OVER WATER – 162: KENNISCONGRES OOSTERSCHELDE 

 

| 10-11-2018 | 17.00 uur |


 

OVER WATER – 162: KENNISCONGRES OOSTERSCHELDE 

Afgelopen maand was het “KennisCongres Oosterschelde” in het Ir Topshuis te Vrouwenpolder. Alleen al het gebouw is voor mij bijzonder. Het is één van de RWS gebouwen in Nederland waar het gebeurt. Vanuit dit gebouw wordt het waterbeheer van de grote wateren en de waterveiligheid van de Delta geregeld. Al bij de betreding van de centrale hal word je al trots bij het waterbeheer betrokken te zijn. Het ” EAU YEAH! Bring in the Dutch EAU YEAH! ” springt je tegemoet.

Het congres was bedoeld om samen met belanghebbenden, deskundigen en bestuurders na te denken over de toekomst van de Oosterschelde. Nu helder wordt dat de stormvloedkering, mede door de verwachte klimaatveranderingen en de zeespiegelstijging, niet de levensduur zal hebben die de ontwerpers voor ogen hadden, is het tijd om in een vroeg stadium na te gaan denken over de toekomst van het gebied met de Oosterschelde als stralend middelpunt. Het eerste wat mij aan de congresgangers opviel, is de bijna totale afwezigheid van West-Brabanders. Alsof West-Brabant geen belang heeft bij de toekomst van dit deel van onze regio.

De eerste spreker was Prof. Dr. Sybren Drijfhout van de universiteiten Utrecht en Southampton en verbonden aan het KNMI. Hij is een toponderzoeker op het gebied van de klimaatdynamica. Voor mij was zijn kern statement “hoelang zijn Holland en Zeeland nog houdbaar?”.

Daarna was de beurt aan Prof. Dr. Peter Herman van de TU Delft en Deltaris. Hij sprak als ecoloog over de veiligheid en veerkracht van de Oosterschelde en de Delta in historisch perspectief. Belangrijke wenselijkheden van zijn lezing en van de discussie daarna waren: een integrale oplossing met een breed draagvlak, respecteer en aanvaard dat de natuur, in bouwen met de natuur, een eigen tempo heeft en kweek een urgentiegevoel. Voor mij het meest aansprekend was zijn kwalificering van buitendijks bouwen: ” kruipverrommeling “.

De derde spreker was Prof. Ir. Adriaan Geuze van de Wageningen Universiteit. Deze landschapsarchitect slingerde tal van uitdagende scenario’s de zaal in. Prachtige vergezichten. Maar ook het pleidooi om ze mogelijk te houden. “Wij hebben meer zand dan Egypte”. Honderden meters dikke pakketten zand op ons deel van de Noordzee. Wat doen ze in Den Haag? Ze leggen er ongecontroleerd leidingen in en plaatsen er windmolens op. Nu kunnen we er relatief eenvoudig eilanden van aanleggen of de keringen of duinen er mee versterken. Dat was de globale inhoud van zijn betoog. De discussie na zijn bijdrage richtte zich op de vele scenario’s en vooral op riviersediment. Hoe krijgen we dat rijke sediment uit de grote rivieren weer in de Oosterschelde?

Algemeen bleek de behoefte aan meer onderzoek en de wenselijkheid te komen tot scenario ontwikkeling. Een soort van Delta Dienst 2.0. Het instituut van de Delta Commissaris en het Delta programma werden meer geduid als politiek/bestuurlijke organen en niet als wetenschappelijk instituten, die in vrijheid gedachten ontwikkelen voor de toekomst van de Delta. Wie ontwikkelt de kennis van de hydrologische systemen van de toekomst?

In de middag waren er sessies met als thema’s: veiligheid (keringen en sediment), voeding & natuur, beleving (onder en boven water) en energietransitie & landschap. Ik bezocht de sessie over veiligheid. Veel kwam voorbij, allerlei gedachten borrelden op. Ir Frank Spaargaren stelde dat er al 130 jaar geen riviersediment de Oosterschelde bereikte. Mijn conclusies: misschien zijn er zaken als doorgraving van de Philipsdam of herstel van de verbinding met de Westerschelde die door de aanleg van de spoordijk ‘definitief’ werd afgesloten, in de toekomst te overdenken. Bij circa 10 verschillende scenario’s waren er zeker belangen van Bergen op Zoom en West-Brabant aan de orde. Het is dan ook jammer dat er, naar mijn waarneming, buiten mij, geen bestuurders of ambtenaren uit die regio aanwezig waren. Jammer, een gemiste kans om kennis op te doen en om mee te denken over een gebied dat ook voor West-Brabant van groot belang kan zijn en voor de verre toekomst tal van kansen kan bieden.

Louis van der Kallen

 


EEN ANDERE KIJK OP HET VERZILTEN VAN HET VOLKERAK/ZOOMMEER

 

| 15-08-2014 | 02:15 uur |


EEN ANDERE KIJK OP HET VERZILTEN VAN HET VOLKERAK/ZOOMMEER

Als watersportondernemer zie ik dat de voorstanders van verzilting van het Volkerak/Zoommeer (VZM) zich langs alle kanten rijk rekenen en goed zijn in het erbij slepen van papieren voordelen zonder een afweging te maken in de zin van: wat zijn de nadelen?

Als voorbeeld het verhaal dat de waterrecreatie in het gebied van de Steenbergsevliet stagneert. Dat dit aan de waterkwaliteit van het ET VZM zou liggen heeft slechts ten dele enige grond. Dat de boel stagneerde in ons gebied en met name bij onze jachthaven heeft niets te maken met een zout/zoet VZM maar met het feit dat iemand er 35 jaar over moet doen eer er (normale) medewerking gegeven wordt aan vergunningen. Wij zijn de jachthaven begonnen toen het VZM op een vast peil kwam en de sluis open bleef staan. Bereikbaarheid is voor een bedrijf van levensbelang. Het aantal passanten in Steenbergen nam ook toe toen er niet meer geschut behoefde te worden. Dat bereikbaarheid heel belangrijk is blijkt uit het feit dat er nu al ligplaatshouders van ons naar Dintelmond gegaan zijn door het geklungel met het bruggetje op het Benedensas. Als er weer geschut moet gaan worden om op het VZM te komen gaat dit ten koste van de havens die aan de West-Brabantse rivieren liggen, dit tast de rentabiliteit aan. Wij gaan een lagere bieding doen voor de exploitatie van de haven van Steenbergen als het zeker is dat er weer geschut moet gaan worden.

Jachthaven de Schapenput heeft al sinds de aanleg in 1991 een wachtlijst. Dus om onze haven aantrekkelijk te maken hebben wij geen zout VZM nodig, in tegendeel zelfs. Naast het schutten zijn er nog meer voordelen om op zoet water te liggen, een boot (met name stalen boten) heeft minder onderhoud nodig, men kan zijn boot met havenwater wassen (dus niet met drinkwater), men heeft minder last van aangroei van het onderwaterschip en er kan dus geen of minder agressieve antifouling gebruikt worden, zoet water is beter voor de koeling van de motor.

Bovenstaande argumenten zijn allemaal in mijn eigen belang, maar hebben effect op het algemeen belang wat gediend is met meer en blijvende recreanten.

Zoals bekend woon en ken ik al heel mijn leven (vanaf 1949) het Volkerak. Toen in 1969 het Hellegat werd afgesloten met de Volkerakdam werd het water bij vloed en harde wind in ons gebied hoger opgestuwd. Met name de bewoners van Carolinapolder in Dinteloord hebben angstige jaren meegemaakt. Het water stond regelmatig tot aan de kruin van de dijk. In 1975 was het Schelde-Rijkanaal gereed en dat gaf enige verluchting. Veilig waren wij pas in 1987 toen de Philips- en Oesterdam dicht gingen. Er wordt makkelijk gezegd “met de kennis van nu hadden we het nooit zo gedaan”. Laat ik je vertellen: dit wordt alleen maar (na)gezegd door mensen die nooit achter een zeedijk die op knappen staat hebben gewoond.

Vroeger, bij een volledig tij, kon je lekker zwemmen vanaf de zandplaten die volledig onder water kwamen bij vloed. Om er te komen moest je vanaf het Benedensas tot je knieën door de modder lopen om bij de zandplaten te komen. De stukken grond die niet ieder tij onder water kwamen te staan waren begroeid en, zoals altijd met planten en dieren, sterven dingen af en gaan rotten. Dit brengt uiteraard stank met zich mee. Vroeger concentreerde zich dat tegen de zeedijk aan. Daar lagen hele ruggen ‘veek’, zoals men dat toen noemde, en dit veek zette men in de winter op hopen en verbrandde dit in het voorjaar. Ook in zout water komt, naast vis en schelpdieren, allerlei plantengroei tot ontwikkeling zoals klappers, zeesla, zeewier, etc. en ook dit sterft af en gaat rotten. Dat er nu beweerd wordt dat er met een zout VZM schoon zwemwater ‘gegarandeerd’ wordt, vind ik zeer discutabel. Dat de natuur reageert is zeker, maar hoe dat weet niemand. Als men een 100% schoon zwemwater wil moet men in een chloorbad gaan zwemmen!!

Overigens is het water tegenwoordig zo schoon in het VZM dat er heel goed gezwommen kan worden. Het doorzicht (en dat is belangrijk om in te zwemmen) is nog nooit zo goed geweest en ik kan dat weten omdat ik elke maand wel een keer over Volkerak vaar.

Er wordt gepraat over een ‘dode bak water’. Dat is niet waar. Het water is schoon, er zit volop vis en de plantengroei is zo veel dat we er last van krijgen bij de bereikbaarheid van de jachthavens.

De stelling ‘milieu is belangrijker dan natuur’ onderschrijf ik. Hiermee wordt bedoeld dat indien je zorgt voor een goed milieu, dan past de natuur zich aan. Andersom niet en ik neem de vrijheid de volgende uitspraak van Chiel Jacobussen (hoofdecoloog van het Zeeuwslandschap) te citeren en te onderschrijving: “terwijl de beleidsmakers en lobbyisten vergaderden trok de natuur haar eigenplan”.

Velen kennen mij en weten hoe begaan ik ben met het milieu en de natuur en het gebruik hiervan. Ik denk dat ik met dit verhaal argumenten aangedragen heb voor mijn standpunt om het VZM zoet te laten.

Voor het zout maken van het VZM heb ik maar weinig andere echte argumenten gezien dan de blauwalg en die is ondertussen praktisch verdwenen. Al jaren vraag ik “waarom is een zout VZM goed voor de recreatie?” Nu heb ik nog steeds het gevoel dat er een weg ingeslagen is waar men niet meer op terug wil komen. Het heeft iets weg van “tunnelvisie”

Misschien is het een tussenoplossing om het plan 10 jaar in de ijskast te zetten en te kijken wat de natuur doet.

Kees de Neve
Watersportondernemer te Steenbergen