OVER WATER 180: DE FINISH EN WAT IS ER VAN TERECHT GEKOMEN?

 

| 20-04-2019 | 11.00 uur |


 

OVER WATER 180: DE FINISH EN WAT IS ER VAN TERECHT GEKOMEN?

 

De finish

De afgelopen weken heb ik wekelijks verslag gedaan van de onderhandelingen om te komen tot een nieuw bestuursakkoord en een nieuw dagelijks bestuur. Eerst een analyse van de verkiezingsuitslag met de titel “Hoe verder”.  Toen een somber stuk vanwege de weinig realistische houding van de overwinnaar met de titel “Heroverwegen“. Daarna een verslag met de titel “Ze“, waarin ik uiting gaf aan mijn frustraties en aangaf wat voor Ons Water de belangrijkste elementen voor een goed bestuursakkoord zijn. In het artikel “Het vordert” heb ik aangegeven dat, na het gesprek tussen de lijsttrekker van de VVD en mij als lijsttrekker van Ons Water, er ook bij de VVD nu het gevoel is binnengekomen dat ‘de taken goed doen’ belangrijk is. De sfeer in de onderhandelingen was omgeslagen. De ‘inhoud’ stond in de verdere onderhandelingen centraal. Als sluitstuk deze week was de discussie over de financiën, dus de vraag welke tariefstijgingen zijn acceptabel? Ook nu bleek dat ook de VVD primair gaat voor ‘de taken goed doen’. Natuurlijk is het beperken van de tarieven voor iedere fractie de opgave voor de komende vier jaar. Maar de (nieuwe) uitdagingen, mede veroorzaakt door de veranderingen in het klimaat, kosten helaas geld. Dat zullen we de belastingbetalers uit moeten leggen. De voor Ons Water belangrijke zaken staan in het nieuwe bestuursakkoord. Natuurlijk hebben ook wij een aantal compromissen moeten sluiten. Maar de voor ons essentiële zaken zoals onder andere: de veiligheid van onze waterkeringen, aanpak van de achterstanden bij de rioolwaterzuiveringen en het baggeren van vaarwegen en legger waterengangen, alsmede het in overeenstemming brengen van de handelingspraktijk met de regelgeving middels de peilbesluiten, zitten in het nieuwe bestuursakkoord. Nu nog de laatste punten en komma’s en het nieuwe DB kan gekozen worden.
Ik hoop dat ons DB-lid, uit straks de grootste fractie, de eerste loco-dijkgraaf zal worden. Voor Ons Water is het niet alleen logisch dat de grootste fractie die levert, maar ook dat de eerste loco-dijkgraaf komt uit de door de kiezer gekozen fracties. In fracties die zuchten onder de tucht van de kiezer is sprake van meer politieke sensibiliteit dan onder de geborgde fracties die gefocust zijn op de belangen van de categorie die zij vertegenwoordigen. Juist die politieke sensibiliteit is nodig als de dijkgraaf vervangen moet worden. Het gezicht naar buiten van het waterschap in tal van contacten met samenwerkingspartners, zoals andere overheden en de media is, naar mijn inzicht, van groot belang. Ik hoop en vertrouw erop dat onder de nieuwe DB leden dat besef ook aanwezig zal zijn. 
De komende vier jaar zal Ons Water weer met West-Brabant Waterbreed één fractie vormen. Vanuit de kracht van het zijn van de grootste fractie zullen wij met ons zevental het functioneren van het nieuwe DB kritisch maar constructief volgen. De woorden zijn zo dadelijk op papier gezet en in de digitale cloud geslingerd. Nu de daden!

Wat is er van terecht gekomen?

Augustus 2000 kwam “waterbeleid voor de 21e eeuw” uit, het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw. In februari 2001 tekenden het Rijk, de Unie, de VNG en het IPO de Startovereenkomst waterbeleid 21e eeuw en in februari 2002 kwam “Waterbeheer 21e eeuw, WB21: aanleiding, afspraken en maatregelen” uit van de Unie. Met het in juli 2003 ondertekende Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) werd met de uitvoering een begin gemaakt. Via Teleac/NOT werd in 2001 middels acht televisieprogramma het ‘waterbeheer in de 21e eeuw’ uitgelegd. 

Wat is er sinds die tijd op het vlak van: normering, de watertoets, wateropgaven, deelstroomgebiedsvisies en de regelingen rond schade, schadevergoeding en verzekeringen feitelijk tot stand gekomen? Is bij de uitwerking in de stroomgebieden nu echt gekozen voor ruimtelijke maatregelen en is aan de drietrap (vasthouden, opvangen en dan pas afvoeren) consequent inhoud gegeven? Was indien er gekozen werd voor technische oplossingen de motivatie van de waterschappen adequaat en werd deze getoetst door de provincies en/of door het Rijk? Zijn er succesvolle stroomgebiedallianties tot stand gekomen? Wat was de schade van de droge zomer van 2018 geweest als de adviezen uit augustus 2000 al verregaand waren uitgevoerd? Bij de start in 2001 waren er nog 57 waterschappen nu nog 21. Wat heeft deze concentratie opgeleverd? En is er in de ‘baten’ een verschil in de gebieden waar waterschappen wel vergaand fuseerden en waar niet? Is het “waterbeleid voor de 21e eeuw” nu ook werkelijk leidend geweest in de aanpak van de in het advies gesignaleerde waterproblemen?

Dit zijn vragen die ik graag, in een onderzoek op Unie niveau, beantwoord zou willen hebben. Voor mij is het   “waterbeleid voor de 21e eeuw” bepalend geweest in mijn denken. De commissie onder voorzitterschap van oud-gedeputeerde Tielrooij kwam met een gedegen advies. Nu bijna 20 jaar later constateer ik, op basis van mijn waarneming, dat er door politici is gewinkeld in de aanbevelingen en de waan van de dag vaker leidend is geweest dan de adviezen van Tielrooij en zijn kompanen, terwijl de klimaatontwikkelingen aantonen dat de adviezen van bijna 20 jaar geleden op goede gronden waren gebaseerd.   

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 179:  HET VORDERT

 

| 13-04-2019 | 20.30 uur |


 

OVER WATER 179:  HET VORDERT

 

Ook de afgelopen week stond in het kader van de onderhandelingen over een nieuw bestuursakkoord en over de aard en samenstelling van een nieuw dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Maandagavond (8 april) had ik op suggestie van de informateur/formateur (Huub Hieltjes) een gesprek met Anco Sneep, de onderhandelaar namens de VVD, de winnaar met vijf zetels van de verkiezingen. Omdat de combinatie Ons Water/West-Brabant Waterbreed in het nieuwe Algemeen Bestuur (AB) de grootste fractie gaat vormen (zeven zetels) en Ons Water de tweede partij in grootte is achtte de  informateur/formateur het wenselijk dat de kou tussen Ons Water en de VVD uit de lucht zou gaan. Het was een goed gesprek, waarin ik helder heb gemaakt wat Ons Water wil. Het waren nuttige twee uren. Vanuit een bewust omgaan met de middelen moet er een omslag komen naar de (nieuwe) uitdagingen. Ik heb op een aantal punten aangegeven wat er, naar mijn inzichten, zou moeten gebeuren. Het betreft o.a.:  de aanpak van het achterstallig onderhoud/investeringen van/in de zuiveringen en het inlopen van de baggerachterstanden. Ook moet er op korte termijn meer inspanningen komen o.a. richting de Unie over de noodzakelijke inspanning rond de KRW. Wat is technisch haalbaar (dus moet) en wat is met de beste wil ter wereld niet haalbaar (dus moeten de doelstellingen daarop worden aangepast). Ook is mijn wens dat de portefeuille Financiën/Zuiveren, in het DB, uit elkaar wordt gehaald. Om meer evenwicht in het DB te krijgen.

Ik heb onderbouwd dat ‘de taken goed doen’ belangrijk is om de ‘opheffing bepleiters’ de wind uit de zeilen te nemen. Naar mijn informatie is de opheffingsdiscussie binnen de grote landelijke partijen verre van afgelopen. Ook zijn er binnen de landelijke partijen ideeën van een verdere opschaling van de waterschappen. Ik zie in dat kader veel parallellen met de ondergang van de regionale Kamers van Koophandel die uiteindelijk ontdaan werden van delen van hun taken en uiteindelijk in 2014 feitelijk werden genationaliseerd en ondergebracht bij het ministerie van Economische Zaken als ‘zelfstandig’ bestuursorgaan waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister (zie over water 177).

Veel landelijke politici snappen niets van de vaak grote tariefverschillen tussen de waterschappen. De  zeeklei waterschappen in Zuid- en Noord-Holland zijn soms drie keer zo duur als waterschappen op de hoge zandgronden. De regionale waterschappen opheffen en bijvoorbeeld onderbrengen in een landelijk ‘zelfstandig’ bestuursorgaan, waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister, zou voor de randstedelingen een halvering van de waterschapsbelastingen op kunnen leveren, terwijl de mensen die wonen in de voormalige Generaliteitslanden (Noord-Brabant en Limburg) dan circa twee keer zoveel zouden moeten gaan betalen.  Ook een verdere opschaling van de waterschappen kan grote gevolgen hebben voor de tarieven. Zo weet ik dat er binnen twee landelijke partijen gedacht wordt aan opschaling waarbij onder andere gedacht wordt aan de vorming van de delta waterschap bestaande uit de Brabantse Delta, Schelde Stromen, de Hollandse Delta, en de hoogheemraadschappen Delfland en Schieland en de Krimpenerwaard. Ik wil niemand bang maken maar, als uitgegaan wordt van de inwonergegevens en tarieven uit het Unie rapport “waterschapsbelastingen: klaar voor de toekomst”, komt er, na enig rekenwerk, uit dat de tarieven voor de inwoners van wat nu de Brabantse Delta dan met 76 % zouden stijgen. Voor de betalers in de categorie ongebouwd in ons waterschap gaan de tarieven dan met ruim 47 % omhoog. Tegelijkertijd dalen de tarieven dan fors in de drie Zuid-Hollandse waterschappen. Opheffing, maar ook een verdere opschaling, zou desastreus zijn voor de tarieven in wat nu het waterschap Brabantse Delta is. Die zorg is voor mij een voorname drijfveer in mijn aanpak van deze onderhandelingen. Voor wie meer wil weten over de opschalingsgeschiedenis van de waterschappen, van circa 3500 in 1850 naar 21 nu, lees dan een artikel wat Ons Water in april 2018 daarover publiceerde.

Na het gesprek heb ik het gevoel dat ‘de taken goed doen’ om de ‘opheffing bepleiters’ de wind uit de zeilen te nemen nu ook bij de VVD leider is binnengekomen. De inhoud van de twee onderhandelingsronden van deze week over het nieuwe bestuursakkoord waren een bevestiging van dat gevoel. Inhoud geven aan het bewustzijn de taken goed te willen doen kost wel geld. Als de inzet wordt de achterstanden bij zuiveren weg te willen werken en alleen de baggerachterstanden van vaarwegen weg te werken, is er zelfs bij tariefsverhogingen van 2,5 % bovenop de inflatie (het beleid van de afgelopen jaren) geen geld voor echt (nieuw) beleid. Het oude financiële beleid voortzetten is al een stevige breuk met de verkiezingsbeloften van veel partijen. Gezien de nieuwe opgaven, zoals klimaatadaptatie, is er ondanks de betere sfeer nog een onderhandelingsweg te gaan. Ons Water is bereid voortzetting van het oude DB te ondersteunen mits er een nieuw bestuursakkoord komt dat inhoud geeft aan de nieuwe uitdagingen. Maar zal kritisch zijn en een nieuw DB beoordelen op haar daden. Want Ons Water wil de veranderingen naar meer inhoud en minder gelddiscussies wel zien.

In de laatste onderhandelingsronde van afgelopen week heb ik wel een steen in het water gegooid. Al sinds mensenheugenis doet het waterschap Brabantse Delta het vaarwegbeheer op rivieren als De Mark/Dintel en de Vliet. Dat is eigenlijk een taak van de provincie. Nu staan er ten behoeve van de vaarwegbeheer veel investeringen op de rol. Ons Water vindt dat de provincie de benodigde gelden eigenlijk één op één moet bekostigen. Namens Ons Water heb ik dan ook om meer informatie gevraagd. Wat is de logica dat het waterschap meebetaald aan investeringen in een taak die formeel niet de onze is? Wie is eigenaar van deze rivieren en wie is derhalve onderhoudsplichtig? Dat kan nog een interessante discussie met de provincie worden.      

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 178: “DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE” EN ZE…

 

| 07-04-2019 | 17.45 uur |


 

OVER WATER 178: “DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE” EN ZE… 

 

“DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE”

Deze week stond in de Dagelijkse Nieuwsbrief van Binnenlands Bestuur een column van Piet van Mourik met de uitdagende titel “Democratisch waterschap is farce”. Piet van Mourik is directeur van de Stichting De regisserende Gemeente en afgestudeerd in sociale geografie, planologie en in organisatie- en bestuurskunde. De auteur maakt gehakt van de bestuurssamenstelling van de waterschappen en vraagt zich ‘honderd jaar na invoering van het algemeen kiesrecht’ af of een waterschap wel een democratisch gestuurd orgaan is? Hij noemt de geborgde zetels een “verkapt censuskiesrecht uit een vervlogen verleden”. Hij ziet onomkeerbare patronen in de samenleving zich af tekenen. ‘Waar snel en vrij surfende professionals zich ontwikkelen tot netwerken van deskundigen’. Hij ziet een ‘klein clubje boeren met onvervreemdbare rechten en oppert de vraag of het aantal geborgde zetels moet blijven’. Zijn conclusie: “In het licht van de maatschappelijke machtsverschuiving moet Provinciale Staten aan de bak om de democratische balans te herstellen. Zij zijn immers de instantie dat over de uiteindelijke hoeveelheid geborgde zetels gaat. En omdat provincies ook nog de ruimtelijke inrichting van gemeenten bepalen, geldt afdoen met ‘er is geen liberaal of socialistisch waterbeheer’ als nepnieuws”. Hij ziet de maatschappelijke veranderingen (de tijdgeest) “als gruwel voor de boeren maar topic voor de komende provinciale agenda”.

Soms verbaas ik mij over mensen als de heer van Mourik. In zijn column onderschrijft hij dat waterschappen “op het gebied van kennis van watertechniek en doorrekeningen wereldwijd op ongekende hoogte staan”. Ik denk dan, waarom beseft hij niet hoe waterschappen daar zijn gekomen? Andere Nederlandse decentrale overheden staan met hun kennis zeker niet wereldwijd op ongekende hoogte. Samenwerken doen ze wel maar niet of nauwelijks op technisch gebied op de taken die zij uitvoeren. De waterschappen werken al vele jaren samen in STOWA verband om hun kennis te vergroten en breder te verspreiden. Gemeenten en provincies hebben niet zo’n kenniscentrum. Waterschappen hebben in het verleden geleerd vele jaren vooruit te denken. Iets wat politiek gedreven gemeenten en provincies hebben verleerd. De waan van de dag is daar vaak bepalend. Dat kennisniveau en kennisimago van de waterschappen werd al opgebouwd toen dat nog ‘Boerenrepublieken’ waren geleid door besturen die zonder politieke binding op persoonlijke titel en deskundigheid gekozen werden. Sinds 1993 heb ik (als stadsjongen en geen boer) bij 9 verschillende waterschappen in besturen gezeten. Van Domburg tot Winterswijk, in echte ‘Boerenrepublieken’ tot waterschappen waar de ingezetenen de dienst uitmaakten, heb ik ervaringen opgedaan. Tot 2009 zaten in die besturen vooral mensen die deskundig waren of die de benodigde deskundigheden snel verwierven. Na de politisering zag ik dat in hoog tempo veranderen. De politici die toen kwamen hadden vooral hun politieke doelstellingen in het oog en verwierven in de vaak korte tijd dat ze in het bestuur zaten niet die deskundigheden die ik noodzakelijk acht. Besturen betekende voor hen gemiddeld echt iets anders dan voor degenen die vóór 2009 de bestuurszetels vulden. De uitzondering? De geborgde zetels. Daar bleef de deskundigheid en betrokkenheid bij het waterschap en haar taken veel meer behouden. Ik heb ook mogen functieneren op Unie niveau. Mijn constatering is, als lid van een ingezetene fractie, dat het kennisniveau van de Dagelijks bestuursleden afkomstig uit de geborgde zetels gemiddeld aanzienlijk hoger lag dan van de DB leden afkomstig uit de ingezetenen. Ik zie ook in mijn eigen waterschap de neergang in kennis en een oprukkende korte termijn gerichtheid bij de meeste ingezetenen fracties. Ik ben bang dat als de geborgde zetels afgeschaft zouden worden de bestuurlijke kennisafbraak versneld door zal gaan. En uiteindelijk de waterschappen ondergebracht zullen worden bij de provincies of onder een rijksdienst. Wat dat zal betekenen voor Nederland als wereldwijde kennisbron voor waterbeheer laat zich raden. Ik denk daar vermoedelijk heel anders over dan de heer van Mourik.  

ZE…

De afgelopen week stond in het kader van de onderhandelingen over een nieuw bestuursakkoord en  over de aard en samenstelling van een nieuw dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Twee inhoudelijke onderhandelingsronden en een één-op-één gesprek met de informateur/formateur Huub Hieltjes. Impressies/gedachten over de eerste onderhandelingsronde zijn te lezen in het artikel “Heroverwegen”, waarin mijn eerste opmerking was: “Ik werd er niet blij van”. Ook de tweede onderhandelingsronde was voor mij weinig vreugdevol.

Mijn droevige constatering is dat sommige partijen nog steeds denken dat er verkiezingen zijn,  waarbij in de ‘moderne tijd’ van alles geroepen wordt zonder stil te hoeven staan bij de realiteit van alle dag. Je kan dan als VVD nog steeds ervan uitgaan dat je programma haalbaar is. Te vinden in het Verkiezingsprogramma VVD Waterschap Brabantse Delta: “We vinden dat het streven moet zijn de waterschapsbelasting niet te laten stijgen. Indien dit vanwege de veiligheid niet mogelijk is, mogen de lasten voor inwoners en bedrijven maximaal met de inflatiecorrectie worden verhoogd.”
De absolute noodzaak om bepaalde zaken echt aan te pakken zou voor iedereen helder moeten zijn. En dat gaat over meer dan alleen de veiligheid. Denk dan aan klimaatadaptatie (inclusief de samenwerking met gemeenten (stedelijk- en buitengebied), waterberging, robuust watersysteem, hittestress, verdroging, enz.), de aanpak van medicijnresten, de dreiging van boetes vanuit Brussel inzake de KRW, de investeringsachterstand van de waterzuiveringen, baggeren en een voortvarende aanpak van eventuele dijkverbeteringen zodat de doelstellingen ruim voor 2050 dus tijdig gehaald worden. Kernpunt van een nieuw bestuursakkoord zou moeten zijn dingen goed te doen.

Er zijn partijen die iedere verhoging van de tarieven afwijzen en er is de verkiezingswinnaar die normaliter de inspirerend leider van een nieuwe coalitie zou moeten zijn die tariefsverhogingen alleen omwille van de veiligheid accepteert. Voor het VVD denken is dat mogelijk haalbaar als je uitgaat van ‘we doen alleen de kerntaken binnen de bestaande wettelijke normen’. Feitelijk ben je dan uitsluitend uitvoerend en is het waterschap klaar om opgeheven te worden en toegevoegd te worden aan een ministerie als ‘zelfstandig’ bestuursorgaan waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister. Als je zelf geen beleid maakt, heb je ook geen politiek bestuur meer nodig. Dat is vast meer passend in het Haagse partijkartel-denken. Voorbijgaan aan de nieuwe uitdagingen is buitengewoon kortzichtig. Als er feitelijk geen ander programma is dan het beperken van de kosten en je als bestuurder pas hoeft na te denken als er wettelijke normen zijn, hoef je over de ontwikkelingen in de maatschappij niet na te denken, laat staan daar beleid op te ontwikkelen. Waarom zou je nadenken over de uitdagingen die het klimaat je stelt? Wacht maar tot de normen er zijn en als je programma je beperkt tot veiligheid, dan hoef je zelfs met die nieuwe normen niet snel in actie te komen want de normen schrijven bijvoorbeeld voor dat de dijken naar de huidige normen pas in 2050 op orde hoeven te zijn. Al die andere opgaven kunnen dus uitgesteld worden!

Buiten het ‘geld’ was er nog een andere ontnuchtering. Een klein werkgroepje kwam met de volgende definitie van innovatie: “Innovatie als bewezen applicatie van buiten onze organisatie, inclusief sociale innovatie. Innovatie is alleen datgene wat de werking heeft bewezen (in Nederland of daarbuiten)”.  Dit is innovatie op zijn Chinees: kopiëren! Dit is zelfs een ontkenning van de creativiteit van de eigen organisatie. Het is zelfs een verbod op de uitvoering van eigen ideeën.
Wat ik persoonlijk nog erger vind is het freerider-gedrag dat uit de tekst spreekt. Toen ik de presentatrice van de stelling (VVD) daar op aansprak, kwam het antwoord: ‘ik ben een bestuurder van de Brabantse Delta niet van de rest van Nederland’. Dit bepleitte freerider-gedrag van een overheid is, in mijn ogen, asociaal gedrag. Een bestuurder van een waterschap onwaardig. Ik kreeg dezelfde gevoelens van afkeer als ten tijde van de cross border lease besluiten toen de Amerikaanse belastingbetalers mee gingen betalen aan onze investeringen mede ten bate van Amerikaanse financiële instellingen. Voor mij niet acceptabel en moreel verwerpelijk. Ik stemde toen ook tegen. Kan ik hier een collegiaal bestuur mee vormen?

In het één op één gesprek met de informateur/formateur kreeg ik de vraag welke coalitiecombinaties Ons Water wenselijk achtte? Een combinatie met de VVD was, gezien het voorgaande, niet de eerste keuze, terwijl de VVD wel de grootste was bij de verkiezingen en ik graag de wensen van de kiezers respecteer. De afgelopen jaren hebben Ons Water en ik goed kunnen samenwerken met de VVD. Maar de tijd en de opgaven waren anders. Bij de start in 2009 was er een ernstige crisis. Burgers en bedrijven stonden in de overlevingsstand. Het waterschap investeerde bijna jaarlijks minder dan de begroting mogelijk maakte. Kortom: alle reden om de tarieven laag te houden en de sinaasappel (het waterschap) in de sapcentrifuge te leggen. Maar op een bepaald moment is iedere druppel er wel uit en wordt het een organisatie die zaken gaat uitstellen die niet uitstelbaar zouden moeten zijn. Als voorbeeld de uitgestelde investeringen in de rioolwaterzuiveringen. Maar wat ik bijna nog erger vind is het (bestuurlijke)gedrag waar het toe heeft geleid. Als voorbeeld het project: “Sloten, oevers en dijken op orde” waarbij het waterschap keurovertredingen aanpakte. Duizenden burgers en bedrijven werden aangepakt. Soms moesten bomen en beplantingen wijken die er al tientallen jaren stonden. Op zich was dat goed. Want gezien de soms extreme buien moet de doorstroming gegarandeerd worden. Maar, hoe zit het met ons eigen gedrag? Het waterschap heeft al jaren een oplopende achterstand van te baggeren wateren. Hoezo keur? Hoezo vastgelegd profiel? Gelijke monniken, gelijke kappen. Nu is het echt tijd de opgaven van nu aan te pakken. En ja dat kost geld. En als wij ‘de waterautoriteit’ willen zijn moeten we daar inhoud aan geven. Ook in samenwerkingsverbanden met gemeenten moet het eerst gaan om de inhoud daarna pas over het geld en wie wat betaalt en waarom.  Als het andersom wordt, komt er niets van de grond en worden zaken uitgesteld.

Er komt vast een goed en doortimmerd bestuursakkoord met prachtige, door de afdeling voorlichting geformuleerde, volzinnen waar je niet tegen kan zijn. Maar dat is slechts papier en/of het bevindt zich in de digitale cloud een wereld vol van mooie dromen, waar vermoedelijk zelfs 50plus (de partij die tegen iedere verhoging is van de tarieven) voor zal zijn. Voor mij zal dat het teken zijn tegen te stemmen. Ik wil als nabij de Kuip geborene geen woorden maar daden zien. Ik begrijp dat er partijen zijn die een kleinere overheid willen. Maar overheden tot anorexia patiënt bezuinigen mag niet het doel zijn, want dan zal uiteindelijk de dienstverlening steeds meer gevaar lopen en er onder lijden.
Ook in het samenwerkingsverband Ons Water/West-Brabant Waterbreed zijn er reserves bij een eventuele verandering van de samenstelling van het DB. ‘Men weet wel wat men heeft en niet helemaal wat men krijgt’. Ik begrijp die terughoudendheid. Maar juist landbouwers weten wat een goede dienstverlening en een goed functionerend waterschap voor hen en hun bedrijfsvoering betekenen. Zowel mijn boeren als de fractie ongebouwd weten hoe goed het koppel VVD/bedrijven in het DB de voorbije jaren is geweest in het vooruitschuiven van noodzakelijke uitgaven. Gaan we dat weer vier jaar accepteren, vanwege het geld? Of kiezen we voor een waterschap dat haar taken blijvend goed uitvoert en zich voorbereid op de klimaatsveranderingen, die iedereen kan waarnemen, en houden wij West-Brabant geschikt voor goed boeren, goed werken en goed leven!  

Als wij willen dat verkiezingen er toe doen, dat gemaakte plannen er toe doen, dan is het niet vanzelfsprekend dat de uitkomst van deze verkiezing, ruim tien jaar na de eerste van dit waterschap, er toe leidt dat alles jaar na  jaar bij het oude blijft onder het motto: Ze dronken een glas, deden een plas en alles bleef zoals het was.

Louis van der Kallen

 


DE VVD WIL ééN WATERSCHAP IN NOORD-BRABANT

 

| 23-04-2018 | 13.30 uur |


 

DE VVD WIL ééN WATERSCHAP IN NOORD-BRABANT

 

De VVD fractie in de Staten van Brabant laten weer eens een ballonnetje op. Ze willen een onderzoek naar ‘de positieve en negatieve effecten van een eventuele fusie’. Nu ben ik reeds jaren in het waterschapsbestuur actief en heb al veel waterschapfusies meegemaakt.

Toen ik begin jaren negentig begon waren er nog 16 waterschappen in Noord-Brabant, nu nog 3 en een stukje waterschap Rivierenland het voormalige Alm en Biesbosch. Waterschappen hebben een enorm fusietraject doorlopen. Rond 1850 waren er in Nederland ongeveer 3500 waterschappen in 1950 nog circa 2500 en nu nog 22. Minder dan 1 % van het aantal in 1950! Recordhouder is het huidige waterschap Rivierenland dat 474 rechtsvoorgangers kent. Ook in het  werkgebied van mijn eigen waterschap Brabantse Delta waren in 1950 nog meer dan 200 waterschapjes. Effect van al die fusies: een meer deskundige organisatie. De fusies waren tot op zekere hoogte ook nodig vanwege de toegenomen taken en de complexiteit daarvan.

Maar de fusies kenden ook een hoge prijs: minder betrokkenheid en gebiedskennis van de bestuurders. Het werden bestuurders op afstand. En nà 2008 vooral politieke bestuurders met vaak bitter weinig kennis over de voor het waterbeheer, in mijn ogen, benodigde (technische-) en gebiedskennis. Maar wat nog erger is, de passie voor het gebied en de bijzondere taken van waterschappen ontbreekt vaak bij politici. Besturen wordt leunen op de kennis van de ambtenaren in plaats van gebaseerd op de eigen kennis en betrokkenheid bij het gebied. De drie waterschappen werken, op de onderdelen dat het een toegevoegde waarde heeft, in termen van geld of kwaliteit, al jaren goed samen. Een fusie levert dan wel de genoemde nadelen op, maar nauwelijks een besparing.

De focus op de waterschappen verbaast mij ook. Kijk eens naar gemeenten. In 1850 waren dat er in Nederland nog circa 1240, in 1950 circa 1000 en nu nog 380. 38 % van het aantal in 1950! Zeeland ging van 113 gemeenten in 1850 naar 101 in 1950 naar 13 nu. 13 % van het aantal in 1950! Noord-Brabant ging van 143 gemeenten in 1950 naar 64 nu. Bijna 45 % van het aantal in 1950! Gezien die gemeentelijke cijfers had ik het veel logischer gevonden als de VVD fractie in de Staten van Brabant voor de gemeenteraadsverkiezingen hadden gevraagd naar ‘de positieve en negatieve effecten van een eventuele fusie’ van de huidige 64 gemeenten. Of gaan er dan teveel bestuurlijke VVD posten verloren?

Zelf ben ik niet z’n voorstander van verdere fusies. De afstand tot de burger wordt alsmaar groter en de kennis van het gebied of de dorpen of stad steeds kleiner. Nu zijn er gemeenten met tientallen dorpen. Ik zou daar nooit raadslid willen zijn. Het bijhouden van wat er leeft is dan, naar mijn inzicht, schier onmogelijk. Toen ik waterschapbestuurder werd van Zoomvliet was ik nog in staat op perceelniveau te weten wat er speelde of wie en hoe er geboerd werd of wat de natuurwaarden waren. Met de opschaling naar het Scheldekwartier werd dat al heel moeilijk, maar je kende de collega bestuurders in de buurt van een perceel nog. Met de komst van het waterschap Brabantse Delta (meer dan 170.000 hectaren groot, meer dan 800.000 inwoners, meer dan 8100 kilometer aan sloten, beken, rivieren in beheer en binnen 21 gemeenten werkzaam) is dat niet meer mogelijk. Dan is passie nodig en liefde voor de taken. In godsnaam: stop nu eens met het oplaten van ballonnen en laat de waterschappen hun werk doen, zodat het veiligheidsniveau, de leefbaarheid en de natuur die aandacht krijgen en houden die nodig is.  

Louis van der Kallen

 


‘LIEGENDE’ DROMENDE POLITICI

 

| 26-12-2014 | 11:20 uur |


 

‘LIEGENDE’ DROMENDE POLITICI

 

vvd-keihard-liegenZelf constateer ik al jaren dat aperte onwaarheden en het wekken van volstrekt onhaalbare verwachtingen in verkiezingsprogramma’s en verkiezingsleuzen steeds vaker deel uit lijken te maken van de manier waarmee politici de kiezers benaderen. Liegen lijkt steeds vaker een volkomen geaccepteerd gedrag te zijn van politici. Ik vraag mij al jaren af hoe dat komt. In mijn herinnering lijkt het de laatste tien jaar er langzaam in geslopen te zijn, met als hoogtepunt de VVD verkiezingsbelofte bij alle verkiezingen van de laatste vier jaren van belastingverlagingen, terwijl iedereen kan weten dat dit volstrekt onhaalbaar is. Maar sinds kort ben ik er achter hoe dat komt!  

Er komen waterschapsverkiezingen aan en in dat kader wordt er ook voor deze verkiezing een kieskompas gemaakt door een ‘onafhankelijke organisatie’ die zichzelf een wetenschappelijk imago aanmeet met als directeur politicoloog André Krouwel, die als universitair hoofddocent verbonden is aan de afdeling politicologie van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Op 16 december hadden we op het kantoor van het waterschap Brabantse Delta een stellingenconferentie om stellingen te bespreken die door de deelnemende partijen bij het ‘kieskompas’ waren ingebracht ter bespreking. Velen werden door André Krouwel snel en vaardig afgeserveerd. “Te vaag”, “te moeilijke taal”, “te genuanceerd”, enzovoort. Stellingen die een onjuiste voorstelling van zaken waren werden echter wel goedgekeurd, zelfs als ze in strijd met de wet waren. Ook stellingen, zoals bijvoorbeeld: “boeren moeten verplicht worden mee te werken aan waterveiligheid”, die al lang wet zijn en gewoon al jaren als uitgevoerd beleid worden geaccepteerd. Tegenstrijdigheden in het goedkeurgedrag van partijen, zoals gaan voor belastingverlaging en tegelijkertijd gaan voor allerlei voor de kiezer ‘leuke’ dingen (alsof ze geen geld kosten) waren geen aanleiding dat te benoemen. Nee, partijen mogen gewoon bij hun invulling van hun positie ten aanzien van een stelling dit soort tegenstrijdigheden aan hun laars lappen.

Waar ik mij het meest aan ergerde was dat partijen stellingen in mochten brengen die volstrekt in strijd waren met de taken en bevoegdheden van het waterschap. Toen ik dat ter discussie bracht was het ‘wetenschappelijke’ antwoord van de politicoloog Krouwel “dat partijen en politici mogen dromen”. Is dat wat de kiezer mag verwachten? 

Ik erken dat wetten veranderbaar zijn. Maar ze zijn dat niet door het waterschap. Het waterschap moet binnen de gegeven wettelijke kaders functioneren. Dromen over een betere wereld, waarin alles gratis is, kan in de kroeg maar niet als er een waterschap, gemeente, provincie of land bestuurd moet worden. De indruk wekken dat het waterschap over bepaalde zaken gaat terwijl dat niet zo is, is in mijn ogen simpelweg kiezersbedrog! Als je werkelijk de kiezer wilt helpen zijn keus te maken, zoals bij het kieskompas wordt beweerd , dan is dat  naar mijn visie niet het geval met stellingen die grotendeels een onware of weinig realistische voorstelling van zaken geven. Het kieskompas lokt, door het geven van een onjuiste voorstelling van zaken, manipulatie door partijen uit. Om in het gevlei van de kiezer te komen kunnen partijen bij het invullen van hun antwoorden straffeloos liegen of tegenstrijdige uitspraken doen, en dat onder het voorwendsel van een toeziend ‘onafhankelijk wetenschappelijk’ oog.

Als partij moet je wel meewerken aan het kieskompas. Anders kom je niet onder de aandacht van de zoekende kiezer. Maar of de kiezer zich geholpen kan voelen met het kieskompas is voor mij niet echt een vraag meer. Hij of zij wordt grotendeels misleid met stellingen die niet reëel hoeven te zijn. Er mag immers gedroomd worden! Wat mij betreft horen de stellingen in een kieskompas voor de waterschapsverkiezingen te gaan over zaken waar een waterschap over gaat. En geen ‘dromen’ te bevatten maar haalbare en realiseerbare beleidsopties. Je kan in het echte leven ook geen ‘droomkeuzes’ maken. Als “dromen mag” wordt gepropageerd door ‘onafhankelijke politicologen’ als André Krouwel is er voor politici, die deelnemen aan een stellingenconferentie voor een kieskompas of voor hun partij die bij de stellingen hun positie weergeven op een kieskompas, geen enkele rem meer om niet te dromen en hun dromen worden dan al snel hun waarheid, ook al weten wij allemaal, diep in ons hart, dat de meeste dromen gewoon bedrog zijn. In het geval van een door een politicus dromend ingevuld kieskompas: kiezersbedrog. Maar het beloven van lagere belastingen door de VVD was vast niet liegen. Het was immers een droom en dat mocht van de politicoloog!  

Louis van der Kallen