VRAGEN INZAKE PROJECTPLAN WATEROVERLAST GRENSSTAAT NISPEN, KENMERK W 19001

 


Bergen op Zoom, 19 juni 2019

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Betreft: Vragen inzake projectplan Wateroverlast Grensstraat Nispen, kenmerk W 19001

 

Geacht Dagelijks bestuur,

 

In het AB d.d. 30 januari 2019 stond de vaststelling van het projectplan Wateroverlast Grensstraat Nispen op de agenda. Een projectplan dat mede door een lokaal bedrijf, handelskwekerij GOVA, ten behoeve van de eigen watergave gefinancierd wordt. Vanuit het gebied bereiken ons geluiden als zou het gebruik van delen van de GOVA gronden (containervelden) in strijd zijn met het bestemmingsplan “Buitengebied Roosendaal Nispen” c.q. niet als zodanig vergund zijn.
Bestudering van het bestemmingsplan leidt bij ondergetekende niet tot een éénduidige vaststelling of hier sprake zou zijn van een gebruik dat niet geëigend is. Wel constateerde ondergetekende ter plaatse dat de containervelden vermoedelijk reeds jaren in gebruik zijn.

Samenwerken met ondernemers is een goede zaak. Wel moet dan helder zijn dat die samenwerking gebaseerd dient te zijn op een formeel vergunde situatie.

– Passen de in gebruik zijnde containervelden in het bestemmingsplan
“Buitengebied Roosendaal Nispen” c.q. is het gebruik vergund?

In afwachting van uw reactie,

hoogachtend,

namens de fractie Ons Water/Waterbreed,

 

L.H. van der Kallen.

 


WATERTOETS – 0028

 


 

Bergen op Zoom, 24 oktober 2007

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Reeds een aantal jaren heeft het waterschap een wettelijke taak bij de totstandkoming van bestemmingsplannen, namelijk: advisering ten aanzien van de watertoets.

Voor ondergetekenden is het ondoorzichtig in hoeverre de waterschapsinbreng een effectieve is. Tot op heden hebben het algemeen bestuur in deze geen evaluaties bereikt.

Gezien het grote belang van een adequate omgang met de waterbelangen in bestemmingsplannen en de grote water(bergings)belangen waar de samenleving, en het waterschap in het bijzonder, voor staat, verzoeken ondergetekenden het dagelijks bestuur de effectiviteit van de waterschapsbijdrage in bestemmingsplannen te evalueren.

Vragen die middels een dergelijke evaluatie beantwoord dienen te worden zijn o.a.:

– Leggen alle gemeenten alle nieuwe bestemmingsplannen c.q. bestemmingsplanveranderingen voor aan het waterschap? Zo nee, welke niet?

– Wat is het beleid c.q. de aanpak van in deze onwillende gemeenten?

– Controleert het waterschap of de adviezen worden overgenomen?

– In hoeverre worden de waterschapsadviezen ten aanzien van de voorgelegde bestemmingsplannen c.q. bestemmingsplanwijzigingen overgenomen?

– Indien adviezen niet of niet geheel worden overgenomen, welke stappen heeft het waterschap dan ondernomen om dergelijke bestemmingsplannen, die niet (optimaal) waterproef zijn, alsnog veranderd te krijgen?

– Hoe vaak heeft het waterschap ten aanzien van het niet overnemen van de waterschapsadviezen bezwaar- of beroepsprocedures bij de betrokken gemeenten gevoerd c.q. bij de provincie? En in hoeveel van die gevallen heeft dat alsnog geleid tot de gewenste/geadviseerde aanpassingen?

– Is de effectiviteit van de watertoets al bij andere waterschappen/provincies geëvalueerd en met welke resultaten?

– Neemt het waterschap deel aan benchmarking van de effectiviteit van de watertoetsen? Is het DB op dit vlak bereid initiatieven te ontwikkelen?

– In hoeverre wordt het waterschap preventief bij de opstelling van bestemmingsplannen betrokken?

– In hoeverre maken gemeenten effectief gebruik van in het verleden door o.a. de rechtsvoorgangers van het waterschap opgestelde waterkansenkaarten? En maakt het waterschap bij de toetsing van de bestemmingsplannen daar nog gebruik van?

Vertrouwende op een spoedige beantwoording,

hoogachtend,

mede namens de heer A.J. Jongevos,

Louis van der Kallen

 


WATERTOETS – 0022

 


 

Bergen op Zoom, 11 december 2006

 

Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

per e-mail [email protected]

 

Betreft: watertoets als schaamlap

 

Geacht Bestuur,

Volgens de handreiking “Watertoets” van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is een watertoets geboden voor alle plannen, waarbij een ruimtelijke procedure wordt gevolgd. Voorbeelden zijn: bestemmingsplannen, structuurplannen, streekplan, zelfstandige projectprocedures (ex art. 19 lid 1 WRO), enz.

Volgens de voornoemde handreiking dienen de eventuele maatregelen opgenomen te worden in de toelichting bij de voornoemde ruimtelijke plannen. Een prachtig verplicht procesinstrument dat leidt tot veel werk bij waterschappen, maar dat feitelijk niet leidt tot de gewenste resultaten. Het is niet meer dan een doekje voor het bloeden of in mijn beleving ‘een schaamlap’, waarmee de wetgever ons (het waterschap) heeft opgezadeld.

De waterparagraaf staat bij de mij bekende nieuwe bestemmingsplannen altijd in de zogenaamde toelichting van de bestemmingsplannen. Dit is conform de voornoemde handreiking. Echter de toelichting is niet bindend. Dus niet juridisch afdwingbaar!

Alleen de voorschriften zijn bindend en juridisch afdwingbaar.

Vrijwel al het werk van het waterschap inzake waterparagrafen in bestemmingsplannen is feitelijk ‘water naar de zee dragen’ en is slechts van marginale invloed op de waterproblematiek en de wateropgaven waarvoor Nederland en ons territoir met name zich gesteld ziet.

Ondergetekende constateert dat bijvoorbeeld in het bestemmingsplan Fort/Zeekant in de gemeente waar ik raadslid ben, de waterparagraaf niet wordt uitgevoerd. Projectontwikkelaars hebben er simpelweg het geld niet voor over. Van de mooie waterbergingsplannen per individuele woning of bouwplan komt dus niets terecht.

Ik verzoek U dringend deze problematiek onder de aandacht van de Unie en het Ministerie te brengen.

De watertoets is goed, mits deze leidt tot de opname van afdwingbare voorschriften in alle ruimtelijke plannen.

Met vriendelijke groet,

Louis van der Kallen

c.c. fracties 2e kamer

fracties Provinciale Staten

college van B&W gemeente Bergen op Zoom

 


MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT INZ. WATERTOETS – A013

 


 

Bergen op Zoom, 11 december 2006

 

Aan de Minister van Verkeer en

Waterstaat

[email protected]

 

Excellentie,

Bijgaand treft U aan mijn brief aan het Dagelijks Bestuur van het waterschap Brabantse Delta.

De inhoud spreekt voor zich.

Ik vind het zeer betreurenswaardig dat overheden zich vele inspanningen getroosten met slechts marginale resultaten, omdat het wettelijk middel, de waterparagraaf in de toelichting in plaats van in de voorschriften van bijvoorbeeld een bestemmingsplan, niet leidt tot feitelijke implementatie van de in de waterparagraaf vermelde maatregelen.

Ik verzoek U dringend om eventueel in eendrachtige samenwerking met Uw ambtsgenoten te komen tot een zodanige aanpassing van wet en regelgeving dat de waterparagraaf in de voorschriften van bestemmingsplannen wordt opgenomen en daardoor een effectief middel wordt ter aanpak van de wateropgaven waarvoor ons land zich gesteld ziet.

Hoogachtend,

Louis van der Kallen

 


HANDHAVING BESTEMMINGSPLAN – 0020

 


 

Bergen op Zoom, 11 september 2006

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

Geacht Dagelijks Bestuur,

Sinds 2002 is de waterparagraaf een vast onderdeel van de nieuwe bestemmingsplannen. In het proces om te komen tot een nieuw bestemmingsplan wordt het Waterschap dan ook betrokken. Maar wat levert dit in feite op? Dus wat is de werkelijkheid ten opzichte van de papieren waarde van een bestemmingsplan?

Een voorbeeld uit Bergen op Zoom:

In het bestemmingsplan Het Fort Zeekant in paragraaf 3.6.2 staat in de toelichting op pagina 25 vermeld: “In het geval van nieuwbouw moet voor zowel de grondgebonden woningen, gestapelde woningen en voor de bedrijfspanden door de eigenaren een regenwateropvang worden gerealiseerd ten behoeve van toiletspoelingen, beregening van tuinen en voor autowassen. De buffercapaciteit van de voorziening dient ten minste 3.0 m3 per wooneenheid te bedragen.”.

De werkelijk is dat het voornoemde voorschrift niet in de praktijk wordt gebracht. Formeel omdat er bij pilotprojecten elders in het land foutieve aansluitingen zijn geweest, die hebben geleid tot ziektegevallen.

Mijn (off the record) informatie is dat aannemers en projectontwikkelaars dit soort voorschriften kostprijs opdrijvend vinden en er daarom niet aan mee willen werken. Het gebeurt nu alleen nog ‘op basis van vrijwilligheid en eigen initiatief’. Niet dus!

In nieuwe (Bergse) bestemmingsplannen komt deze paragraaf dan ook niet meer voor. Gelet op het feit dat de noodzaak van waterberging en hergebruik nog immer actueel is, vind ik het buitengewoon jammer dat een dergelijk voorschrift in nieuwe bestemmingsplannen (klaarblijkelijk met Uw toestemming) ontbreekt.

Wat ik ergerlijk vind, is dat zonder een formele aanpassing van een bestemmingsplan een onderdeel van de waterparagraaf door een gemeente ter zijde wordt geschoven, zonder dat dit leidt tot handhavingsacties c.q. verzoeken tot handhaving bij bijvoorbeeld de provincie.

Welke acties onderneemt Uw bestuur om de afspraken, gemaakt met gemeenten, die neergelegd zijn in bestemmingsplannen, ook feitelijk tot uitvoer te brengen?

Of is de waterparagraaf feitelijk vrijblijvend en eindigt de bemoeienis van het Waterschap bij de vaststelling van een bestemmingsplan?

Met vriendelijke groet,

Louis van der Kallen