onthutsende citaten uit de door het CPB opgestelde KBR deel 1:

“Volgens recente inzichten zijn de werkelijke overstromingskansen uitgestegen boven de wettelijke veiligheidsnormen” (pag. 13)

“Door allerlei veranderingen in het klimaat- en watersysteem worden de kansen op overstromingen zonder ingrijpen bovendien nog groter. Door de groei van de bevolking en de economie nemen verder de gevolgen bij overstromingen toe, in de vorm van menselijke slachtoffers en van schade aan de fysieke en de economische infrastructuur” (pag. 13 en 14).

“Er is dus vroeger niet geïnvesteerd om de overschrijdingskans duidelijk onder de wettelijke bovengrens te brengen” (pag. 17).

“De wettelijke norm wordt in de praktijk dus meer gehanteerd als een streefgetal dat op (middel)lange termijn gehaald dient te worden, dan als een absolute norm” (pag. 17).

“De werking als ondergrens blijkt ook uit het feit dat het project Ruimte voor de Rivier erop is gericht om in 2015 te voldoen aan de eisen op basis van de informatie voor 2001, zonder bijvoorbeeld rekening te houden met de waterstandsontwikkelingen volgens de klimaatscenario’s” (pag. 17)

“Doelstelling van het project Ruimte voor de Rivier is om in 2015 weer te voldoen aan de wettelijke norm. Daarbij is de wettelijke norm vertaald in het kunnen verwerken van een maatgevende afvoer van 16.000 m3/s in Lobith in 2015. Hierbij wordt er dan van uitgegaan dat de hydraulische situatie tussen 2001 en 2015 (en ook de eerstkomende tijd daarna) niet verandert” (pag. 18).

“Zoals gezegd, wordt er in het project echter geen rekening gehouden met waterstijging na 2001” (pag. 30).

“Zonder ingrijpen zullen voor sommige dijkringen, bijvoorbeeld 24 Land van Altena en 35 Donge, de feitelijke overstromingskansen in 2015 zo’n 7 maal groter zijn dan die welke in de wet zijn vastgelegd” (pag. 64).

“Bij de beoordeling van de wettelijke norm mag niet uit het oog worden verloren dat de wettelijke normen formeel betrekking hebben op de minimale veiligheid (= de maximale overstromingskans) van een dijkring. Dat ze hierboven toch zijn afgezet tegen de gemiddelde optimale overstromingskansen, komt omdat de wettelijke normen feitelijk ook fungeren als een bovengrens voor de veiligheid” (pag. 66).

“Beleidsmatig bestaat bovendien de neiging om met verbeteringen in het algemeen niet verder te gaan dan de wettelijke norm vereist 26” (pag. 66)

“26 Sommige wijzen zelfs op mogelijke juridische problemen, bijvoorbeeld bij onteigening, als een project verder gaat dan de wettelijke norm” (pag. 66).

Onderstaand enige cijfers ontleend aan tabel 1 (pagina 16):

Bij een wettelijke norm van 1/1250 per jaar in het bovenrivierengebied heeft bijvoorbeeld Dijkring 43 Betuwe, Tieler en Culemborgerwaarden feitelijk in 2001 een overstromingskans van 1/645 per jaar. De dijkringen 51 Gorssel en 53 Salland spannen de kroon in het bovenrivierengebied met overstromingskansen feitelijk in 2001 van 1/320 en 1/315 per jaar.

In het benedenrivierengebied bij een wettelijke norm van 1/2000 per jaar springen de dijkringen 24 Land van Althans met 1/530 per jaar en 35 Donge met 1/510 per jaar er uit.

Uit tabel 1 blijkt dat in het Rivierengebied alleen de dijkringen 44 Kromme Rijn en 45 Gelderse Vallei in 2001 feitelijk aan de normen voldeden.

Dit alles plaatst de op pagina 11 PKB 1 geformuleerde doelstelling “Het op het vereiste niveau brengen van de bescherming van het rivierengebied tegen overstromingen” wel in een heel bijzonder kader. Dat van misleiding!

Zeker als daar de cijfers uit tabel 4.1 (pag. 63) bijgevoegd worden. Enkele voorbeelden uit deze tabel:

Nr. Dijkring wettelijke feitelijk
norm in 2015
per jaar per jaar

43 Betuwe, Tieler en Culemborgerwaarden 1/1250 1/500

51 Gorssel 1/1250 1/500

53 Salland 1/1250 1/500

24 Land van Altena 1/2000 1/280

35 Donge 1/2000 1/300

Hoe is het mogelijk dat zelfs met de plannen tot 2015 de wettelijke normen niet worden nagestreefd c.q. met de recente omvangrijke dijkversterkingen in het Rivierengebied de wettelijke normen als blijvende factor niet zijn nagestreefd?

Beneden rivierengebied
Uit de KBR deel 1 blijkt tevens dat naar de mening van CPB de risico’s in het beneden rivierengebied lager ingeschat worden met de gebruikelijke rekenmodellen dan ze in werkelijkheid zijn. Met name de wind en de effecten van de zee(spiegelstijging) blijken onderbelicht.

Enkele citaten waaruit dit blijkt:

“De urgentie van investeren is in het gebied van de benedenrivieren over het algemeen nu al hoger dan bij de bovenrivieren. Daar komt bij dat ook de stijging van de verwachte schade veel groter is, omdat de relatieve stijging van de zeespiegel belangrijker is dan de verwachte vergroting van de rivierafvoer” (pag. 23 KBR deel 1).

“Gezien de betrekkelijke hardheid van de verwachting van relatieve zeespiegelstijging zijn deze dijkverhogingen ook voorbeelden van grote maatregelen waarvan de omvang duidelijk groter moet zijn dan nu volgens de wettelijke norm is vereist” (pag. 23 KBR deel 1)

“Anders dan in het bovenrivierengebied hebben in het benedenrivierengebied, behalve de rivierafvoer, ook zee en wind een belangrijke(re) invloed op de overstromingskansen” (pag. 61 KBR deel 1).

Uit tabel 46 (pagina 78 KBR deel 1) blijkt dat bijvoorbeeld de overstromingskansen in het benedenrivierengebied bij een ‘veiliger’ keuze van parameters de feitelijke overstromingskans in 2015 van dijkring 24 Land van Altena geen 1/2000 per jaar maar 1/130 per jaar te zijn. Van dijkring 35 Donge geen 1/2000 per jaar, maar 1/170 per jaar.

Als verklaring wordt op pagina 79 KBR deel 1 gesteld “ook heeft de windfactor een groter effect op de verandering van de overstromingskansen door de opvermenigvuldiging van de stijging van de waterstanden in de loop der tijd in de klimaatscenario’s”.

Kortom: men is in werkelijkheid ver weg van de reële invulling van de wettelijke normen.

Dit vraagt om robuustere maatregelen, die ook een langere beveiliging bieden, dan de maatregelen die nu in PKB 1 worden voorgesteld.

Toekomstbeeld
Gezien het vorenstaande is de vraag of de lange termijnvisies en de geschetste toekomstbeelden (pagina’s 34/39 MER) niet de korte termijn zouden moeten zijn.

Reeds in de “Rivierkundige waarneemingen uit ondervinding opgemaakt, dienftig tot het bepaalen van Middelen ter Voorkoming van Overstroomingen der aangelegenfte Rivieren in Gelderland en Holland” door Martinus van Barnevelt, 1773, alsmede in de “Nota ter algemeene overdenking wegens de bedreigde veiligheid der Provinciën Holland, Utrecht en Gelderland, bijzonderlijk van de Betuwen, de Tieler-, de Bommeler-, en de Alblasserwaarden, met de Landen van Heusden en Altena, door de jaarlijks opklimmende gevaren van overstrooming, bij ijsgang en hoog rivierwater” door J. Blanken, Jz, inspecteur-generaal van den Waterstaat en der Publieke werken, 1821, werden de conclusies getrokken van een overlaat in moderne termen: groene rivier door ’t Land van Altena. Kortom: toekomstbeeld 2.

In de PKB1 is terecht op pagina 53 de conclusie getrokken dat een zeer ingrijpende hoogwatergeul door het Land van Heusden en Altena niet past in het regionaal ruimtelijk kader en weinig draagvlak heeft in de regio. In het besef dat nu reeds de overstromingsrisico’s veel groter zijn dan wettelijk is toegestaan en de ingrepen rond het gebied nu reeds aanzienlijk zijn (waarbij ook in 2015 de normen volgens het CPB rapport volstrekt niet worden gehaald) zou het in de rede liggen met deze kennis het draagvlak in de regio opnieuw te peilen.

Systeemwerking
“Systeemwerking kan grote invloed hebben op overstromingskansen. Als er een overstroming optreedt, dan lijkt onder de huidige omstandigheden in veel gevallen overstroming van dijkring 43 Betuwe en Tieler- en Culemborgerwaarden niet te voorkomen” (pag. 119 KBR deel 1).

In hoofdstuk 6 van de KBR deel 1 over systeemwerking, lijkt het alsof de opstellers wel heel makkelijk denken over het eventueel onderlopen van de Betuwe en Tieler- en Culemborgerwaarden. Op veel plaatsen in dit hoofdstuk worden de (‘positieve’) effecten besproken van de systeemwerking indien deze waarden onder zouden lopen.

Uitgangspunt dient te zijn dat alle dijkringen optimaal/maximaal beschermd worden en de risico’s van cascadewerking worden beperkt. Dijkringen die door hun ligging meer bedreigd worden dienen extra beschermd c.q. door compartimentering de risico’s/schades beperkt en de evacuatiemogelijkheden verbeterd te worden. Deze eventueel aanvullende maatregelen dienen dan ook in de PKB opgenomen te worden.

Tenslotte
“Bij de samenstelling van het maatregelenpakket als onderdeel van deze PKB is rekening gehouden met de wensen vanuit de KRW” (pag. 69 PKB1).

Deze regel heeft ondergetekende met enig genoegen gelezen. Hoewel het woord “wensen” in het kader van de KRW wat vreemd overkomt.

Ondergetekende vindt het jammer dat nergens in de stukken rond deze PKB deze opmerking van pag. 69 gestaafd wordt.

Vertrouwende op een serieuze behandeling van mijn reactie,

hoogachtend,

L.H. van der Kallen

bestuurlijk betrokken bij waterschappen:

Zeeuwse Eilanden

Brabantse Delta

Rivierenland

Rijn & IJssel

 


B&W GEMEENTE BERGEN OP ZOOM INZ. WATERVRAGEN – A004

 


 

Bergen op Zoom, 9 mei 2005

 

Aan het College van Burgemeester

en Wethouders

Postbus 35

4600 AA Bergen op Zoom

 

Betreft: Watervragen ex artikel 37, kenmerk LK/5007

 

Geachte College,

Recent zijn een aantal stukken verschenen die van belang zijn voor het waterbeleid in en rond onze gemeente met in meer of mindere mate grote effecten op het totale gemeentelijke beleid en het beleid rond water in het bijzonder.

Een aantal van die stukken leiden voor de D66/BSD-fractie tot een aantal vragen/bemerkingen, te weten:
1.Karakterisering Stroomgebied Schelde
2.Richtlijnen voor het milieu effectrapport Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer, inclusief beantwoording inspraakreacties
3.Aspectenstudie water en bodem Bergse Haven

Ad A Karakterisering Stroomgebied Schelde

Dit stuk leidt tot een groot aantal vragen/bemerkingen. Voor de overzichtelijkheid zal de D66/BSD-fractie daar paginagewijs doorheen gaan.

Pagina 17 – paragraaf 2.3 Beschermde gebieden

“In beschermde gebieden moeten de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) in 2015 gehaald zijn”

“Beschermde gebieden zijn volgens de KRW in ieder geval gebieden die een beschermingsstatus hebben op grond van één of meerdere van de volgende EU richtlijnen:

–         Nitraatrichtlijn (91/676/EEG)

–         Richtlijn Stedelijk Afvalwater (91/271/EEG)

–         Vogelrichtlijn (79/409/EEG)

–         Habitatrichtlijn (92/43/EEG)

–         Schelpdierwaterrichtlijn (79/923/EEG)

–         Viswaterrichtlijn (78/659/EEG)

–         Zwemwaterrichtlijn (76/160/EEG)”

Binnen onze gemeente vallen daar in ieder geval onder:

– het Zoommeer/Eendracht systeem                 (kaart 7)

– de Molenplaat                                                     (kaart 7)

– het Markiezaat(meer) complex                       (kaart 7)

– het dekzandsysteem voor zover er

drinkwater gewonnen wordt                          (kaart 7)

Wat op kaart 6 (beschermde gebieden zwemwater) opvalt is het ontbreken van de Binnenschelde.

Vragen:

1. Is het ontbreken van de Binnenschelde op de lijst van zwemwaterbeschermde gebieden juist?

2. Is de zwemwaterfunctie van de Binnenschelde vervallen?

3. Uit kaart 25 blijkt dat mogelijk de Molenplaat als enige bij voortgezet beleid de 2015-doelen kan halen. Voor de andere Bergse gebieden is dat niet het geval. De doelen zijn resultaatverplichtingen! Bij verlenging van de termijnen zal gekeken worden naar alle inspanningen die gepleegd zijn. Welke concrete stappen is de Gemeente voornemens om nu reeds te zetten om in 2015 te kunnen zeggen: “we hebben alles wat redelijkerwijs mogelijk was om de doelen te halen, gedaan”?

Pagina 23 – paragraaf 3.2.4 Indeling van beschermde gebieden

“In het stroomgebied Schelde zijn geen afzonderlijke beschermde gebieden aangewezen op grond van de Nitraatrichtlijn of de Richtlijn over Wateronttrekking voor menselijke consumptie”.

Vragen:

4. Is dit juist gezien de onttrekkingen van drinkwater op ons dekzandsysteem?

5. Op kaart 9 staat de vermoedelijke Nedalco-onttrekking aangegeven als voor menselijke consumptie. Op kaart 22 als een industriële winning! Wat is juist en wat wordt de status van de Nedalco-winning na het vertrek van Nedalco? Is de winningvergunning verkoopbaar en/of anderszins overdraagbaar?

Pagina 31 – paragraaf 4.2.3 Indeling van grondwaterlichamen

“Grondwaterlichamen met drinkwateronttrekking moeten worden opgenomen in het register van beschermde gebieden en krijgen zwaardere milieudoelstellingen”

Vragen:

6. In het verlengde van vraag 5: met welk intrekgebied rond de Nedalco-winning zou met voortgezette winning rekening gehouden moeten worden bij de uitwerking van de plannen rond de Bergse Haven?

7. Kan het gestelde in paragraaf 4.2.3 leiden tot een ander intrekgebied van onze dekzandwinningen en tot zwaardere milieu-eisen omtrent grondgebruik?

Pagina 43 – paragraaf 5.1.2 Lozingen van diffuse bronnen

“In de rijkswateren veroorzaken beroep- en recreatievaart diffuse verontreinigingen met zware metalen, PAK’s en aangroeiwerende middelen zoals TBT en koper”

Vraag:

8. De KRW gaat uit van minimaal het stand-still principe! Kan de mogelijk diffuse verontreiniging van de recreatievaart een beperking opleveren voor de recreatieve ontwikkelingen rond de Bergse Haven?

Pagina 45 – paragraaf 5.1.2

‘In de regionale wateren speelt voorbelasting vooral een rol in o.a. de Zoom’

“Deze waterlichamen ontvangen water uit Vlaanderen dat onder meer belast is met stikstof en fosfor”

In dit kader verwijst de D66/BSD_fractie ook naar kaart 20 AB, waaruit blijkt dat bij de Zoom de belasting met PCB’s de norm (vanuit Vlaanderen) meer dan 5 x overschreden wordt.

Vraag:

9. De Zoom heeft grote ecologische waarden, maar is ook ernstig vervuild. Zijn status (sterk veranderd) leidt tot scherpere eisen. De inzet van het water van de Zoom kan bij verdere planontwikkelingen rond de Bergse Haven van belang zijn. In hoeverre wordt er gewerkt aan de concrete aanpak van de waterkwaliteit van de Zoom en in hoeverre worden de Vlaamse waterbeheerders daarop aangesproken en desnoods via juridische procedures gedwongen tot een terugbrenging van de belasting met nitraten, fosfaten en PCB’s?

Pagina 83 en 84 – paragraaf 7.2 t/m 7.2.1 Oppervlaktewaterlichamen

“Voor regionale waterlichamen die beschermd zijn op grond van de Vogel- of Habitatrichtlijn is geen risicoanalyse uitgevoerd”

Uit de tabel op pagina 84 blijkt dat ten aanzien van een fors aantal prioritaire stoffen er geen bepalingen zijn verricht aan monsters uit het Zoommeer/Eendracht-systeem.

Vraag:

10. Voor de verdere uitwerking van de plannen Bergse Haven is het van het grootste belang dat de actuele situatie van alle prioritaire stoffen wordt bepaald en de risicoanalyse wordt uitgevoerd. Juist de waterkwaliteit in het Zoommeer/Eendracht-systeem is belangrijk, alsmede de beoordeling wat de situatie in 2015 zal zijn. Is Uw College met de D66/BSD-fractie van mening dat het stand-still principe een bedreiging kan zijn voor de Bergse Haven plannen en dat een actuele situatiebepaling en risicoanalyse van het Zoommeer/Eendracht-systeem daarbij onontbeerlijk is?

Pagina 87 – paragraaf 7.2.1. Chemische toestand

“Uit de analyse blijkt dat ook in 2015 alle oppervlaktelichamen ‘at risk’ zijn, ondanks de lichte verbeteringen die zullen optreden door de uitvoering van het huidige beleid”

“Door meer auto’s op meer wegen zullen de emissies van PAK’s, lood en nikkel toenemen”

Vraag:

11. Zou het kunnen dat, net als bij de Europese luchteisen, de KRW leidt tot belemmeringen bij de realisering van plannen zoals de Bergse Haven?

Pagina 90 Huidige toestand oppervlaktewateren Scheldestroomgebied, ecologische toestand

Ook in deze tabel zijn een fors aantal stoffen niet meegenomen bij het Zoommeer/Eendracht-systeem.

De D66/BSD-fractie verzoekt Uw College bij de bevoegde autoriteiten/beheerders aan te dringen op een spoedige aanvulling van dit soort tabellen!

Voor de mogelijke ontwikkeling van de Bergse Haven c.q. toeristische ontwikkelingen rond het Zoommeer is het van het grootste belang dat deze cijfers, die zullen dienen als nulsituatie, er komen!

Pagina 93 – paragraaf 7.2.2. Ecologische toestand

“In de regionale wateren is de toestand van de biologische kwaliteitselementen matig tot slecht”

“In het Markiezaat en de Binnenschelde voldoen alle soortgroepen, behalve het fytoplankton, aan de norm”!

Zo slecht is de Binnenschelde dus nog niet!!

“In Zeeland veroorzaakt bovendien zoute kwel een voortdurende aanvoer van meststoffen vanuit het grondwater naar het polderwater. Het zoute water brengt in de bodem een chemische reactie teweeg waarbij meststoffen vrijkomen. Via de kwelstroom komen die vervolgens in het oppervlaktewater terecht”

Het voorgaande citaat laat zien wat er kan gebeuren als bijvoorbeeld het Zoommeer/

Eendracht-systeem zou verzilten. De zoute kwel die dan zou kunnen ontstaan in de Auvergnepolder kan dan daar kwaliteitsproblemen doen ontstaan!

Pagina 116 en 117 bijlage 1 – Overzicht betrokkenen

Van de 73 betrokkenen bij de 4 vergadergroepen vertegenwoordigde niemand specifiek de gemeente Bergen op Zoom. Slechts twee personen vertegenwoordigden een specifiek Brabants belang (gedeputeerde Verheijen en de heer Vos van het Waterschap Brabantse Delta). Van de ingezetenen van het stroomgebied woont circa 20 % in Noord-Brabant en circa 15 % in de gemeente Bergen op Zoom. Slechts één Bergenaar heeft korte tijd aan één der overleggroepen deelgenomen (collega Velthoen namens het Breed Overleg Deltawateren)

De D66/BSD-fractie kan slechts constateren dat, ondanks onze grote belangen bij het stroomgebied Schelde, de gemeente Bergen op Zoom bestuurlijk niet vertegenwoordigd was.

Vragen:

12. Is de gemeente Bergen op Zoom gevraagd op enige wijze bestuurlijk of ambtelijk betrokken te zijn bij één der vier overleggroepen?

13. Zo ja, waarom heeft Bergen op Zoom daar niet positief op gereageerd?

14. Zo nee, heeft Bergen op Zoom geprobeerd betrokken te geraken bij de totstandkoming van de karakterisering? Zo ja, hoe?

15. Hebben deelnemers aan de overleggroepen over de karakterisering met Uw College overleg gezocht?

16. Zo ja, wat was de inhoud daarvan?

Kaart 9

Op kaart 9 is de Binnenschelde ingekleurd als overig natuurgebied.

Vraag:

17. Is dit de juiste status van de Binnenschelde en heeft deze status effect op de ontwikkeling van de Bergse Haven?

Kaart 16AB

Wat opvalt op deze kaart is dat de fosforconcentratie in de Binnenschelde minder slecht is dan in de Oosterschelde of het Zoommeer/Eendracht-systeem!

Kaart 23

Geen toetsing prioritaire stoffen in de Binnenschelde!

Algemeen

Als het over de KRW en gemeenten gaat worden de gemeenten een aantal instrumenten toegedacht, te weten:

–         kwaliteitsbaggeren

–         effectmaatregelen

–         rioleringsmaatregelen

–         bouwverordening

Vraag:

18. Denkt de gemeente al na over haar rol in het kader van de KRW en de toepassing van bovengenoemde instrumenten en op welke termijn zal de raad hierbij betrokken worden?

 

Ad B Richtlijnen voor het milieueffectrapport Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer

Op pagina 11 van bijlage 2 (de antwoorden op de inspraakreacties) stelt het Ministerie dat het ambitieniveau van de initiatiefnemers is: de blauwalgenoverlast voor 2015 op te lossen.

Vraag:

19. Spoort dit ambitieniveau met de plannen Bergse Haven, mede met het oog op de peilbeheersing van de Binnenschelde met o.a. water uit het Volkerak/Zoommeer-systeem?

 

Ad C Aspectenstudie water en bodem Bergse Haven

Pagina 1

Bij de eerste vraag wordt gesproken over “een zoute situatie”.

Vraag:

20. Wat is de definitie van “een zoute situatie” in meer dan …. Cl mg/l ?

Pagina 4

Op het kaartje staan de locaties van 5 peilbuizen. In tabel 2.3 worden slechts de analyseresultaten vermeld van de peilbuizen 1, 2 en 3.

Vraag:

21. Wat zijn de analyseresultaten van de peilbuizen 4 en 5 gelokaliseerd op/nabij het Nedalcoterrein?

Pagina 6

“Aangezien er niet van elk boorpunt een analyseresultaat is, zijn op basis van de zintuiglijke waarnemingen extrapolaties gemaakt aangaande de bodemkwaliteit”

Een weinig wetenschappelijke en weinig betrouwbare methode. Alleen stoffen als PAK’s, aromaten en minerale oliën kunnen met de ogen en neus opgespoord worden, zij het zonder kwantitatieve gegevens. Bijvoorbeeld zware metalen blijven bij dit soort primitieve methoden buiten beeld! Voor een risicovol project als Bergse Haven een te beperkt onderzoek!

Pagina 10

“In de waterbodem is fosfaat beschikbaar, waarmee het water belast wordt. In zoete wateren wordt fosfaat in het algemeen gebonden aan ijzer. In de waterbodem van de Binnenschelde gaan zwavel en ijzer verbindingen aan, waardoor fosfaat niet of in beperkte mate gebonden wordt aan het ijzer.

De aanwezigheid van de relatief grote hoeveelheid zwavel wordt verklaard door het feit dat de Binnenschelde een vroegere zeebodem is, waarin meer zwavel aanwezig is dan bij de waterbodem van zoet water. Door de ongunstige verhouding van ijzer, zwavel en fosfaat, houdt de waterbodem fosfaat slechts vast en kan er veel afgifte aan de waterfase plaatsvinden (via chemische en/of biologische routes)”

In dit citaat zit de oplossing van het enige probleem van de Binnenschelde. Zoete oplossingsrichtingen zijn o.a.

–         afgraven zwavelhoudende bodemlaag

–         afdekken zwavelhoudende bodemlaag

–         zwavel/ijzer-concentratie bodem in balans brengen met de fosforconcentratie in het water door ijzer aan de bodem toe te voegen.

Zoete oplossingen zijn denkbaar, zowel voor de Binnenschelde als het Zoommeer/Volkerak-systeem!

Pagina 13 Integrale visie Deltawateren

Onder dit kopje worden woorden als “zal” en “zullen” te vaak en onjuist gebruikt. Het is geen zekerheid dat die visie wordt uitgevoerd! Besluitvorming is zelfs nog niet aan de orde!

Pagina 14 Lange Termijn Visie Geertruidapolder

“de Binnenschelde wordt in verbinding gebracht met het Zoommeer”.

Ook dit citaat is buitengewoon onzeker qua uitvoering.

Pagina 16 Autonome ontwikkeling van de Binnenschelde

“Deze of andere maatregelen zijn ongeacht de ontwikkeling van de Bergse Haven gewenst”.

Vraag:

22. Bedoeld zal toch zijn op zijn minst één der maatregelen? Allebei heeft geen zin!

Pagina 23 Toekomstige situatie

“”De scheepvaart zal het watersysteem belasten met stikstof en fosfaat”

Vraag:

23. Gezien het stand-still-principe van de KRW en het feit dat bij de KRW sprake is van een prestatieverplichting, is het dan denkbaar dat de verdere belasting van het watersysteem met stikstof en fosfaat door de scheepvaart een belemmering wordt voor de realisering van de Bergse Haven?

Pagina 24 Toekomstige situatie

Variant III spreekt de D66/BSD-fractie zeer aan!

Gezien het grote verschil tussen 11 Ha (toen) en 1 Ha (nu) als benodigde oppervlakte van het helofytenfilter komt een nadere toelichting op dit punt de D66/BSD-fractie als gewenst voor.

Pagina 30 Grondverzet

De in het plan niet bruikbare grond, totaal 445.000 m3 waarvan 145.000 m3 verontreinigd, alsmede de grote aanvoer van grond voor de leeflaag en geluidswal verontrust de D66/BSD-fractie. Met name de verwerking van de verontreinigde grond zal een zeer forse kostenpost betekenen.

De D66/BSD-fractie verzoekt Uw College ten aanzien van de grondstromen en de daaraan verbonden kosten en opbrengsten in de commissie financiën een nadere toelichting te geven, al is het maar indicatief!

Pagina 38 (driehoeksmosselen)

“….. er moet een voldoende harde ondergrond zijn”.

In principe is deze te creëren door bijvoorbeeld deels de bodem te bedekken met puin of steenslag!

In het besef dat deze brief veel vragen bevat, heeft de D66/BSD-fractie er begrip voor dat de in artikel 37 genoemde termijn bij de beantwoording van een aantal vragen problemen op kan roepen. Gefaseerde beantwoording c.q. reactie op de suggesties vindt de D66/BSD-fractie dan ook op voorhand acceptabel.

Uw reacties tegemoet ziende,

Hoogachtend,

Namens de D66/BSD-fractie

Louis van der Kallen