ER IS GENOEG ZOET WATER VOOR ZEELAND


| 05-09-2022 |

 

Het meeste zoete water passeert Nederland immers nog ongebruikt.

Zeeland snakt naar zoet water. Wat is er fout gegaan? Het oorspronkelijke Deltaplan voorzag de gevolgen van verzilting en zeespiegelstijging waar we nu tegen aan lopen.

Een zoet Zeeuws Meer werd ontworpen en zou bestaan uit de Grevelingen en de Oosterschelde. Het is helaas niet uitgevoerd, omdat de Haagse politiek zwichtte voor het maatschappelijk verzet en daarbij het doel zoetwatervoorziening grotendeels los liet.

Zo maakte de angst voor verandering alles zout. Zeeland is zouter dan ooit en de verzilting van het grondwater heeft het kritieke punt bereikt. Deze provincie wordt het zwaarst getroffen bij droogte.

Door klimaatverandering en zeespiegelstijging zal de verzilting versneld toenemen.

Als Zeeland nu niets doet, nemen waterveiligheid en leefbaarheid schrikbarend af.

De alarmbellen rinkelen en iedereen voelt de noodzaak tot handelen. Wordt het niet de hoogste tijd om de indertijd terzijde geschoven plannen opnieuw te overwegen?

De protesten van de opkomende milieubeweging die streefde naar behoud en van de vissers en schelpdierkwekers die vreesden voor hun boterham, maakten zo’n indruk dat tegen de wens van Rijkswaterstaat Den Haag indertijd overstag ging. Met de beste bedoelingen werd gekozen voor zout, maar met de kennis van nu zou men dit nooit besluiten.

Realiseren we wel dat het meeste zoete water ongebruikt via een open Nieuwe Waterweg in zee wordt geloosd? Bij hoge afvoeren spuien de Haringvlietsluizen de overvloed in zee. Wanneer we een deel van dat spuiwater gebruiken kunnen de Zeeuwse wateren verzoeten.

De waterschappen verkondigen al jaren dat we af moeten van een systeem dat alleen water afvoert en dat we dienen te kiezen voor een systeem dat ook water vasthoudt. Afname van zowel de natuurwaarden van de Zeeuwse zoute wateren als van de leefbaarheid van Zeeland maken duidelijk dat indertijd de keuze voor zout misschien niet zo verstandig was. Door dit beleid wordt de zoetwatervoorziening van Zeeland steeds problematischer, vooral voor natuur en landbouw. Warme en droge zomers zijn eerder regel dan uitzondering. Ingrijpende en betaalbare maatregelen zijn nodig voor een klimaatbestendig Zeeland.

Voor de provincie Zeeland, die ernaar streeft de eerste klimaatbestendige regio te worden, is het belangrijk het op zout gerichte waterbeleid aan een heroverweging te onderwerpen. De maatregelen die het Zeeuws Deltaplan Zoet Water voorstelt zijn van een te lokale aard en vragen hoge investeringen. Het zou goed zijn de uitgangspunten en effectiviteit van de voorgestelde maatregelen nog eens tegen het licht te houden.

In de zeventiger jaren werd bij de Deltadienst de verzoeting van zowel de Grevelingen als de Oosterschelde volledig voorbereid. De zoute wateren kunnen in enkele maanden worden verzoet (zie illustratie). De zwaardere zoute onderlaag wordt eenvoudig bij eb naar zee geheveld in perioden dat er voldoende rivierwater beschikbaar is. Zo verdringt het zoete water het zout zonder dat er sprake is van menging.

Er is door het jaar heen meer dan voldoende zoet water beschikbaar om de Zeeuwse wateren te verzoeten. Andersom, in droge tijden met weinig rivieraanvoer, is de zoetwatervoorraad te liften door tijdelijk zout water aan de bodem binnen te laten.

Zo krijgen we een ruime zuidwestelijke zoetwatervoorraad die we op een flexibele wijze het hele jaar door op peil kunnen houden. Voor mens en natuur is het de meest vriendelijke methode met zeer veel voordelen. Bovendien is deze methode geheel CO2-neutraal.

Ze behoeft geen extra energie, omdat ze werkt met het getij. Een voorbeeld van samenwerken met de natuur. Voor de toekomstige waterveiligheid is het van belang dat ‘het zoete Zeeuwse Meer’ als noodberging voor hoge rivierafvoeren kan fungeren.

Meer over dit alles is te vinden in de artikelen, rapporten en berekeningen op de website www.adviesgroepbormenhuijgens.nl onder de rubriek Zuidwestelijke Delta.

Al beschouwen veel Zeeuwen de aanwezigheid van zoute wateren als een voldongen feit, als de wateren niet zoet worden, wordt Zeeland onleefbaar. Verzoeting geeft waterkwaliteitsverbetering en meer biodiversiteit. Het geeft een antwoord op langere perioden van droogte die we kunnen verwachten. Een robuuste oplossing, natuurvriendelijk, relatief goedkoop en klimaatbestendig.

We gaan in Nederland gezamenlijk de transitie aan naar een klimaatbestendige en circulaire economie. De overheid moet daaraan sturing geven en tevens het algemene belang beschermen. Geen bestuurlijk onvermogen, maar durf, visie en initiatief. Alle sectoren waaronder  landbouw, natuur, recreatie, visserij, logistiek, wonen en industrie zullen moeten inspelen op de veranderingen die komen. Zo kunnen visserij en schelpdierkweek hun werkwijze aanpassen of hun bakens zeewaarts verzetten.

We benadrukken dan ook met klem om de verzoeting van het Grevelingenmeer zo spoedig mogelijk ter hand te nemen. We staan wat betreft Zeeland immers met de rug tegen de muur. Er is genoeg zoet water voor Zeeland. Gebruik het! Sluit de kust en verzoet!

Wil Borm

 

Adviesgroep Borm & Huijgens – integraal waterbeheer


DE HEMELWATERVERORDENING


| 30-08-2022 |

 

De hemelwaterverordening is bij gemeenten in opmars.  De openbare ruimte regen- en klimaatbestendiger te maken is een stap in de goede richting, maar er is meer nodig omdat een groot deel van de bebouwde omgeving privaat terrein is en veel burgers er (nog) niet aan toe komen hun eigendommen aan te passen. Steeds meer gemeenten slaan dan ook de weg in naar regelgeving.

Ik schreef in 2017 al eens over “Tegeltax”.  Een andere weg is met een hemelwaterverordening de grond/pandeigenaren dwingen bij nieuwbouw of een ingrijpende verbouwing een regenwateropvang, op eigen terrein, te realiseren. Veelal 60 liter per vierkante meter bebouwd/bestraat oppervlak. Een andere route kan het bestemmingsplan zijn om daaromtrent regels op te nemen.

Den Bosch is een voorloper als het gaat om regelgeving in relatie het klimaatbestendiger maken van de bebouwde omgeving. De hemelwaterverordening is er sinds 2017 en is recent uitgebreid met een groennorm in de verordening Bomen, Water en Groen. Alleen stimuleren leidde niet tot het gewenste resultaat.

Tot nu toe is de praktijk vooral praten met woningcorporaties, projectontwikkelaars en architecten. Het gaat om bewustwording. Dwang en handhaving kunnen in een latere fase aanbod komen. Als burgers na het betrekken van hun nieuwbouwwoning alsnog bijvoorbeeld hun tuin dicht tegelen.  

De gemeentelijke zorgplicht is in 2008 in de wet opgenomen. Ook de eigen verantwoordelijkheid van de burger is in de Waterwet vastgelegd. Nu is het zaak de volgende stappen te nemen. Technisch is het goed mogelijk de regenwateropslag te voorzien van warmtewisselaars zodat die voorziening ook een rol kan gaan spelen in de komende energietransitie!


DE AKTE VAN MANNHEIM


| 30-08-2022 |

 

In juni van dit jaar schreef ik het artikel “de komende transportcatastrofe”.  Ik beseft toen niet dat deze transportcatastrofe al deze zomer zou optreden. En dat al in augustus, terwijl traditioneel september de maand is van de laagste waterstanden en laagste rivierafvoeren.

Dat artikel sloot ik af met de stelling: “Het wordt tijd dat er echt over de mogelijke gevolgen van de ‘droogte’ op het transport over water wordt nagedacht. Waarbij kanalisering van de Rijn en de mogelijkheid van afsluiten van de Nieuwe Waterweg middels sluizen bij de scenario’s betrokken zouden moeten worden”. In de NRC van 16 augustus stond een artikel met de kop; “We verdelen de laatste druppels terwijl in de Rotterdamse haven heel veel water doorgespoeld wordt”” van de hand van Arjen Schreuder. Dat in ging op de mogelijkheid van sluizen in de Nieuwe Waterweg. Hopelijk een begin van een echte discussie!

Nu, kijkend naar de buitengewoon ernstige problemen die de scheepvaart ondervindt, is het zaak ook over het andere element van de stelling ‘kanalisering van de Rijn’ eens goed na te gaan denken.

De basis voor dit nadenken zou de “Akte van Mannheim” dienen te zijn. Waar het Koninkrijk der Nederlanden één van de verdragpartners is. De Akte van Mannheim legt o.a. het beginsel van het behoud, het onderhoud en de verbetering van de Rijn als vaarweg vast.

In het Congres van Wenen (1815) werd de basis gelegd voor de vrije scheepvaart op de Europese Rivieren. In augustus 1816 startte de Centrale Commissie en kwam in maart 1831 met het Rijnvaartverdrag Acte van Mainz wat in oktober 1868 resulteerde in de Acte van Mannheim. Waarvan één van de uitgangspunten was: de verplichting voor de staten de rivier te verbeteren en te onderhouden.

Het wordt tijd dat met het verbeteren ten behoeve van de scheepvaart anno 2022 middels kanalisering een begin wordt gemaakt met het nadenken over de mogelijkheden in het laagland deel van het stroomgebied van de Rijn (o.a. IJssel en Waal)!


HET GRONDWATERECOSYSTEEM


| 30-08-2022 |

 

Sinds 2006 is er een Europese Grondwaterrichtlijn 2006/118/EG. Feitelijk is het de dochterrichtlijn van de Kaderrichtlijn Water.

Het Europese Parlement stelde bij de behandeling van de Grondwaterrichtlijn 2006/118/EG dat het grondwater als onafhankelijk ecosysteem op zichzelf het beschermen waard is. Dit punt is gedeeltelijk door de Europese Commissie overgenomen zodat de eerste overweging van de Grondwaterrichtlijn nu het volgende stelt: “Grondwater is een waardevolle natuurlijke hulpbron die als zodanig voor achteruitgang en voor chemische verontreiniging moet worden behoed.” (EC, 2006b). De Kaderrichtlijn Water maakt een duidelijk verschil tussen een goede oppervlaktewatertoestand waarbij de ecologische en de chemische toestand goed zijn en een goede grondwatertoestand waarbij de kwantitatieve en de chemische toestand goed zijn (zie artikel 2 definitie 18 en 20).

Het grondwaterecosysteem is dus geen expliciet beschermdoel volgens de Kaderrichtlijn Water of de Dochterrichtlijn Grondwater. Dit in tegenstelling tot het oppervlaktewaterecosysteem dat wel op zichzelf een beschermdoel is volgens de Kaderrichtlijn Water. De Dochterrichtlijn Grondwater stelt echter wel in overweging 20: “Er dient onderzoek te worden verricht teneinde betere criteria te kunnen vaststellen voor de verzekering van de kwaliteit en de bescherming van het ecosysteem van het grondwater. Waar nodig dienen de bevindingen van dit onderzoek bij de omzetting of herziening van deze richtlijn te worden verdisconteerd. Dergelijk onderzoek, alsook de verspreiding van wetenschap, ervaring en onderzoeksbevindingen, dient te worden aangemoedigd en gefinancierd.”

In 2007 is er door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een rapportage verschenen met de titel: “Ecologische risicobeoordeling van grondwater” van de hand van Patrick van Beelen. Inhoudende een analyse van de hydrologie en de chemie van de Nederlandse grondwatersystemen. https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/711701055.pdf

In die rapportage is het volgende citaat te vinden:

In het grondwater heerst absolute duisternis waardoor er geen planten, algen of cyanobacteriën kunnen groeien. De afwezigheid van fotosynthese beperkt de energie invoer in het grondwaterecosysteem. In diep oppervlaktewater vindt ook geen fotosynthese plaats maar daar is nog sprake van bezinking van organische deeltjes die als voedselbron kunnen dienen. De bodem filtreert het grootste deel van de organische deeltjes weg waardoor deze voedselbron in het grondwater ook is afgesneden. Het grondwater wordt daarom meestal gekenmerkt als voedselarm milieu. De gelijkmatige temperatuur van 10°C in het Nederlandse grondwater en de overvloedige aanwezigheid van water maken het grondwater in principe uitstekend geschikt voor de groei van bacteriën. Schimmels en gisten komen in het grondwater veel minder vaak voor (Hirsch and Rades-rohkohl, 1982). Onder voedselarme omstandigheden zijn bacteriën namelijk in het voordeel doordat ze kleiner zijn. Kleinere organismen hebben een hogere oppervlakte inhoud verhouding. Door de relatief grotere oppervlakte kunnen kleinere organismen efficiënter en sneller stoffen uit het grondwater opnemen en daardoor kunnen zij met lagere voedsel concentraties toe (Poindexter, 1981).”

Een ander, in mijn ogen, memorabel citaat is: “Vermoedelijk kan de bescherming van bacteriën in de diepere ondergrond niet op een grote publieke belangstelling rekenen. Het verdient echter wel aanbeveling om rekening te houden met de activiteit van bacteriën in de diepere ondergrond wanneer er afvalstoffen of koolzuur in dat milieu wordt ingebracht. Het is niet altijd uit te sluiten dat er op de langere termijn toch risico’s kunnen optreden.

Koolzuurgas eters!

In het diepere grondwater, enkele tientallen meters onder het bovenste grondwater, vindt geen aanvoer van voedingsstoffen uit de bovengrond meer plaats. Toch komen daar bacteriën voor. Deze leven van het nog aanwezige organische materiaal in de ondergrond en van opborrelende gassen zoals waterstofgas, methaan en koolzuurgas die in het binnenste van de aarde geproduceerd worden. Deze bacteriën worden lithotrofe bacteriën genoemd (letterlijk rots etende). Onder zuurstofloze (anaerobe) omstandigheden kunnen deze bacteriën letterlijk gaten in de rots eten en een groot deel van de porositeit van petroleumreservoirs wordt vermoedelijk veroorzaakt door deze bacteriën (Chapelle, 2000). De lithotrofe bacteriën zijn vaak specialistische langzaam groeiende bacteriën die sterk aangepast zijn aan de lokale omstandigheden en die een specifieke geochemische omzetting katalyseren. Barofiele en thermofiele bacteriën in de diepe ondergrond (enkele kilometers onder het aardoppervlak) zijn speciaal aangepast aan de hoge druk en temperatuur die daar heersen (Rossi et al., 2003).” Aldus het RIVM rapport.

Het is bevreemdend dat er in het huidige tijdsgewricht geen aandacht is voor het feit dat er leven is in de bodem die broeikasgassen eten en dat dit leven niet of nauwelijks bestudeert wordt noch beschermd!!  

Ecologische effecten van vervuiling in het grondwater

Het bodemleven bestaat voornamelijk uit stygofauna. “De naam stygofauna verwijst naar dieren (fauna) uit de mythologische ondergrondse rivier de Styx. Alle dieren die in het grondwater voorkomen worden gerekend tot de stygofauna. Dit zijn zowel de toevallige gasten als de permanente bewoners van het grondwatermilieu. Stygobionten zijn grondwaterdiertjes die speciaal aangepast zijn aan het ondergrondse milieu. Deze dieren hebben meestal geen pigment, sterk gereduceerde of zelfs helemaal geen ogen en goed ontwikkelde tastorganen (Griffioen et al., 2003). De groei van deze dieren is meestal langzaam omdat ze in een voedselarm milieu leven. Ze voeden zich meestal door te grazen op de dunne laagjes bacteriën op grind en zandkorrels (Hancock et al., 2005). Nederland heeft relatief veel fijne sedimenten met geringe poriegrootte waardoor er letterlijk niet veel ruimte is voor de stygofauna. Hier komen dus vooral kleine grondwaterdiertjes voor (<10 mm). In de gebieden die tijdens de laatste ijstijd bedekt waren met ijskappen (zoals het noorden van Nederland) komt ook nog eens veel minder stygofauna voor omdat deze diertjes slechts zeer langzaam nieuwe gebieden kunnen koloniseren (Jos Notenboom, 1991). De biodiversiteit van de Nederlandse stygobionten is daarom klein vergeleken met die van bijvoorbeeld Slovenië of Kroatië (Griffioen et al., 2003). Er is slechts beperkte informatie over het voorkomen van stygofauna in het Nederlandse grondwater (Jos Notenboom et al., 1990).”

Figuur: Enige grondwaterdiertjes. In de richting van de klok van boven naar beneden: Antrobathynella stammeri (Syncarida), Niphargus kochianus (Amphipoda), Onchulus nolli (Nematoda), Troglochaetus beranecki (Polychaeta), Chappuisius inopinus (Copepoda) en Soldanellonyx monardi (Acari). Carl von Ossietzky University, Oldenburg, Duitsland.

Al in 1983 deed het Instituut voor Taxonomische Zoölogie bij monde van J. Notenboom & R. Leys een oproep tot ONDERZOEK VAN GRONDWATERFAUNA! “De kennis over de grondwaterfauna in Nederland is erg gering. We weten dat verschillende soorten grondwaterbewonende Amphipoda (Niphargus soorten) en Isopeda (Proasellus soorten) op verschillende plaatsen in Zuid- Limburg voorkomen. Veel minder weten we over de verspreiding van deze dieren buiten Zuid-Limburg. Over de aanwezigheid in het Nederlandse grondwater van andere groepen organismen, zoals Copepoda, Ostracoda, Turbellaria en Gastropoda is nog veel minder bekend. Het zou zeker wenselijk zijn over deze verborgen fauna meer te weten te komen Voor zuurstofrijke grofzandige grondwaterlichamen kan het voorkomen van grondwaterdieren gebruikt worden als eindpunt voor de ecologische risicobeoordeling van verontreinigd grondwater”.

Het RIVM rapport uit 2007 doet een aanbeveling voor verder onderzoek: “De Dochterrichtlijn Grondwater stelt dat er onderzoek naar de kwetsbaarheid van het grondwaterecosysteem noodzakelijk is. Nader onderzoek naar het voorkomen van grondwaterdieren en hun gevoeligheid voor verontreinigingen lijkt ons dan ook gewenst. In Europees verband wordt al onderzoek naar grondwaterecologie gedaan en het lijkt ons dan ook wenselijk om hierbij aan te sluiten.”

Zeker de wetenschap dat lithotrofe bacteriën een rol spelen bij de afgifte van broeikasgassen uit de bodem moet een stimulans zijn het onderzoek naar het bodemleven op te pakken.