STAND VAN ZAKEN KRW DOELEN, KENMERK W 18005

 


Bergen op Zoom, 28 augustus 2018

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Betreft:      Stand van zaken KRW doelen, kenmerk W 18005

 

Geacht dagelijks bestuur,

In januari 2016 is verschenen de beleidsstudie “Waterkwaliteit nu en in de toekomst met als subtitel eindrapport ex ante evaluatie van de Nederlandse plannen voor de Kaderrichtlijn Water” ( http://www.pbl.nl/publicaties/waterkwaliteit-nu-en-in-de-toekomst), uitgegeven door het Planbureau voor de Leefomgeving. De hoofdconclusie was:  “Met de huidige plannen verbetert de waterkwaliteit in veel wateren wel, maar niet voldoende. Om de KRW-doelen te halen is extra inzet nodig van het Rijk, de waterbeheerders en agrariërs.” In voornoemde beleidsstudie zijn een aantal stoffen van opkomende zorg benoemd en de stand van zaken qua kennis en te noemen beleidsinitiatieven.

Geneesmiddelen:  “EC komt met voorstel in 2017. NL: ketenakkoord ‘geneesmiddelen en milieu’ is in  voorbereiding”.

Microplastics:  “RIVM stelt in 2015 een review background document op. EU: Kaderrichtlijn Marien (KRM) NL: ketenakkoord ‘primaire microplastics in cosmetica’ Aanpak van microplastics wordt door NL (voorzitter van de EC 2016) op de agenda gezet.”

Nanodeeltjes: “Beleid ontbreekt. EC komt in 2015 met voorstel om de Europese Stoffenrichtlijn (REACH) aan te passen.”

  • Wat is de stand van kennis en kennisopbouw rond voornoemde ‘stoffen van zorg’ binnen de beleidsbepalende instanties?
  • Neemt het waterschap Brabantse Delta deel aan projecten ter bevordering of opbouw van kennis ten aanzien van voornoemde ‘stoffen van zorg’?
  • Zo ja, op welke wijze?
  • Is er, binnen het waterschap Brabantse Delta, het Rijk, de provincie Noord-Brabant of de EU beleid gevormd of openbaar bekend in voorbereiding rond voornoemde ‘stoffen van zorg’?
  • Zo ja, wat is dan dat beleid?

In hoofdstuk 6 werden mogelijke beleidstrajecten naar 2021 aangegeven, zoals:

–         Doelen aanpassen. “Een eerste stap kan zijn dat waterbeheerders de doelen aanpassen. ‘Doelaanpassing’ is een term uit de KRW en geldt voor waterlichamen waarvoor nieuwe (wetenschappelijke) inzichten zijn over de effecten van maatregelen. Waterbeheerders mogen de doelen aanpassen binnen de richtlijnen van de KRW (artikel 4.3) zonder dat daarbij een uitgebreide verantwoordingsprocedure hoeft te worden doorlopen.”

–         Aanvullende maatregelen. “Als (na een eventuele doelaanpassing) de verwachting is dat het doel in 2027 nog steeds niet wordt gehaald, dient te worden gezocht naar mogelijkheden voor extra maatregelen. Om de ecologische doelen dichterbij te brengen, moeten de emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen omlaag. Voor het verminderen van deze emissies is een combinatie van generiek bronbeleid en gebiedsgerichte maatregelen het meest geschikt. Dit vergt een verdergaande integratie van het mest- en gewasbeschermingsbeleid en het waterbeleid dan nu het geval is. De effectiviteit van maatregelen is afhankelijk van de regionale situatie. Daarom moeten waterbeheerders en andere belanghebbenden in de regio gezamenlijk op zoek gaan naar een maatregelenpakket dat voor de betreffende regio het meest geschikt is.” “Maatregelen gerelateerd aan de landbouw kunnen worden opgepakt in samenhang met het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Op deze wijze kan een zo groot mogelijke acceptatie door agrariërs worden bereikt, en kan worden aangesloten bij initiatieven vanuit de agrarische praktijk. Voor de financiering kunnen ook gelden uit het POP3/GLB worden gebruikt.”

–         Doelen verlagen. “In gebieden waar de huidige KRW-doelen niet te combineren blijken te zijn met andere functies en doelen, zal expliciet moeten worden gekozen tussen het accepteren van de beperkingen op andere functies en het nemen van de benodigde extra maatregelen om de huidige KRW-doelen te halen, of het verlagen van de ambities voor de KRW als het belang van de andere functie(s) te groot wordt geacht. Ook waar extra maatregelen mogelijk zijn, kunnen deze toch als niet haalbaar worden beoordeeld, bijvoorbeeld omdat de kosten onevenredig hoog worden gevonden of omdat grote groepen mensen de maatregelen onacceptabel vinden. Wanneer wordt besloten om doelen en maatregelen niet met elkaar in overeenstemming te brengen, moeten waterbeheerders de doelen naar beneden bijstellen.” Dit vergt volgens artikel 4.5 van de KRW wel een uitgebreide verantwoordingsprocedure tegenover de Europese Commissie.

  • Is ons waterschap c.q. uw DB in het licht van de realisering van de KRW doelen voorbereidend bezig met de mogelijke aanpassing van de doelen, mogelijk aanvullende maatregelen of met de mogelijkheid de doelen te verlagen? 
  • Zo ja, op welke wijze en wanneer wordt het AB hierbij betrokken?

In afwachting van uw reactie,

hoogachtend,

Namens de fractie Ons Water/Waterbreed

L.H. van der Kallen

 


OVER WATER 127: MEDICIJNRESTEN IN WATER: EEN GROEIEND PROBLEEM

 

| 03-03-2018 | 09.30 uur |


 

OVER WATER 127: MEDICIJNRESTEN IN WATER: EEN GROEIEND PROBLEEM

 

Mede door de vergrijzing gebruiken we in Nederland steeds meer medicijnen waarvan de resten uiteindelijk in sloten en rivieren terecht komen. Dat is niet goed voor het waterleven en problematisch bij de bereiding van drinkwater.

Ik schreef over dit onder werp eerder het artikel “resistente bacteriën en onze zuiveringen“. In Over Water 68, over de STOWA bijeenkomst op 1 december 2016, schreef ik over de mogelijke aanpak van onder andere dit probleem en naar aanleiding  van het verschijnen van het rapport “Bronnen van antibioticaresistentie in het milieu en mogelijke maatregelen” van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in Over Water 105.

Volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) komen er in Nederland per jaar circa 140.000 kilo medicijnresten in het water terecht en dat wordt mede door de vergrijzing steeds meer. In de Ketenaanpak Medicijnresten uit Water werken de Rijksoverheid, de waterschappen, de drinkwaterbedrijven, gemeenten, de farmaceutische industrie en partijen uit de zorgsector aan het terugdringen van medicijnresten in oppervlakte- en grondwater. De afgelopen periode is er veel geïnvesteerd om het probleem inzichtelijk te krijgen. Via de hotspotanalyse van onderzoeksinstituut STOWA is er een inschatting op welke RWZI’s van de waterschappen de grootste knelpunten zitten. De hotspotanalyse geeft een inschatting waar de knelpunten het grootst zijn. Bijvoorbeeld locaties met relatief veel lozingen op een klein water of beek. Ook specifieke functies, zoals bijvoorbeeld oppervlaktewater als bron voor drinkwaterbereiding, zijn hierbij van belang. Regionaal vraagt dit om nader onderzoek en analyse. Experimenteren en kennis delen zijn belangrijk. Het verschilt per gebied welke keuzes er gemaakt zullen moeten worden. Regionaal kan het nodig zijn om extra te zuiveren. Het is dan wel nodig dat de veroorzaker van het probleem, de farmaceutische industrie, een bijdrage levert aan de kosten van het extra zuiveren. Maar hier ligt ook een taak voor de burger (geen medicijnen weggooien via het riool), ziekenhuizen en de verzorgingsinstellingen (aparte opvang van urine). Een gezamenlijke aanpak bij de bron – wat er niet in komt, hoeft er ook niet uit – past hierbij en voorkomt onnodige lozingen naar riool- of oppervlaktewater. Hier ligt een taak voor iedereen!

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 105: ANTIBIOTICARESISTENTIE

 

| 19-08-2017 | 12.45 uur |


 

OVER WATER – 105

 

Wachten kan niet meer
Recent verscheen het rapport “Bronnen van antibioticaresistentie in het milieu en mogelijke maatregelen” van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het RIVM rapport bevat als zodanig niets nieuws. Ik schreef over dit onder werp eerder het artikel “resistente bacteriën en onze zuiveringen” en in Over Water 68 over de STOWA bijeenkomst op 1 december 2016 over de mogelijke aanpak van onder andere dit probleem.  Het viel mij op dat er nu in de media ruime aandacht was voor het probleem, echter zonder dat de waterschappen werden bevraagd over de aanpak van dit steeds dreigender wordende volksgezondheidsprobleem. In Zwitserland wordt het aangepakt en lopen er tal van onderzoeken via (proef)opstellingen bij waterzuiveringen, waarover op het VSA-Plattform “Verfahrenstechnik Mikroverunreinigungen” veel wordt gepubliceerd. In Zwitserland en Duitsland heeft men reeds besloten dat de aanpak van medicijnen in waterzuiveringen geen uitstel meer verdraagt en gaat men aan de slag met een grote variëteit aan methoden. Wel allemaal gebaseerd op twee hoofdlijnen (oxidatie en/of absorptie door actieve kool).  Onderbelicht blijft nog de mogelijkheid van de inzet van membraantechnologie. De ontwikkeling van resistente bacteriën is slechts één van de redenen om snel aan de slag te gaan met de aanpak van microverontreinigingen en geneesmiddel restanten. Een schandaal als rond GenX is een tweede reden. De aanpak verdraagt geen uitstel meer. De waterschappen moeten met dit onderwerp snel aan de slag en mogelijk vergt dit een andere wijze van financiering. In het huidige denken: ‘de vervuiler betaalt’ zou een heffing op geneesmiddelen logisch zijn !

15 augustus
Vandaag een hele reeks portefeuillehoudersoverleggen. Onder andere over: Het dijkverbeteringproject Geertruidenberg/Amertak, de Keenesluis, een zwaluwenwal, het Dongedal, het Markdal en het project Noordrand Midden. Daarna naar de receptie geweest van het 25 jarig bestaan van het Markpontje in Terheijden, waar ik samen met wethouder Harry Bakker van de gemeente Drimmelen een tochtje met het pontje maakte.

Louis van der Kallen



DOORSLAANDE REGELGEVING

 


paarse orchideeDe zeven veehouderijen op Schiermonnikoog veroorzaken volgens rekenmodellen een stikstofdepositie op het beschermde duinlandschap van 900 tot 2.000 mol per hectare per jaar, afhankelijk van de plek op het eiland. Uit de metingen die sinds 2012 voor het hele duinlandschap worden gedaan blijkt de depositie circa 600 mol per hectare per jaar. De metingen zijn echter niet rechtsgeldig. De berekeningen bepalen wel het beleid. De overheid heeft de veehouders op Schiermonnikoog daarom gevraagd maatregelen te treffen om de stikstofdepositie op het beschermde duingebied terug te dringen. 

Sinds 2012 wordt er op zes plekken op het eiland het jaar rond de ammoniakconcentratie vastgesteld door het RIVM. Die bedraagt 2 tot 5 microgram per m3 afhankelijk van de plek op het eiland.  Er is weinig onderzoek beschikbaar naar de relatie tussen de gemeten ammoniakconcentraties in de lucht en de stikstofdeposities op de vegetatie. Afgaande op beschikbare onderzoeken in het Verenigd Koninkrijk en van Wageningen UR is becijferd dat de stikstofdepositie op Schiermonnikoog bij deze gemeten concentraties 600 mol per hectare per jaar bedraagt.

Dat het rekenmodel een te hoge stikstofdepositie berekent, zou ook kunnen worden afgeleid uit een botanisch veldbezoek op Schiermonnikoog in de maand mei. Op die plek van het eiland, waarvoor de hoogste stikstofdepositie wordt berekend, ziet het dan paars van de zeer ammoniakgevoelige orchideeën. Ook de zeer ammoniakgevoelige zonnedauw en veenpluis worden dan in grote aantallen aangetroffen. Deze zeer gevoelige plantensoorten verdragen stikstofdeposities tot maximaal 700 mol per hectare per jaar.

Een rekenmodel wordt door de wetgever belangrijker gevonden dan de werkelijkheid. Het gevolg is dat aan zeven boeren eisen worden gesteld die volstrekt onnodig zijn en hen wel belemmeren in hun bedrijfsvoering. Dit laat zien dat Europese wetgeving die de overheid klakkeloos uitvoert Nederlandse boeren soms onnodig belemmert. In Brussel denken ze het beter te weten dan de natuur zelf en worden boeren in de nabijheid van natuurgebieden, zoals op Schiermonnikoog, onnodig belemmerd in hun bedrijfsvoering.

Ons Water staat voor een beleid dat uitgaat van de werkelijkheid en boeren en bedrijven niet onnodig beperkingen oplegt.