| 30-09-2020 |
Voor de Deltacommissie was een schatting van de ontziltingsduur van het meer gemaakt. Uitgegaan werd van volledige menging van het meer, gedurende de ontziltingsperiode; de toen beschikbare methodiek. Men realiseerde zich heel wel dat de werkelijkheid anders zou zijn en dat er zich bij het ontzilten verschillen in zoutgehalten voordoen. Ook na de ontzilting komt dat nog in het diepste gedeelte voor. Tevens was men op de hoogte van thermische gelaagdheid in de zomer in diepe meren.
Begin zeventiger jaren werd daarom onderzoek gedaan naar de beste wijze van ontzilten van het Grevelingenmeer.
De opdracht was een effectieve methode te vinden om het meer te ontzilten, waarbij massale sterfte van organismen in de overgangsperiode zo veel mogelijk beperkt blijft. De oplossing bleek relatief eenvoudig door gebruik te maken van het verschil in gewicht van zoet (licht) en zout (zwaar) water.
Het is de kunst om bij eb het diepere en meest zoute water uit het meer naar zee af te voeren. De uitwateringssluis, de huidige Brouwerssluis, moest daarvoor op de meest strategische locatie in de Brouwersdam komen en dat is in het verlengde van het Brouwershavens Gat. Het was echter te kostbaar om de sluis op grote diepte aan te brengen. De sluisbodem ligt op N.A.P. -11m.
Voor verzoeting moest er daarom een hulpconstructie komen om het diepere water af te voeren, zoals een dichtheidsscherm, dat werkt als een “stofzuiger”. De breedte van de “spleet” onder dat scherm was afgestemd op de breedte van de sluis. De hoogte van de “spleet” werd berekend voor optimale aanstroming en doorvoer door de spleetopening (ca. 3m). De hoogteligging van de ingang bij de bodem van het Brouwershavense Gat, die leidt naar de kokersluis, bepaalt de diepte tot waar men wenst te ontzilten. Zo hoeft de verzoeting maar enkele maanden te duren. De beste periode is dan het voorjaar met zijn hoge afvoeren, maar ook omdat in die periode nog geen zuurstoftekort aan de bodem voorkomt. (N.B. Uiteraard kan om beleidstechnische redenen een langere periode worden aangehouden.)
In de diepste delen zullen altijd zoute restanten achterblijven, die ook nog gevoed worden door zoute kwel via de bodem en door het grondwater van de eilanden dat heel langzaam ontzilt.
Dat is op zich geen bezwaar. Het doel is om vrijwel het gehele meer te verzoeten en zoet te houden, zodat Zeeland er in een droge zomer naar behoefte zoet water aan het meer kan onttrekken. Een situatie die gunstig is voor het waterbeheer van de eilanden en diverse sectoren. Daarbij is het mogelijk om bewust een zoute onderlaag vanuit zee tijdelijk toe te laten om het meer op peil te houden. Dit water kan, zodra er voldoende aanvoer is van rivierwater, weer naar zee geheveld worden.
Vanwege het sterk vervuilde Rijnwater werd de verzoeting indertijd uitgesteld. De kwaliteit van het rivierwater is sterk verbeterd en door een grote en toenemende behoefte aan zoet water in het zuidwesten komt verzoeting weer in beeld.
Natuur.
Mobiele zoutminnende organismen krijgen de kans om het meer naar zee te verlaten. Andersom kunnen tijdens het hevelen, gedurende eb, vissen vanuit zee stroomopwaarts het meer bereiken. Een zeer algemeen zou milieu gaat plaats maken voor het mondiale zo zeldzame zoetwatermilieu. De natuur krijgt bij dit alles de kans om mee te liften met deze en nog komende veranderingen
Constructieve uitdagingen.
Het dichtheidsscherm is een forse constructie, vanwege de geometrie van het meer. Het beschikt over gesloten zijkanten met op de kop een scherm met een opening aan de onderzijde. Het steekt een stuk het meer in. De bovenstaande schets is het ideale plaatje. Het principe van de opening aan de bodem is eenvoudig en logisch, maar als constructieve opgave kent het zijn eigen uitdagingen. Het voordeel is dat hier geen belemmeringen liggen in de vorm van bestaande constructies, zoals dat wel het geval is bij b.v. de constructieve opgave voor de beoogde nieuwe sluis in de Brouwersdam, waar voor de dam caissons zijn gebruikt. Er zijn diverse constructieve uitwerkingen mogelijk.
De omvang van de constructie wordt mede bepaald door een kosten baten analyse. Oftewel de kosten in relatie tot het effect dat bereikt wordt met de diepte waarop de drempel van de opening komt te liggen, de ontziltingsdiepte. Er blijft een restdiepte over, waar zout(er) water blijft staan. Hoe dieper die drempel ligt hoe minder volume c.q. oppervlakte aan zoute onderlaag overblijft. Bij ontzilting beneden NAP-20m blijft een zoute onderlaag (nagenoeg, op een klein plukje in het Springersdiep onder Oudorp na.) beperkt tot de diepste putten bij Scharendijke en Den Osse in de zuidelijke geul; beneden NAP-30m blijft nagenoeg geen restdiepte over. Tussen scherm en putten wordt een geul op die diepte gebaggerd. Het zoute water in de restantdiepte kan zo gewenst door middel van een pomp op de paar diepste punten opgemengd worden.
N.B. Ontzilting zonder dichtheidsscherm is veel minder effectief en duurt aanmerkelijk langer. Onder de zoete bovenlaag zal er dan altijd een gelaagdheid zijn van verschillende zoutgehaltes. Hoe dan ook zal ook dat voor een belangrijke verlichting van de verzilting van het grondwater op de eilanden zorgen.
Ir. W.B.P.M. Lases.