DE TOEKOMST VAN DE BIESBOSCH

 


 

DE TOEKOMST VAN DE BIESBOSCH

Door: W. Borm en C. Huijgens

De Biesbosch van vroeger wordt gekoesterd. Boeken met historische prenten en sfeerimpressies gaan als zoete broodjes over de toonbank.

Met de ´terug in de tijd doelstelling´ zoetwatergetijdenmilieu voor het Nationaal Park wordt er op papier nog altijd een getijdengebied neergezet, terwijl in werkelijkheid het buitendijkse milieu onder invloed staat van de rivieren.
Sterft de Biesbosch een langzame dood of herrijst ze als natuurgebied?

Veranderend landschap
Dat de oude Biesbosch verdwijnt, is iedere trouwe bezoeker meer dan duidelijk. Hiervan getuigen boeken als “De Biesbosch, het karakter na de grote verandering” en “Van hennip tot netelbos”, onderzoeken en inventarisaties. Afkalving en bodemaanslibbing zijn de belangrijkste processen. Na 1970 nam de verontreiniging van de waterbodems hier ongekende vormen aan. Het buitendijks milieu kreeg een bedenkelijke kwaliteit en bleef vanwege het onregelmatige riviergedrag soortenarm. Robuust en dynamisch, roepen de liefhebbers van zo´n ruig landschap. Kwantiteit, maar geen kwaliteit, waarschuwen de biologen.
Op hogere en geïsoleerde plaatsen hebben vervuiling en verstoring gelukkig minder invloed. Men kan er waardevolle bosontwikkeling en moerasvorming waarnemen.
Geïsoleerde natuurpoldertjes veranderden in ware vogelparadijzen.
In de Biesbosch leidde menig natuurproject tot een teleurstelling. Dit door het streven naar zogenaamde oorspronkelijkheid middels herstelwerkzaamheden, in plaats van in te spelen op veranderingen.
Zelfs veertig jaar na de afsluiting van het Haringvliet werd een poging ondernomen om in de Zuiderklip een zoetwatergetijdenmilieu te krijgen.
Het ontbreken van doorstroming en getij veroorzaakte deze zomer al een brei als erwtensoep, een dikke laag draadalg bedekte het wateroppervlak (zie foto).

afb 1 BB.11-08-09.12

De Zuiderklip bij de observatiepost op 11 augustus 2009 Foto: C. Huijgens

Voor het project Zuiderklip wordt de komende periode aan de hand van een milieueffectrapportage gezocht naar een betere inrichting.

Met een bestemmingswijziging van getijdengebied naar bijvoorbeeld water, moeras, rietvelden en weidevogelgebied kan dit hart van de Brabantse Biesbosch alsnog een natuurfunctie krijgen.
Als er goede milieuvoorwaarden worden geschapen door inrichting en beheer, dan kan de natuur hier zelf een duurzame invulling aan geven.

De Biesbosch op weg naar een Natura 2000 gebied
De Biesbosch staat op de nominatie om een Natura 2000 gebied te worden en de procedure hiervoor gaat al in 2009 van start. De Europese Unie wil hiermee de achteruitgang in biodiversiteit stoppen. Om in aanmerking te komen zijn duurzame en kwalitatief goede ontwikkelingsmogelijkheden vereist.
In opdracht van het ministerie van LNV starten de DLG (Dienst Landelijk Gebied) en Staatsbosbeheer met betrokkenen in september 2009 met het samenstellen van het beheerplan voor de Biesbosch. Het plan gaat de locaties van de in stand te houden natuurwaarden beschrijven, geeft aan waar en in welke mate en in welk tempo natuurwaarden moeten worden ontwikkeld, omschrijft de beleid- en beheersmaatregelen die nodig zijn om de doelen te bereiken of te handhaven, welke bestaande activiteiten hiervoor schadelijk zijn en hoe de uitvoering van het beheerplan verder wordt gemonitord en gefinancierd. Dit beheerplan is al in december 2010 in concept gereed. Als parkbeheerder heeft Staatsbosbeheer invloed op de binnendijkse en hogere delen. Hier kan het nieuwe beheerplan zich op richten. Voor het buitendijks gebied kunnen slecht globale verwachtingen en wensen beschreven worden. Daar bepaalt straks het integraal landelijk waterbeheer de gang van zaken. Het komende Nationaal Waterplan heeft twee hoofddoelen, namelijk waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Welke rol kan de Biesbosch hierin spelen?

De Biesbosch en de waterveiligheid
Bij hoge rivierafvoeren ligt de Biesbosch op de overgang van waterafvoer naar noodberging. Nu krijgt de Noordwaard een belangrijke functie in de nooddoorstroming van het Rijnwater. De doorstromingsfunctie van de Brabantse Biesbosch is echter te verwaarlozen, omdat het water dat via de smalle Bergse Maas wordt aangevoerd gemakkelijk is te verwerken door de rivier de Amer. Het ziet ernaar uit dat hier de rol als wateropvang van grotere betekenis zal zijn.
Het artikel in BN/De Stem van P. de Schipper “Dongemondregio diep onder water bij overstroming” van 26 november 2008 maakt de noodzaak en het ruimtetekort wat betreft wateropvangcapaciteit duidelijk. Een overstroming van de Randstad kan onze maatschappij ontwrichten. Bij zeer hoge rivierafvoeren gaat dan ook het Rijnmondgebied dicht en stroomt het water richting Biesbosch en Haringvliet. Nu is het Haringvliet voor tijdelijke rivierwateropvang in de Zuidwestelijke Delta te klein. Stagnatie van doorstroming in het Hollandsch Diep vergroot bij hoge rivierafvoeren het overstromingsrisico in de regio ten oosten van Moerdijk.
Zuidwest Nederland voelt nu al nattigheid.
Veel zal afhangen van de keuzes die gemaakt gaan worden voor de inrichting van de Zuidwestelijke Delta. Alleen als daar de noodberging- en spuimogelijkheden maximaal benut worden kan het overstromingsgevaar in de Biesboschregio worden beperkt.

afb 2 kaart Dongemond

Overstromingskaart Dongemondregio Kaart: BN/De Stem

De Biesbosch en de zoetwatervoorziening
Regionale zoetwatervoorziening is afhankelijk van de aanvoer uit het hoofdwatersysteem. De herijking van de zoetwaterverdeling in Nederland start in 2009 en dient in 2015 afgerond te zijn. Deze verdeling bepaalt onder meer de inrichtingmogelijkheden voor de wateren van de Zuidwestelijke Delta. De kans bestaat dat het Volkerak-Zoommeer, het op een na grootste zoetwaterbassin van Nederland, zout gaat worden. Het zoete water van het Haringvliet dreigt vervolgens door de Kier (experimentele doorstroming van zout water bij de Haringvlietsluizen), door achterwaartse verzilting via het Spui en door zoutindring bij de Volkeraksluizen te worden besmet. Het tijdelijk of definitief in onbruik raken van innamepunten van zoet water maakt het noodzakelijk om alternatieve voorzieningen aan te brengen en voor tijden van schaarste voorraadvorming te creëren.

Toen in de zestiger jaren in de Biesbosch de spaarbekkens werden aangelegd zagen velen het verdwijnen van de landbouwpolders als een bedreiging. Toch maakten deze bekkens de weg vrij voor de instelling van een Nationaal Park. Uiteindelijk bleek een vierde spaarbekken overbodig.
Zoetwatervoorraden in open verbinding met het riviersysteem lopen het risico dat ze verontreinigd kunnen worden. De enige kwalitatief hoogwaardige voorraadvorming die zekerheid geeft, is die in spaarbekkens. Tot nu toe zijn er in de Biesbosch drie aangelegd. Met het te verwachten verlies aan zoetwaterbuffers neemt de vraag toe en is het niet denkbeeldig dat er weer gedacht gaat worden over de aanleg van een of meer spaarbekkens in de Biesboschregio. Gezien de locatie en de bestaande infrastructuur ligt deze keuze voor de hand.
Mocht er afgezien worden van de verzilting van het Volkerak-Zoommeer en kunnen bij de herijking van de zoetwaterverdeling in Nederland de zoetwatervoorraden in de Zuidwestelijke Delta behouden blijven, dan zijn de bestaande bekkens in de Biesbosch voldoende.

De beste combinatie
Veel is nog onzeker wat betreft de buitendijkse Biesbosch.
Als we eindigen met een duurzaam Nationaal Waterplan, een bij hoge rivierafvoeren overstroombare Noordwaard, schone kunstmatige meren in de vorm van spaarbekkens en een nieuw beheerplan voor de natuurpolders en hogere gronden, dan is deze combinatie het best haalbare voor de toekomst van het Nationaal Park.
Wellicht voldoet de Biesbosch hiermee aan de normen voor Natura 2000.


IS HET EXPERIMENT DE KIER ACHTERHAALD?


IS HET EXPERIMENT DE KIER ACHTERHAALD?

door: W. Borm en C. Huijgens

Het complex van de Haringvlietsluizen vormt vanaf 1970 de grote regelkraan van de Nederlandse rivierwaterhuishouding. Door alleen te spuien, lozen we er zoetwatervis in zee en kunnen trekvissen onze rivieren niet bereiken. Het integraal overleg Haringvliet – Hollandsch Diep – Biesbosch leidde begin negentiger jaren tot het plan om enkele sluisdeuren de klok rond op een kier te zetten en zo een verbinding tussen zout en zoet tot stand te brengen. Men hoopte hiermee de situatie voor de natuur te kunnen verbeteren. Voor de tweede maal is het op een kier zetten van de sluizen uitgesteld. De planstudie van de Kier is afgerond en het ligt in de bedoeling dat die in 2010 operationeel wordt. Voor de kwaliteit van de deltawateren lijkt de Kier overbodig en zelfs bedreigend. Heeft het nog zin hiermee door te gaan?

Aalscholver.Brouwersdam.02-03-08.Cor Huijgens.

De aalscholver (Phalacrocorax carbo) houdt de visstand gezond door het wegvangen van langzame en zieke exemplaren. Foto: C.Huijgens

Wisselende milieuomstandigheden
Vanaf de begintijd zal de Kier enkele maanden per jaar op non-actief staan door de steeds vaker voorkomende lage rivierafvoeren in de zomer. Tellen we daar de sluitingen als gevolg van hoge zeewaterstanden bij op, dan werkt de Kier nog maar 6 tot 8 maanden per jaar. Getemd getij, een vervolgstap op de Kier, is dan ook uit beeld verdwenen. Getijde vanuit het Haringvliet zal de Biesbosch nooit meer bereiken. In periodes met geringe rivierwaterafvoer wordt eerst al het brakke water geloosd. Na dit ´zoetspoelen´ sluit men de sluizen om indring van zout tegen te gaan. Het milieu van het Haringvliet verandert hierbij aanzienlijk. Bij het opnieuw laten binnenstromen van zeewater vindt een omgekeerd proces plaats. Deze wisselingen van milieu veroorzaken sterfte van organismen die afhankelijk zijn van brak water en getijden óf van levensvormen gebonden aan stabiel en zoet water. Die ongunstige omstandigheden, direct veroorzaakt door de Kier, maken dat er van duurzame natuurontwikkeling in het Haringvliet geen sprake meer zal zijn. Het beoogde herstel van de ecologische relatie tussen zee en rivieren blijft naar verwachting beperkt tot incidentele waarnemingen van verdwaalde vissen. Dit alles staat haaks op het streven naar gezonde deltawateren.

Wulp.Burgsluis.02-03-08.Cor Huijgens.

De wulp (Numenius arquata) zoekt haar voedsel op vlakke stranden en moddervlakten. Foto: C.Huijgens

Zoutproblemen in het Haringvliet
Het gedrag van het zout vormt de grootste onzekerheid. Men wil de zoutgrens tot maximaal 8 km oostwaarts van de sluizen, maar hoe zal het water in het Haringvliet zich mengen? In hoeverre schiet een zoute tong onder het zoete water door? Is het water in het Haringvliet wel voldoende in beweging? Zal de overgang van zoet naar zout niet te abrupt zijn voor het aanpassingsvermogen van organismen zoals trekvissen ? Kan men eenvoudig de indring van zout stoppen? Zolang deze vragen onvoldoende beantwoord zijn, vormt ook dit aspect van het experiment een risico.

Bijstelling of evaluatie achteraf?
Door lerend beheren wil Rijkswaterstaat hier ervaring opdoen. Nu heeft de ervaring al geleerd dat experimenteren met Deltawateren op termijn problemen kan opleveren.
De precieze invloed van de Kier op de natuur weten we pas na de evaluatie die op zijn vroegst in 2015 start. Uiteraard zullen er dan meer trekvissen waargenomen zijn dan bij met vloed volledig gesloten sluizen, maar om op basis hiervan het experiment als geslaagd te beschouwen zou wel heel kort door de bocht zijn. Als er immers geen sprake is van continuïteit in natuurontwikkeling, maar van onregelmatig terugkerende milieuwisselingen met vergaande ecologische gevolgen, dan weten we nu al dat het plan mislukt.

Ondanks alle goede bedoelingen wordt oude planvorming naar verwachting niet lang meer vastgehouden en vindt er bijstelling plaats. Als het experiment meer kwaad dan goed doet, dan is het verstandig om zelfs in deze vergevorderde fase het project af te blazen. Wanneer er een permanente en geleidelijke overgang van zout naar zoet komt via de Oosterschelde, levert de Kier geen enkele bijdrage en is de natuur in de Delta gebaat bij Haringvlietsluizen die alleen spuien ter verhoging van de veiligheid of de milieukwaliteit. Stabiliteit van het zoete milieu in het Haringvliet is ecologisch en economisch van belang en voorkomt verzilting van het grondwater van de omringende gebieden. Het stabiele milieu zal een positieve invloed hebben op aangrenzende natuurgebieden en inname van zoet water is weer overal mogelijk.

Wijziging plannen Haringvliet
Bij de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier is voornamelijk gekeken naar de rivieren in combinatie met slechts het Haringvliet en de noodberging Krammer/Volkerak, en nauwelijks naar de gehele zuidwestelijke Delta. Zodra er een grote gecombineerde Deltaberging in zicht komt en de verbindingen tussen de deltawateren onderling worden hersteld, is heroverweging en afstemming van samenhangende projecten gewenst. Een meer integrale en duurzame aanpak van het waterbeheer garandeert onze veiligheid en verbetert de ecologische relatie tussen zee en rivieren. Op dat laatste wacht natuurminnend Nederland al tientallen jaren.