december 2014
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA Den Haag
Betreft: Schriftelijk overleg ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer
Geachte voorzitter,
Hierbij beantwoord ik, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, de vragen die zijn gesteld in het kader van het schriftelijk overleg over de ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer (RGV).
Bij de beantwoording is dezelfde volgorde aangehouden als in de inbreng van de fracties (Kamerstuk 33531, nr. 2). Onderdeel A betreft de beantwoording van de inbreng van de VVD-fractie, onderdeel B die van de PvdA-fractie, onderdeel C van de inbreng van de SP-fractie en onderdeel D van de CDA-fractie.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,
mw. drs. M.H. Schultz van Haegen
Vragen en antwoorden schriftelijk overleg ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer
Onderdeel A: Beantwoording van de vragen van de VVD-fractie
Vraag A1
De leden van de VVD fractie vragen hoe de twee conclusies uit de verschillende MKBA’s (de second opinion en de MKBA RGV) zich tot elkaar verhouden. Zij vragen zich ook af welke risico’s er zijn wanneer de berekeningen van CPB en PBL bewaarheid worden.
Antwoord A1
In de conclusies van de second opinion van het CPB en PBL wordt gesteld dat de aannames over de maatschappelijke baten in de concept-MKBA om een aantal redenen te positief zijn.
De second opinion van het CPB/PBL is gericht op een eerdere conceptversie van de MKBA waarin ook indirecte effecten gewaardeerd waren. Naar aanleiding van het commentaar van het CPB en PBL zijn de “indirecte effecten van extra mosselkweek en landbouwbaten door betere zoetwatervoorziening”, niet langer opgenomen in de overzichtstabel van de definitieve MKBA. Op dit punt is het commentaar van het CPB/PBL dus overgenomen, ook al zijn er volgens de opstellers van de MKBA wel aanwijzingen dat er enige effecten zullen zijn.
De overzichtstabel in de definitieve MKBA bevat voor de landbouwbaten alleen nog de directe effecten. Deze worden door het CPB/PBL redelijk en plausibel gevonden. CPB en PBL onderschrijven dat de aanleg van de zoetwatermaatregelen baten oplevert, die hoger zijn dan de kosten die ermee gemoeid zijn. Wel zien CPB en PBL de aanleg van de zoetwatermaatregelen graag als zelfstandig projectalternatief. Dit is ook als zodanig zichtbaar gemaakt in de definitieve MKBA (alternatief B2). Over de omvang van verschillende kleinere batenposten (woningwaarde, scheepvaartbaten) bestaat geen significant verschil van inzicht.
Het verschil van inzicht tussen de second opinion van CPB/PBL en de MKBA concentreert zich op de directe mosselbaten. Het CPB/PBL beschouwt in de second opinion de gepresenteerde baten voor de schelpdiersector als te hoog en meent dat deze effecten ook fors negatief uit kunnen vallen. De uitgevoerde analyses in het kader van de MKBA leiden wel tot de conclusie dat er substantiële mosselbaten zijn omdat het terugbrengen van getij op de Grevelingen en zout en getij op het Volkerak-Zoommeer kweekcondities voor schelpdieren (met name mosselen en oesters) creëert, die vergelijkbaar zijn met die van vóór de Deltawerken.
Om meer inzicht in dit geschilpunt te krijgen is in juli 2014 een expertbijeenkomst georganiseerd. Hier is door deskundigen op het gebied van ecologie, schelp- en schaaldiervisserij en de visserijsector zélf de conclusie getrokken dat de schelpdierproductie inderdaad kan toenemen door de introductie van getij in de Grevelingen en getij en zout in het Volkerak-Zoommeer (6 tot 10 miljoen kg jaarlijks per bekken). Daarnaast zijn er mogelijkheden voor mosselhangcultures, mosselzaadwinning, oesterkweek en tapijtschelpkweek. Verschil van inzicht is blijven bestaan over de monetaire waardering hiervan. Bij het monetariseren van opbrengsten en effecten in een verkennende fase is altijd sprake van onzekerheidsmarges en dus risico’s. Deze kunnen zowel positieve als negatieve effecten hebben.
Gezien de aanpassingen die gedaan zijn in de definitieve MKBA en de nadere analyse van de mosselbaten mag worden aangenomen dat er zeker mosselbaten zullen zijn. Dat sprake is van significante baten wordt ondersteund door de bereidheid – onder voorwaarden – van de schelpdiertelers om mee te betalen aan maatregelen, zoals is gebleken uit het programma Gebiedsontwikkeling Grevelingen en Volkerak-Zoommeer, dat onder regie van de betrokken provincies is uitgevoerd vanwege de baten die de regio voorziet van beperkt getij terug op de Grevelingen en een weer zout VZM. Hierin zijn met inschakeling van de markt innovatieve bekostigingsmogelijkheden bezien, inclusief de mogelijkheden van kostenoptimalisatie en -besparing.
Vraag A2
De leden van de VVD-fractie willen graag een onderbouwing ten aanzien van de vraag op welke wijze en in welke mate de zoetwatervoorziening op de korte, middellange en lange termijn met de ontwerp-RGV voor de betrokken landbouwbedrijven en andere economische sectoren is geborgd. Er is straks met de doorvoering van de maatregelen uit de ontwerp-RGV minder zoetwater in de omgeving dan daarvoor. Op welke wijze wordt hiermee omgegaan? Welke maatregelen worden er genomen om er voor te zorgen dat agrarische en industriële gebruikers nog voldoende zoetwater hebben als de wateren weer zout worden? Met welke scenario’s is hierbij gerekend en kan worden aangegeven op welke wijze de landbouwsector kan profiteren van de wijzigingen als er bijvoorbeeld langdurige droogte is?
Antwoord A2
In de ontwerp-RGV is een aantal maatregelen opgenomen die de realisering van het ontwikkelperspectief mogelijk maakt. Een deel van deze maatregelen is ook onderdeel van het Deltaprogramma Zoetwater. Dit programma bevat onder meer maatregelen die de effecten van een zout Volkerak-Zoommeer op het gebruik van het zoete water in de Rijn-Maasmonding tot een minimum reduceren.
Ten eerste wordt voor de gebieden die momenteel direct afhankelijk zijn van zoet water uit het Volkerak-Zoommeer een alternatieve en betere zoetwatervoorziening gerealiseerd. Om in de huidige situatie in het groeiseizoen over voldoende zoet water te beschikken dat geschikt is voor peilbeheer, doorspoeling en beregening van de polderwateren, moet het Volkerak-Zoommeer worden doorgespoeld met grote hoeveelheden zoet water uit het Hollands Diep. Met de alternatieve zoetwatervoorziening kan dat op een meer effectieve en efficiënte wijze.
Ten tweede worden maatregelen uitgevoerd om de nadelige gevolgen van een zout Volkerak-Zoommeer op de omliggende zoete wateren tot een minimum te reduceren. Zo worden innovatieve zoet-zoutscheidingssystemen in de schutsluizen in gebruik genomen. In combinatie met een beperkte aanvoer van zoet water uit het Hollands Diep zal bij deze sluizen de zoutindringing naar het zoete water worden bestreden. Proeven in de Krammersluizen wijzen uit dat deze techniek goed werkt.
Ten derde worden maatregelen getroffen in de Rijn-Maasmonding om de volgende effecten te reduceren:
- Toename van het chloridegehalte als gevolg van de beperkte zoutlast via de Volkeraksluizen op het Hollands Diep en Haringvliet in de Rijn-Maasmonding (bij lage Rijnafvoeren en gesloten Haringvlietsluizen);
- Vermindering van de tegendruk van rivierwater tegen de zoutindringing in de Nieuw Waterweg als gevolg van het gebruik van zoet water voor de bestrijding van zoutindringing door de schutsluizen.
In concreto betreft dit de aanpassing van de drinkwatervoorziening Ouddorp (Evides), de inname van zoet water uit Oude Maas via de inlaatsluis Spijkenisse en de doorvoer van zoet water uit de Lek via de Krimpenerwaard naar innamepunt Gouda (Hollandsche IJssel).
Zolang het Volkerak-Zoommeer nog niet zout is, zal door extra doorspoelen van het Volkerak-Zoommeer met water uit het Hollands Diep en groot onderhoud aan de zoet-zoutscheiding in het Krammersluizencomplex gezorgd worden voor de beschikbaarheid van zoet water in het meer.
Op de middellange termijn zal na het weer zout worden van het Volkerak-Zoommeer de zoetwatervoorziening met behulp van de geschetste maatregelen plaatsvinden.
Op de lange termijn, wanneer duidelijk is op welke wijze klimaatverandering zorgt voor andere (zoetwater)condities, zijn mogelijk aanvullende maatregelen nodig.
Er zal altijd een kans bestaan op het optreden van extreme situaties (droogte en lage rivierafvoeren). In die situaties zal, net zoals nu, sprake zijn van het verstandig toedelen van het dan schaarse zoete water door toepassing van de verdringingsreeks.
Vraag A3
Voor de leden van de VVD-fractie is het uitgangspunt dat de overheid geen zoet water verzilt vanwege de natuur en dan de ondernemer meer laat betalen voor zijn zoete water. Kan worden aangegeven in hoeverre en op welke punten deze ontwerp-RGV strijdig is met dit uitgangspunt?
Antwoord A3
De zoetwatermaatregelen maken onderdeel uit van het pakket maatregelen behorend bij Deltabeslissing Zoetwater. Deze maatregelen zijn geprogrammeerd en geagendeerd in het kader van het Deltafonds. Daarbij is alleen sprake van een financiële bijdrage van regionale overheden en dus niet van een separate bijdrage van ondernemers.
Vraag A4
Het is de leden van de VVD-fractie niet duidelijk wat de gevolgen zijn als alleen de zogenoemde ‘altijdgoedmaatregelen’ worden doorgevoerd en alle overige maatregelen niet, dan wel als alleen de gedekte maatregelen uit hoofdstuk vier van de ontwerp-RGV worden doorgevoerd. Wat betekent dit voor de economische potenties van de recreatie-, toerisme-, landbouw-, industrie- en visserijsector? Wat betekent dit voor de waterkwaliteit en veiligheid?
Antwoord A4
Tot de ‘altijd goed’-maatregelen worden gerekend: de aanpassing van de Roode Vaart (1e fase), de inwerkingstelling van de Flakkeese Spuisluis en het maatregelenpakket voor een robuuster regionaal zoetwatersysteem (Deltabeslissing Zoetwater).
Het uitvoeren van deze ‘altijd goed’-maatregelen leidt tot een structurele en robuuste verbetering van de zoetwatervoorziening in de regio, respectievelijk een lokale verbetering van de waterkwaliteit op de Grevelingen. Er wordt dan geen robuuste oplossing geboden voor het waterkwaliteitsprobleem van het Volkerak-Zoommeer en in het overgrote deel van de Grevelingen blijft de waterkwaliteit verder achteruit gaan. De inwerkingstelling van de Flakkeese Spuisluis betekent ook dat er een locatie beschikbaar komt voor het testen van (innovatieve) turbines waarmee energie kan worden gewonnen uit getijdenbeweging (Tidal Test Centre).
Als de uitvoering zich beperkt tot alleen de gedekte maatregelen (i.c. openstellen Flakkeese Spuisluis en Roode Vaart) dan leidt dat tot vergelijkbare effecten, met dien verstande dat in dat geval de verbetering van de zoetwatervoorziening zich beperkt tot delen van West-Brabant.
Voor beide gevallen geldt dat de regionaal-economische ontwikkelingen (schelpdiersector, visserij en toerisme), die afhankelijk zijn van het weer zout maken en het introduceren van tij, niet zullen plaatsvinden. Voor de veiligheid heeft dit in beide gevallen geen gevolgen.
Vraag A5
In de aanbiedingsbrief bij de ontwerp-RGV van 10 oktober 2014 staat onder het kopje ‘uitkomsten ontwerp-RGV’ dat er geen zicht is op autonome verbetering van de waterkwaliteit van de Grevelingen. Vervolgens wordt verder in de brief geconstateerd dat de waterkwaliteit de afgelopen periode wel is verbeterd. Hoe verhouden deze twee uitspraken zich tot elkaar? Is het niet uit te sluiten dat de maatregelen met betrekking tot de waterkwaliteit in bredere zin al voldoende verbetering bewerkstelligen? De leden horen graag wat de verwachtingen zijn ten aanzien van de waterkwaliteit zonder grote ingrepen. In hoeverre zijn alternatieven, zoals de zogenoemde quaggamossel, als oplossingen onderzocht voor het tegengaan van blauwalg? Wat zijn de kosten van deze alternatieve oplossingen en wat zijn de kosten van verzilting?
Antwoord A5
De waterkwaliteit in de Grevelingen verbetert autonoom niet. Voor het Volkerak-Zoommeer is er de afgelopen jaren wel sprake van een lichte verbetering van de waterkwaliteit. Dat komt door de dalende nutriëntenbelasting (fosfaat en stikstof) vanuit de omringende wateren en gebieden. Deze daling is het gevolg van de uitvoering van de Nitraatrichtlijn en de emissiewetgeving die onder de Kaderrichtlijn Water valt. De prognose is echter dat de gehaltes aan nutriënten in het Volkerak-Zoommeer in ieder geval tot 2021 te hoog blijven om te voldoen aan de eisen die de Kaderrichtlijn Water aan stilstaande zoete meren stelt.
De spontane vestiging van de quaggamossel, die als exoot de inheemse zoetwatermossel heeft verdrongen, heeft de afgelopen jaren tot een afname van blauwalgen(overlast) geleid.
Deskundigen zijn het erover eens dat de waterkwaliteit van het meer sterk afhangt van het ‘succes’ van de quaggamossel. Om die reden zijn zowel in de MKBA als in het MER twee scenario’s gehanteerd met als variabele het succes van de quaggamossel.
Bij een scenario waarbij de quaggamossel zich permanent en in voldoende mate kan vestigen in het Volkerak-Zoommeer, kan de waterkwaliteit blijvend verbeteren. Daarbij speelt echter ook het succes van emissiebeperkende maatregelen voor nutriënten een rol. Bij het scenario waarbij de quaggamossel in aantal terugloopt, zal de overlast aan blauwalgen toenemen.
Het scenario waarbij de quaggamossel kan zorgen voor een blijvende verbetering van de waterkwaliteit, leek de afgelopen jaren ingezet. In de zomer van 2014 was echter toch weer sprake van blauwalgenoverlast. Hierdoor moest de inname van water uit het Volkerak-Zoommeer voor de zoetwatervoorziening van de landbouw in West-Brabant tijdelijk moest worden stilgelegd. Tevens blijkt uit recente meetgegevens dat de hoeveelheid en verspreiding van de quaggamossel is teruglopen. Dit illustreert de onzekerheden rond de ontwikkeling van de waterkwaliteit van een zoet Volkerak-Zoommeer.
In de RGV is daarom geconcludeerd dat het weer zout maken van het Volkerak-Zoommeer en het toelaten van beperkt getij, de meest betrouwbare en robuuste oplossing is voor de waterkwaliteitsproblemen.
Indien afgezien zou worden van het zout maken van het Volkerak-Zoommeer, dan blijven de kosten beperkt tot de aanpassing van de Roode Vaart (23 miljoen euro; inclusief BTW) en het onderhoud aan de zoet-zoutscheiding in de Krammersluizen (circa 17,5 miljoen euro).
De kosten voor het weer zout maken van het Volkerak-Zoommeer worden geraamd op ca. 195 miljoen euro (inclusief BTW). Het betreft de kosten voor een doorlaatmiddel in de Philipsdam (ca. 47 miljoen euro), maatregelen voor een alternatieve zoetwatervoorziening (ca. 85 miljoen euro) en voor maatregelen ter bestrijding van zoutindringing op de omringende wateren (ca. 62 miljoen euro).
Vraag A6
Het scenario dat er niets zal gebeuren blijkt bovendien niet ondenkbaar, zo merken de leden van de VVD-fractie op. De financiering is immers nog niet rond. Te lezen is dat er wordt gewerkt aan robuuste financiering met betrokken partijen. Welke partijen zijn er betrokken? Welke partijen hebben zich bereid verklaard om financieel bij te dragen, onder welke condities en in welke mate? Als er geen financiering komt is de conclusie dan juist dat de uitvoering beperkt blijft tot ‘altijdgoedmaatregelen’ en maatregelen in het kader van de Flakkeese Spuisluis en Roode Vaart?
Welke gevolgen heeft dit precies voor de waterkwaliteit en de waterveiligheid, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Wat betekent dit voor de economische potenties van de verschillende economische sectoren van recreatie, toerisme, landbouw, industrie en visserij? In hoeverre is dit scenario beoordeeld in de verschillende MKBA-studies en met welke uitkomsten? Is hierin bijvoorbeeld wel de zoetwatervoorziening voor agrarische ondernemers opgenomen? Op pagina 57 van de ontwerp-RGV is immers te lezen dat deze investering een positieve MKBA oplevert, ook als het Volkerak-Zoommeer uit zichzelf weer vrij wordt van blauwalg. Welke gevolgen hebben de alternatieven precies voor de MKBA, de waterkwaliteit en de waterveiligheid, zo vragen deze leden.
Antwoord A6
Om te komen tot een robuuste financiering worden gesprekken gevoerd met de betrokken regionale overheden (provincies, waterschappen en gemeenten), marktpartijen (aannemers, beleggers, projectontwikkelaars) en gebruikers (schelpdiertelers, agrariërs, recreatieondernemers en terreinbeheerders).
Deze gesprekken hebben nog een verkennend karakter. Ten tijde van het opstellen van de ontwerp-RGV is bereidheid gebleken bij de genoemde partijen om te komen tot afspraken over de bekostiging. Door genoemde partijen is aangegeven dat het nodig is om te beschikken over een – door het Rijk vastgesteld – ontwikkelperspectief. De RGV moet hierin voorzien.
Als er geen financiering komt dan blijft de verwezenlijking van het ontwikkelperspectief (voorlopig) beperkt tot realisatie van de projecten Flakkeese spuisluis en Roode Vaart (1e fase) en uitvoering van de deltabeslissing Zoetwater. Voor de waterveiligheid heeft dit geen gevolgen. De gevolgen voor de waterkwaliteit zijn beschreven bij de beantwoording van vraag A4 en A5. Dit scenario is in de MKBA onderzocht in alternatief A (uitgangssituatie). Hierin is de aanpassing van de zoetwatervoorziening voor de agrariërs niet opgenomen. Deze aanpassing is opgenomen in alternatief B2. De resultaten van de MKBA zijn weergegeven in paragraaf 8.4 van de RGV.
Vraag A7
Wat betekent het als de financiering niet binnen een jaar is geregeld voor de eventuele ruimtelijke reserveringen op basis van de ontwerp RGV? Vervallen deze dan? Welke termijnen gelden er voor de reserveringen en wanneer wordt er uiterlijk definitieve besluitvorming verwacht? Is dat alleen afhankelijk van aanvullende financiering of spelen er nog andere zaken mee? Zo ja, welke?
Antwoord A7
Voor het weer zout maken van het Volkerak-Zoommeer en het terugbrengen van beperkt getij op de Grevelingen zijn geen ruimtelijke reserveringen nodig. Er is dus ook geen sprake van termijnen. De besluitvorming over de maatregelen uit de RGV is uiterlijk eind 2015 voorzien en is alleen afhankelijk van de regeling van de financiering.
Vraag A8
Verder willen de leden van de VVD-fractie graag weten op welke wijze de waterkwaliteit van het Volkerak-Zoommeer op peil blijft zolang het zoet is. Eventuele verzilting is pas in 2028 aan de orde. Welke kosten zijn hier mee gemoeid en door wie worden deze gefinancierd, zo vragen zij.
Antwoord A8
Zolang het Volkerak-Zoommeer zoet is zal Rijkswaterstaat de afspraken nakomen die zijn opgenomen in het Waterakkoord Volkerak-Zoommeer over het chloridegehalte in het meer. Om dit te kunnen doen is groot onderhoud aan het zoet-zout scheidingssysteem in het Krammersluizencomplex nodig. Dit is enige jaren uitgesteld in afwachting van een besluit over een zoet of zout Volkerak-Zoommeer. Hierdoor is er sprake van een grotere lek van zout door deze sluizen.
Dat wordt momenteel opgevangen door het meer extra te spoelen met water uit het Hollands Diep. Groot onderhoud aan het zoet-zout scheidingssysteem kan gebeuren door het huidige systeem te herstellen. Dit systeem heeft hoge exploitatiekosten vanwege energieverbruik en het onderhoud van deze ingewikkelde en deels verouderde installatie. Daarnaast heeft dit systeem lange passeertijden voor de scheepvaart.
Rijkswaterstaat werkt op dit moment een alternatief uit, waarbij op innovatieve wijze het zoete en zoute water worden gescheiden. Inzet van een dergelijk systeem betekent naar verwachting lagere exploitatiekosten en kortere passeertijden voor de scheepvaart. Afgelopen zomer zijn goede ervaringen opgedaan met dit systeem in een van de jachtensluizen van het Krammersluizencomplex. Belangrijke elementen van het innovatieve systeem, zoals luchtbellenschermen en het zoetwaterspoelsysteem, zijn onderdeel van het zoet-zout scheidingssysteem dat op het Volkeraksluizencomplex zal worden geïnstalleerd bij een zout Volkerak-Zoommeer.
Naast het herstel van het zoet-zoutscheidingssysteem op het Krammersluizencomplex wordt onderzocht of het mogelijk is via extra doorspoeling van het meer voorafgaand aan het groeiseizoen, het zoutgehalte in het Volkerak-Zoommeer omlaag te brengen om zo een buffer te creëren tegen het oplopen van het zoutgehalte in de zomermaanden (“winterspoelen”). Indien deze extra doorspoeling haalbaar is, zal dat ook onderdeel uitmaken van het waterakkoord.
Rijkswaterstaat schat de kosten van het groot onderhoud aan de zoet-zout scheiding in de Krammersluizen in op circa 17,5 miljoen euro.
Wat betreft de overige aspecten van waterkwaliteit wordt verwezen naar antwoord A5.
Onderdeel B: Beantwoording van de vragen van de PvdA-fractie
Vraag B1
De leden van de PvdA-fractie zijn tevreden met het besluit om de problemen met de waterkwaliteit van de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer aan te pakken. Deze leden zijn blij dat dit een positieve invloed heeft op de biodiversiteit. Deze leden verzoeken de regering om de positieve effecten die deze ontwerp-rijksstructuurvisie op de biodiversiteit heeft, nader toe te lichten. Op welke termijn kunnen deze effecten verwacht worden? Deze leden vragen de regering daarnaast wat de andere positieve milieueffecten zijn en op welke termijn deze verwacht kunnen worden.
Antwoord B1
Herintroductie van zout en getij zal het Volkerak-Zoommeer terugbrengen naar een systeem met een estuarien karakter. Dat sluit beter aan bij de omringende deltagebieden en zijn karakteristieke natuurwaarden. Het Volkerak-Zoommeer wordt op deze manier onderdeel van het grote, veel meer robuuste systeem van de Zuidwestelijke Delta. Dit past bij het streefbeeld van het Nationaal Waterplan.
Het terugbrengen van getij in de Grevelingen vanuit de Noordzee lost de huidige problemen met de waterkwaliteit vrijwel geheel op. Hierdoor ontstaat een gezond, meer divers en daardoor robuust ecosysteem. Daarnaast biedt de doorlaat in de Brouwersdam betere migratiemogelijkheden voor vissen en zeezoogdieren.
Het verbeteren van beide gebieden levert, door de schaal en omvang waarop natuurlijke processen zich kunnen manifesteren, een belangrijke bijdrage aan het meer robuust maken van de Zuidwestelijke Delta als geheel. Dit zal zich naar verwachting ook op lange termijn (50-100 jaar) uitbetalen door de grotere veerkracht tegen externe invloeden van klimaatverandering.
Effecten op de waterkwaliteit (zuurstofhuishouding) van de Grevelingen treden onmiddellijk na openstelling van het doorlaatmiddel op. Volledig herstel van het bodemleven zal naar verwachting ongeveer 6 jaar duren.
Zodra de systeemwijziging van het Volkerak-Zoommeer een feit is, zal de overlast van de blauwalgen op korte termijn verdwijnen. De ecologie volgt deze verbetering met enige vertraging; hierbij is eerder sprake van enkele jaren dan decennia. Naar verwachting zullen de processen in het Grevelingen sneller verlopen omdat daar geen verandering van zoet naar zout speelt.
Vraag B2
De leden van de PvdA-fractie lezen dat door een zoutlek de zoutconcentraties van het Hollands Diep, Haringvliet en Spui kunnen toenemen. Deze leden vragen de regering toe te lichten wat de gevolgen hiervan voor de natuur zijn en of er nog aanvullende maatregelen genomen kunnen en zullen worden om de negatieve gevolgen, indien deze aanwezig blijken te zijn, zoveel mogelijk te beperken.
Antwoord B2
De gevolgen van de zoutlek voor de natuur zijn verwaarloosbaar door de voorziene zoet-zoutscheiding waarmee de zoutlek wordt geminimaliseerd.
Het is daarom niet noodzakelijk aanvullende maatregelen te nemen.
Vraag B3
De leden van de PvdA-fractie vragen op basis van welke onderzoeken besloten zal worden of, en zo ja wanneer, bescherming tegen overstromingen bij de Rijn-Maasmonding door middel van het versterken van dijken nodig is.
Antwoord B3
Op basis van het onderzoek dat wordt uitgevoerd voor het toetsen van de dijkvakken op hoogte en sterkte met het Wettelijk Toetsinstrumentarium (WTI), wordt een uitvoeringsprogramma voor dijkaanpassing opgesteld: het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Het tijdstip waarop deze versterkingen plaatsvinden is afhankelijk van de prioriteitsstelling, die wordt ontleend aan de overstromingsrisico’s (urgentie).
Vraag B4
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de keuze voor een zout Volkerak-Zoommeer gevolgen heeft voor de zoetwatervoorziening in het Rijnmaasmondgebied. Deze leden zien dat Rijkswaterstaat aandringt om gelet daarop de Deltabeslissing Zoetwater zoals voorgesteld in het Deltaprogramma uit te voeren. Deze leden vragen de regering wat de effecten zullen zijn van de uitvoering van dit programma. Deze leden vragen de regering daarnaast of zij het advies van Rijkswaterstaat op dit gebied volgt.
Antwoord B4
De maatregelen zoals voorgesteld in het Deltaprogramma Zoetwater hebben primair tot doel om de kwaliteit en de leveringszekerheid van de huidige en toekomstige zoetwatervoorziening voor de afnemers van water uit het huidige Volkerak-Zoommeer te verbeteren. Dit geldt voor West-Brabant, Goeree-Overflakkee, Tholen en St Philipsland en de Reigerbergsche Polder in Zuid-Beveland. Uitvoering van het programma Zoetwater draagt bij aan de vereiste om een alternatieve zoetwatervoorziening te regelen, voordat het Volkerak-Zoommeer zout kan worden (‘eerst het zoet, dan het zout’). Naast de alternatieve zoetwatervoorziening zijn ook maatregelen nodig om zoutindringing naar omringende wateren te beperken, inclusief de RijnMaasmonding. Deze maatregelen zijn beschreven in het antwoord op vraag A2.
Het advies van Rijkswaterstaat zal zeker een rol spelen bij de uitvoering van het Deltaplan Zoetwater. Een aantal maatregelen is in de agendering en programmering van dit plan opgenomen.
Onderdeel C: Beantwoording van de vragen van de SP-fractie
Vraag C1
De minister van Infrastructuur en Milieu schetst in haar brief van 10 oktober 2014 dat onder meer de verslechtering van de water- en natuurkwaliteit van de bekkens Grevelingen (zuurstofloosheid) en Volkerak-Zoommeer (blauwalgenplagen) de aanleiding is geweest voor deze Rijksstructuurvisie. De leden van de SP-fractie willen graag uitgaan van dit gegeven als uitgangspunt. Hierdoor komt een niet onbelangrijke andere zaak als (mogelijke) economische potenties wat deze leden betreft pas later in beeld. Deze leden behandelen dit soort nevenwensen vooralsnog niet in deze inbreng.
Over de water- en natuurkwaliteit van genoemd gebied zijn vele vragen te stellen, die naar mening van de leden van de SP-fractie eerst beantwoord dienen te worden, alvorens het pad van verdergaande plannen op te gaan. Is de kwaliteit van het water echt nog wel zo slecht? Heeft de aanwezigheid van de quaggamossel niet een flinke verbetering ingezet? Is het niet een kwestie van tijd? Bestaat de mogelijkheid om de ontwikkeling van de quaggamossel op een langere termijn te bezien en te wachten met het besluit om met het Volkerak-Zoommeer van zoet naar zout te gaan? Zou de waterkwaliteit, indien er wordt over gegaan tot zoutwater, nu echt wel zoveel beter worden? Waar blijkt dit uit? Is dit onderzocht? Wat zijn hiervan de uitkomsten?
Klopt het dat er geen zicht is op autonome verbetering van de waterkwaliteit van de Grevelingen? Zijn er andere wegen om de zuurstofloosheid tegen te gaan? Zo ja, welke en zijn deze onderzocht?
Antwoord C1
Voor de Grevelingen is er geen zicht op autonome verbetering. Van het areaal aan bodem dat in de zomermaanden levenloos wordt, herstelt in de wintermaanden slechts de helft. Per saldo is dus sprake van een steeds verdergaande achteruitgang. In theorie is er voor de aanpak van deze problematiek een andere mogelijkheid dan het terugbrengen van getij op de Grevelingen. Dat betreft het inzetten van zogeheten Solar Bees, die ervoor zorgen dat de waterlagen mengen. In de Notitie Reikwijdte en Detailniveau van de MIRT-verkenning Grevelingen is beargumenteerd dat deze techniek niet als een duurzame oplossing wordt gezien, omdat ze zich niet nog op de schaal van de Grevelingen heeft bewezen, ze niet duurzaam is vanwege het energiegebruik en door het ruimtegebruik tot hinder leidt voor andere gebruiksfuncties van de Grevelingen.
Voor de analyse van de kwaliteitsontwikkeling van het Volkerak-Zoommeer wordt verwezen naar het antwoord op vraag A5.
Vraag C2
Zijn de drie basiskeuzen ingegeven vanuit de behoefte de water- en natuurkwaliteit te verbeteren, of is dat uitgangspunt vooral ingegeven om tegemoet te komen aan wensdenken in combinatie met een gebrek aan geld, zo vragen de leden van de SP-fractie. De tekst in de eerder aangehaalde brief van de minister van Infrastructuur en Milieu is immers “Op de rijksbegroting zijn echter door de noodzaak van scherpe prioritering onvoldoende middelen beschikbaar voor de uitvoering van het ontwikkelingsperspectief in de RGV”.
Antwoord C2
Aan de drie basiskeuzen liggen de vraagstukken van de waterkwaliteit in het Volkerak-Zoommeer en de Grevelingen (twee basiskeuzen) en van de veiligheid tegen overstromingen (derde basiskeuze) ten grondslag.
Het waterkwaliteitsprobleem in het Volkerak-Zoommeer is merkbaar door de vertroebeling, te hoge concentraties stikstof en fosfaat en de jaarlijks terugkerende overlast van blauwalgen in de ondiepe delen van het meer. In de Grevelingen zijn grote delen van het meer in elke zomerperiode enige tijd zuurstofloos, waardoor bodemdieren sterven. Door de noodzaak echter van scherpe prioritering op de rijksbegroting zijn inderdaad onvoldoende middelen beschikbaar om op korte termijn verbetermaatregelen uit te voeren.
Mede hierdoor is onder regie van de betrokken provincies het programma Gebiedsontwikkeling Grevelingen en Volkerak-Zoommeer uitgevoerd. Hierin wordt de ambitie van de regio van getij terug op de Grevelingen en een weer zout Volkerak-Zoommeer kracht bijgezet met (innovatieve) financieringsarrangementen van overheden, marktpartijen en gebruikers. Om de kansen van de gebiedsontwikkeling te kunnen realiseren heeft de regio behoefte aan een door het Rijk vastgesteld toekomstbeeld. Om die reden heeft het Rijk besloten tot een innovatieve pilot om samen met de regio in het jaar na de vaststelling van de ontwerp-rijksstructuurvisie naar financiële dekking te zoeken voor de beoogde structurele verbetering van de waterkwaliteit van Grevelingen en Volkerak-Zoommeer.
Voor de derde basiskeuze – de veiligheid tegen overstromingen in het gebied rond Haringvliet, Hollands Diep en bij Dordrecht – is de oplossing het versterken van de dijken, wanneer de klimaatverandering dat nodig maakt. Deze maatregelen zullen worden bekostigd vanuit het Deltafonds.
Vraag C3
De leden van de SP-fractie lezen tevens in deze brief dat “er nog een inspanning nodig is voor de dekking van de kosten van de hiervoor benodigde maatregelen” en “wordt hieraan de randvoorwaarde verbonden dat binnen één jaar na de bekendmaking van de ontwerp-RGV tot en robuuste financiering van de maatregelen wordt gekomen (dat is eind 2015)”. De leden van de SP-fractie lezen hierin dat indien de financiering niet rond komt, het ‘hele feest niet doorgaat’. Deze leden vragen wat er over blijft van de ontwerp-RGV indien betrokken provincies en waterschappen het geld niet bij elkaar krijgen. Wat is, of wordt, de status van deze rijksstructuurvisie? Deze leden vragen of het dan simpel ‘einde oefening’ is of dat er dan zaken vanuit het Rijk alsnog dwingend zullen worden opgelegd. Zo ja, welke?
Op welke moment wordt er door wie een besluit genomen? En zo ja, waarover? Wordt de Kamer expliciet voorgelegd wat te doen met deze ontwerp-RGV? Graag ontvangen deze leden hier een uitgebreide toelichting op.
Antwoord C3
De vaststelling van de definitieve rijksstructuurvisie is afhankelijk van de voortgang bij het robuust maken van de bekostiging van de maatregelen. Een eerste stap daarbij is het sluiten van een bestuursovereenkomst met de regio.
Mocht het niet mogelijk blijken om in het jaar na vaststelling van de ontwerp-RGV financiële dekking te vinden, dan blijft de verwezenlijking van het geschetste ontwikkelingsperspectief (voorlopig) beperkt tot realisatie van de projecten Flakkeese spuisluis en Roode Vaart en uitvoering van de deltabeslissing Zoetwater (zie ook het antwoord op vraag A4).
Bij een mogelijke toekomstige wijziging van de financieringsmogelijkheden of van de uitkomst van de prioritering van financiële middelen vanwege de noodzaak tot snel ingrijpen, dient het ontwikkelperspectief uit deze rijksstructuurvisie voor het Rijk als leidraad bij nieuw overleg en planvorming, bijvoorbeeld in het kader van de voorbereiding van de derde tranche programmering van budgetten om de waterkwaliteit te verbeteren volgens de Kaderrichtlijn Water (2019).
Vraag C4
De Rijksstructuurvisie heeft geen directe rechtsgevolgen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Heeft het op basis van andere wetten mogelijk wel rechtsgevolgen, zo vragen de leden van de SP-fractie. Zo ja, welke?
Antwoord C4
Een rijksstructuurvisie is een beleidsdocument op grond van de Wet ruimtelijke ordening dat gevolgen heeft voor het Rijk, maar geen externe rechtsgevolgen heeft. Tegen een rijksstructuurvisie kan om die reden geen beroep bij de rechter worden ingesteld. Een structuurvisie is in dat opzicht niet gelijk te stellen met een bestemmingsplan, dat voor burgers en bedrijven bindende bepalingen bevat.
De rijksstructuurvisie bindt wel het Rijk, in die zin dat hiervan bij het nemen van besluiten niet ongemotiveerd kan worden afgeweken. De verwijzing naar (het besluitbegrip in) de Awb betekent niet dat de structuurvisie op grond van een andere wet wel directe rechtsgevolgen zou hebben. Er zijn ook geen rechtsgevolgen op basis van andere wetten.
Vraag C5
De leden van de SP-fractie zouden graag over de inhoud van de Kader Richtlijn Water (KRW) beter worden geïnformeerd. Wat zijn de doelen ten aanzien van het Volkerak-Zoommeer op dit moment, nog zonder ingrepen? Hoe komen die zaken eruit te zien indien het Volkerak-Zoommeer zout wordt en beide meren getij hebben gekregen? Wat worden dan de doelen voor de waterkwaliteit?
Antwoord C5
Voor het huidige zoete systeem van het Volkerak-Zoommeer gelden de KRW-maatstaven voor ‘matig grote diepe gebufferde zoete meren’ (M20). Onderzoek in het kader van de effectbeoordeling in het MER bij de RGV, wijst uit dat momenteel niet wordt voldaan aan de KRW-maatstaven voor stikstof, doorzicht en fosfaat. Ook aan de maatstaven voor algen (fytoplankton), waterflora, macrofauna en vis wordt nog niet voldaan. Dit ondanks verbeteringen die op het conto van de quaggamossel kunnen worden geschreven. Meer recente gegevens voor de ontwerp-stroomgebiedbeheerplannen 2016 -2021 bevestigen dit beeld voor fosfaat en stikstof, terwijl de aspecten algen en doorzicht op dit moment als goed worden beoordeeld.
Volgens het MER voor de RGV is het onzeker dat het meer zich zonder ingrijpen zal ontwikkelen tot een duurzaam en robuust zoet watermeer. Zie verder het antwoord op vraag A5.
Wanneer het Volkerak-Zoommeer weer zout wordt, gaan andere KRW-maatstaven gelden, namelijk die voor een ‘estuarium met matig getijverschil’ (O2). Hiervoor gelden ook doelen voor stikstof, fosfaat, doorzicht, en dergelijke, maar dan met andere getalswaarden. Bij een zout Volkerak-Zoommeer zal de haalbaarheid van de KRW-maatstaven voor ‘overige waterflora’, ‘macrofauna’ en ‘vissen’ verbeteren, terwijl de haalbaarheid voor ‘hydromorfologie’ en ‘fytoplankton’ naar verwachting gelijk zal blijven. Voor ‘fysische chemie’ (o.a. stikstof en fosfaat) zal het, zonder extra maatregelen om aanvoer van voedingsstoffen vanuit het Hollands Diep en de Brabantse rivieren vanuit het Hollands Diep en de Brabantse rivieren te beperken, lastig blijven om aan de maatstaven van de KRW te voldoen. Bij een zout Volkerak-Zoommeer is het mogelijk om met schelpdierkweek in (kunstmatig) hoge dichtheden (zoals ook in de Oosterschelde plaatsvindt) de graasdruk op algen te verhogen en met het oogsten van de schelpdieren nutriënten uit het systeem te halen.
De type-aanduiding volgens de KRW voor de Grevelingen is nu ‘Grote brakke tot zoute meren’. Bij het terugbrengen van beperkt getij zal dit veranderen in ‘kustwater, beschut en polyhalien’. Onderzoek in het kader van de effectbeoordeling in het MER bij de RGV, laat zien dat in de huidige situatie wordt voldaan aan de KRW-maatstaven voor fysische chemie en fytoplankton. De toestand van macrofauna en vis is matig en van overige waterflora slecht en dat is ook de prognose voor de toestand in 2021. Dit wordt bevestigd door recente gegevens voor de ontwerp-stroomgebiedbeheerplannen 2015-2021 voor de KRW. De verwachting is dat met het verslechteren van de zuurstofcondities en de bijbehorende ecologische processen in 2027 nog steeds niet aan de KRW-maatstaven kan worden voldaan voor overige waterflora, macrofauna en vis.
Vraag C6
Welke maatregelen zijn nodig bij voortzetting van de huidige toestand? Hoeveel besparing levert dit op, waarop en voor wie? Wat is nu werkelijk het belang van de KRW binnen deze voornemens?
Antwoord C6
Bij voortzetting van de huidige toestand (een zoet Volkerak-Zoommeer) zijn, afgezien van het aanbrengen van enkele vispassages tussen het meer en achterliggende polderwateren, geen maatregelen gepland.
Wat betreft de besparingen en de kostenverdeling zie het antwoord op vraag A5. Het algemene belang van de KRW is gelegen in de doelstelling om te komen tot bescherming, verbetering en herstel van de waterkwaliteit. Zie het antwoord op vraag C5.
Vraag C7
In paragraaf 2.5 wordt gesproken over het toepassen van het profijtbeginsel. De leden van de SP-fractie hebben hier nog geen invulling door de regering, in de zin van informatie door middel van een brief, van gezien. Hoe gaat dat eruit zien? Hoe kan het dat er zonder openbaar bekende visie over het profijtbeginsel er blijkbaar al wel op vooruit gelopen wordt in overleggen?
Antwoord C7
In het jaar na vaststelling van de ontwerp-Rijksstructuurvisie verkennen regio en Rijk de mogelijkheden van bekostiging van het ontwikkelperspectief. Dat gebeurt in het Programma Gebiedsontwikkeling 2e fase. In dat kader wordt onderzocht op welke wijze kostenbesparingen mogelijk zijn en of combinaties met ambities voor recreatie, woningbouw en natuurontwikkeling mogelijk zijn. Daarbij wordt ook bezien of de waardecreatie als gevolg van de verbetering van de waterkwaliteit, omgezet kan worden in financiële betrokkenheid van de ‘gebruikers’ die profijt trekken van de waardecreatie. Dit past in een benadering van gebiedsontwikkeling waarbij complexe projecten gemeenschappelijk en stapsgewijs worden gerealiseerd, met ruimte voor samenwerking met nieuwe partijen.
De gebiedsontwikkeling rond Grevelingen en Volkerak-Zoommeer wordt in de RGV gezien als een innovatieve samenwerkings- en financieringspilot.
Vraag C8
Op welk moment en met welke dringende reden zijn er al stappen in gang gezet? Zoals de Flakkeese spuisluis en het aanpassen van de Roode Vaart genoemd worden als verbetering van de waterkwaliteit. Wat zal dit verbeteren?
Antwoord C8
De stappen die in gang zijn gezet betreffen de zogenoemde ‘altijd goed’-maatregelen die sowieso zorgen voor een kwaliteitsimpuls aan het gebied.
Deze initiatieven renderen dus ook als er geen getij terug komt op de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer zoet blijft.
De aanbestedingsprocedure voor de inwerkstelling van de Flakkeese Spuisluis is afgelopen zomer gestart. Dat is op dringend verzoek van de regio en de markt gebeurd, omdat deze partijen in het kader van innovatieve deltatechnologie een Tidal Test Centre (TTC) willen bouwen. Door de inwerkstelling van de Flakkeese Spuisluis verbetert lokaal de waterkwaliteit in het oostelijk deel van de Grevelingen en komt een locatie beschikbaar voor het testen van (innovatieve) turbines waarmee energie kan worden gewonnen uit getijdenbeweging en waterstroming.
De aanpassing van de Roode Vaart is een initiatief van de provincies Noord-Brabant en Zeeland, het waterschap Brabantse Delta en de gemeente Moerdijk. Genoemde partijen hebben hierover eind 2013 een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Het Rijk levert een financiële bijdrage vanwege de voorbeeldfunctie van dit project voor de strategische aanpak (langs de lijn van adaptief deltamanagement) van de (zoet)wateropgave van het Deltaprogramma en de verbinding van waterbeheer met ruimtelijke ontwikkeling. De urgentie komt door de koppeling met het plan van de gemeente Moerdijk om in het centrum van Zevenbergen de oorspronkelijke loop van de Roode Vaart te herstellen.
De aanpassing van de Roode Vaart wordt tevens benut om delen van West-Brabant (en op termijn Tholen en St. Philipsland) via de Roode Vaart te voorzien van water uit het Hollands Diep. Deze gebieden zijn nu voor de zoetwatervoorziening afhankelijk van het Volkerak-Zoommeer. Het water uit het Hollands Diep is van betere kwaliteit (lager chloridegehalte) en biedt meer leveringszekerheid (geen innamestops door blauwalgenplagen) dan het water uit het Volkerak-Zoommeer. Door dit initiatief verbetert dus de zoetwatervoorziening van de landbouw ten opzichte van de huidige situatie.
Vraag C9
Wat indien er gekozen zou worden het Volkerak-Zoommeer niet zout te maken? Welke verbeteringen zijn volgens de KRW (2019) specifiek voor dit gebied, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Antwoord C9
Voor een stabiel zoet Volkerak-Zoommeer zijn in elk geval (extra) maatregelen nodig om de aanvoer van stikstof en fosfaat vanuit omliggende gebieden en wateren te beperken. Ook in dat geval zal nog langere tijd sprake zijn van nutriëntenbelasting van het Volkerak-Zoommeer door nalevering vanuit de (water)bodem. Conform het MER dat voor de RGV is uitgevoerd, is het onzeker of het meer zich zonder aanvullende maatregelen zal ontwikkelen tot een duurzaam en robuust zoetwatermeer. Voor een nadere analyse wordt verwezen naar het antwoord op vraag A5.
Voor de beantwoording van het tweede deel van de vraag wordt verwezen naar het antwoord op C5.
Vraag C10
Waarom zijn de mogelijkheden van de getijdencentrale nog niet onderzocht, zo vragen de leden van de SP-fractie. Was het niet beter geweest dit soort belangrijke zaken eerst te onderzoeken alvorens met een nu, naar de mening van deze leden, deels onvolledige MKBA te komen? Kosten en baten hiervan ontbreken immers.
Antwoord C10
De Getijdencentrale is in de MKBA meegenomen als optie (‘optie1’). De Getijdencentrale geeft voor de alternatieven, waarbij sprake is van een opening in de Brouwersdam, aan dat er baten zijn voor de werkgelegenheid, innovatie/kennis spin-off en CO2-baten bij het wegvallen van het Europees Emissiehandel systeem.
Het rendement van de getijdencentrale was op basis van eerste inzichten nog onvoldoende voor een positief welvaartssaldo. De verwachting was dat door inschakeling van de markt en door technologieontwikkeling nog veel verbeterd kon worden. Vandaar dat er eind vorig jaar een traject is gestart om de markt te consulteren. Recente (november 2014) uitkomsten van deze marktconsultatie laten zien dat een opening in de Brouwersdam in combinatie met een getijdencentrale wel degelijk een positief welvaartssaldo kan opleveren. De resultaten van de marktconsultatie en een samenvatting van de business case zullen in januari 2015 openbaar worden gemaakt.
Vraag C11
Kunnen de leden van de SP-fractie meer informatie ontvangen over de Bathse spuisluis, en de vele onzekerheden daaromtrent? Wanneer worden welke studies gedaan? Waarom is dit niet uitgewerkt, terwijl dat bij andere, veelal economische, wensen al wel is gedaan. Zijn uitkomsten van deze studies van invloed op een MKBA? Zo nee, waarom niet? Graag ontvangen deze leden ook meer antwoorden over dit soort zaken rond de Oesterdam. Op welk moment is er meer duidelijkheid over nader hydrologisch onderzoek? Is dit van invloed op de MKBA?
Antwoord C11
Via de Bathse spuisluis wordt momenteel overtollig zoet water vanuit het Volkerak-Zoommeer geloosd op de Westerschelde.
Met de herintroductie van getij, wordt het Volkerak-Zoommeer opnieuw zout. De Bathse spuisluis tussen het Schelde-Rijnkanaal en de Westerschelde wordt dan ingezet voor peilbeheer en voor het doorspoelen van het zoute meer.
Ten behoeve van het MER bij de RGV is onderzoek gedaan naar de invloed van het spuien van zout water op de Westerschelde via de Bathse Spuisluis. Voor de zeer uitzonderlijke situatie waarin de zoetwaterafvoer van de Schelde gedurende enkele maanden minimaal is, laat het onderzoek zien dat het spuien van zout water leidt tot een verhoging van het zoutgehalte op de Westerschelde en Zeeschelde. Een dergelijke situatie heeft zich tussen 1996 en 2012 slechts één keer voorgedaan. Weliswaar is deze zeer beperkt, het gaat om een toename van 1000 tot 1500 mg Cl/l in een gebied met grote schommelingen in zoutgehalte, maar negatieve gevolgen voor de ecologie en het slibtransport zijn niet uit te sluiten. Dit geldt met name in het middendeel van het estuarium, tussen de Nederlands-Belgische grens en Schelle (Vlaanderen).
Daarom is nader onderzoek nodig, bijvoorbeeld naar de invloed van het spuien van zout water onder meer reguliere omstandigheden, met grotere afvoeren van zoetwater via de Schelde. Dit nadere onderzoek zal onderdeel zijn van de planuitwerking na de vaststelling van de RGV.
Met een extra doorlaat in de Oesterdam voor doorspoeling en peilbeheer kunnen de genoemde negatieve gevolgen voor de (Wester)Schelde worden vermeden. Het zoute water wordt in dat geval gespuid op de Oosterschelde. Er is daardoor minder invloed van voedselrijk water vanuit het Volkerak-Zoommeer op de Westerschelde. Dit is gunstig voor de waterkwaliteit van de Westerschelde. Voor de nutriëntenarme Oosterschelde is de instroom van voedselrijk water vanuit het Volkerak-Zoommeer via de extra doorlaat in de Oesterdam juist positief, met name voor de schelpdierenpopulaties. Negatieve effecten op de Oosterschelde worden nauwelijks verwacht.
Nader hydrologisch onderzoek moet uitwijzen of de negatieve effecten op de Westerschelde als gevolg van het spuien zo groot zijn dat een extra doorlaat in de Oesterdam noodzakelijk is. Omdat die noodzaak nog niet vaststaat, is de doorlaat niet in de MKBA opgenomen.
Vraag C12
Zijn de voorstellen van ingenieur Spaargaren nader onderzocht? Klopt het dat het rapport van Deltares inzake dit onderwerp uit is gegaan van aannames? Kan de regering een reactie geven op de voorstellen van ingenieur Spaargaren?
Wat zou de invloed zijn op voorliggende Rijksstructuurvisie indien naar deze voorstellen gehandeld zou worden? Wat is de invloed hiervan op de totale zoetwatervoorziening? Kost dit geld of bespaart dit geld? Kan hier een MKBA voor uitgevoerd worden? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Antwoord C12
Voor de Deltabeslissing Rijn-Maasdelta zijn meerdere alternatieven onderzocht en meegewogen, ook op kosten en baten. Ook het alternatief van de zes ingenieurs (waaronder de heer Spaargaren) met zeesluizen in Nieuwe en Oude Maas is geanalyseerd. In het onderzoek van Deltares naar dit alternatief zijn, zoals bij elk onderzoek, aannames gedaan. Deze aannames sluiten aan bij het Deltaprogramma en betreffen onder meer de klimaatscenario’s van het KNMI.
Het is een interessant alternatief, dat in de toekomst mogelijk nog van pas kan komen. Dan zal tegen die tijd het alternatief nog wel verder uitgewerkt moeten worden. Zoals aangegeven in het wetgevingsoverleg Water van 17 november jongstleden is dit alternatief op dit moment echter niet nodig.
In de voorkeursstrategie van het Deltaprogramma worden ook bij het meest extreme KNMI-scenario (het W+ scenario) de doelen voor veiligheid en zoetwater gehaald, maar met minder gevolgen voor de economie en voor de ecologie dan bij het bovengenoemde alternatief met zeesluizen. De analyses laten ook zien dat deze voorkeursstrategie de beste kosten-batenverhouding heeft en ook kan rekenen op een groot draagvlak in de regio. Bovendien is de voorkeursstrategie, in tegenstelling tot het alternatief van deze zes ingenieurs, adaptief uit te voeren en kan dus aangepast worden aan voortschrijdende inzichten over de klimaatverandering.
Specifiek voor de zoetwatervoorziening is in het Deltaprogramma het volgende geconcludeerd. Bij extreem lage afvoeren in de zomer en de gevolgen daarvan voor de zoetwatervoorziening is de variant van de zes ingenieurs een mogelijke oplossing. Een oplossing kan echter ook bereikt worden met de veel minder ingrijpende maatregelen die het Deltaprogramma beschrijft. Deze alternatieven kosten slechts een fractie van afsluiting van de Nieuwe Waterweg. In de rijksstructuurvisie is voortgebouwd op de kaderstellende voorkeursstrategie van het Deltaprogramma. Een MKBA over de impact van de voorstellen van de zes ingenieurs op de rijksstructuurvisie is om die reden nu niet gemaakt. Dat zou pas aan de orde zijn wanneer een strategiewijziging wordt overwogen.
Vraag C13
De leden van de SP-fractie ontvangen graag een uitputtende lijst bij tabel 4 op pagina 32 van de ontwerp-RVG wat de gevolgen zijn indien er geen dekking gevonden wordt in de tweede fase gebiedsontwikkeling. Wat zijn in dit geval de gevolgen voor de waterkwaliteit? Waar worden oplossingen gezocht indien deze vele miljoenen, te weten bijna € 300 mln., nog los van de openstelling van de opening bij Grevelingendam en de doorlaat Oesterdam, niet gevonden worden?
Antwoord C13
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen A5, C2, C3 en C7.
Vraag C14
Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een uitgebreide analyse van het aanpassen van systeemwijziging als doelen van de KRW. Graag ontvangen deze leden daarbij de vermelding van nut en noodzaak. Waarom moeten aanwijzingsbesluiten, van bijvoorbeeld Natura 2000-gebieden, worden aangepast? Is betreffende dit soort zaken al duidelijkheid rond de voornemens van de Europese Commissie, op basis van de zogenaamde Juncker/Timmermans brief van 7 november 2014 met voornemens? Waaruit bestaat het op pagina 37 genoemde overleg?
Antwoord C14
Voor een antwoord op de vraag over de KRW-doelen van het Volkerak-Zoommeer wordt verwezen naar het antwoord op C5.
Het huidige aanwijzingsbesluit voor de Grevelingen is toegesneden op de situatie zonder getij en de daarbij horende habitats en (vogel)soorten. Een aangepast aanwijzingsbesluit zal toegesneden zijn op de nieuwe situatie en de daarbij behorende de doelen. Deels zullen die ongewijzigd blijven en voor ander deel zullen die veranderen. Het Krammer-Volkerak zal eerst worden aangewezen op basis van de bestaande waarden. In het aanwijzingsbesluit zullen de aanpassingen aan de situatie met zout en getij in de toekomst worden aangekondigd, zoals ook bij de Grevelingen is gebeurd.
Het op pagina 37 genoemde overleg met de Europese Commissie is een ambtelijk overleg, waarin is verkend hoe de Europese Commissie staat tegenover een systeemwijziging. Uit dit overleg is gebleken dat de Commissie in beginsel positief staat tegenover een systeemwijziging. Het overleg zal worden voortgezet met het oog op de aanpassing van de aanwijzing voor Grevelingen en de Natura 2000 doelen.
Vraag C15
Worden de compenserende maatregelen, gewenst door de waterschappen, wel of niet vastgelegd in de Rijksstructuurvisie, zo vragen de leden van de SP-fractie. Zo nee, waarom niet? Worden inderdaad eerst de zoetwatervoorzieningen aangelegd (eerst zoet, dan zout) wanneer besloten wordt het Volkerak-Zoommeer weer zout te maken? Waarin wordt dat vastgelegd?
Antwoord C15
De compenserende maatregelen en de fasering daarvan, zoals onder meer door de waterschappen gewenst, maken onderdeel uit van de rijksstructuurvisie. In het ontwikkelperspectief is opgenomen dat ‘voorafgaand aan het zout maken van het Volkerak-Zoommeer maatregelen worden uitgevoerd voor alternatieve zoetwatervoorziening en de zoutlekbestrijding’ (blz. 20).
Vraag C16
Kan duidelijkheid komen over de visie over wie nu precies de zoetwaterleiding voor (met name) Tholen en Sint Philipsland gaat betalen?
Antwoord C16
De maatregelen die nodig zijn om een robuuste zoetwatervoorziening in Tholen en Sint Philipsland te krijgen zijn opgenomen in de rijksstructuurvisie. Het gaat daarbij om ‘aanpassing Roode Vaart (‘altijd goed’-maatregel)’, ‘Roode Vaart (vergroting robuustheid regionaal systeem)’ en ‘gemaal Roode Vaart’.
Deze projecten zijn ook onderdeel van het investeringsprogramma Zoetwater voor de zoetwateropgave van de Zuidwestelijke Delta uit de deltabeslissing Zoetwater. In het kader van deze deltabeslissing zijn ook afspraken gemaakt over de verdeling van de kosten tussen Rijk en regio (provincies en waterschappen).
Vraag C17
De betrokken partijen in het Zeeuwse zijn akkoord gegaan met de verzilting van het Volkerak Zoommeer onder het beding dat de boeren dan zoet water uit Brabant krijgen voor het besproeien van de akkers bij droog weer. Afgesproken was de volgorde: ‘eerst zoet dan zout’. Dat zou naar de leden van de SP-fractie begrepen hebben ook geregeld worden, via een inlaat bij het Hollands Diep naar de Roode Vaart en vervolgens met een pijpleiding. Maar het lijkt erop dat het Rijk nu de belanghebbenden (een deel van) de kosten wil laten betalen. Is dat zo? Hoe wordt dit aan de boeren ‘verkocht’ die nu nog gratis water uit het zoete Volkerak-Zoommeer halen?
Graag ontvangen deze leden duidelijkheid van de kant van de minister, daar die helderheid niet uit deze structuurvisie blijkt, zo menen deze leden.
Antwoord C17
Voor de kosten van de zoetwatermaatregelen is een verdeling gemaakt tussen Rijk en regio (provincies en waterschappen). Hiervoor wordt dus geen separaat beroep gedaan op de boeren in het gebied (zie antwoord op vraag C16).
Vraag C18
Hoe wordt gegarandeerd dat bij droge periodes het zoutniveau (20kg/sec) niet wordt overschreden? Wat doet dat met de KRW indien die kans op overschrijding niet kan worden uitgesloten?
Antwoord C18
Om de zoutlast vanuit een zout Volkerak-Zoommeer via de Volkeraksluizen op het Hollands Diep/Haringvliet te beperken tot 20 kg/s in perioden met lage Rijnafvoer, worden deze sluizen uitgerust met een innovatief zoet-zout scheidingssysteem (IZZS). Dit systeem bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder een vernieuwde manier van het inbrengen van lucht in de waterkolom (bellenscherm) en de doorspoeling van de schutkolken met zoet water. Voor alle onderdelen van het innovatieve zoet-zout scheidingssysteem is door ingenieursbureau Royal HaskoningDHV, in samenwerking met Deltares, een faalkansanalyse gemaakt.
De conclusies van deze studie zijn:
1. Met preventieve, correctieve en mitigerende maatregelen zijn de effecten bij het falen van het IZZS goed te beperken. De invloed van additionele zoutlast ten gevolge van het falen is als gevolg van deze maatregelen zelfs in zeer droge perioden minder dan die van de basiszoutlast, en vergelijkbaar met effecten door natuurlijke omstandigheden.
2. De effecten van het falen van het IZZS zijn sterk afhankelijk van het seizoen en meteorologische omstandigheden. In natte periodes zullen de effecten minimaal zijn.
3. De preventieve maatregelen hebben de voorkeur boven correctieve maatregelen, omdat deze maatregelen effectiever zijn. Correctieve maatregelen bestaan uit bijvoorbeeld uit het tijdelijk aanpassen van het schutproces (minder schuttingen, meer spoeldebiet door kolken) wat hinder voor de scheepvaart kan betekenen. Om het spoeldebiet door de kolken te vergroten zal water worden onttrokken aan het Hollands Diep. In een periode van lage Rijnafvoer zal dit ten koste gaan van de verziltingsbestrijding in de Nieuwe Waterweg. Het gevolg hiervan zou zijn dat het chloridegehalte bij het belangrijke zoetwaterinnamepunt Gouda oploopt. Dat kan worden vermeden door de maatregel ‘Doorvoer Krimpenerwaard’, waarmee zoet water uit de Lek wordt gebruikt om de verzilting van het innamepunt tegen te gaan. Deze maatregel maakt dan ook onderdeel uit van het maatregelenpakket behorend bij een zout Volkerak-Zoommeer. Bij het formuleren van de ontwerpeisen van het IZZS in de Volkeraksluizen zal de besproken faalkansanalyse worden betrokken.
Een zoutlast in de orde van 20 kg/s leidt in perioden met lage Rijnafvoeren tot een verhoging van de chlorideconcentratie met 55 tot 60 mg/l. Opgeteld met de achtergrondconcentratie van het rivierwater van ongeveer 130 mg/l in die omstandigheden, wordt het chloridegehalte circa 200 mg/l. Bij deze concentratie wordt nog steeds voldaan aan het KRW-vereiste van minder dan 300 mg/l voor het zoete water in de Rijn-Maasmonding.
Vraag C19
Wat is de invloed van de herintroductie van het schutbedrijf bij een aantal sluiscomplexen? Welke sluiscomplexen zijn dat? Wat doet dit met de zoetwaterbescherming Hoekse Waard en Voorne-Putten in het licht van het intensieve gebruik van de sluizen?
Antwoord C19
Bij de schutsluizen in de monding van de Brabantse rivieren zal het schutbedrijf bij een zout Volkerak-Zoommeer permanent worden ingezet. Bij een zoet Volkerak-Zoommeer gebeurt dit alleen in omstandigheden met overlast gevende blauwalgenbloei, dus in het zomerseizoen.
Ook deze sluizen zullen worden uitgerust met het innovatieve zoet-zout scheidingssysteem, waarbij door de aanvoer van extra zoet water via het Mark-Dintel-Vlietstelsel de resterende zoutlast wordt teruggedrongen. Door deze en andere in de RGV opgenomen zoetwatermaatregelen is van een zout Volkerak-Zoommeer geen of alleen zeer beperkte invloed te verwachten op de KRW-doelen voor de omringende wateren. Alleen in West-Brabant zullen in gebieden met ‘zoete’ KRW-doelen deze mogelijk niet volledig gehaald kunnen worden. Daar staat tegenover dat in gebieden met ‘brakke’ doelen de haalbaarheid juist verbetert. In de mondingen van de Brabantse rivieren zullen aan de buitenzijde van de sluizen, die dan niet langer permanent open staan, typische zoetwatersoorten verdwijnen.
De zoetwaterbescherming Hoekse Waard en Voorne-Putten gebeurt via het innovatieve zoet-zout scheidingssysteem in de Volkeraksluizen, zoals hierboven is uitgelegd. Zie ook het antwoord op vraag C18.
Vraag C20
Wat is de reden dat het Rijk een paar miljoen euro uittrekt om dwars door de haven van Tholen een dam met doorlaatopening aan te leggen, omdat de kans bestaat dat eens in de 1400 jaar het Volkerak-Zoommeer gebruikt moet worden als waterberging?
Is het niet een betere oplossing om in dat hypothetische geval de betrokken bewoners een riant hotel aan te bieden en dito schadevergoeding? Wat zegt de MKBA hierover? Is een schadevergoeding in dat geval niet veel goedkoper dan een dergelijke dure dam, die onderhouden moet worden tot in de verre toekomst? Waar komt deze behoefte tot geldverspilling toch vandaan, zo vragen deze leden.
Antwoord C20
Het project Waterberging Volkerak-Zoommeer maakt geen onderdeel uit van de rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer, maar van de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier. Dit project verkeert reeds in de uitvoeringsfase.
De reden dat er in de haven van Tholen een dam wordt aangelegd is het voorkomen van waardevermindering en waterschade die een groot deel van de woningen kan ondervinden bij de inzet van de waterberging.
De woningen zijn ontwikkeld voorafgaand aan het besluit over de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier en het besluit om het Volkerak-Zoommeer als waterberging in te zetten. Deze situatie leidt tot een waardevermindering van de woningen. Het Rijk is aansprakelijk voor zowel schade als waardevermindering. Het Rijk stond indertijd voor de keuze om schade en waardedaling te voorkomen of te vergoeden. Om een keuze te maken zijn verschillende alternatieven en de mogelijke gevolgen naast elkaar gelegd. Het beheeraspect van de dam is ook meegenomen in de afweging. De bewoners hebben aangegeven een sterke voorkeur te hebben voor een keermiddel. Uiteindelijk is gekozen voor het voorkomen van schade in plaats van het vergoeden daarvan, vanwege de maatschappelijke voorkeur, het aantal woningen dat kan worden getroffen en de hoge waarde van het vastgoed.
Vraag C21
Kunnen de effecten die niet in geld zijn uit te drukken alsnog worden opgenomen in deze MKBA, zo vragen deze leden. Gaat de minister een proces in gang zetten om het CPB de opdracht te geven een manier te ontwikkelen om zaken die niet in geld zijn uit te drukken een waarde te kunnen geven? Deze leden denken daarbij bijvoorbeeld aan natuurwaarden, gezondheidswaarden, leefomgeving, welvaartseffecten in de toekomst, verbetering luchtkwaliteit et cetera. Zo nee, waarom niet? Zonder onvriendelijk te willen zijn vragen deze leden of er gewerkt kan worden aan een beter leesbare versie van dit MKBA. Het lezen van dit exemplaar is een studie op zich en draagt daardoor niet bij aan besluitvorming, zo menen deze leden.
Antwoord C21
Niet-monetariseerbare baten staan in het plan-MER en zijn reeds als kwalitatieve score overgenomen in de MKBA. Voor zover monetariseerbaar, zijn natuurbaten uit de plan-MER in de MKBA opgenomen. De werkwijze is conform de leidraad voor de MKBA, zoals opgesteld door het PBL en CPB.
De MKBA zal daarom op deze punten niet worden aangepast.
Waarden, zoals de verbetering van de luchtkwaliteit, gezondheid en toekomstige welvaartseffecten worden momenteel al zo goed als mogelijk in geld uitgedrukt in de MKBA.
Het monetariseren van natuurwaarden en kwaliteitsverandering van de leefomgeving is reeds in ontwikkeling en onderwerp van studie. Het is daarom niet nodig hiervoor opdracht te geven.
Het spijt me te moeten vernemen dat de MKBA niet overal even gemakkelijk leest. Er is evenwel getracht de toegankelijkheid van de MKBA te vergroten door een samenvatting bij de stukken te voegen. Hierin zijn de hoofdlijnen van de MKBA opgenomen.
Onderdeel D: Beantwoording van de vragen van de CDA-fractie
Vraag D1
Tijdens het wetgevingsoverleg Water (gehouden op 17 november 2014) stelde de minister van Infrastructuur en Milieu dat de zoetwater ‘stresstest’ van het hoofdwatersysteem beschikbaar zal zijn voordat het definitieve financiële besluit over de ontwerp-RGV genomen wordt. Wordt de zoetwater stresstest van het hoofdwatersysteem betrokken bij deze definitieve beslissing, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zo nee, waarom niet?
Antwoord D1
Met het onderzoek dat in het kader van de rijksstructuurvisie is uitgevoerd is reeds veel informatie over het functioneren van het betreffende hoofdwatersysteem beschikbaar gekomen en over de mogelijke effecten van het weer zout maken van het Volkerak Zoommeer. Er is een maatregelenpakket vastgesteld voor een alternatieve zoetwatervoorziening bij een zout Volkerak-Zoommeer. Deze maatregelen zullen per saldo leiden tot een betere watervoorziening (betere kwaliteit, meer leveringszekerheid) dan de huidige situatie. Dit wordt bevestigd door de MKBA. Verder blijkt uit onderzoek dat de voorgenomen maatregel voor het Brielse Meer (inlaatpunt Spijkenisse) voldoende is om de mogelijke extra verzilting vanuit het Volkerak-Zoommeer in droogtesituaties, zoals voorgekomen in de periode 2000-2013, op te vangen.
De stresstest die wordt uitgevoerd in het kader van het Deltaprogramma, draagt bij aan de verdere kennisontwikkeling over het functioneren van hoofdwatersysteem in dit gebied ten behoeve van toekomstige besluiten zoals over de verdieping van de Nieuwe Waterweg. In het kader van de besluitvorming over de RGV heeft al een onderzoek naar cumulatieve effecten plaatsgevonden. In het voorjaar 2015 worden de uitkomsten van de stresstest verwacht. Als de stresstest relevante nieuwe informatie oplevert zal deze bij de financiële besluitvorming over het Volkerak-Zoommeer worden betrokken.
Vraag D2
Deze leden vragen de regering wat de knelpunten zijn voor de dekking van de kosten voor de maatregelen van de ontwerp-RGV. Wat is het proces om te komen tot deze robuuste financiering?
Antwoord D2
Op de rijksbegroting zijn door de noodzaak van scherpe prioritering onvoldoende middelen beschikbaar voor de uitvoering van het ontwikkelperspectief in de RGV. Omdat ook de regio belang hecht aan een ecologisch veerkrachtige en economisch vitale delta en door de huidige kwaliteit van Grevelingen en Volkerak-Zoommeer regionale baten worden gemist, is in 2013 onder regie van de betrokken provincies (parallel aan de RGV) het Programma Gebiedsontwikkeling Grevelingen en Volkerak-Zoommeer gestart. Hierin zijn met inschakeling van de markt en gebruikers innovatieve bekostigingsmogelijkheden bezien, inclusief de mogelijkheden van kostenoptimalisatie en -besparing. Dat programma leverde nog geen kostendekking op. Daarom is afgelopen zomer afgesproken dat regio en Rijk gezamenlijk een doorstart maken met het Programma Gebiedsontwikkeling 2e fase. Hierin wordt verder onderzocht wat de financieringsmogelijkheden zijn van regio, Rijk, markt, gebruikers en ook de subsidiemogelijkheden vanuit de EU.
Dit traject moet uiteindelijk uiterlijk eind 2015 zijn afgerond, met als doel om te komen tot sluitende afspraken tussen regio, Rijk en markt over de bekostiging van de maatregelen uit de RGV. Zie verder ook de antwoorden op de vragen A6, C2, C3 en C7.
Vraag D3
In de beantwoording op de feitelijke vragen en in het wetgevingsoverleg Water van 17 november 2014 gaf de minister van Infrastructuur en Milieu aan dat het Volkerak-Zoommeer niet van nationaal belang is voor de zoetwatervoorziening. Deze leden zouden in plaats van deze kwalificatie graag vernemen of er uit de berekeningen blijkt dat het zout maken van het Volkerak-Zoommeer geen effecten heeft op de zoetwatervoorziening van het hoofdwatersysteem. Is dit het geval? Kan de regering onderbouwen of het hoofdwatersysteem de verzilting van het Volkerak-Zoommeer aan kan? Zo nee, hoe worden deze effecten dan aangepakt? Zijn de maatregelen ten behoeve van de zoetwatervoorziening die genomen worden in het Deltaprogramma voldoende voor het tegengaan van klimaatverandering, de verdieping van de Nieuwe Waterweg en de verzilting van het Volkerak-Zoommeer, zo vragen deze leden.
Antwoord D3
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen A2 en C18.
Daaraan kan worden toegevoegd dat de effecten van de verdieping van de Nieuwe Waterweg momenteel in het kader van de stresstest worden onderzocht. Daarbij worden ook het tegengaan van de effecten van klimaatverandering en het zout maken van het Volkerak-Zoommeer betrokken.
Vraag D4
De leden van de CDA-fractie vragen of de gevolgen van het toekomstige zoutlek van de Volkeraksluizen voldoende onderzocht zijn.
Antwoord D4
Zie het antwoord op vraag C18.
Vraag D5
De zoutlek van de Volkeraksluizen beïnvloedt de waterkwaliteit van een zeer groot en zeer belangrijk afnamegebied van zoet water uit het Hollands Diep en Haringvliet, zo merken deze leden op. Naast de agrarische gebieden op Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard, de Krimpenerwaard en Voorne-Putten, zijn ook de Rotterdamse Haven, drinkwatervoorziening, industrie en glastuinbouw in het Westland via het Brielse Meer/Bernisse-systeem, afhankelijk van goede kwaliteit zoet water uit het Haringvliet. Deze leden verzoeken de regering om een uitgebreide reactie op dit punt.
De leden van de CDA-fractie vragen of de cumulatieve effecten van het Kierbesluit, het zout maken van het Volkerak-Zoommeer en de verdieping van de Nieuwe Waterweg bij een situatie van lage rivierafvoer de waterkwaliteit in het Haringvliet in gevaar kunnen brengen, met alle gevolgen van dien, omdat bij lagere rivierafvoer de voorkeur zal worden gegeven voor het zoet houden van de Nieuwe Waterweg.
Deze leden zouden graag van de regering vernemen hoe zij hier naar kijkt. Kan de waterkwaliteit van het Haringvliet worden verzekerd, zo vragen deze leden. Hoe wordt de waterkwaliteit van het Haringvliet geborgd?
Antwoord D5
De waterkwaliteit van het Haringvliet en de zoetwatervoorziening vanuit dit bekken worden door de volgende maatregelen geborgd:
· innovatieve zoet-zoutscheiding bij de Volkeraksluizen
· inlaat Spijkenisse
· aanpassing drinkwatervoorziening Ouddorp
· de maatregelen behorend bij het Kierbesluit
Voor een uitgebreide reactie wordt verwezen naar de beantwoording van de vragen van C18. Voor wat betreft de Nieuwe Waterweg wordt verwezen naar het antwoord op vraag D3.
Vraag D6
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of zij een toelichting kan geven op de uitkomsten van het Deltares rapport ‘verkenning effecten van ingrepen en maatregelen op de verzilting in West-Nederland’. Hoe is dit rapport betrokken bij het ontwerpbesluit Grevelingen en Volkerak-Zoommeer? Wat vindt de regering van de stelling dat er ‘niet kwantificeerbare onzekerheden’ zijn en dat de verzilting stroomopwaarts gevolgen heeft, zo vragen deze leden.
Antwoord D6
In het genoemde Deltares-rapport zijn de effecten van een nieuwe zeesluis IJmuiden, de eventuele verdieping van de Nieuwe Waterweg en een weer zout Volkerak-Zoommeer geanalyseerd. Daarbij is gekeken naar het cumulatieve effect ervan op de verzilting van het hoofdwatersysteem in Zuidwest en West-Nederland, ook bij diverse klimaatscenario’s. Voor de analyse is gebruik gemaakt van reeds beschikbare berekeningen, kennis en inzichten uit eerdere rapporten over de ingrepen, en dus ook van die voor een weer zout Volkerak-Zoommeer.
De uitkomsten voor de eventuele verdieping van de Nieuwe Waterweg en de zeesluis IJmuiden konden niet worden betrokken bij de vaststelling van de ontwerp-RGV, maar deze komen nagenoeg overeen met de uitkomsten van de studies die voor het MER bij de RGV zijn uitgevoerd. Daarnaast zijn de maatregelen, die in de studie van Deltares worden genoemd ter vergroting van de robuustheid van het hoofdwatersysteem, ook opgenomen in het maatregelenpakket in de RGV. Het gaat hierbij om de KWA+ (onder meer Doorvoer Krimpenerwaard), inlaat Brielse Meer via de inlaatsluis Spijkenisse en de doorvoer van 3,5 m3/s uit het Hollands Diep via de Roode Vaart.
In afwijking van eerdere studies trekt het rapport van Deltares de voorlopige conclusie dat een weer zout Volkerak-Zoommeer geen significant effect heeft op het inlaatpunt Gouda (zie het antwoord op C 18).
In het Deltaresrapport wordt het effect van een zout Volkerak-Zoommeer op de inname van drinkwater uit het Haringvliet gesignaleerd. In de RGV is hiermee rekening gehouden door de aanpassing van drinkwatervoorziening Ouddorp in het maatregelenpakket op te nemen (zie tabel 4.1 in de RGV).
De ‘stelling’ over niet-kwantificeerbare onzekerheden is afkomstig uit de volgende passage uit het rapport: “Deze studie rust op de meest up-to-date systeemkennis en maakt gebruik van de beste diagnostische middelen om met beperkte tijd het gehele systeem te analyseren. Tegelijkertijd leidt de complexiteit van het systeem in zekere mate tot onzekerheden. De hier gepresenteerde resultaten kunnen worden beschouwd als robuust, maar tegelijkertijd zijn onzekerheden niet kwantificeerbaar.” Deze passage benadrukt dat de gepresenteerde informatie niet als absolute en permanente waarheid kan worden opgevat en dat allerlei ontwikkelingen in de toekomst, waarvan het grootste deel een hoog onzekerheidsgehalte heeft (zoals klimaatverandering), kunnen leiden tot het herzien van uitkomsten en conclusies. Dit onderstreept de noodzaak voor een adaptieve aanpak van de verziltingsproblematiek.
De in de vraag aangehaalde ‘stelling’ dat de verzilting stroomopwaarts gevolgen heeft, is in het rapport van Deltares niet aangetroffen.
Komt er nog een concluderende samenvatting n.a.v. de beantwoording? Voor een leek als mij is veel niet helemaal duidelijk.
Mvg,
Marcel