EEN ANDERE KIJK OP HET VERZILTEN VAN HET VOLKERAK/ZOOMMEER
Als watersportondernemer zie ik dat de voorstanders van verzilting van het Volkerak/Zoommeer (VZM) zich langs alle kanten rijk rekenen en goed zijn in het erbij slepen van papieren voordelen zonder een afweging te maken in de zin van: wat zijn de nadelen?
Als voorbeeld het verhaal dat de waterrecreatie in het gebied van de Steenbergsevliet stagneert. Dat dit aan de waterkwaliteit van het ET VZM zou liggen heeft slechts ten dele enige grond. Dat de boel stagneerde in ons gebied en met name bij onze jachthaven heeft niets te maken met een zout/zoet VZM maar met het feit dat iemand er 35 jaar over moet doen eer er (normale) medewerking gegeven wordt aan vergunningen. Wij zijn de jachthaven begonnen toen het VZM op een vast peil kwam en de sluis open bleef staan. Bereikbaarheid is voor een bedrijf van levensbelang. Het aantal passanten in Steenbergen nam ook toe toen er niet meer geschut behoefde te worden. Dat bereikbaarheid heel belangrijk is blijkt uit het feit dat er nu al ligplaatshouders van ons naar Dintelmond gegaan zijn door het geklungel met het bruggetje op het Benedensas. Als er weer geschut moet gaan worden om op het VZM te komen gaat dit ten koste van de havens die aan de West-Brabantse rivieren liggen, dit tast de rentabiliteit aan. Wij gaan een lagere bieding doen voor de exploitatie van de haven van Steenbergen als het zeker is dat er weer geschut moet gaan worden.
Jachthaven de Schapenput heeft al sinds de aanleg in 1991 een wachtlijst. Dus om onze haven aantrekkelijk te maken hebben wij geen zout VZM nodig, in tegendeel zelfs. Naast het schutten zijn er nog meer voordelen om op zoet water te liggen, een boot (met name stalen boten) heeft minder onderhoud nodig, men kan zijn boot met havenwater wassen (dus niet met drinkwater), men heeft minder last van aangroei van het onderwaterschip en er kan dus geen of minder agressieve antifouling gebruikt worden, zoet water is beter voor de koeling van de motor.
Bovenstaande argumenten zijn allemaal in mijn eigen belang, maar hebben effect op het algemeen belang wat gediend is met meer en blijvende recreanten.
Zoals bekend woon en ken ik al heel mijn leven (vanaf 1949) het Volkerak. Toen in 1969 het Hellegat werd afgesloten met de Volkerakdam werd het water bij vloed en harde wind in ons gebied hoger opgestuwd. Met name de bewoners van Carolinapolder in Dinteloord hebben angstige jaren meegemaakt. Het water stond regelmatig tot aan de kruin van de dijk. In 1975 was het Schelde-Rijkanaal gereed en dat gaf enige verluchting. Veilig waren wij pas in 1987 toen de Philips- en Oesterdam dicht gingen. Er wordt makkelijk gezegd “met de kennis van nu hadden we het nooit zo gedaan”. Laat ik je vertellen: dit wordt alleen maar (na)gezegd door mensen die nooit achter een zeedijk die op knappen staat hebben gewoond.
Vroeger, bij een volledig tij, kon je lekker zwemmen vanaf de zandplaten die volledig onder water kwamen bij vloed. Om er te komen moest je vanaf het Benedensas tot je knieën door de modder lopen om bij de zandplaten te komen. De stukken grond die niet ieder tij onder water kwamen te staan waren begroeid en, zoals altijd met planten en dieren, sterven dingen af en gaan rotten. Dit brengt uiteraard stank met zich mee. Vroeger concentreerde zich dat tegen de zeedijk aan. Daar lagen hele ruggen ‘veek’, zoals men dat toen noemde, en dit veek zette men in de winter op hopen en verbrandde dit in het voorjaar. Ook in zout water komt, naast vis en schelpdieren, allerlei plantengroei tot ontwikkeling zoals klappers, zeesla, zeewier, etc. en ook dit sterft af en gaat rotten. Dat er nu beweerd wordt dat er met een zout VZM schoon zwemwater ‘gegarandeerd’ wordt, vind ik zeer discutabel. Dat de natuur reageert is zeker, maar hoe dat weet niemand. Als men een 100% schoon zwemwater wil moet men in een chloorbad gaan zwemmen!!
Overigens is het water tegenwoordig zo schoon in het VZM dat er heel goed gezwommen kan worden. Het doorzicht (en dat is belangrijk om in te zwemmen) is nog nooit zo goed geweest en ik kan dat weten omdat ik elke maand wel een keer over Volkerak vaar.
Er wordt gepraat over een ‘dode bak water’. Dat is niet waar. Het water is schoon, er zit volop vis en de plantengroei is zo veel dat we er last van krijgen bij de bereikbaarheid van de jachthavens.
De stelling ‘milieu is belangrijker dan natuur’ onderschrijf ik. Hiermee wordt bedoeld dat indien je zorgt voor een goed milieu, dan past de natuur zich aan. Andersom niet en ik neem de vrijheid de volgende uitspraak van Chiel Jacobussen (hoofdecoloog van het Zeeuwslandschap) te citeren en te onderschrijving: “terwijl de beleidsmakers en lobbyisten vergaderden trok de natuur haar eigenplan”.
Velen kennen mij en weten hoe begaan ik ben met het milieu en de natuur en het gebruik hiervan. Ik denk dat ik met dit verhaal argumenten aangedragen heb voor mijn standpunt om het VZM zoet te laten.
Voor het zout maken van het VZM heb ik maar weinig andere echte argumenten gezien dan de blauwalg en die is ondertussen praktisch verdwenen. Al jaren vraag ik “waarom is een zout VZM goed voor de recreatie?” Nu heb ik nog steeds het gevoel dat er een weg ingeslagen is waar men niet meer op terug wil komen. Het heeft iets weg van “tunnelvisie”
Misschien is het een tussenoplossing om het plan 10 jaar in de ijskast te zetten en te kijken wat de natuur doet.
De waterveiligheid van Nederland vraagt om een zuivere analyse van de planvorming en om afgewogen besluiten. De duurzaamheid van het toekomstig landelijk integraal waterbeheer is afhankelijk van samenhang en de juiste keuzes. Hoe anders kwam het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta tot stand.
Uitbesteding en gebrek aan zelfreflectie leidden hier tot het star vasthouden aan vooringenomen planvorming. Deze werden door de Stuurgroep ZWD breed in de publiciteit gebracht met eigen publicaties, uitgaven en propaganda. Kostbare jaren, moeite en geld gingen verloren en stagneerden de procesgang naar een klimaatbestendig Nederland. Het landelijk waterbeleid staat met de rug tegen de muur en kan zich geen fouten van dit formaat meer veroorloven. De tijd begint te dringen.
Gebrek aan samenhang Het Uitvoeringsprogramma ZWD 2010-2015+ zou een fundament, een weloverwogen basis, voor een deelprogramma van een landelijk waterplan moeten zijn. Het werd echter een verbrokkelde presentatie van zeven aparte gebiedsprogramma´s. De gewraakte compartimentering van de deltawateren is hierbij enkel in een andere vorm gegoten. De plankaarten van de gebiedsprogramma´s zijn allemaal nog voorzien van het stempel `in ontwikkeling´. Het programma was en is niet rijp voor consultatie, laat staan voor aanbieding aan het kabinet. Een spectaculaire regiotour in 2010, waarbij de aandacht bewust verlegd werd naar lokale wensen in relatie tot de vermeende planvorming, was eveneens een stap te ver. De organisatie benadrukte tijdens de regiotour, dat de levensvatbaarheid en onderbouwing van de plannen niet ter discussie stonden. De hele planvorming loopt op de muziek vooruit en is weinig in overeenstemming met een adaptief beleid. De gewenste samenhang van een integrale visie ontbreekt.
De rol van de Zuidwestelijke Delta voor de landelijke waterveiligheid De kwetsbaarheid van onze waterwerken is groot. Bij stormopzet op zee en hevige regenval krijgen de noordelijke provincies spoedig te kampen met wateroverlast. Als er dan ook nog sprake is van piekafvoeren van de rivieren, valt vanuit het noorden geen wezenlijke bijdrage aan de probleemoplossing meer te verwachten. Met de realisatie van de projecten van Ruimte voor de Rivier wordt de doorstroming in het Nederlandse rivierentraject nog eens extra versneld. Alles komt op het bordje van de Zuidwestelijke Delta. De inrichting ervan is hier niet op berekend. Als vervolgens dijkring 14 doorbreekt gaat het pas echt goed mis. Een overstroming zou het bankroet van Nederland betekenen. Evacuatie van de Randstad blijkt hierbij een onmogelijke opgave. Het is echter niet onmogelijk om de oorzaak te voorkomen. De toekomstige inrichting van de Zuidwestelijke Delta moet hiervoor zorg dragen. Deze cruciale rol voor de nationale waterveiligheid is in het Uitvoeringsprogramma ZWD onderbelicht en onvoldoende uitgewerkt. Een samenhang van de plannen voor de Zuidwestelijke Delta met onder meer Rijnmond en IJsselmeer is een vereiste. Met waterveiligheid valt niet te marchanderen.
Beeld na uitvoeren projecten en maatregelen uitvoeringsprogramma. Bron: Uitvoeringprogramma Zuidwestelijke Delta 2010-2015+, april 2011
Toetsen aan doelen van het Nationaal Waterplan Het NWP streeft naast waterveiligheid, ook naar garanties voor zoetwatervoorziening en naar estuariene dynamiek. Hierbij vereist het tegengaan van de dreigende rivieropwaartse invloed van de zee en de toenemende verzilting om blijvende zorg. Dit alles dient in samenhang gestalte te krijgen en dat betekent voor de herinrichting van de Zuidwestelijke Delta het volgende: Voor de nationale waterveiligheid is een inrichting van de Zuidwestelijke Delta nodig met een maximaal oppervlak aan noodberging en spuimogelijkheden in zee, in combinatie met een goede en korte primaire zeewering. De zoetwatervoorziening wordt gegarandeerd door het behoud en toename van de zoetwatervoorraden en het beperken van zoetwaterverliezen. Een compleet estuarium ontwikkelt zich in een open verbindingstraject tussen zee en rivieren, dat met de nodige lengte en regulatiemogelijkheden een geleidelijke en stabiele overgang van zout naar zoet kan waarborgen.
De verzilting van het Volkerak-Zoommeer, het Kierbesluit, de `watermachine´ in de Brouwersdam, Waterstad Rotterdam, gedempt getij, het Volkerak-Zoommeer als eerste noodberging, een complete riviermonding Haringvliet, klimaatbuffer Oesterdam, recreatieve voorzieningen, een gewijzigde zoetwatervoorziening en tal van andere vaak onsamenhangende zaken, werden de afgelopen jaren in de planvorming voor de Zuidwestelijke Delta opgenomen. Dit maakt het uitvoeringsprogramma tot een samenraapsel van oude en nieuwe voornemens.
De illustratie uit het huidige uitvoeringsprogramma toont een streefbeeld waarbij de bestaande zoetwatervoorraden verdwijnen, verzilting alle ruimte krijgt en het merendeel van de deltawateren wordt onttrokken aan een kans op toekomstige estuariene dynamiek. Hoe men de zaak ook wendt of keert, een invulling van de omschreven doelen is hierin niet te ontdekken. Integendeel.
Het tij is nog altijd te keren Er is nu nog sprake van papieren producten in de vorm van inrichtingssuggesties, adviesnota’s en onderzoeken. Het cumulatieve effect op andere projecten, dat ontstaat bij het halsstarrig vasthouden van foute keuzes, kan leiden tot kapitaalvernietiging, onveiligheid en milieuschade. Negatieve publiciteit in de media tast vervolgens de geloofwaardigheid van de overheid aan. Het kan geen kwaad om eens kritisch naar de inmiddels gepresenteerde regionale planvorming ZWD te kijken, deze te toetsen op de gestelde doelen en objectief te vergelijken met relevante inrichtingssuggesties. Het verzilten van het Volkerak-Zoommeer is een onnodige en kostbare zaak en beperkt sterk de inrichtingsmogelijkheden voor de Zuidwestelijke Delta. De inrichting van de Zuidwestelijke Delta is op haar beurt cruciaal voor de landelijke waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Het is niet wenselijk dat eerst innovatieve of uitdagende projecten gerealiseerd worden en de overheid vervolgens alsnog aan haar verplichtingen moet voldoen. In deze tijd van economische recessie zal de politiek geen groen licht geven aan planvorming waarvan het rendement sterk betwijfeld wordt. Vanwege haar tegenstrijdigheden met de nationale belangen, is te verwachten dat de het Uitvoeringsprogramma ZWD binnen afzienbare tijd van tafel wordt geschoven. Alleen wanneer men de wateropgaven als uitgangspunten hanteert, kan men komen tot goede vergelijkingen en afwegingen om gezamenlijk, regionaal en nationaal, te eindigen met een breed gedragen en effectieve inrichtingsvisie. Adviesgroep Borm & Huijgens – integraal waterbeheer februari 2012
De verzilting van het Volkerak-Zoommeer, het Kierbesluit, de `watermachine´ in de Brouwersdam, waterstad Rotterdam, gedempt getij, het Volkerak-Zoommeer als eerste noodberging, een complete riviermonding Haringvliet, klimaatbuffer Oesterdam, recreatieve voorzieningen, een gewijzigde zoetwatervoorziening en tal van andere vaak onsamenhangende voornemens, werden de afgelopen jaren in de planvorming voor de Zuidwestelijke Delta (ZWD) opgenomen. Het mag zeker niet zo zijn dat het voorbarige deelprogramma ZWD de totstandkoming van het landelijk Deltaprogramma belemmert. Alle deelprogramma´s dienen immers onder een centrale regie te worden gestuurd en in samenhang uitgewerkt. In dit artikel wordt bezien hoe er alsnog, vanuit landelijk perspectief, gericht gestalte gegeven kan worden aan waterveiligheid en de overige wateropgaven. Een koerswijziging naar integraal waterbeheer is meer dan nodig.
Planfase van de Zuidwestelijke Delta:
Beeld na uitvoeren projecten en maatregelen uitvoeringsprogramma Bron: H+N+S Landschapsarchitecten, 2010
Het `Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta 2010-2015+´ wordt gepresenteerd als het “vertrekpunt voor het zoeken naar oplossingen voor de lange termijn.” Dit citaat zet de lezer duidelijk op het verkeerde been. Juist omdat in dit deelprogramma tal van voornemens en experimenten zijn opgenomen, is de waterproblematiek hierin nogal eens verkeerd of eenzijdig benaderd. De planvorming is verbrokkeld in zeven aparte gebiedsprogramma´s, allen voorzien van het stempel `in ontwikkeling´. De betrokken regionale stuurgroep dreigt inmiddels door haar voortvarendheid en gebrek aan reflectie vast te lopen. Alles ligt nu even stil. Aangezien de inrichting van de Zuidwestelijke Delta een sleutelrol speelt bij het landelijk waterbeheer, lijkt het niet verstandig om voortijdig over te gaan van planfase naar uitvoeringsfase.
Zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg Met een gebrekkig functionerende Maeslantkering loopt de Randstad momenteel een hoog overstromingsrisico. Een overstroming van de Randstad zou het bankroet van Nederland inluiden. De urgentie van afsluiting van de Nieuwe Waterweg wordt intussen onderkend, waardoor men al naarstig op zoek is naar een oplossing om dit faillissement te voorkomen. Een extra kering achter de Maeslantkering zou slechts een tijdelijke maatregel zijn, eenzijdig gericht op waterveiligheid. Afsluiting is niet alleen nodig voor waterveiligheid, maar ook voor het tegengaan van verzilting en het garanderen van de zoetwatervoorziening. Zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg vormen een definitieve oplossing.
Een Nieuwe Waterweg met zeesluizen (oranje) en spuisluis (geel). Borm & Huijgens, 2010
Verzilting, een samenhangend beleidsprobleem Door de zee bij de monding van de Nieuwe Waterweg telkens bij eb te plagen met een reusachtige zoetwaterbel, stellen we ons zeer kwetsbaar op. Als gevolg van dit grootschalig zoetwaterverlies neemt de rivieropwaartse invloed van de zee, via het noorden en zuidwesten, ons land in de tang. De industrie van Moerdijk en de Rijnmond, drinkwaterbedrijven, natuur en landbouw zitten niet op verzilting te wachten. Plannen die de zee nog verder `binnenhalen´ zijn dan ook af te raden.
Indien men het Volkerak-Zoommeer zou verzilten, komen Tholen, Sint-Philipsland en de Zuid-Hollandse eilanden in de problemen, evenals de glastuinbouw in het West- en Oostland. Momenteel vullen hier de substraattelers hun waterbassins nog bij met grondwater, maar vanaf 2013 wordt dit door de provincie Zuid-Holland verboden. De noodzaak voor symptoombestrijding van blauwalgen met zout in het Volkerak-Zoommeer neemt in gelijke tred af met de forse vermindering van de oorzaak, de toevoer van stikstof en fosfaten vanuit de landbouw. Aan het nut van verzilting wordt nu sterk getwijfeld.
Daar waar in laag Nederland een tekort aan zoet water ontstaat, dringt het zout door. Verzilting van water en bodem werd tot nu toe vooral gezien als een plaatselijk probleem. Lokale overheden hebben echter niet de daadkracht noch de middelen om dit aan te pakken. De huidige infrastructuur vormt de oorzaak van de waterproblemen. De oplossing dient dan ook gevonden te worden in de herijking van de landelijke zoetwaterverdeling (2009-2015). Hiermee kunnen de verziltingproblemen in samenhang met de overige wateropgaven opgelost te worden.
Zoet water in overvloed In ons land, dat door de grote rivieren in ruime mate van zoet water wordt voorzien, hoeft zoetwatervoorziening geen probleem te zijn. Het merendeel van het aangevoerde rivierwater verdwijnt echter boven de Europoort in zee. Dit maakt van onze overheid de grootste zoetwaterverspiller. Deze onacceptabele situatie is niet lang meer houdbaar met de verwachte afname van de minimum zomerafvoeren. Zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg maken aan het grootschalig zoetwaterverlies een einde. Hiermee komt voldoende zoet water beschikbaar om verzilting tegen te gaan, zoetwatervoorraden aan te vullen en om de deltawateren weer gezond te maken. We stellen een doorsteek bij Goeree voor, zodat het rivierwater, via een grote S-bocht, door de Oosterschelde naar zee kan stromen. Zo komt de zee relatief verder weg te liggen en schuift de zoutgrens op. Er ontstaat een geleidelijke gradiënt van zoet naar zout, waarmee de ecologische noodzaak van de Kier geheel vervalt. Wanneer men tevens in de westelijke Grevelingen zeegatdynamiek wil realiseren, dan is een scheidingsdam van Goeree naar Duiveland gewenst. Deze is meteen bruikbaar om een leiding voor zoet water naar Schouwen-Duiveland aan te leggen. Dit in combinatie met een aangrenzend spaarbekken. Zoet water dient te liggen waar het nodig is.
Noodberging van rivierwater in de Zuidwestelijke Delta Bij hoge rivierafvoeren stroomt het water versneld naar Nederland. Ruimte voor de Rivier heeft de waterdoorvoer door ons land nog eens extra versneld en alles komt vervolgens op het bordje van de Zuidwestelijke Delta. In tijden van extreme rivierafvoeren in combinatie met hoge zeewaterstanden moet de Zuidwestelijke Delta tijdelijk het overvloedige rivierwater kunnen bergen. De huidige bergingscapaciteit van het Haringvliet schiet hiervoor tekort. Ruimte voor de Rivier nam in haar plannen als noodberging alleen het Volkerak-Zoommeer op. Verder reikte het aandachtsgebied niet. Vervolgens beschouwde men deze noodberging maar al te gemakkelijk als het startpunt voor opschaling van de totale noodberging in de Zuidwestelijke Delta. Op 22 juni 2010 verscheen een gevoeligheidsanalyse die duidelijk moet maken wat de noodzaak en haalbaarheid is van uitbreiding van de waterberging. Er is alleen gekeken hoe vanuit een noodberging Volkerak-Zoommeer is op te schalen met Grevelingen en Oosterschelde. Het is jammer, dat men zich bij deze analyse heeft beperkt tot deze optie. Zo bleef een andere bergingsvolgorde buiten beeld. Door middel van een doorsteek door Goeree is de berging Haringvliet uit te breiden met de Grevelingen en de Oosterschelde. Hiermee ontstaat meteen een open verbinding met zee, met de mogelijkheid van tijdelijke sluiting en berging als de waterveiligheid hierom vraagt. De aanlegkosten van open verbindingen liggen lager dan bij afsluitbare doorlaatmiddelen. Hierbij blijven de zoetwatervoorraden in de Zuidwestelijke Delta behouden. De drukstbevaren sluizen van Europa, de Volkeraksluizen, blijven intact en de Rijn-Schelde corridor blijft getijloos, beheersbaar en zoet. Antwerpen en Rotterdam varen er wel bij.
De maatregel de Kier blijkt overbodig en het Haringvliet kan als zoetwatervoorraad behouden blijven. Omdat het peil van het Volkerak-Zoommeer beheersbaar blijft, kan het waterschap de Brabantse Delta, ook bij een hoger peil op het Hollandsch Diep, Haringvliet en Grevelingen, haar overtollig water blijven afvoeren.
Een Nieuwe Waterweg met zeesluizen (oranje) en spuisluis (geel). Borm & Huijgens, 2010
Indien er op de langere termijn sprake is van een bergingstekort, kan de capaciteit verder uitgebreid worden met een berging in zee. Suggesties voor een Zuidbekken zijn al in diverse plannen en varianten gepresenteerd.
Het abrupt bergen van zoet op zout blijft bij de beschreven bergingsvolgorde achterwege. Zeker als de frequentie in de loop van de eeuw toeneemt, is het een groot voordeel dat niet elke noodberging meteen leidt tot een ecologische ramp.
Door bij piekafvoeren van tevoren het peil van het Volkerak-Zoommeer te verlagen, kan dit meer op het meest kritieke moment alsnog maximaal als komberging worden ingezet. Dit geeft een tijdelijke waterstandverlaging op het Hollandsch Diep, als laatste redmiddel om overstromingen in de regio Dordrecht te voorkomen.
Enige bedenktijd noodzakelijk Elke planvorming dient alsnog in samenhang getoetst te worden op haar bijdrage aan waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ecologie. Ondanks de urgentie is het onverstandig om onder de huidige druk voortijdig keuzes te maken. Wellicht heeft het kabinet gelijk. Zolang er geen definitief besluit is genomen, is er nog veel mogelijk. Pas op basis van volledige informatie kan men uit de impasse geraken. Dan kunnen er op grond van objectieve afwegingen centrale beslissingen genomen worden voor een klimaatbestendig Nederland met integraal waterbeheer.
Adviesgroep Borm & Huijgens – integraal waterbeheer mei 2011
Bronnen: – Huitema D., S. Brouwer en J. Velstra (2007), Verzilting: beleidsprobleem in wording, IVM en Vrije Universiteit, H2O 40/16. – De Schipper P. (2008), Zoete rivierstroom moet halfzoute deltameren weer tot leven brengen, BN/De Stem, 5 december 2008. – Van Alphen J. (2009), De Rijnmond in de toekomst: open, dicht of afsluitbaar?, Rijkswaterstaat Waterdienst. – Von Bannisseht Q. (2009), Verzilting Volkerak-Zoommeer treft Zuid-Hollandse glastuinbouw, Vakblad voor de bloemisterij nr. 12. – Van den Haak R. en P. Stokman (2009), De Haakse Zeedijk, integraal inrichtingsvoorstel. – Beaufort G. (2009), Plan Beaufort – Borm W. en C. Huijgens (2009), De herijking van de landelijke zoetwaterverdeling, H2O nr. 25/26, 24 december 2009. – Bulthuis J. et al.(2010), Gevoeligheidsanalyse Waterberging Zuidwestelijke Delta, 22 juni 2010, DHV-HKV, RWS-Ministerie V&W. – Borm W. (2010), Inspraak op het Ontwerp-uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta 2010-2015+, Adviesgroep Borm & Huijgens, 28 juni 2010. – Borm W. (2010), Landelijk inrichtingsvoorstel voor waterveiligheid, zoetwatervoorziening en estuariene dynamiek, Adviesgroep Borm & Huijgens en Bureau Beaufort, H2O nr.25/26, 24 december 2010. – Adviesgroep Borm & Huijgens (2011), Nabeschouwing overleg integraal waterbeheer 2009-2010, januari 2011. – Adviesgroep Borm & Huijgens (2011), Een ecologisch herstel van de delta, Total Fishing, januari 2011. – Sweegers J. (2011), Leven in de Delta, is er een oplossing voor de waterpuzzel?, Energie en Water, 17 februari 2011. – Adviesgroep Borm & Huijgens (2011), Een inrichting voor de Grevelingen, Total Fishing, februari 2011. – Sweegers J. (2011), Zeeland-pretpark lijkt hoofddoel van stuurgroep Zuidwestelijke Delta, Energie en Water, 9 maart 2011. – Van Heel L. (2011), Speciale waterweg redt vis, Algemeen Dagblad ed. Voorne-Putten, 19 maart 2011. – Adviesgroep Borm & Huijgens (2011), Zonder de Kier toch uitstekende kansen voor de trekvis, WaterForum Weeknieuws nr. 486, 30 maart 2011.