OVER WATER 179:  HET VORDERT

 

| 13-04-2019 | 20.30 uur |


 

OVER WATER 179:  HET VORDERT

 

Ook de afgelopen week stond in het kader van de onderhandelingen over een nieuw bestuursakkoord en over de aard en samenstelling van een nieuw dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Maandagavond (8 april) had ik op suggestie van de informateur/formateur (Huub Hieltjes) een gesprek met Anco Sneep, de onderhandelaar namens de VVD, de winnaar met vijf zetels van de verkiezingen. Omdat de combinatie Ons Water/West-Brabant Waterbreed in het nieuwe Algemeen Bestuur (AB) de grootste fractie gaat vormen (zeven zetels) en Ons Water de tweede partij in grootte is achtte de  informateur/formateur het wenselijk dat de kou tussen Ons Water en de VVD uit de lucht zou gaan. Het was een goed gesprek, waarin ik helder heb gemaakt wat Ons Water wil. Het waren nuttige twee uren. Vanuit een bewust omgaan met de middelen moet er een omslag komen naar de (nieuwe) uitdagingen. Ik heb op een aantal punten aangegeven wat er, naar mijn inzichten, zou moeten gebeuren. Het betreft o.a.:  de aanpak van het achterstallig onderhoud/investeringen van/in de zuiveringen en het inlopen van de baggerachterstanden. Ook moet er op korte termijn meer inspanningen komen o.a. richting de Unie over de noodzakelijke inspanning rond de KRW. Wat is technisch haalbaar (dus moet) en wat is met de beste wil ter wereld niet haalbaar (dus moeten de doelstellingen daarop worden aangepast). Ook is mijn wens dat de portefeuille Financiën/Zuiveren, in het DB, uit elkaar wordt gehaald. Om meer evenwicht in het DB te krijgen.

Ik heb onderbouwd dat ‘de taken goed doen’ belangrijk is om de ‘opheffing bepleiters’ de wind uit de zeilen te nemen. Naar mijn informatie is de opheffingsdiscussie binnen de grote landelijke partijen verre van afgelopen. Ook zijn er binnen de landelijke partijen ideeën van een verdere opschaling van de waterschappen. Ik zie in dat kader veel parallellen met de ondergang van de regionale Kamers van Koophandel die uiteindelijk ontdaan werden van delen van hun taken en uiteindelijk in 2014 feitelijk werden genationaliseerd en ondergebracht bij het ministerie van Economische Zaken als ‘zelfstandig’ bestuursorgaan waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister (zie over water 177).

Veel landelijke politici snappen niets van de vaak grote tariefverschillen tussen de waterschappen. De  zeeklei waterschappen in Zuid- en Noord-Holland zijn soms drie keer zo duur als waterschappen op de hoge zandgronden. De regionale waterschappen opheffen en bijvoorbeeld onderbrengen in een landelijk ‘zelfstandig’ bestuursorgaan, waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister, zou voor de randstedelingen een halvering van de waterschapsbelastingen op kunnen leveren, terwijl de mensen die wonen in de voormalige Generaliteitslanden (Noord-Brabant en Limburg) dan circa twee keer zoveel zouden moeten gaan betalen.  Ook een verdere opschaling van de waterschappen kan grote gevolgen hebben voor de tarieven. Zo weet ik dat er binnen twee landelijke partijen gedacht wordt aan opschaling waarbij onder andere gedacht wordt aan de vorming van de delta waterschap bestaande uit de Brabantse Delta, Schelde Stromen, de Hollandse Delta, en de hoogheemraadschappen Delfland en Schieland en de Krimpenerwaard. Ik wil niemand bang maken maar, als uitgegaan wordt van de inwonergegevens en tarieven uit het Unie rapport “waterschapsbelastingen: klaar voor de toekomst”, komt er, na enig rekenwerk, uit dat de tarieven voor de inwoners van wat nu de Brabantse Delta dan met 76 % zouden stijgen. Voor de betalers in de categorie ongebouwd in ons waterschap gaan de tarieven dan met ruim 47 % omhoog. Tegelijkertijd dalen de tarieven dan fors in de drie Zuid-Hollandse waterschappen. Opheffing, maar ook een verdere opschaling, zou desastreus zijn voor de tarieven in wat nu het waterschap Brabantse Delta is. Die zorg is voor mij een voorname drijfveer in mijn aanpak van deze onderhandelingen. Voor wie meer wil weten over de opschalingsgeschiedenis van de waterschappen, van circa 3500 in 1850 naar 21 nu, lees dan een artikel wat Ons Water in april 2018 daarover publiceerde.

Na het gesprek heb ik het gevoel dat ‘de taken goed doen’ om de ‘opheffing bepleiters’ de wind uit de zeilen te nemen nu ook bij de VVD leider is binnengekomen. De inhoud van de twee onderhandelingsronden van deze week over het nieuwe bestuursakkoord waren een bevestiging van dat gevoel. Inhoud geven aan het bewustzijn de taken goed te willen doen kost wel geld. Als de inzet wordt de achterstanden bij zuiveren weg te willen werken en alleen de baggerachterstanden van vaarwegen weg te werken, is er zelfs bij tariefsverhogingen van 2,5 % bovenop de inflatie (het beleid van de afgelopen jaren) geen geld voor echt (nieuw) beleid. Het oude financiële beleid voortzetten is al een stevige breuk met de verkiezingsbeloften van veel partijen. Gezien de nieuwe opgaven, zoals klimaatadaptatie, is er ondanks de betere sfeer nog een onderhandelingsweg te gaan. Ons Water is bereid voortzetting van het oude DB te ondersteunen mits er een nieuw bestuursakkoord komt dat inhoud geeft aan de nieuwe uitdagingen. Maar zal kritisch zijn en een nieuw DB beoordelen op haar daden. Want Ons Water wil de veranderingen naar meer inhoud en minder gelddiscussies wel zien.

In de laatste onderhandelingsronde van afgelopen week heb ik wel een steen in het water gegooid. Al sinds mensenheugenis doet het waterschap Brabantse Delta het vaarwegbeheer op rivieren als De Mark/Dintel en de Vliet. Dat is eigenlijk een taak van de provincie. Nu staan er ten behoeve van de vaarwegbeheer veel investeringen op de rol. Ons Water vindt dat de provincie de benodigde gelden eigenlijk één op één moet bekostigen. Namens Ons Water heb ik dan ook om meer informatie gevraagd. Wat is de logica dat het waterschap meebetaald aan investeringen in een taak die formeel niet de onze is? Wie is eigenaar van deze rivieren en wie is derhalve onderhoudsplichtig? Dat kan nog een interessante discussie met de provincie worden.      

Louis van der Kallen