ZOUTE LESSEN

 

| 04-03-2015 | 10:30 uur |


 

ZOUTE LESSEN

 

vrede van utrecht 02Verzilting is in grote delen van Nederland al eeuwen een probleem. In de moderne tijd, waarin we steeds meer kennis hebben van de problemen in de wereld, blijkt dat verzilting van kust- en woestijngebieden een mondiaal probleem is. Grote landbouwgebieden, die bevloeid werden, zijn zodanig verzilt dat ze onbruikbaar zijn geworden. 

 
In grote delen van Nederland is verzilting al heel lang een probleem. Een probleem waar voor wij eeuwen zoeken naar oplossingen en manieren om er mee om te gaan. Zo is er een ziltproefbedrijf op Texel waar onderzoek wordt gedaan naar zilte teelten. In december 2013 is Perry de Louw gepromoveerd op een proefschrift met als titel ‘Saline Seepage in deltaic areas‘, met als één van de belangrijkste conclusies dat ‘zoute wellen de belangrijkste verziltingsbron zijn in onze polders’. Deltares wijdde er ter gelegenheid van de promotie een symposium aan.
 
Is het allemaal nieuw? Zeker niet. Het verdrag van de Vrede van Utrecht (1713) bevatte al een artikel: de grens moest zodanig worden vastgelegd dat er bij dreigende vijandelijkheden zoet waterinundaties konden worden uitgevoerd in plaats van zoute om verzilting van rijke landbouwgronden te voorkomen. Dit werd vormgegeven in het Barrièretraktaat van 1715, waarin 22 polders werden toegevoegd aan Staats-Vlaanderen (nu ons Zeeuws-Vlaanderen). Verzilting door de inundaties met zout water was verwoestend gebleken voor de kwaliteit van de landbouwgronden en zelfs strijdende partijen begrepen dat, als ze welvaart en eten wilden, ze met het verzilten van goede landbouwgronden moesten stoppen en waren zelfs bereid (veroverde) polders daarvoor op te geven. 

Een ander voorbeeld van de strijd tegen verzilting is te vinden in een advies van de opzichter-generaal van ’s lands zeewercken’ uit 1777, toen op 6 januari 1777 de heren van de heerlijkheid Zaamslag het recht kregen om de schorren ten noorden van de Groote Huissenspolder te bedijken. In zijn rapport aan de Raad van State was de motivering: dat de achterliggende Groote Huissenspolder bevrijd zou worden van de  ‘quellinge’ van het zoute water.  

Het grote belang van het tegengaan van verzilting van West-Brabant is reeds eerder door de landsregering terzijde geschoven. Als voorbeeld: Toen Engelse troepen in de zomer van 1809 landden in Zeeland, viel Schouwen snel in hun handen. Het opperbevel was van mening dat de landerijen van West-Brabant geïnundeerd moesten worden. De toenmalige Heemraad Van der Pluym (tevens wethouder van Breda) van het Heemraadschap van de Mark en Dintel spoedde zich naar de Generale Staf met het verzoek aan de Koning niet de sluizen bij Dintelsas te openen vanwege de rampzalige gevolgen voor de sluis in aanbouw en de inundatie met verzilt water. De Koning luisterde. Maar vijf dagen later gaf de minister van oorlog alsnog het bevel de onvoltooide sluizen te openen met alle verwoestende gevolgen voor het bouwwerk van dien en de verzilting van de kostbare landerijen, terwijl de inundatie volgens de waterstaatsdeskundigen net zo goed via de Roode Vaart had plaats kunnen vinden. Sluismeester Jan van Haaften moest onder druk van overste Hennekin de sluizen openen, waarna de vloed “als een veelvraat zijn verloren domein hernam en de sluis in aanbouw grote schade opliep de oogst verloren ging en de bodem voor jaren verzilte”. (Bron: de geschiedenis van het Hoogheemraadschap van de Mark en de Dintel van de hand van G.W.G. van Bree).  

Vanaf 22 november 1819 werd er een plan van aanpak van wederdichting (herstel van de sluis) en een kanaalplan voor het Mark/Dintel systeem voor belangstellenden op het gemeentehuis van Oudenbosch gedurende dertig dagen ter visie gelegd. De reacties bleven niet uit. Eén van de vele die reageerden was de stad Breda met tal van suggesties en grieven. Breda was ongerust voor de lange droge zomers en het daardoor droogvallen van de rivier. “Men zal dan om de scheepvaart te gerieven de sluis te Dintelsas openen en zout water inzetten, onbruikbaar voor de behoeften van menschen en vee; verwoestend voor de weinige fabrijken en trafijken, die aan de stad van haren vorigen welvaart zijn overgebleven; en verderfelijk voor de gezondheid van allen.”

Toen leidde inspraak al tot rake opmerkingen over zout water en haar bedreigingen.   

Verzilting is altijd een aandachtspunt geweest voor waterschappen in hun zorg voor de kwaliteit en productiviteit van landbouwgronden. Als voorbeeld dat ik recent gelezen heb in “Van water tot land, Polders en waterschappen in midden Zeeuws-Vlaanderen 1600-1999” op pagina 135, handelend over de start in 1965 van het waterschap De verenigde Braakmanpolders:
“Aanvankelijk bleef de taak van het nieuwe waterschap beperkt tot de traditionele waterstaatstaken, te weten de wering van het buitenwater, het beheer van het binnenwater, het beheer van de polderwegen en waterlopen en het tegengaan van de verzilting.”
Ook de waterschappen van nu hebben wat Ons Water betreft nog steeds de taak verzilting tegen te gaan.
 
Louis van der Kallen

 


CORNÉ WELTEN

 


 

 CORNÉ WELTEN

 

Drie en een halve meter. Zo hoog komt bij mij het water in huis op het moment dat de dijken het begeven (https://www.overstroomik.nl)

De dijken, onze dijken, de dijken van het waterschap. Eén van de kerntaken van het waterschap Brabantse Delta. Maar ook het zuiveren van het rioolwater, de waterhoogten en de bescherming van de natuur. Zij doet dit niet alleen. In de voortdurende veranderende waterwereld is momenteel sprake van een intense samenwerking met waterschappen onderling en gemeenten. Ook de gemeente Drimmelen.  

In de gemeente Drimmelen ben ik werkzaam in het prachtige werkgebied van het water. Zeg maar gerust in de breedste zin van het woord. Hier kwam ik, jaren geleden voor het eerst in aanraking met het waterschap. De interesse was snel gewekt naar dit overheidsorgaan. Vandaar dat ik in 2005 mee heb gedaan met de waterschapsverkiezingen. Op eigen titel ben ik destijds gekozen in het algemeen bestuur. De vorige ronde heb ik door studie helaas over moeten slaan. De MBA is echter met goed gevolg afgerond en ik heb weer tijd en energie voor wat anders. Een rol in het bestuur van het waterschap past wederom perfect in het plaatje.

Stem daarom op 15 maart op ONS WATER.

 


MARC AUGUSTIJN


IMG_7118

MARC AUGUSTIJN: 48 jaar en fanatiek sportvisser.

 
De reden dat ik me beschikbaar heb gesteld is de geplande verzilting van het Volkerak – Zoommeer. Jarenlang heb ik de discussie hierover langs de zijlijn gevolgd. Steeds hopende dat men wel zou inzien dat dit plan onverantwoord is, ecologisch maar ook financieel.
 
Groot was dan ook mijn verbazing dat de regering toch besloten heeft om het Volkerak Zoommeer te verzilten.
Ondanks dat de overlast van blauwalgen geheel is verdwenen, blijft de politiek vasthouden aan achterhaalde plannen. Het dreigt een prestige project te worden dat kost wat kost door moet gaan.
 
Afgelopen jaar kwam ik in contact met Louis van der Kallen, die zich enorm inspant om dit plan als nog van tafel te krijgen. Ik vind het dan ook een eer om op de lijst te staan en wil me graag inzetten om dit prachtige natuurgebied te behouden.


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 20: WAT IS DE WAARHEID?

 

| 28-02-2015 | 11:00 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 20

Wat is de waarheid? 

 

oestersDe landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten. 

In het kader van het schriftelijk overleg over de ontwerp-rijksstructuurvisie hebben de Tweede Kamer fracties van de VVD, de PvdA, de SP en het CDA schriftelijke vragen gesteld, die door de Minister van Infrastructuur en Milieu, Schultz van Haegen, zijn beantwoord.

In de komende afleveringen van (natte/zoute) droom of nachtmerrie zal ik de inhoud van die antwoorden nader beschouwen.  

Op pagina 2 van het antwoord is gesteld: “De uitgevoerde analyses in het kader van de MKBA leiden wel tot de conclusie dat er substantiële mosselbaten zijn omdat het terugbrengen van getij op de Grevelingen en zout en getij op het Volkerak-Zoommeer kweekcondities voor schelpdieren (met name mosselen en oesters) creëert, die vergelijkbaar zijn met die van vóór de Deltawerken.” De vraag is of dit waar kan zijn? Voor de Deltawerken was het zoutgehalte  van de Oosterschelde, de Krammer, het Vokerak en wat nu het Zoommeer is, aanzienlijk lager. Ook was het water voedselrijker omdat zoet voedselrijk Rijn en Maas water deze wateren bereikte en voor een zoet/zout overgangsmilieu zorgde. Het komt mij voor dat hier de wens de vader van de gedachte is.  

Op pagina 4 van het antwoord is gesteld: “De zoetwatermaatregelen maken onderdeel uit van het pakket maatregelen behorend bij Deltabeslissing Zoetwater. Deze maatregelen zijn geprogrammeerd en geagendeerd in het kader van het Deltafonds. Daarbij is alleen sprake van een financiële bijdrage van regionale overheden en dus niet van een separate bijdrage van ondernemers.” Dit is een deels misleidend antwoord. Als regionale overheden een bijdrage leveren, zal die zich altijd vertalen naar hogere belastingen. Soms is dat zelfs één op één het geval. Bijvoorbeeld hoe een eventuele bijdrage door het waterschap vertaald zou worden in de tarieven. Als het waterschap in het kader van de zoetwatervoorziening voor de landbouw geld investeert, zal dat rechtstreeks en volledig doorwerken in de tarieven (hectareheffing) voor de landbouwers. Dus ook al betaalt het waterschap, uiteindelijk betalen dan de landbouwondernemers dit voor de volle 100 % terug. Dus dat ondernemers geen ‘separate’ bijdrage leveren is op papier juist, maar in harde euro’s op termijn feitelijk een onwaarheid.  

Op pagina 5 van het antwoord is gesteld: “De waterkwaliteit in de Grevelingen verbetert autonoom niet. Voor het Volkerak-Zoommeer is er de afgelopen jaren wel sprake van een lichte verbetering van de waterkwaliteit. Dat komt door de dalende nutriëntenbelasting (fosfaat en stikstof) vanuit de omringende wateren en gebieden. Deze daling is het gevolg van de uitvoering van de Nitraatrichtlijn en de emissiewetgeving die onder de Kaderrichtlijn Water valt. De prognose is echter dat de gehaltes aan nutriënten in het Volkerak-Zoommeer in ieder geval tot 2021 te hoog blijven om te voldoen aan de eisen die de Kaderrichtlijn Water aan stilstaande zoete meren stelt.” Het antwoord klopt, maar toch is enige relativering op zijn plaats. Impliciet erkent het antwoord dat de gehaltes aan nutriënten vermoedelijk blijven dalen. Bij de waterkwaliteit is echter geen sprake van “een lichte verbetering van de waterkwaliteit” maar van een forse! (zie natte 15). Het is juist dat de kans groot is dat tot 2021 de KRW eisen niet gehaald zullen worden. Maar dat is voor misschien wel 90 % van de KRW wateren in Nederland het geval. Die gaan we dan toch niet allemaal verzilten?? 

Louis van der Kallen

 


CV WIL BORM


borm wil

PERSOONLIJKE GEGEVENS

 

Naam                                     Wil Borm

Adres                                     Klaverweide 9

Woonplaats                          4874MD Etten-Leur

Geboortedatum                   5 november 1953

Geboorteplaats                    Made

Burgerlijke staat                  Gehuwd en twee dochters reeds uitwonend

 

Opleiding
Docent Biologie

Motivatie
Als kind was ik al vertrouwd met de dynamiek van de oude Biesbosch, waar ik de estuariene dynamiek aan den lijve heb ervaren. Na de afsluiting van het Haringvliet in 1970 volgde ik de veranderingen van het milieu en het ecosysteem op de voet. Vanaf de oprichting in 1976 van de Vereniging Madese Natuurvrienden, waarvan ik eerst voorzitter en uiteindelijk 25 jaar bestuurslid mocht zijn, richtte ik me vooral op voorlichting en educatie over de Biesbosch. Dit middels het opzetten van de Biesboschgidsencursus, deelname en voorzitterschap van het Natuurbeschermingsplatform Biesbosch, lid van de Gebruikersraad Nationaal Park de Biesbosch, de Werkgroep Biesbosch en tenslotte de Adviesgroep Borm & Huijgens.

Door mijn brede biologische en landschapshistorische interesse groeide al snel het besef dat zowel de natuurlijke processen als ‘de hand van de mens’ in samenhang ons land hebben gevormd en dat water hierin altijd een verbindende rol heeft gespeeld.

Bij water hangt alles met alles samen. Het beleid van het ‘Waterschap Nederland’ is dan ook bepalend voor de waterbeheerplannen van de waterschappen en andersom. Het huidige Deltaprogramma wordt in mijn ogen nog te ad hoc samengesteld en mist een lange termijn visie.

Kennis en inzicht van de natuurlijke processen en waterloopkundige mogelijkheden, die vaak meer aanwezig zijn bij de waterschappen, zijn noodzakelijk om te komen tot landelijke samenhangende planvorming voor een klimaatbestendig Nederland.

Als Adviesgroep Borm & Huijgens zijn wij inmiddels tien jaar actief om te streven voor landelijk integraal waterbeheer en het herstel van estuariene dynamiek in een nieuwe en voortgaande vorm.

U kunt meer vernemen op onze website www.adviesgroepbormenhuijgens.nl.


 

LEVEN MET DE NATUUR VAN DE WESTERSCHELDE, EEN ANDER BELEID

 

| 25-02-2015 | 07:00 uur |


 

LEVEN MET DE NATUUR VAN DE WESTERSCHELDE, EEN ANDER BELEID

Op weg naar een natuurlijke balans van de Westerschelde

 

Het is ontnuchterend te constateren, dat het huidige natuurherstelbeleid voor de Westerschelde helemaal geen effect heeft op een natuurherstel van de zeearm Westerschelde. Integendeel, de Westerschelde blijft zand en slib verliezen, is al te ruim en wordt steeds ruimer. De tendens van verschuiving van ondiepe naar diepere natuur wordt niet gestopt. Aan het huidige beleid ontbreekt de fysische natuur als grondslag.

Het leidt zelfs niet tot een natuurcompensatie in lijn met de verloren natuur, die door verschuiving in diepte verloren is gegaan in de dynamische ontwikkeling van de Westerschelde, als gevolg van menselijk ingrijpen. Die is alleen in het water van de Westerschelde te vinden. Niet lokaal op het land. Er zijn diverse mogelijkheden. Een voorbeeld is het waterschapsplan met uitbreiding van vooroevers, maar ook het aanbrengen van zandbuffers.

Het is in de Westerschelde te doen, niet op het land
De groene projecten in polders langs de Westerschelde zijn op zich staande projecten, die niet duurzaam ontworpen zijn en voortgekomen uit eenzijdig oppervlakte denken zonder rekening te houden met de invloed van de Westerschelde en de natuurhistorie van het landschap. Er worden om die projecten doorgang te doen vinden veel onjuiste beweringen gedaan.

HetZwinNatuur is altijd in beweging. Een bepaalde tijd gerelateerde natuur in stand houden, zoals in het Zwin, kan niet. Het maakt deel uit van een groter geheel. Daar tegen in willen werken, werkt niet. Het is ook het kenmerk van de groene projectontwikkeling langs de Westerschelde: tegen de natuur ingaan. Daarnaast leidt het tot extra ruimte voor de zee, voor extra verzilting en ook langzaam maar zeker van verzilting van het grondwater naar het achterland. Het huidige beleid stimuleert zelfs de achteruitgang in veiligheid.

Het is wel mogelijk om de Westerschelde in een betere balans van natuurlijke ontwikkeling te brengen. Het gaat hier om het kunnen redresseren van menselijke ingrepen, niet van de natuurlijke ontwikkeling. Doen we dat niet, dan komt de noodzaak van een kering in de monding steeds sneller dichter bij. Van het Schelde estuarium, dat uitvloeit in de zeearm Westerschelde, mag verwacht worden dat het slib en zand meevoert ten gunste van de Westerschelde. Dit gebeurt niet vanwege de veel te ruim gemaakte Zeeschelde en de zandvangen in de zijrivieren. Daarnaast wordt nog altijd zand gewonnen in de Zeeschelde en de Westerschelde.  De Westerschelde verliest slib en zand aan de Zeeschelde en slib aan het Land van Saaftinge (en in de toekomst aan de groene projecten). Alleen de zee levert ons, als teken dat de Westerschelde te ruim is, sediment in de vorm van slib. Dat doet de Noordzee al enige eeuwen, omdat de Westerschelde door de omvangrijke militaire inundaties aan het einde van de 16e eeuw de Westerschelde te zeer was geërodeerd en polders definitief verloren zijn gegaan.

Wat er primair gedaan moet worden om een verdere achteruit gang te voorkomen is stoppen met zandwinning en het terug leveren van Vlaamse zijde van het jaarlijkse verlies aan slib en zand aan de Zeeschelde (beleidstechnisch is daar van Vlaamse zijde voor wat betreft het slib zeker oren naar). Vervolgens kan er worden overgegaan naar een betere balans. Uit studie is gebleken dat voor stimulering van ondiepe natuur er meer uitbreiding gewenst is van de platen dan van de vooroevers.  Het plan van het waterschap kan ruimschoots voorzien in de ontwikkeling van de vooroevers. Hoewel de kritiek is dat het kriboplossingen zijn, zijn het wel gronden, die meedoen aan de dynamica van de stroming van de Westerschelde. Dat ontbreekt ten enen male aan de groene projectontwikkeling in de polders. Voor de uitbreiding van platen is er een goede oplossing in de vorm van het strategisch aanbrengen van zandbuffers (zandmotors) in de Westerschelde. Zand, omdat in de huidige sedimentbalans blijkt dat, los van verlies, het zand deels door slib wordt vervangen. De Westerschelde bestaat uit morfologische eenheden van hoofd- en nevengeulen, waar ingespeeld kan worden op de behoefte. De stroming verspreidt het zand en stimuleert de aangroei van de platen. Als gevolg daar van, zal het onderhoudsbaggerwerk van de vaargeulen toenemen en daarmee het slim terugstorten. Die consequentie moet de verstoorder nu eenmaal nemen.

Ir. W.B.P.M. Lases

 


(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 19: WIE WORDEN ER BETER VAN?

 

| 21-02-2015 | 13:45 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 19

 

Wie worden er beter van?


jachthavenDe landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten.
 

In deel 12 van deze reeks werd de zienswijze van de jachthavenbedrijven, gevestigd in West-Brabant, behandeld en eindigde het stukje met: voor wie is verzilting dan wel voordelig?  “Ons Water sluit niet uit dat dit de havens zijn langs de Grevelingen. Ook hier lijkt het erop dat de Zeeuwen goede zaken doen met de structuurvisie en West-Brabant wederom aan het kortste eind trekt en de rekening mag betalen!“. Recent bleek mij dat dit een groot deel van de waarheid is. Middels een beroep op de WOB heb ik inzage gekregen in het rapport “Verdienpotentieel zout-Volkerak-Zoommeer” van Royal Haskoning. Dit rapport laat zien dat verzilting een groot voordeel betekent voor de schelpdierenteelt en daardoor ook voor de verpachter: het Rijk. Zie ook deel 10 in deze reeks. Maar het voordeel van het Rijk is veel groter. Verzilting van het Volkerak-Zoommeer betekent voor het Rijk ook dat een derde kolk bij de Krammersluizen niet nodig is. Besparing 74 miljoen euro (pagina 57).

Wat mij echt verbouwereerde is de voorziene stimulans voor de recreatie. Die stimulans zou volgens het rapport “Verdienpotentieel zout-Volkerak-Zoommeer” moeten leiden tot een nieuwe jachthaven bij de Brouwersdam van 500 plaatsen (pagina 31) en een nieuwe jachthaven bij de Krammersluisen van 470 plaatsen (pagina 34). Maar er worden ook nog honderden nieuwe ligplaatsen voorzien aan de Molenplaat en elders in Bergen op Zoom en aan de Speelmansplaten. Het laat zich raden waar de schepen allemaal vandaan zullen komen? Ik schat in dat mijn stelling aan het einde van deel 12 in deze reeks helaas hout zal snijden. Ik herhaal het maar: het lijkt het erop dat de Zeeuwen goede zaken doen met de structuurvisie en West-Brabant aan het kortste eind trekt en de rekening mag betalen! De jachthaveneigenaren, gelegen binnen de straks gesloten sluizen van West-Brabant, zijn bij verzilting de klos.

De Brabantse bestuurders van de gemeenten, provincie en waterschap, die hebben deelgenomen aan de gesprekken die tot de ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer hebben geleid, hebben voor een appel en een ei de belangen van deze ondernemers verkwanseld! Het wordt tijd dat er een ander Brabants geluid gaat klinken in de discussies met het Rijk en de Zeeuwen.

Louis van der Kallen

 


DROMEN

 

| 18-02-2015 | 12:15 uur |


 

DROMEN

 

dreamsRecent is verschenen de “Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder” opgesteld door het ministerie van Economische Zaken. In betere tijden werden dit soort stukken opgesteld door Rijkswaterstaat onder auspiciën van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dat waren doorwrochte stukken, onderbouwd met de vereiste technieken en financiën.

Als je de “Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder” doorleest, is het net een wandeling door de Efteling. Een ware droomwereld. Alsof Nederland een leeg land is waar geen 17 miljoen mensen wonen, werken en recreëren. De geschetste ambities gaan volstrekt voorbij aan de realiteit van alledag en de beperkte beschikbaarheid van geld en ruimte. Laat staan dat er ingegaan wordt op de gevolgen voor de werkelijke economie. Van een ministerie van Economische Zaken verwacht ik enige realiteitswaarde in de gepresenteerde ambities. Natuurlijk dromen mag. Maar niet in de tijd die betaald wordt door de Nederlandse belastingbetaler. Ik heb eerder geschreven over liegende/dromende politici, maar bleef hopen dat ministers en staatsecretarissen op zijn minst in beleidstukken de schijn van geloofwaardigheid op zouden proberen te houden. De vraag is: slikt de Nederlandse burger (op 18 maart kiezer van de provinciale staten en waterschapsbesturen) dit voor zoete koek? Voor al diegenen die houden van sprookjes en prachtige natuurdromen beveel ik lezing van harte aan. Zelf ben ik meer voor: wat is haalbaar? Wat kunnen we ons permitteren? Wat is werkelijk mogelijk? Wat is economisch wenselijk? Wat is reëel?

In deze “Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder” is op pagina 29 te lezen “In zout water zijn er geen blauwalgplagen.”. Voor de werkelijkheid lees eens artikel 2 in de reeks natte/zoute droom of nachtmerrie.

Wel veel opmerkingen over de mogelijke voordelen voor de schelpdiervisserij (het woord schelpdierkwekerij is zoveel mogelijk vermeden) en nauwelijks woorden over de effecten voor de scheepvaart of landbouw. Alsof de landbouwsector geen exporteur is van importantie en watertransport niet één van de kurken is waarop onze economie drijft.

In deze “Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder” wordt door de omschreven ambities de verziltingsdeur wagenwijd opengezet. Terwijl alleen voor het Groene Hart (de Randstad) een mogelijke oplossing wordt aangetipt (pagina 28). Wat in dit kader echt gemist wordt is aandacht voor de effecten op termijn voor de landbouw en de scheepvaart. In bijlage 6 met de mooie titel “Kennisagenda” worden tal van toekomstige onderzoeksvelden aangestipt, maar geen woord over hoe de zoetwatervoorziening buiten het Groene Hart zeker te stellen en ook geen woorden over de levenslijn van onze economie de binnenvaart.

Het wordt tijd dat de VVD minister Kamp en zijn PvdA staatsecretaris Dijksma eens gaan beseffen dat dromen nog geen deuk in een pakje boter slaan. Nederland en ons gebied West-Brabant hebben recht op een realistisch beleid dat haalbaar en betaalbaar is en dat recht doet aan de belangen van de Nederlandse natuur en van de economie en niet alleen aan die van de Randstad.  

Het wordt tijd dat er een ander Brabants geluid gaat klinken in de discussies met het Rijk en de Randstad. ONS WATER, LIJST 3 kan dat leveren.

Louis van der Kallen

 


(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 18: STEEDS MEER NATUURORGANISATIES GAAN OOK VOOR ZOET!

 

| 15-02-2015 | 11:30 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 18

 

Steeds meer natuurorganisaties gaan ook voor zoet!

 

gele lisDe landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten.  

Nu meer zienswijzen inzake de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” bekend worden, blijken steeds meer natuurorganisaties ook voor behoud van de huidige zoete situatie te zijn. Voorbeelden zijn de Stichting Sirene, Natuur en Landschap Goeree Overflakkee (NLGO) en Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland (NVSD) 

De hoofdconclusies in de zienswijze van Stichting Sirene zijn:

1. Het is geen goed besluit. De voordelen wegen niet op tegen de nadelen
2. Het besluit is onzorgvuldig voorbereid
3. Het besluit is niet uitvoerbaar.
Sirene concludeert dat dit besluit voor de natuur meer nadelen heeft dan voordelen en (deels los daarvan) in de juridische zin niet uitvoerbaar is.

Uit de gecombineerde zienswijze van Natuur en Landschap Goeree Overflakkee (NLGO) en Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland (NVSD) zijn de navolgende citaten afkomstig: “We zijn tot de conclusie gekomen dat de RGV eerder een politiek spoor dan een ecologisch spoor beloopt, terwijl het uitgangspunt toch was het verbeteren van zowel de ecologische kwaliteit als de waterkwaliteit van beide gebieden. Dat eerste blijkt niet te gebeuren en het tweede is in ieder geval in het KVZM geen verbetering maar een systeemverandering met alle risico’s van dien. Daarbij is nauwelijks ruimte geboden aan de veranderde inzichten door de ontwikkelingen in de laatste 5 jaren. De ecologische onderbouwing van de MER en natuur effecten studie (NES) zijn naar onze mening onvoldoende en gezien de huidige snelle veranderingen in het KVZM ook sterk gedateerd. Het sterk verminderen van soorten waarvan internationaal waardevolle aantallen in het KVZM voorkomen wordt naar onze mening weggemoffeld en weggeschreven. Wij betreuren de lichtvaardige onderbouwing en gebrekkige inhoud van de MER en de NES. Dit doet geen recht aan de huidige ecologische waarden in beide systemen.”

“Zoet Volkerak-Krammer-Zoommeer behouden, om huidige positieve ontwikkelingen kans te geven.” 

Waren 10 jaar geleden de natuurorganisaties nog eensgezind voor verzilting van het Volkerak-Zoommeer, onder hen zijn er nu steeds meer die vinden dat je niet om de enorme verbetering van de waterkwaliteit heen kunt. Ook zij zijn gaan inzien dat het belangrijk is de huidige zoete natuurwaarden te behouden en een verdere verbetering van de waarden af te wachten en een kans te geven.   

Louis van der Kallen

 


BAGGEREN GROOTE MELANEN, KENMERK 0065

 


Bergen op Zoom, 8 februari 2015

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Betreft:      Baggeren Groote Melanen, kenmerk 0065

 

Geacht Dagelijks Bestuur, 

In het algemeen is het onverstandig wateren, zoals de Groote Melanen, te baggeren in het voorjaar. Op dat moment zitten er mogelijk nog overwinterende amfibieën in de modderlaag verscholen en trekken ook de op het land overwinterende amfibieën naar het water om er hun eitjes af te zetten. Ook voor de meeste vissen is dat het seizoen om hun eitjes af te zetten. Op grond van de algemene zorgplicht, die ook het waterschap heeft, op grond van de Flora- en faunawet is het voorjaar over het algemeen daarom een zeer onverstandige periode om te baggeren. Gaan baggeren terwijl het vervuilende water uit de om te leiden Jankenbergloop en de sloot vanaf het volkstuinenterrein in de Groote Melanen blijft stromen is raar. De werkvolgorde omdraaien is uiteraard veel logischer.

Alle amfibiesoorten zijn wettelijk beschermd en als er zwaarder beschermde soorten voorkomen mag er alleen met een ontheffing in het voorjaar gebaggerd worden. Op Waarneming.nl staat aangegeven dat in het gebied Groote Melanen de Rugstreeppad voorkomt: dat is zo’n zwaarder beschermde soort waarvoor niet zonder ontheffing mag worden gebaggerd. Het waterschap en de gemeente zijn daar door de lokale IVN- afdeling ook op gewezen. Tevens is op de recente informatieavond gevraagd om inzage in het uitgevoerde flora- en faunaonderzoek. Dat is naar mijn informatie nog niet beschikbaar gesteld. Recent is aan een vertegenwoordiger van de IVN- afdeling medegedeeld dat de Rugstreeppad niet in de Groote Melanen zelf, maar 100 meter verderop was aangetroffen en dat er daarom toch in het voorjaar gebaggerd kan worden. Amfibieën zijn mobiel en het feit dat de Rugstreeppad niet in de Groote Melanen is aangetroffen, is geen enkele garantie dat die soort daar niet voorkomt. Zeker in het voorjaar trekt de Rugstreeppad naar water om zich voort te planten.  

  • Wat is de reden dat nu besloten is te baggeren in het voorjaar?
  • Is uitstel tot het najaar mogelijk? 

In afwachting van uw beantwoording/reactie,

hoogachtend, 

Namens de fractie Ons Water/Waterbreed

L.H. van der Kallen