KRIJGT DE BIESBOSCH NOG EEN HART VOOR VOGELS?


KRIJGT DE BIESBOSCH NOG EEN HART VOOR VOGELS?

Nederland kent twintig Nationale Parken. De eigenaren, beheerders en andere betrokkenen dragen er samen de verantwoordelijkheid voor de bescherming en ontwikkeling van de kwaliteit van de natuur. Als we ons richten op het huidige beleid en beheer van De Biesbosch, dan geeft dit reden tot zorg, met name de werkzaamheden in de Zuiderklip.

Zorg om kwaliteitsverlies
Zoals de pers al diverse malen berichtte, is er in de Zuiderklip met Europese subsidies een geul gegraven. Men is van plan de dijken die de polder beschermen spoedig door te steken, waarna het verontreinigde rivierwater binnen kan stromen. De achterliggende gedachte is dat bij hoog water een betere en snellere afvoer zal plaatsvinden van het rivierwater. Over het nut hiervan zijn de meningen verdeeld. Maar laten we eerst eens kijken naar de voorheen aanwezige waarde van de polder. Als we de kwaliteit beoordelen kijken we naar planten- en diersoorten die eisen stellen aan hun leefomgeving. Je zoekt naar zeldzame soorten die een toegevoegde waarde hebben voor het Nationale Park. De polders Turfzakken herbergden voorheen vele moeras- en watervogels. Het gebiedseigen water, gevoed door regen en kwel, vormde vanwege de vele waterorganismen voor deze vogels een rijke voedselbron. Eigen observaties en tellingen en die van anderen, geven aan dat dit gebied, voordat het graafwerk startte, belangrijk was voor o.a. de grote en kleine zilverreiger, de lepelaar, zomer- en wintertaling. Dit zijn vogels van de Rode Lijst, zeldzame soorten die extra bescherming verdienen. Ook broedden er rietvogels als rietzanger, rietgors, waterral en karekiet. Aangezien zoetwatermoerassen in Nederland schaars zijn, is dit een voor de hand liggende keuze als over de toekomst van het gebied nagedacht wordt. Het feit dat men bij de graafwerkzaamheden vele grote modderkruipers heeft gevonden, bevestigt dat er sprake was van een biotoop dat alleen kon bestaan dankzij de goede waterkwaliteit binnen de dijken.

Problemen buitendijks
Wat het buitendijkse watermilieu betreft wordt de Biesbosch in het PlanMER Beheerplan Rijkswateren 2010-2015 van 1 augustus 2008 vernoemd als Sense of Urgency: Gebieden waar de waterkwaliteit snel moet worden aangepakt. Dit begrip wordt toegekend indien binnen 10 jaar mogelijk onherstelbare schade ontstaat (met betrekking tot waterconditie of beheer). Met deze geconstateerde milieukwaliteit neemt het project Zuiderklip onnodige risico´s in het hart van het Vogel- en Habitatrichtlijngebied en Nationaal Park De Biesbosch. Aan het bestemmingsplan is goedkeuring onthouden en voor het project is nog altijd geen milieueffectrapport (MER) gemaakt en de Habitattoets is niet op de juiste wijze uitgevoerd. Niet voor niets hebben de West-Brabantse Vogelwerkgroep en de plaatselijke vereniging Madese Natuurvrienden hun bedenkingen geuit bij het huidige project.

Kerngebied
De Zuiderklip kan de natuurkern worden, die elk Nationaal Park nodig heeft. In potentie zou het de locatie kunnen zijn waar weer roerdompen, grote karekieten, zwarte sterns en lepelaars gaan broeden. Als het beleid en beheer daarop gericht wordt, kan het gebied een reservoirfunctie vervullen voor de omgeving op momenten dat er elders bedreigingen of verlies van populaties ontstaan.. Het is voor natuurkenners duidelijk dat de buitendijkse gebieden van de Biesbosch veel minder natuurwaarde hebben. Langs de Amer en in de kreken zien we vogels die we in elk stadspark tegenkomen.

rene van gils biesb

René van Gils speurend naar vogels in de Biesbosch. Foto: C.Huijgens

Binnendijkse kansen
Kleine binnendijkse natuurpolders, zoals De Noorderplaat, De Kindem en de Lange Plaat, met dezelfde condities als gesloten Zuiderklippolders, zijn rijk aan natuur. De Zuiderklip is vele malen groter. Voor een heuse natuurkern hoeft hier niet veel meer te gebeuren. Een goede beheersing van het waterpeil en waterkwaliteit en een beheer gericht op ontwikkeling van rietvelden en moerassen. De graafmachines mogen verdwijnen. Voorwaarde is wel dat de dijken dicht blijven en de doorsteek aan de westzijde gesloten wordt. De verantwoordelijken voor het Nationaal Park dienen te streven naar een beleid dat gericht is op duurzaamheid en kwaliteit voor een gevarieerd en rijk leven. Dan pas maakt de Biesbosch haar status als Nationaal Park waar!

René van Gils
Contactpersoon Vogelbescherming Nederland


DE BIESBOSCH, EEN NATIONAAL PARK OP GOEDE GRONDEN


DE BIESBOSCH, EEN NATIONAAL PARK OP GOEDE GRONDEN

Door: W. Borm en C. Huijgens

Het Nationale Parkenbeleid kent vier doelstellingen: Als eerste natuurbehoud en natuurontwikkeling. Vervolgens educatie en voorlichting, dan natuurgerichte recreatie en als laatste wetenschappelijk onderzoek. In een Beheer- en Inrichtingsplan (BIP) zijn deze doelen samengesmolten tot een bruikbare leidraad voor inrichting en beheer. Bij de Biesbosch liep het anders. De geschiedenis van dit Nationaal Park kenmerkt zich door gemiste kansen voor de natuur.

Een steeds veranderende Biesbosch
Ontwatering veroorzaakte een bodemdaling die leidde tot het ontstaan van de Biesbosch in 1421. Het westelijk veengebied van de Zuid-Hollandse Waard werd een grote ondiepe plas met een getijdenmilieu. Door snelle verlanding behoorde het gebied eind negentiende eeuw al weer tot de hoogste delen van Laag Nederland en kon opnieuw worden ingepolderd. De fase, waarin gorzen, grienden en polders intensief werden geëxploiteerd, leeft in onze herinnering voort als `de oude en unieke Biesbosch`.
Maar wat brengt ons de nieuwe Biesbosch in werkelijkheid? Na de grote verandering door de Deltawerken ging het in de Biesbosch niet van een leien dakje.
Door slibbezinking in de na 1970 veel te ruime wateren nam de verontreiniging van de waterbodems hier ongekende vormen aan. Het buitendijks milieu kreeg een bedenkelijke kwaliteit en bleef soortenarm. Op hogere en geïsoleerde plaatsen hebben vervuiling en verstoring gelukkig minder invloed. Na bijna veertig jaar kunnen we er waardevolle bosontwikkeling en moerasvorming waarnemen. Onder de eentonige wilgenmassa van de oude grienden kwam een ondergroei van kruidensoorten van het elzen-vogelkers-verbond, zoals groot heksenkruid, knopig helmkruid, reuzenzwenkgras, bloedzuring, aalbes, groot springzaad en ijle zegge. Kwelplaatsen onder aan de dijklichamen van de bekkens herkennen we aan de aanwezigheid van beekpunge en in aangrenzende gebieden duiden soorten als holpijp, bosbies, blaasjeskruid, moerasstreepzaad en moeraskartelblad op kwelinvloed. Geïsoleerde natuurpoldertjes veranderden in ware vogelparadijzen.

Bever.Biesbosch.29-04-08.Cor Huijgens.

De bever (Castor fiber) kan zich ook op vervuilde plaatsen goed handhaven. Foto: C. Huijgens

Stoelendans met natuurdoelen
De Biesbosch werd in 1985 Nationaal Park in oprichting. Voor het eerst kon er een omvangrijk natuurgebied ontwikkeld worden op rijke gronden. Gronden die we eigenlijk best zelf zouden kunnen gebruiken. De commissie Kleisterlee gaf vanuit de overheid een advies voor natuur en landschap, dat vervolgens ondersteund werd door de betrokken natuurorganisaties, indertijd verenigd in het Natuurbeschermingsplatform Biesbosch. Maar de samenstelling van het Beheer- en Inrichtingsplan vond al plaats voordat een doelstelling voor natuur en landschap werd vastgesteld, een omgekeerde volgorde. Later kwamen beheersuggesties zoals extensieve begrazing, rivierdynamiek en tenslotte getijdenvergroting. Men zat uiteindelijk met de handen in het haar, want deze ideeën bleken ongeschikt voor de grootschalige natuuront­wikkeling die men toen voor ogen had.

Een vreemde keuze
Tot verbazing van de adviserende ecologen koos het Overlegorgaan in 1991 voor de terugkeer naar een zoetwatergetijdengebied. Een keuze die niet uitging van de bestaande waterhuishouding. Alle verantwoordelijken wisten op dat moment dat deze keuze tijdens de looptijd van het beheerplan onmogelijk was. Men wilde kost wat kost de instelling van het Nationaal Park niet langer uitstellen door tijd te besteden aan het uitwerken van een haalbaar en passend natuurdoel. Dat de vereiste wetenschappelijke onderbouwing vanaf het begin ontbreekt zal dan ook niemand verbazen.

De onstabiliteit van de rivier
De Biesbosch kreeg haar status als Nationaal Park en vanaf dat moment zitten de Dordtse en Brabantse Biesbosch opgescheept met het onhaalbaar natuurdoel “zoetwatergetijdengebied”. Een situatie die schreeuwt om bijstelling. Maar ruim tien jaar later, bij de herziening van het BIP, bleef deze koers gehandhaafd. Op papier wordt een getijdengebied neergezet, maar in werkelijkheid staat het buitendijkse milieu onder invloed van de onstabiele rivierdynamiek, een keuze die men al in de voorbereidende fase absoluut niet wilde maken. De betrokken instanties kunnen inmiddels terecht nalatigheid worden verweten wat betreft het behartigen van de natuurbelangen. De nadruk ligt nog steeds niet bij de kwaliteit van het milieu en wetenschappelijk onderzoek blijft mondjesmaat beperkt tot discutabele ondersteuning van de eigen koers.

Grauwe Ganzen.28-02-08.Cor Huijgens.

Grauwe ganzen (Anser anser) hebben zich als broedvogels gevestigd. Foto: C. Huijgens

Binnendijkse kansen
Onze vele waterrijke gebieden vervullen in de herfst en winter een belangrijke functie voor de vogelopvang van doortrekkers en wintergasten. In voorjaar en zomer is er een nijpend tekort aan goede broed- en foerageergebieden voor moeras- en watervogels. Lepelaars, reigers, rallen, ganzen en eenden zoeken dan vooral rust, helder water en een rijkdom aan voedsel in een niet al te verontreinigd milieu. Het merendeel van het Nationaal Park de Biesbosch ligt buitendijks. Resterende delen onder invloed van het rivierwater brengen, geeft alleen verarming en teveel van hetzelfde. Het maken van permanent open verbindingen met het rivierwater is in de Brabantse Biesbosch in strijd met zowel het rivierwaterbeheer als de natuurbelangen. Rondom de Biesbosch zullen tot 2015 duizenden hectare aan de landbouw worden onttrokken en aan het Nationaal Park worden toegevoegd. Laat dat niet alleen loze ruimte worden voor bevers en recreanten. Goede landbouwgrond opgeven doe je alleen als ervoor in de plaats werkelijk duurzame en waardevolle natuurontwikkeling komt.

In de Noordwaard worden straks natuurontwikkelingsmogelijkheden gebruikt zoals het inrichten van landbouwpolders als omkade moerassen en weidevogelgebieden. Gebieden die in tijden van watersnood mogen overstromen om rivierwater af te voeren of als komberging te fungeren. Na een bestemmingswijziging voor de Zuiderklip van getijdengebied naar water, moeras, rietvelden en weidevogelgebied kon ook het hart van de Brabantse Biesbosch een natuurbestemming krijgen. Het was hier geen onmogelijke opgave om tot een echte natuurkern te komen. Met een goed beheer in de binnendijkse gebieden ontstaan er schone en stabiele biotopen. De projectleiding Zuiderklip heeft echter voor een andere weg gekozen, de dijken in een overlegfase doorgestoken en hiermee de discussie gesloten.

Een goed waterbeheer als basis
Zoals houtwallen een groot deel van het erfelijke materiaal van onze oerbossen bevatten, zo zijn de sloten de schatbewaarders van de resten van de eens zo talrijke venen, plassen en moerassen. Onze poldersloten waren in het begin van de vorige eeuw zeer rijk aan dieren- en plantenleven. We beseffen het nauwelijks, omdat een en ander zich onder het wateroppervlak afspeelde, maar de achteruitgang van dit milieu is wel het meest ingrijpende wat de natuur in ons kikkerlandje is overkomen.
Water van een goede kwaliteit is een kostbaar goed.

Hoewel de Biesbosch, met uitzondering van Amer en Nieuwe Merwede, geen wezenlijk onderdeel is van het rivierensysteem, wordt ze continue bedreigd door het rivierwater. Het tot nu toe gevoerde beleid deed er nog een schepje bovenop. Isolatie en peilbeheer zijn de instrumenten die kunnen bijdragen aan de kwaliteit van het Nationaal Park.
Met gebiedseigen water, natuurlijke en kunstmatige kwel, de aanwezigheid van ringdijken en het reliëf in combinatie met het grillige landschapspatroon zijn de mooiste natuurgebieden te ontwikkelen. Kwel vanuit de spaarbekkens biedt aan de Brabantse Biesbosch gouden kansen. Er kunnen ideeën nader uitgewerkt worden, om dit zeer schone water langer vast te houden en te benutten voor natuurdoeleinden.
Na al die jaren lijkt het advies voor natuur en landschap van de Voorlopige Commissie Nationale Parken ­(VCNP), op basis waarvan de Biesbosch Nationaal Park in oprichting werd, nog steeds actueel. De kansen voor de Biesbosch zitten vooral in -en dan citeren we de VCNP uit 1985- natuurontwikkeling naar een moerasgebied, waarin verlanding, veenvorming en natuurlijke bosvorming plaatsvinden. Blijkbaar is dit advies toch gebaseerd op goede gronden.