Kijkend naar het journaal lijkt het of wateroverlast een nieuw en steeds groter wordend probleem is en dat klimaatveranderingen hier debet aan zijn. Natuurlijk zijn dat wijze en heldere conclusies behalve dan dat het niet echt nieuw is. Zware buien zijn er al vele jaren. Net als de kennis over mogelijke stappen en stapjes in de richting van een vermindering van de problemen. Maar dan moeten planologen, stadsontwikkelaars en stadsvernieuwers, wegontwikkelaars, architecten, hoveniers en waterbeheerders praten met rioolaanleggers, waterbeheerders praten met groenbeheerders, vastgoedontwikkelaars en ontwerpers ‘water’ in beeld krijgen en houden bij hun ontwerpen. Al deze mensen maar ook bestuurders als wethouders en raadsleden wil ik ‘verplichte’ literatuur ter lezing geven.
Hoe ver moeten we gaan in het nemen van maatregelen om overlast van regenwater nu en in de toekomst tegen te gaan? Dat is de vraag in het stedelijk waterbeheer. Ruim twintig auteurs delen hun inzichten. Een bundel met vele praktische voorbeelden voor het omgaan met hevige buien.
Een ander voorbeeld is de publicatie “EXTREME NEERSLAG”,anticiperen op extreme neerslag in de stad. Het is een uitgave van de Hogelschool van Amsterdam.
Het wordt tijd dat al die gemeenteambtenaren die betrokken zijn bij het stedelijk beheer en ontwerp, rioleringen en aanleg en onderhoud van groenvoorzieningen een paar dagen aan het lezen worden gezet. Ik zie te veel nieuwe projecten waar geen of niet optimaal rekening is gehouden met de opgaven die het klimaat ons meegeeft. Natuurlijk wordt het ook tijd dat de ambtenaren van die afdelingen met elkaar praten en dat bij voorkeur ook doen met die van het waterschap en dan niet uit beleefdheid of omdat iemand zegt dat het moet maar om echt gezamenlijk te werken aan de oplossing(-en) van de huidige en toekomstige waterproblemen.
Het kan en moet anders. En geloof me, de boekwerken zijn goed leesbaar, en praten met elkaar en met de burgers kan veel ellende en kosten besparen.
In het voorjaar van 2020 had ik een gesprek met Karel Thieme (Zuiver Water-Ambassadeur/Theeproever) over de zuiverheid en de kwaliteit van ons drink- en oppervlaktewater.
Is er iets mis met ons drinkwater? Ons drinkwater voldoet aan alle eisen die de wet eraan stelt en toch proef je het verschil. Als je het water in Rotterdam proeft als Bergenaar ben je geneigd er spontaan direct afscheid van te nemen. Er zijn wel degelijk grote verschillen in de smaak van ons drinkwater en ook van wat er buiten H20 (water) inzit. In drinkwater gemaakt van oppervlaktewater zitten duizenden andere stofjes dan H20, vele door de mens in de industrie gemaakt maar gelukkig in superlage concentraties. Ook grondwater dat duizenden jaren geleden de grond in is gesijpeld, is niet vrij van stofjes die geen H2O zijn. En die stofjes beïnvloeden de smaak.
Karel Thieme – de zuiver waterambassadeur en theeproever – liet mij met zijn theeproef zien wat de verschillen zijn van thee gezet met zijn ‘zuiver water’ en gezet met andere watertjes. Hij promoot de Aquapeak een apparaat dat door omgekeerde osmose het water ontdoet van de meeste onzuiverheden en een perfect ‘theewater’ levert. De verschillen zijn enorm dat zal iedere theesommelier bevestigen.
Geïnspireerd de theeproef van Karel zelf eens te gaan doen met verschillende waters? Theeliefhebber? Of (hobby)theesommelier in opleiding? Er is recent een thee review boek verschenen! Handig als u uw ervaringen in de theeproeverij wilt vastleggen.
Water en de kwaliteit ervan zijn belangrijk voor de flora en fauna en voor ons. Zeker als we er thee of koffie van zetten, willen we toch echt de thee of koffie in al hun kwaliteiten proeven.
Aan het Dagelijks Bestuur van het Waterschap Brabantse Delta
Per e-mail
BETREFT: WILLEM VAN HAM, KENMERK W 21004
Geacht Dagelijks bestuur,
Willem van Ham: archivaris, historicus, vlaggenkundige en heraldicus overleed op 3 juni 2020 op 83-jarige leeftijd.
Hij wijdde zijn hele (werkzame) leven aan onderzoek en publiceren. Hij heeft ontelbare archieven waaronder waterschaparchieven ontsloten en toegelicht. Door deze ontsluiting is de weg geopend voor verder onderzoek naar de geschiedenis van de waterschappen in het werkgebied van het waterschap Brabantse Delta door andere wetenschappers.
Hij heeft 592 publicaties op zijn naam waaronder minimaal 32 water/waterschap-gerelateerde werken o.a. het standaardwerk Polders in kaart. Noord West-Brabant 1565-1590 (zie bijlage). Ook de andere werken bevatten vaak elementen die water en/of waterschapgerelateerd zijn.
Aan vele facetten van de West-Brabantse (waterschaps-)geschiedenis heeft hij studies gewijd en er publicaties over uitgebracht. Hij heeft ook gewerkt bij het archivariaat Nassau Brabant dat veel van de waterschapsarchieven beheerde.
Zijn verdiensten voor de stad, provincie, waterschappen en de regio kunnen niet worden overschat. In 2007 ontving hij de onderscheiding van Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
Als er één inwoner van ons werkgebied het verdient om geëerd te worden en blijvend herinnerd voor zijn verdienste dan is het – mijns inziens – archivaris, historicus, vlaggenkundige en heraldicus Willem van Ham.
Veel waterschapswerken dragen namen van voormalige dijkgraven en heemraden, illustere voorgangers die goed werk hebben verricht voor de veiligheid van onze dijken en voor goed waterbeheer. Het werk van al die geerde voorgangers en de geschiedenis van de waterschappen moet echter ook inzichtelijk gemaakt worden voor de mens en ingelanden van nu. Dat was het werk van Willem van Ham. Hij heeft zijn leven gewijd aan het toegankelijk maken van de West-Brabantse geschiedenis, waaronder die van de waterschappen.
Archivarissen en historici als Willem van Ham worden zelden geëerd en dat is jammer en mijns inziens onterecht. Het zal bij u niet onbekend zijn dat ongetekende een zekere liefde heeft voor de geschiedenis van ons gebied en de waterschappen in het bijzonder. Ik kijk met enige trots terug op het – onder mijn verantwoordelijkheid als oud-lid van uw gezelschap – het onder één dak brengen van al onze archieven. Ik vraag u dan ook een manier te vinden om Willem van Ham te eren/gedenken in ons ’huis’ of in ons werkgebied. Bijvoorbeeld door een vergaderzaal of de archiefruimte naar hem te vernoemen of bijvoorbeeld een deel van de toekomstige digitale ontsluiting van alle (oude) waterschaparchieven naar hem te vernoemen. Ondergetekende laat de invulling graag aan uw wijsheid over.
In afwachting van uw reactie, met vriendelijke groet,
Nederland, deels lager dan de zee, zal zich sterk moeten weren tegen zeespiegelstijging. Dat betekent verdere sluiting en versterking van de kust, opschaling van pomp- en noodbergingscapaciteit, bufferen van zoet water en wellicht een tweede kustlijn. Het lijkt daarbij vrijwel onmogelijk om de zogenaamde ‘delta’, met tal van beschermde natuurgebieden van Natura 2000 tot Nationale Parken, in stand te houden. Bovendien is de huidige situatie voor de natuur verre van ideaal. De vraag is dan ook niet wat er moet blijven, maar wat voor invloed klimaatbestendige maatregelen op de natuur zullen hebben en hoe we kansen die zich voordoen kunnen benutten.
Nederland gered van de ondergang In het begin van de jaartelling lagen de lage delen van Nederland zo’n 6 meter boven de zeespiegel. Door ontwatering en exploitatie daalde de bodem en drong de zee met getijdenbekkens (wadden en zeegaten) het land binnen. Wat eens een zeewaarts aangroeiende delta was, werd het tegenovergestelde, namelijk door de zee aangetast land. Dit verklaart het grote verschil tussen het regelmatig gevormde kustfundament in zee en de grillig vervormde kustlijn van het land. De binnendringende zee werd meer en meer bedreigend en uiteindelijk waren de Zuiderzeewerken en Deltawerken nodig om het land voor ondergang te behoeden.
Telkenmale opnieuw overschilderd Christiaan Brunings, de oprichter van Rijkswaterstaat, omschreef het cultuurlandschap van Nederland als ‘het telkenmale opnieuw overschilderde doek’. Het tempo van verandering nam in de eeuwen daarna fors toe en nieuwe ingrepen kondigen zich momenteel aan.
Kaart: NRC. Zonder dammen, dijken en bemalen is het lage land onder de huidige situatie één Waddenzee. Klimaatverandering en zeespiegelstijging doen er straks een schepje bovenop. ‘Meebewegen’ met de zeespiegelstijging is een schrikbeeld van verzilting, van een zich verplaatsende kust, van afbraak en leegloop.
Blijf binnen de kaders van de biosfeer Ylva Poelman, lector bionica/biomimicry en innovatief publicist, geeft aan dat de economie valt onder de biosfeer (= de BV Natuur), het begrenzend en bepalend overkoepelend moederbedrijf van alle bedrijven. Gaat het mis, dan gaat het mis met ons. Uit lijfsbehoud komen er grootschalige systeemmaatregelen, waarbij we binnen de kaders van de biosfeer behoren te blijven. Dat geldt voor transities in energie, landbouw, woningbouw en overige infrastructurele maatregelen voor de toekomstige veiligheid en leefbaarheid. De Club van Rome wees al op grenzen aan de groei en die komen op veel gebieden in zicht.
Landelijke waterhuishouding voldoet niet De waterkwaliteit van onze zoete wateren laat veel te wensen over en de decennialange conservering van zoute milieus binnen de kustlijn, zoals Oosterschelde en Grevelingen, leidde tot een forse verarming van de natuurwaarden. Ook kunnen we met de Kier, het fragmentarisch openen van enkele sluizen in de Haringvlietdam, binnen enkele jaren niet meer voldoen aan onze internationale verplichtingen voor vismigratie. Extremen in rivierafvoeren en de verwachte zeespiegelstijging leiden immers tot toename van sluitingen. Verzilting en verdroging eisen op tal van plaatsen hun tol en het meeste zoete water verdwijnt via een open gehouden Nieuwe Waterweg ongebruikt in zee. De landelijke waterhuishouding blijkt verre van toekomstbestendig. Er valt nog veel te winnen.
Migratierivieren in zee bieden een oplossing Plannen zoals ‘Zout water in het Haringvliet’ worden door de tijd achterhaald. Met de kennis van nu is het niet raadzaam de zee binnen te halen, maar om juist de overgangen van zoet naar zout zeewaarts te verschuiven.
Kaart: Maps4News, Rijkswaterstaat.
Zowel van en naar zee trekkende vissen hebben een periode van enkele weken nodig om zich fysiek aan te passen aan de overgang van zout naar zoet of andersom. Hiervoor is een verbinding met zee vereist, waarbij onder invloed van getijden en stroming zout en zoet water zich over tientallen kilometers met elkaar kunnen mengen. Dit is mogelijk door een ondiepe vlakte tegen de kust te omarmen met dammen en vervolgens op te laten slibben. Na aanleg van wisselende strekdammen zal er een lange migratierivier ontstaan die westwaarts overgaat in een estuarium.
Zolang spuien mogelijk blijft, vormen migratierivieren een oplossing voor de trekvissen. Voor het Haringvliet kan aangevangen worden met de aanleg van een migratierivier op de Hinderplaat tussen de stroomgeul van het Haringvliet en de Maasvlakte.
Fase 1: Een migratierivier op de ondiepe vlakte van de Hinderplaat en de Slikken van Voorne met een ruim 40 km lange stroomroute in een continue open verbinding met zee en rivieren.
Kijken we wat verder in de tijd vooruit, dan komen een westwaarts verschoven kustlijn en een verlengde Nieuwe Waterweg met zeesluizen in beeld. Een Haringvliet westwaarts uitgebreid met een estuarium past daar uitstekend bij.
Wanneer het rivierpeil ooit lager komt te liggen dan het zeepeil zullen de vissen op kunstmatige wijze van en naar zee overgezet moeten worden. Dit kan met een schroef van Archimedes richting zee en met een lozingsklep met waterglijbaan naar de rivier. Belangrijk blijft dat onder alle omstandigheden deze overzet van zoet naar zoet plaatsvindt. Dus geen schoksgewijze overgang. Een continue zoete aanvoerstroom in de migratierivier moet niet alleen trekvissen lokken, maar er ook voor zorgen dat de overgang van zout naar zoet geheel in het estuariene gedeelte blijft gesitueerd.
De migratierivier (fase 1) kan bij zeewaartse klimaatmaatregelen, zoals een tweede kustlijn, uitgebreid worden met een estuarium (fase 2) en aansluiten bij de aangroeiende Voordelta (fase 3).
Dit laatste is toekomstmuziek. Voorlopig kunnen we met de aanleg van een zeewaartse migratierivier (fase 1) wel zo’n (halve) eeuw vooruit. Daarnaast mogen de Zeeuwse wateren zich ontwikkelen tot zeldzame zoete en rijke natuurgebieden en kan de compartimentering grotendeels worden opgeheven, wat gunstig is voor natuur en recreatie. Ten westen van de huidige kustlijn neemt door het ontbreken van in- en uitstromend getijde de aanwas toe en vormen zich nieuwe natuurgebieden.
Het belang van zoet Aangezien minder dan een tienduizendste van al het water op aarde zoet oppervlaktewater is en dit water van belang is voor natuur en mens, is het zoet houden en verder verzoeten van de Zeeuwse wateren, zowel goed voor de biodiversiteit als voor de leefbaarheid. Er ontstaan zeldzame zoetwatermilieus, het vestigingsklimaat verbetert, de verzilting neemt af, zoet water komt er in overvloed en de noodberging wordt ruimer.
Samen-werken met water Het is voor Nederland nog niet te laat. Plannen die het kustfundament stabiliseren en doen aangroeien hebben een goede kans van slagen. Zowel zandsuppletie als stimulering van aanwas is het meest succesvol op plaatsen waar sedimentatie al van nature plaatsvindt. Het rapport van de deltacommissie uit 2008 heet niet voor niets ‘Samen_werken_met_water.pdf’. Integraal sedimentbeheer speelt hierbij een landschapsvormende rol. Bewoonbaar Nederland heeft alleen toekomst bij gesloten en zeewaartse keuzes. Sluit de kustlijn en verzoet!
Het tijdvak 1795-1810 was de Bataafse Republiek gevolgd door de regeerperiode van koning Lodewijk Napoleon. Het was ook een periode van een aantal watersnoden waaronder die van 1809 toen grote delen van Midden-Nederland in het gebied van Maas, Waal, Merwede en IJssel overstroomden.
In deze periode veranderde – in mijn ogen – het denken van de centrale landsregering over het waterbeheer. Ten tijde van de republiek der zeven provinciën was er op het gebeid van het waterbeheer vrijwel geen landelijk gezag c.q. beleid.
Dat alles veranderde met de Staatsregeling voor het Bataafse Volk 1798. Er kwam in 1798 een afdeling nationale waterstaatszorg en er werd gestart met de technische rijksdienst (vanaf 1810 Corps Ingenieurs). Deze vielen onder het agentschap (=ministerie van) Binnenlandse zaken.
Wat op mij als waterschap bestuurder (vanaf 1993) het meeste indruk maakte, was de impliciete erkenning van het belang van water bij de (bestuurlijke) inrichting van ons land.
De Staatsregeling verdeelde het grondgebied der Bataafsche Republiek niet in provincies maar in “Agt Departementen, met naame:
Het Eerste Departement: van de Eems.
Tweede Departement: van den Ouden Yssel.
Derde Departement: van den Rhijn.
Vierde Departement: van den Amstel.
Vijfde Departement: van Texel.
Zesde Departement: van de Delf.
Zevende Departement: van de Dommel.
Agtste Departement: van de Schelde en Maas.” (zie foto)
Bij de indeling waren de waterstaatkundige grenzen in hoge mate bepaald door de loop van de rivieren en stroomgebieden. Buiten het starten van de afdeling nationale waterstaatszorg werd er in 1805 een waterbouwkundige vakopleiding toegevoegd aan de militaire academies. De waterstaatkundige kennisopbouw was tot 1805 vooral een taak van de hoogheemraad- en waterschappen. De vakopleiding bij de militaire academies was de start van de bundeling en borging van de waterstaatkennis die Nederland op dit vlak wereldleider zou gaan maken.
Napoleon Bonaparte besloot in 1806 een eind te maken aan de Bataafse Republiek, omdat hij een sterk gezag wenste in de strategisch gelegen Nederlanden. Hij plaatste daarom zijn jongere broer Lodewijk Napoleon op de troon. Op 5 juni 1806 werd Lodewijk Napoleon koning van Holland.
Koning Lodewijk, aanvankelijk door zijn onderdanen gezien als louter een zetbaas van Napoleon Bonaparte, maakte zich snel geliefd onder het volk door zijn betrokken optreden bij rampen. In 1808 besloot hij tot de oprichting van het Ministerie van Waterstaat.
Het koninkrijk Holland werd op 9 juli 1810 per decreet (van Rambouillet) ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Per keizerlijk decreet werd ‘Holland’ toen ingedeeld in zeven departementen die de namen van rivieren kregen.
Ems Occidentale (Groningen en Drenthe)
Ems Oriental (Oost-Friesland)
Frise (Friesland)
Bouches de l’Yssel (Overijssel)
Yssel Supérieur (Gelderland)
Zuiderzee (Noord-Holland en Utrecht)
Bouches de la Meuse (Zuid-Holland) (zie foto)
De waterschappen streven al vele jaren naar meer invloed op de gemeentelijke en provinciale ruimtelijke ordeningsplannen. Adviseren vanuit je deskundigheid is leuk maar als gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen met die mooie adviezen niet of slechts beperkt rekeninghouden is het resultaat te beperkt. Als er dan toch wateroverlast optreedt, krijgen de waterschappen veelal de ‘zwartepiet’ toebedeeld. In de Bataafse Republiek en in het koninkrijk Holland van Lodewijk Napoleon begreep het landelijk bestuur wel, gezien de naamgeving van de departementen, dat water wel degelijk het ordenend principe was.
Soms is het goed zaken, die de fundering zijn van ons waterbeleid, eens aan de graftomben der herinnering in ontrukken en in het volle licht te zetten, in de hoop dat deze de landelijke bestuurders van nu tot inspiratie dienen.
Het gebeurt niet zo vaak dat boeren in West-Brabant een randstadkrant halen, zoals de Volkskrant. Toch was dat op 20 maart j.l. het geval. Oud-collega waterschapbestuurder Jack Verhulst, biologisch melkveehouder op de Hillekens Hoeve, stond uitgebreid in een artikel over “Beter boeren met bomen”. Hij ziet de voordelen van de combinatie landbouw met bomen (eiken tussen de weiden en walnotenbomen op de weiden). Zij manier van boeren en bomenplanten past in de regeringsdoelstellingen tot meer bomen en bossen in Nederland. Bomen op landbouwgrond kennen meer voordelen dan alleen CO2-opslag. Ze houden water beter vast, ze wortelen dieper en halen daar mee voedingsstoffen en mineralen naar boven waarmee de vruchtbaarheid verbetert. Ze geven het vee beschutting en verhogen de biodiversiteit. Jack combineert Agroforestry met agro-ecologie en is overtuigd dat zijn manier van boeren rendeert en dat het historische samenleven van mensen met bossen en alle organismen – die hiervan deel uitmaken – iets toevoegt aan het welzijn van zijn vee en de kwaliteit van de producten die zijn bedrijf levert.