DOORSLAANDE REGELGEVING

 


paarse orchideeDe zeven veehouderijen op Schiermonnikoog veroorzaken volgens rekenmodellen een stikstofdepositie op het beschermde duinlandschap van 900 tot 2.000 mol per hectare per jaar, afhankelijk van de plek op het eiland. Uit de metingen die sinds 2012 voor het hele duinlandschap worden gedaan blijkt de depositie circa 600 mol per hectare per jaar. De metingen zijn echter niet rechtsgeldig. De berekeningen bepalen wel het beleid. De overheid heeft de veehouders op Schiermonnikoog daarom gevraagd maatregelen te treffen om de stikstofdepositie op het beschermde duingebied terug te dringen. 

Sinds 2012 wordt er op zes plekken op het eiland het jaar rond de ammoniakconcentratie vastgesteld door het RIVM. Die bedraagt 2 tot 5 microgram per m3 afhankelijk van de plek op het eiland.  Er is weinig onderzoek beschikbaar naar de relatie tussen de gemeten ammoniakconcentraties in de lucht en de stikstofdeposities op de vegetatie. Afgaande op beschikbare onderzoeken in het Verenigd Koninkrijk en van Wageningen UR is becijferd dat de stikstofdepositie op Schiermonnikoog bij deze gemeten concentraties 600 mol per hectare per jaar bedraagt.

Dat het rekenmodel een te hoge stikstofdepositie berekent, zou ook kunnen worden afgeleid uit een botanisch veldbezoek op Schiermonnikoog in de maand mei. Op die plek van het eiland, waarvoor de hoogste stikstofdepositie wordt berekend, ziet het dan paars van de zeer ammoniakgevoelige orchideeën. Ook de zeer ammoniakgevoelige zonnedauw en veenpluis worden dan in grote aantallen aangetroffen. Deze zeer gevoelige plantensoorten verdragen stikstofdeposities tot maximaal 700 mol per hectare per jaar.

Een rekenmodel wordt door de wetgever belangrijker gevonden dan de werkelijkheid. Het gevolg is dat aan zeven boeren eisen worden gesteld die volstrekt onnodig zijn en hen wel belemmeren in hun bedrijfsvoering. Dit laat zien dat Europese wetgeving die de overheid klakkeloos uitvoert Nederlandse boeren soms onnodig belemmert. In Brussel denken ze het beter te weten dan de natuur zelf en worden boeren in de nabijheid van natuurgebieden, zoals op Schiermonnikoog, onnodig belemmerd in hun bedrijfsvoering.

Ons Water staat voor een beleid dat uitgaat van de werkelijkheid en boeren en bedrijven niet onnodig beperkingen oplegt.


 

VRAGEN INTENTIEVERKLARING VAN EINDHOVEN – 0051

 


Bergen op Zoom, 5 juli 2014

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Betreft:      Vragen intentieverklaring van Eindhoven -kenmerk 0051

Geacht Dagelijks Bestuur,

Naar mijn informatie is recent namens uw DB ondertekend de intentieverklaring van Eindhoven. Een soortgelijke intentieverklaring is opgesteld door het Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn-Oost. In Rijn-Oost is deze, buiten de provincies, de waterschappen en maatschappelijke organisaties, door 75 gemeenten getekend. De intentieverklaring van Eindhoven is slechts ondertekend door één gemeente, te weten Breda.

In het besef dat de zoetwaterproblematiek op onze hoge zandgronden niet wezenlijk anders is dan in Rijn-Oost heeft de fractie Ons Water/West-Brabant Waterbreed de volgende vragen:

  • Waarom heeft in ons gebied slechts één gemeente de intentieverklaring ondertekend?
  • Zijn de gemeenten betrokken geweest bij het overleg dat tot de intentieverklaring van Eindhoven heeft geleid?
  • Zo nee, waren ze uitgenodigd?
  • Zo nee, waarom niet?

In afwachting van uw beantwoording,

hoogachtend,

Namens de fractie Ons Water/Waterbreed

L.H. van der Kallen

 


VERPACHTING – 0050

 


Bergen op Zoom, 10 juni 2014

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur, 

Vanuit schapenhouders in de regio Bergen op Zoom krijgt ondergetekende de vraag of, en zo ja, waarom de verpachting van dijkpercelen aan schapenhouders wordt afgebouwd. Als voorbeeld wordt genoemd het niet meer verpachten van een dijkperceel gelegen zuidelijk van het gemaal De Pals.

De fractie Ons Water/Waterbreed heeft naar aanleiding van het bovenstaande de volgende vragen:

  • Wordt dit dijkperceel en eventueel andere dijkpercelen niet meer verpacht aan schapenhouders?
  • Zo ja, is hier sprake van een beleidswijziging?
  • Indien hier sprake is van een beleidswijziging wat is hier van de reden.

Tot op heden is begrazing door schapen, naar de idee van de fractie Ons Water/Waterbreed, een goede onderhoudsmethode gebleken, met een goede worteling van gras als gevolg en daarmee een duurzaam behoud van een gesloten grasmat. Naar de waarneming van aanliggende agrariërs leiden de één à twee keer maaien per jaar tot meer onkruiden en overlast op hun percelen. Graag een spoedige reactie.

In afwachting van uw beantwoording,

Hoogachtend,

Namens de fractie Ons Water/Waterbreed

L.H. van der Kallen

 


ZOET / ZOUT

| 03-07-2014 | 14:26 uur |


ZOET/ZOUT

volkerak zoommeerDe beslissing over een zoet of zout Volkerak-Zoommeer komt steeds dichterbij. Als lid van de onafhankelijke Ons Water/West-Brabant Waterbreed fractie in het Algemeen Bestuur van het waterschap Brabantse Delta maak ik mij al jaren druk over de mogelijke gevolgen van een eventuele verzilting. Zo ook de gevolgen voor de land- en tuinbouw en de binnendijkse natuur die zeer afhankelijk is van de beschikbaarheid van zoet water. Tot op heden wordt in de aangegeven studies alleen maar uitgegaan van de huidige behoefte van de land- en tuinbouw van zoet water en de hoeveelheden zoet water die nu via het Volkerak-Zoommeer systeem worden ingelaten.

Tot nu toe waren we voor kennis van die mogelijke gevolgen aangewezen op de door Rijkswaterstaat aangeleverde kennis/studies, die veelal de indruk geven: ‘de zoet water voorziening is oplosbaar’ en de boeren krijgen “eerst het zoet dan het zout”.

Mijn gedachte was: leuk die voorspellingen. Maar hoe was het vroeger, voor de aanleg van de compartimentering wat het Volkerak-Zoommeer zoet maakte? Wat was de zoutindringing in onze gebieden? Dat zou een mooie indicatie zijn voor wat er nu op termijn gaat gebeuren als het Volkerak-Zoommeer weer zout zou worden.

Recent kreeg in in handen het “Rapport van de centrale commissie voor de drinkwatervoorziening 1965” met de mooie titel: “De toekomstige drinkwatervoorziening van Nederland.”, gedrukt door de Staatsdrukkerij in 1967. Ik zou zeggen een betrouwbare bron van informatie. En dat de opstellers wisten waarover ze schreven maakte voor mij de volgende zin al duidelijk (pagina 73): “Om bij de Parksluizen aan de Rotterdamse Waterweg bij vloed nog water in te kunnen laten met een relatief laag chloridegehalte zou ten minste een hoeveelheid van 700 m3/sec rivierwater langs de Waterweg moeten worden afgevoerd.” Dat stond in een rapport van bijna 50 jaar geleden! Nu met de kennis van de stijgende zeespiegel en de betere meetmethoden komen de geleerde dames en heren tot de conclusie dat 800 m3/sec. nodig is.

De commissie van toen onder voorzitterschap van Mr. E.H.J. Baron van Voorst tot Voorst waren geen domme jongens.

Uit deze rapportage blijkt dat in 1965 het boezemwater tot ongeveer de westelijke stadsgrens  van Steenbergen meer dan 5000 mg Cl/per liter bevatte. Tot een lijn die in een boog liep van Ossendrecht over Heerle, Kruisland, Stampersgat, Fijnaart en Willemstad bevatte het boezemwater 2000/5000 mg Cl/per liter. Tot een lijn die globaal liep van westelijk Roosendaal over Oud Gastel naar Klundert bevatte het boezemwater 500/1000 mg Cl/per liter. In het besef dat voor de land- en tuinbouw water nodig is met chloride gehaltes beneden de 300 mg per liter moge het duidelijk zijn dat verzilting van het Volkerak-Zoommeer de land- en tuinbouw potenties in het werkgebied van de Brabantse Delta aanzienlijk zal verslechteren en dat dit een veel grotere zoet water aanvoer nodig maakt dan tot op heden door Rijkswaterstaat wordt voorgesteld.

Bezint eer gij verzilt! Is mijn conclusie. De zoet water voorraad in het Volkerak-Zoommeer werd ook in het advies  “Waterbeleid voor de 21e eeuw” van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw onder voorzitterschap van F. Tielrooij al van groot belang verklaard. Niet doen dus dat verzilten.  Ik kan het rapport voor iedereen aanbevelen. Het geeft een bijzondere kijk op de vernieuwingskracht van Rijkswaterstaat.bellenschermDe laatste jaren valt met regelmaat het woord ‘innovatie’. Zo ook bij de ‘nieuwste’ kennis voor de zout terugdringing en het voorkomen van eventuele zoutlekkage door de sluizen naar het Haringvliet. Die ‘slimme’ technische jongens en meisjes hebben naar hun zeggen daar de modernste technieken voor ontwikkeld zoals een bellenscherm. Laat nu in het rapport uit 1965 al vermeld worden dat er onder andere een onderzoek loopt naar de toepassing van “luchtbel-schermen”! Hoezo zijn ze innovatief?  Hoezo zijn ze daadkrachtig? Een techniek die al 50 jaar bekend is wacht nog steeds op uitgebreide toepassing. Als straks bij verzilting de zout indringing veel ernstiger is dan uit de huidige rapporten blijkt, kunnen wij en onze boeren lang wachten en dan is het niet “eerst het zoet en dan het zout” maar zitten we gewoon met de gebakken peren.

U kunt hier het rapport “Waterbeleid voor de 21 eeuw” lezen:  63858537-Waterbeleid-voor-de-21e-eeuw