DROOGTE: DE FEITEN MOETEN WEL KLOPPEN

 


| 01-10-2020 |

 

Nu de warme, relatief droge zomer voorbij is, verschijnen er weer tal van artikelen over het veranderende klimaat en de steeds droger wordende zomers. De droogte wordt langzaam een erkend probleem. Het wordt ook steeds moeilijker voor de klimaatontkenners vol te houden dat er niets aan de hand is. De ongekend hevige natuurbranden in het droge westen van de Verenigde Staten veroorzaken veel schade en langzaamaan gaan steeds meer politici inzien dat de klimaatverandering een groeiend economisch, maatschappelijk en financieel risico gaat opleveren.

Ook in Nederland worden de schaderisico’s voor vastgoed (bodemdaling), landbouw, natuur, arbeidsprestaties en transport steeds duidelijker. In onze delta blijkt de kans op extreem laagwater op onze rivieren – onze transportassen – snel toe te nemen en dit met enorme gevolgen. De Rijn was vroeger een echte smeltrivier waar regenwater zeker in de zomer een ondergeschikte rol speelde. Met het smelten van de gletsjers wordt regenwater steeds belangrijker. De Maas was altijd al een echte regenrivier. Daarom is al meer dan honderd jaar geleden die problematiek opgepakt om de scheepvaart en de continuïteit van het goederentransport op de Maas te borgen door kanalisatie.

De afgelopen jaren was de Rijn steeds vaker beperkt bevaarbaar met alle gevolgen voor het goederentransport over het Rijn-Waal systeem. In de droge zomer van 2018 leden Duitse industriële bedrijven zoals Thyssen-Krupp en BASF, die voor hun grondstoffen en halffabricaten in hoge mate van vervoer over water afhankelijk zijn, grote schades. Voor de Europese en Nederlandse economie zou dit moeten betekenen dat we gaan nadenken over de toekomst van het vervoer over water en met name hoe de bevaarbaarheid van het Rijn-Waal systeem ook in de zomer kan worden geborgd. Als kanalisatie en stuwing van ons riviersysteem een reële optie wordt voor de toekomst moeten onze bestuurders wel in de juiste mindset komen. Dat wil allereerst zeggen: de juiste informatie krijgen. 

De laatste twee jaar wordt er – wanneer het over de droogte gaat –  de fabel hooggehouden dat 1976 een recordjaar zou zijn. Ik heb herhaaldelijk, volstrekt te vergeefs overigens , landelijke media zoals de Volkskrant en de NRC benaderd met de juiste cijfers over droogterecords in Nederland. Daarbij is helder dat 1976 wel een relatief droog jaar was, maar zeker geen record.

Deze ‘kwaliteitskranten’ maakten, als het over de droogte ging, steeds opnieuw dezelfde fout om 1976 als recordjaar aan te duiden, dit  vaak met behulp van een diagram. 1976 was met een gemiddelde neerslag in Nederland van 536,3 mm een stevig droog jaar. Maar 1921 was met een gemiddelde neerslag in Nederland van 387,3 mm ruim 27 % droger.

De ‘bron’ van al die ergernis? De Unie Van Waterschappen. In de septembernieuwsbrief (2020) wordt wederom 1976 als recordjaar aangeduid. Er was op 24 september een speciale editie:  “Droogtespecial: is droogte fake news?” Ja inderdaad:  de UVW veroorzaakt zelf FAKE NEWS!

Waarom maak ik daar een punt van? Nu langzaam tot politici door gaat dringen dat droogte een groeiend probleem is, moeten de feiten wel kloppen. Door de eeuwen heen hebben de gegevens van de waterschappen een belangrijke rol gespeeld bij de voorzorgmaatregelen die genomen werden. Na nieuwe extreme hoogwaterervaringen werden vanaf dat moment de dijken aan die nieuwe ervaringen aangepast. Ervaringen maken immers wijs. Nu droogte een erkend probleem wordt en voorzorgmaatregelen in het zicht komen, moet men zich de ervaringen uit het verleden weer eigen maken.

De ellende nu is dat veel kennis de beleidsmakers niet meer bereikt. Wat gevonden wordt met Google is vaak de kennisgrens. Dat leidt tot eindeloos elkaar na papagaaien (de 1976 is het record: onzin!). Helder moet worden dat ook de kennis uit nog niet digitaal ontsloten archieven en boeken betrokken moet worden bij de beleidsontwikkeling. Zeker als het beleid is dat pas over bijvoorbeeld dertig jaar gerealiseerd zou kunnen zijn, zoals kanalisering van het Rijn-Waal systeem of sluizen in de Nieuwe Waterweg. 

De lage waterstanden van 2018 leverden forse problemen op voor de scheepvaart. De waterstanden in 1949 en 1921 waren nog veel lager. Maar de droogteperiode in 2018 was vergeleken met 1921 KORT. In 1920/1921 duurde deze ZESTIEN MAANDEN! De record droogteperiode liep van september 1920 tot december 1921, waarin alleen januari 1921 qua neerslag een min of meer normale maand was. Een normaal landelijk gemiddelde zou 1094 mm neerlag voor deze periode van 16 maanden in die tijd zijn geweest. De werkelijkheid was 544 mm. Landelijk was er dus een neerslagtekort over die zestien maanden van 550 mm. Dat over een periode van zestien maanden slechts de helft neerslag valt van normaal was ongekend! Lokaal sloeg de droogte nog veel sterker toe. Het ergst getroffen werden het rivierengebied, oostelijk Noord-Brabant, Noord-Limburg en Zeeland. In Gorinchem viel in die 16 maanden nog geen 400 mm. In het Zeeuwse Kerkwerve viel tussen oktober 1920 en september 1921 slechts 223 mm! Het landelijk gemiddelde werd opgetrokken door het noorden. In Vlieland viel in die zestien maanden 806 mm. Dus meer dan twee keer zoveel als in Gorinchem. Behalve dat die zestien maanden zeer droog waren, waren er nog opvallende kenmerken: de gemiddeld hoge luchtdruk en de relatief grote verschillen in dag en nachttemperatuur.

Droogte zal steeds vaker gaan voorkomen. Daar moet rekening mee gehouden gaan worden. Er zijn maatregelen nodig. Water vasthouden op de hoge zandgronden maar ook het waterbeheer op de rivieren zal moeten veranderen. Is die kennis nieuw? NEE!

In “De toekomstige drinkwater voorziening van Nederland”, een publicatie van de Centrale Commissie voor Drinkwatervoorziening uit 1965,  en de rapportage uit 1940 van de Commissie Drinkwatervoorziening Westen des Lands werd al gewaarschuwd voor toenemend drogere zomers en de te verwachte schaarste en verzilting van de zoetwatervoorraden.                                                 Ook  “De waterhuishouding van Nederland”, een nota samengesteld door Rijkswaterstaat uit 1968, maakte al melding van deze (te verwachten) problematiek. Met onder andere het advies: te komen tot sluizen in de Nieuwe Waterweg zodat – in voorkomende gevallen – het zoetwaterverlies van circa 750 kubieke meter per seconde beperkt zou kunnen worden.  

In 2000 bracht de Commissie Waterbeheer 21e eeuw haar rapportage uit. Die rapportage “Waterbeheer voor de 21e eeuw (.PDF)” (WB21) gaat niet alleen over een teveel aan water, maar behandelt nadrukkelijk ook de beschikbaarheid van zoet water. Door de ontwikkelingen in klimaat, bodemdaling en zeespiegelstijging, alsmede veranderingen in het beheer en gebruik van de bodem, veranderen de beschikbaarheid en de behoefte aan zoet water. WB21 zegt daar op een aantal plaatsen iets over. Het meest markant en helder op pagina 72 van het basisrapport: “Specifiek voor Laag Nederland speelt het probleem van de verzilting. Door de zeespiegelstijging en de bodemdaling neemt de verzilting toe in de lage polders langs de kust in Zuidwest Nederland, achter de Hollandse duinenrij. Dit zal consequenties hebben voor het grondgebruik, met name voor landbouw en natuur. Door toenemende verzilting en drogere zomers zal de vraag naar zoet water voor doorspoeling en beregening in West Nederland toenemen. De aanvoer van zoet water zal echter juist afnemen. In Zuidwest Nederland zal de beschikbaarheid van zoet water in toenemende mate een knelpunt worden voor de daar aanwezige glastuinbouw, vollegronds-tuinbouw, bollenteelt en ook de akkerbouw. De commissie wil daarom aandringen op het aanleggen van zoetwatervoorraden binnen de regio’s. Ook de verdeling van rivierwater over diverse watervragers verdient een kritische afweging” ( einde citaat WB21).

Over de droogte van 1920-1921 heeft  Ad Vermaas in 1996 in de Weerspiegel (het blad van de Vereniging voor Weerkunde en Klimatologie) een buitengewoon goed leesbaar stuk geschreven, dat nog steeds actueel is. Eerder schreef ik zelf “Droogte en drinkwater” en “De honger naar zoet water”.

Er moet echt wat gaan gebeuren. De droogteperiodes zullen toenemen met alle gevolgen van dien. De ervaringen uit het verleden kunnen ons helpen de juiste maatregelen te nemen. Dan zullen die ervaringen en de daaruit voortkomende adviezen wel ter harte moeten worden genomen.  De eerste stap moet zijn: eerlijke en juiste informatie. Zeker publicaties van de Unie van Waterschappen moeten niet alleen taalkundig kloppen maar ook de feiten dienen te kloppen. Dan is de kans dat de politiek de juiste maatregelen tijdig gaat nemen groter.

 

Louis van der Kallen.