OVER WATER – 170: HET KLIMAATAKKOORD

 

| 05-01-2019 | 10.30 uur |


 

OVER WATER – 170: HET KLIMAATAKKOORD

 

Foto: Wim Ligtenberg

Recent is het ontwerp klimaatakkoord gepresenteerd. Het zal de komende maanden doorgerekend worden door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Daarna is het woord aan de politiek.

Eigenlijk vind ik ‘klimaatakkoord’ een rare naam voor een stuk van 233 pagina’s wat feitelijk alleen gaat over de beperking van broeikasgassen met CO2 in de hoofdrol. Ik had graag gezien dat ook elementen als waterbeheer en de beperking van hittestress in dit stuk een rol hadden gespeeld. Het klimaat is meer dan CO2 reductie!

In nieuwsbrief 236 van de BSD besteedde ik al enige aandacht aan het ‘klimaatakkoord’ omdat ik een VNG congres over dit onderwerp bijwoonde. Ik eindigde het artikeltje toen met de verzuchting: “Het verbaast mij dat politici schijnen te denken dat het stellen van doelen, zonder het wie, wat, waar, en hoe het betaald gaat worden, genoeg is. Ze vergeten dat het stellen van de dieseluitstoot doelen, zonder te weten wie, wat, waar en hoe ook niet heeft gewerkt. En vindingrijkheid vooral werd gericht op misleiding van de kopers en de overheden. Het enige idee dat mij direct aansprak is de maatregel dat gemeenten en mogelijk ook andere overheden jaarlijks het bomenbestand met 1 % zouden moeten uit gaan breiden. Dat is in ieder geval ook een bijdrage aan de aanpak van hittestress.” Nu het stuk er ligt, is enige nuancering van dat citaat op zijn plaats. De vraag: wie, wat, waar en wat het kan gaan kosten en wie het gaat betalen hebben de opstellers veelal vaag, maar enigszins getracht te duiden.

Tevergeefs heb ik in het ‘klimaatakkoord’ gezocht naar het enige idee wat mij in de discussies op het VNG congres direct aansprak. De doelstelling dat gemeenten en mogelijk ook andere overheden jaarlijks het bomenbestand met 1 % zouden moeten uit gaan breiden. Dat is een maatregel die vast te concreet was voor de dames en heren opstellers. Overheden zijn nog steeds belangrijke bomenkappers. Ik raad al die boomkappers eens aan om paragraaf C 4.5.2 in het ontwerp klimaatakkoord over “Bomen, Bossen en Natuur” eens goed te lezen en als dat te veel tijd vergt kijk dan eens naar het filmpje van de boomkwekers in Midden-Brabant.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 60: ALBERT LAUBENSTEIN

 

| 01-10-2016 | 14.00 uur |


 


OVER WATER – 60

 

26 september
canadees-01In de middag een bijeenkomst waar de stand van zaken werd doorgenomen met betrekking tot het project Overdiepse Polder. Het project loopt ten einde en we bespraken de laatste zaken die nog moeten worden afgerond, zoals onder andere de herplant van bomen op de terpen. We hebben, naar aanleiding van een vraag van de dijkgraaf, teruggeblikt op de persoonlijke hoogte- en dieptepunten en te vermelden anekdoten. Voor mij kende het project vele hoogte-, dieptepunten en spannende momenten. Maar voor mij was het meest imponerende de begrafenis van een bij de werkzaamheden in de Overdiepse Polder gevonden Canadese soldaat. Bij de besprekingen over de vraag of het waterschap dit project in opdracht van Rijkswaterstaat wel uit zou gaan voeren en de daarbij beschikbare budgetten en verantwoordelijkheidsverdeling, was mijn inbreng dat er een stevig budget moest komen voor ‘bommen en granaten’ en voor de juiste berging en identificatie van eventueel te vinden stoffelijke resten. Ik wist dat er in dit gebied nog veel vermisten waren als gevolg van de slag om Kapelsche Veer. Mijn pleidooien vielen toen niet direct in vruchtbare aarde en de dijkgraaf van toen liet mij zelf met de programmadirecteur van Ruimte voor de Rivier bellen om die zaken te bespreken. Mijn harde motivatie was: “laat niemand vanwege de geldelijke gevolgen bij zo’n vondst de andere kant opkijken.” Uiteindelijk kwamen er voor deze zaken de geëigende budgetten. canadees-02Toen dan ook op 29 september 2015 soldaat Albert Laubenstein na meer dan 70 jaar op het Canadese militaire ereveld bij Bergen op Zoom ter ruste werd gedragen, door militairen van nu van zijn regiment, en met alle militaire eer in aanwezigheid van zijn familieleden begraven bij zijn regimentswapenbroeders, had ik een goed gevoel dat de werkzaamheden in de Overdiepse Polder en mijn bescheiden bijdrage daarbij er toe hadden geleid dat Albert Laubenstein van een anoniem veldgraf zijn herkenbare plek kreeg bij zijn kameraden.

27 september
Portefeuillehouders overleggen over de komende bestuurlijke overleggen met de gemeenten Oosterhout en Goirle, het havenproject in Waalwijk en over de kwaliteit en procesaanpak van de waterkering aan de Kerkvaartse Haven in Waspik.

30 september
isabella-02Ter gelegenheid van het Zuiderwaterliniecongres 2016 heb ik de gehele dag doorgebracht in Fort Isabella te Vught. De locatie van de voormalige Isabella kazerne, waar lang geleden het regiment wielrijders gelegerd was.

Een hele dag Zuiderwaterlinie dus. Een voor mij opvallende bijdrage was  die van Arnoud-Jan Bijsterveld. Hij citeerde James Joyce “places remerber events”. Op bepaalde plaatsen ervaar ik dat ook. Ook zijn definitie van identiteit: “gedeelde opvatting van wat ons bindt” sprak mij aan. Daarna een rondgang langs de ideeën voor de vijf stellingen van de linie en een aantal gesprekken over de Keenesluis. Maar liefst twee provinciale ambtenaren en de gedeputeerde cultureel erfgoed spraken mij als portefeuillehouder cultureel erfgoed aan op de positie van het waterschap in deze. In de middag drie presentaties over het toeristisch potentieel, over de ontwikkelingen in de driehoek natuur, cultuur en economie en over anders denken, meer zien en beter besluiten. Vooral de presentatie van Petra van Egmond van het PBL met het accent op de economische waarde van de natuur sprak mij aan.

isabella-03De presentatie van Susan van ’t Klooster van Savia liet mij beseffen dat besluitvorming niet meer het alleenrecht was van de kennisdragers/de wetenschappers. Beleidsbeïnvloeding door belanghebbenden en leken via de (sociale) media en allerlei overlegstructuren is belangrijk voor ‘draagvlak’. Centrale sturing is een gepasseerd station. Nu komt het aan op ‘gezamenlijke verhalen maken’. Voor mij klinkt het als: de leken aan de macht! Of de wereld daar nu echt beter van wordt waag ik te betwijfelen. In mijn beleving is de besluitvorming en de kwaliteit van de besluiten er echt niet beter op geworden door de introductie van de politiek (relatieve leken) in de waterschapsbesturen. Maar ik zal er mee moeten leven. Om ‘draagvlak’ te creëren zal er nog heel wat water in de wijn van de beste (technische) oplossingen moeten.isabella-01

Tot slot een workshop gegeven door een studente van de NHTV, Janneke Vermulst over ‘storytelling’. Een enthousiaste jongedame die net haar werkstuk over de Zuiderwaterlinie Noord-Brabant had ingeleverd. Ze hoopte op een goed cijfer en beloofde mij het rapport toe te sturen. Daarover in een volgende Over Water vast meer. In een groepje van vier was ik de enige man. Met een jongedame van het Heusdens bureau voor toerisme, een ambtenares van de provinciale afdeling RO en met Lyanne de Laat, die een waterwandelarrangement organiseert vanuit gemaal Haastrecht, spraken we over te vertellen verhalen in verband met de Zuiderwaterlinie Noord-Brabant. Als verhalenverteller was ik zowel met het onderwerp als de gesprekspartners in mijn nopjes.

Louis van der Kallen 

 


2050

 

| 31-12-2014 | 19:20 uur |


 

2050

 

Dhaka Banglades

Dhaka Bangladesh

Soms zet het bijwonen van een symposium me aan het denken, omdat wat gepresenteerd wordt me verbijstert. Dat overkwam mij op 10 december in Dordrecht. Ik bezocht het symposium “Smart Thinking #3 – Water; van innovatie naar implementatie” in het Energiehuis en georganiseerd door PLATFORM31 

Wat mij in die bijeenkomst vooral trof was de presentatie van Arno Bouwman. Hij is verbonden aan PBL, het planbureau voor de leefomgeving. De spreker had mij gelijk wakker gemaakt met de start: “wij zijn een onafhankelijke onderzoeksinstelling en wij vallen onder het ministerie I&M“. Onafhankelijk en onder een ministerie vallen gaat er bij mij niet echt in. Dat maakt mij kritisch. Dat laat onverlet dat de spreker dat toch zo kan voelen. Kern van zijn betoog was: de steden staan voor een aanmerkelijke groeispurt en in 2050 woont circa 70 % van de wereldbevolking in steden. Uit het gepresenteerde kaartmateriaal bleek dat die stedelijke groei vooral in de delta’s van de wereld gaat plaatsvinden. De nu vruchtbare delta’s van de Niger, de Nijl, de Zambezi, van de Ganges/Bramaputra, de Mekong, de Sông Hông (de rode rivier), de Jangtsekiang (blauwe rivier), de Huang He (gele rivier), enzovoort huisvesten straks 60 % van de wereldbevolking. Dit stelt de mensheid voor kolossale problemen op het gebied van het waterbeheer, zoals voldoende schoon water, riolering en afvalwaterzuivering. In het licht van de klimaatverandering en stijgende zeespiegel is waterveiligheid ook een probleem. Veel van de delta’s zijn slecht tot nauwelijks beschermd tegen de combinatie zeespiegelstijging en grotere variaties in rivierafvoeren. Een land als Bangladesh staat voor een haast onmogelijke opgave haar meer dan 100 miljoen mensen, die leven in haar delta, te beschermen. Maar één probleem blijft in het rapport, waarop dit alles gebaseerd is, onvermeld. De voedselvoorziening!

Het ruimtebeslag van de groeiende steden gaat vooral ten koste van de vruchtbaarste gronden. De vestiging van de eerste menselijke nederzettingen, waaruit de meeste huidige steden zijn ontwikkeld, vond plaats in de vruchtbaarste delta’s. Kenmerken waren korte aanvoerlijnen van voedsel en de beschikbaarheid van zoet water. Korte afvoerlijnen van afval, dat vaak weer gebruikt kon worden als meststof voor de voedselproductie. Langs de snelwegen van de oudheid en de middeleeuwen, de rivieren, ontstonden de steden als markt- en stapelplaatsen. De wegen waren immers van slechte kwaliteit en vaak maar gedurende delen van het jaar bruikbaar. Ondanks de komst van goede wegen, spoorwegen en luchtverbindingen liggen de meeste (toekomstige) megasteden, die begonnen als dorpen, nog steeds in de van oorsprong vruchtbare delta’s en op de voor voedselproductie meest geschikte gronden. Ook de steden die niet in delta’s liggen hebben bij uitbreidingen vaak de nabije land- en tuinbouwgronden bebouwd. Ook dat waren vaak de beste en productiefste gronden.

Neem ons eigen Bergen op Zoom. De rijke tuinbouwgronden, die vroeger zorgden voor rijke aardbei- en asperge-opbrengsten, zijn bebouwd en de productie van het witte goud is in onze regio sterk verminderd. In de jaren vijftig leerde ik op de lagere school in Rotterdam nog dat de beste en meeste asperges uit Bergen op Zoom kwamen. Dat is helaas lang geleden. Voor mij is het helder de opgave wordt straks niet alleen de waterveiligheid en waterhuishouding van de steden goed te regelen, maar ook hoe voeden we de mensheid als de beste en meest productieve gronden zijn bebouwd. Stadslandbouw is straks geen hobby of ontspanningsbezigheid, maar bittere noodzaak. Of moeten we heel anders gaan denken en dat bebouwen van de delta’s niet als een gegeven beschouwen en gaan kijken of de planologie voor toekomstige uitbreidingen niet volgend moet zijn maar op landelijke/mondiale schaal leidend! Of blijven we er op vertrouwen dat technologie altijd en overal de oplossingen zullen aandragen? 

Louis van der Kallen