VOORLANDEN

 

| 10-02-2018 | 10.00 uur |


 

VOORLANDEN

 

Begin 2017 is de Projectoverstijgende Verkenning (POV) Voorlanden gestart. Dit is een verkenning die voor het waterschap Brabantse Delta binnen het dijkversterkingsproject Geertruidenberg/Amertak en toekomstige projecten in dit gebied grote gevolgen kan hebben.

Waarom? De effecten van het voorland kunnen gevolgen hebben voor het ontwerp van de nieuwe Slikpolderdijk en mogelijke buitendijkse dijkverbeteringen in dit gebied en de noodzaak tot compensatie van de eventuele verloren gegane ruimte voor de rivier. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stelt zich op het standpunt dat het Rijk wel instemt met buitendijkse versterkingen, als binnendijkse versterking redelijkerwijs niet mogelijk is, maar vasthoudt aan de noodzaak dat er ook bij geringe waterstandverhogingen volledig gecompenseerd wordt.  De argumentatie van het Rijk daarvoor is dat andere initiatiefnemers die activiteiten ontplooien die tot waterstandverhoging leiden dit ook moeten compenseren.

In het gebied van de dijkversterking Geertruidenberg/Amertak spelen in de nabij toekomst mogelijk een drietal projecten waarbij deze compensatie aan de orde kan komen, te weten:

  • de mogelijke uitbreiding van de jachthaven op de oostelijke Dongeoever waarbij gedacht wordt aan een sluisje om de jachthaven bij hoogwater af te kunnen sluiten. 
  • een mogelijke verandering van een afslag van de A59 en de effecten/mogelijkheden daarvan op de waterkeringen ter plaatse. 
  • en de verkenning afsluiten Amertakken in geval in dit gebied verdere dijkversterkingen/verhogingen noodzakelijk zouden zijn.

Waterschappen zoals Brabantse Delta hebben met Rijkswaterstaat een gezamenlijk belang voor de waterveiligheid in het Rivierengebied. We hebben elkaars ruimte (zowel van de waterschappen als van Rijkswaterstaat) nodig om te werken. Daarbij is het belangrijk alleen buitenwaarts te versterken indien binnendijks redelijkerwijs niet mogelijk is en dat als buitenwaarts versterkt wordt, geringe waterstandverhogingen worden toegestaan en compensatie, ook met eerder ontstane ruimte voor de rivier, bijvoorbeeld met een dijkverlegging zoals bij de Slikpolder mogelijk is.

Het Rijk lijkt bereid om compensatie mogelijk te maken buiten een project, bijvoorbeeld door mee te koppelen met andere projecten, dan wel te compenseren binnen de Lange Termijn Ambitie Rivieren (compensatie per riviertak en op termijn). Nu is het zaak de ruimte voor de rivier die ontstaat door de verlegging van de Slikpolderdijk te reserveren als toekomstige compensatie voor de projecten in  het gebied Geertruidenberg/Amertak die ruimte nemen van de rivier, zoals de mogelijke afsluiting van de Amertakken.  De POV Voorlanden inventariseert ook en zoekt oplossingen voor mogelijke ‘belemmeringen’ bij de berekening in de benodigde dijksterkten ingeval van voorlanden. Met als doel te komen tot een optimale weging van voorlanden. Deze POV is derhalve van belang voor het uiteindelijke ontwerp van de nieuwe Slikpolderdijk. Hierbij zijn een aantal elementen van belang: techniek (o.a. effect voorland in hydraulische belasting), beheer (o.a. juridische zeggenschap en natuur beheer), organisatie (o.a. besluitvorming over activiteiten in het voorland), financieel (o.a. levensduur en meekoppelen bij externe initiatieven zoals bijvoorbeeld een haven) en beleid (o.a. combineren functies in voorland). Kortom er is veel dat met betrokkenen besproken moet worden.

Louis van der Kallen

 


(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 19: WIE WORDEN ER BETER VAN?

 

| 21-02-2015 | 13:45 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 19

 

Wie worden er beter van?


jachthavenDe landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten.
 

In deel 12 van deze reeks werd de zienswijze van de jachthavenbedrijven, gevestigd in West-Brabant, behandeld en eindigde het stukje met: voor wie is verzilting dan wel voordelig?  “Ons Water sluit niet uit dat dit de havens zijn langs de Grevelingen. Ook hier lijkt het erop dat de Zeeuwen goede zaken doen met de structuurvisie en West-Brabant wederom aan het kortste eind trekt en de rekening mag betalen!“. Recent bleek mij dat dit een groot deel van de waarheid is. Middels een beroep op de WOB heb ik inzage gekregen in het rapport “Verdienpotentieel zout-Volkerak-Zoommeer” van Royal Haskoning. Dit rapport laat zien dat verzilting een groot voordeel betekent voor de schelpdierenteelt en daardoor ook voor de verpachter: het Rijk. Zie ook deel 10 in deze reeks. Maar het voordeel van het Rijk is veel groter. Verzilting van het Volkerak-Zoommeer betekent voor het Rijk ook dat een derde kolk bij de Krammersluizen niet nodig is. Besparing 74 miljoen euro (pagina 57).

Wat mij echt verbouwereerde is de voorziene stimulans voor de recreatie. Die stimulans zou volgens het rapport “Verdienpotentieel zout-Volkerak-Zoommeer” moeten leiden tot een nieuwe jachthaven bij de Brouwersdam van 500 plaatsen (pagina 31) en een nieuwe jachthaven bij de Krammersluisen van 470 plaatsen (pagina 34). Maar er worden ook nog honderden nieuwe ligplaatsen voorzien aan de Molenplaat en elders in Bergen op Zoom en aan de Speelmansplaten. Het laat zich raden waar de schepen allemaal vandaan zullen komen? Ik schat in dat mijn stelling aan het einde van deel 12 in deze reeks helaas hout zal snijden. Ik herhaal het maar: het lijkt het erop dat de Zeeuwen goede zaken doen met de structuurvisie en West-Brabant aan het kortste eind trekt en de rekening mag betalen! De jachthaveneigenaren, gelegen binnen de straks gesloten sluizen van West-Brabant, zijn bij verzilting de klos.

De Brabantse bestuurders van de gemeenten, provincie en waterschap, die hebben deelgenomen aan de gesprekken die tot de ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer hebben geleid, hebben voor een appel en een ei de belangen van deze ondernemers verkwanseld! Het wordt tijd dat er een ander Brabants geluid gaat klinken in de discussies met het Rijk en de Zeeuwen.

Louis van der Kallen

 


ZIENSWIJZE OP DE ONTWERP-RIJKSSTRUCTUURVISIE GREVELINGEN EN VOLKERAK-ZOOMMEER EN BIJBEHORENDE STUKKEN, KENMERK LK/0062

 


Bergen op Zoom, 26 november  2014

 

Directie Participatie

Ontwerp Rijksstructuurvisie                                                                                               
Grevelingen en Volkerak-Zoommeer

Postbus 30316

2500 GH Den Haag

 

via https://www.platformparticipatie.nl/projecten/alle-projecten/projectenlijst/grevelingen-volkerak-zoommeer/ontwerprijksstructuurvisie/index.aspx 

Reeds digitaal ingediend op 26 november 2014  

 

Betreft:          Zienswijze op de Ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer en bijbehorende stukken, kenmerk LK/0062 

L.S., 

Algemeen
Voor het verbinden van een zout ecologisch probleemgebied (de Grevelingen) met een nu vrijwel gezond zoet milieu (het Volkerak-Zoommeer), ontbreekt iedere logica. Het zal een massale sterfte geven van flora en fauna en langdurig ernstige overlast. De kans is groot dat een doorlaat in de Brouwersdam een beperkt getij zal geven zonder te komen tot een stabiel getijdenmilieu. De kans is ook groot dat het totale systeem een voedingsbodem gaat vormen voor zoute blauwalgen en zeesla en problemen gaat geven zoals die nu optreden in de Oostzee.  

Het ontwikkelperspectief, zoals door de zeven gemeenten rond het gebied verwoord in Verbonden Toekomst, is gebouwd op drijfzand. Het heeft de schijn dat het alleen is opgeschreven om de opstellers van de Ontwerp-rijksstructuurvisie te verleiden tot uitwerking van de verziltingsoptie voor het Volkerak-Zoommeer. In Bergen op Zoom, en mogelijk ook in de andere betrokken gemeenten is Verbonden Toekomst niet in de gemeenteraad besproken, laat staan als visie document vastgesteld.

Een voorbeeld van de misleiding van de opstellers van de Ontwerp-rijksstructuurvisie is de wijze waarop het college van Burgemeester en Wethouders van Bergen op Zoom naar de gemeenteraad reageert over elementen uit de visiekaart Verbonden Toekomst (pagina 28 van de Ontwerp-rijksstructuurvisie en pagina 31 van Verbonden Toekomst).

Bij brief van 19 november 2014 kenmerk U14-045100 laat het college van B&W der gemeente Bergen op Zoom weten: “het College van Bergen op Zoom heeft evenwel geen fiducie in de voorgestelde (vakantie)woningbouw.”  Hoe de opstellers van de Ontwerp-rijksstructuurvisie kunnen denken dat er ruim 105 miljoen euro uit gebiedsontwikkeling zou moeten kunnen komen is de fractie Ons Water dan ook een raadsel en maakt het moeilijk de Ontwerp-rijksstructuurvisie uitvoerbaar te achten. 

Onderbouwing
Ons Water heeft geconstateerd dat de MKBA feitelijk een optelsom is van wat per onderdeel er aan baten en soms lasten zijn. De baten lijken gemaximaliseerd weergegeven te zijn, terwijl de eventuele lasten aanzienlijk minder uitgebreid zijn geïnventariseerd. Wat ontbreekt zijn de interacties van beoogde ontwikkelingen op elkaar.

Waar is de interactie van de komst van de schelpdierkweek op het toerisme?

Als voorbeeld: op pagina op 113 van het Milieueffectrapport bij de Rijksstructuurvisie (oktober 2014) is te vinden dat het Volkerak-Zoommeer totaal 10.527 hectare groot is waarvan 7.387 hectare water. 3.236 hectare is dus geschikt voor de schelpdierkweek (pagina 80, MKBA). Als we dan ook de vaargeul beschouwen, blijft er bitter weinig aantrekkelijks over voor de andere beoogde functies van het verzilte Volkerak-Zoommeer. Het beeld van vele drijvende markeringstonnen en vele hectares water die voor de recreatievaart gesloten zullen worden, verkleinen de toekomstige kansen voor de recreatie fors. Van de recreatieve vergezichten zal weinig overblijven. Waar is de optelsom van baten minus die negatieve effecten op elkaar van alle geschetste toekomst opties?  

Wat Ons Water opvalt is dat in de onderbouwing van de in de Ontwerp-rijksstructuurvisie opgenomen toekomstbeelden niet is gekeken naar het verleden. Het lijkt alsof er geen gegevens zijn van de nulsituatie (vóór de aanleg van de compartimenteringsdammen), toen het Volkerak-Zoommeer nog zout was en eb en vloed vrij spel hadden.

In de rapporten: “De toekomstige drinkwater voorziening van Nederland van de centrale commissie voor drinkwatervoorziening 1965” en “De waterhuishouding van Nederland”, samengesteld door Rijkswaterstaat 1968, worden nadrukkelijk de oorzaken van de verzilting van westelijk Nederland en de verzilting van boezemwateren en (landbouw)gronden, ook die in West-Brabant in beeld gebracht.

Uit deze rapportages blijkt dat in 1965 het boezemwater tot ongeveer de westelijke stadsgrens van Steenbergen meer dan 5000 mg Cl/per liter bevatte. Tot een lijn die in een boog liep van Ossendrecht over Heerle, Kruisland, Stampersgat, Fijnaart en Willemstad bevatte het boezemwater 2000/5000 mg Cl/per liter. Tot een lijn die globaal liep van westelijk Roosendaal over Oud Gastel naar Klundert bevatte het boezemwater 500/1000 mg Cl/per liter. In het besef dat voor de land- en tuinbouw water nodig is met chloridegehaltes beneden de 300 mg per liter moge het duidelijk zijn dat verzilting van het Volkerak-Zoommeer de land- en tuinbouw potenties in het werkgebied van de Brabantse Delta aanzienlijk zal verslechteren.

Het gestelde op pagina 154 van de MKBA: “Door een zout Volkerak-Zoommeer neemt het chloridegehalte van het kwelwater toe in een zone van enkele honderden meters tot maximaal 1,5 km, grenzend aan het Volkerak-Zoommeer. Door de aanwezigheid van kwelsloten kan oppervlaktewater met verhoogde chloridegehalten worden afgevangen en afgevoerd, waardoor geen nadelige gevolgen optreden voor de landbouw”, is dan ook nauwelijks serieus te nemen. Wat is de onderbouwing? Dit is in strijd met de gegevens uit “De waterhuishouding van Nederland d.d. 1968” een document opgesteld door Rijkswaterstaat zelf! Natuurlijk weet ook Ons Water dat er toen geen bellenschermen functioneerden, maar dat er wel geschut werd om de zoutlekkage te beperken. Dus is het waarschijnlijk dat zoute kweleffecten op een aanzienlijk grotere afstand zullen optreden dan enkele honderden meters!

Het zelfde geldt voor het gestelde in het Milieueffectraport op pagina 134: “Conclusie.” “Herintroductie van zout en getij in het Volkerak-Zoommeer heeft een neutraal effect op de zoutindringing naar het achterland, met uitzondering van een licht negatief effect op de havendokken van Antwerpen en het Antwerps Kanaalpand.”

Wat is de onderbouwing? Dit is in strijd met de gegevens uit “De waterhuishouding van Nederland d.d. 1968”

Een advies van Ons Water is: neem je zelf serieus. Lees en begrijp de implicatie van de MKBA tekst op pagina 144: “Er zijn maar weinig voorbeelden van projecten waarin een ecosysteem wordt aangepast van een zoetwatersysteem naar zoutwatersysteem.

In het “Advies Deltaplan Zoetwater” is op pagina 43 te lezen: “In de zuidwestelijke Delta voert de regio maatregelen uit die overwegend gericht zijn op het bestendigen van zoete landbouwcondities. Die focus ligt op het conserveren of uitbreiden van zoetwatervoorraden. Op de korte termijn zet de regio in op vijf maatregelen: Het in kaart brengen van de zoet-zoutverdeling in de bodem. Deze kartering kan worden beschouwd als onderlegger voor alle andere maatregelen.” 

Een tweede advies van Ons Water in deze is: wacht deze kartering af en betrek deze samen met de vermelde rapporten uit 1965/1968 bij een meer realistische inschatting van de toekomstige verzilting van (landbouw)gronden en wateren in West-Brabant. 

Als laatste opmerking in zake de onderbouwing wil Ons Water opmerken dat wij volledig hebben gemist hoe de inhoud van de Ontwerp-rijksstructuurvisie zich verhoudt met eerdere rapporten zoals “Waterbeleid voor de 21e eeuw” van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw onder voorzitterschap van F. Tielrooij, waarin de zoetwater voorraad van het Volkerak-Zoommeer van het grootste belang werd verklaard voor de strijd tegen de verzilting van (zuid) westelijk Nederland.

De leverzekerheid
In de samenvattingen in de stukken wordt met regelmaat vermeld dat de leverzekerheid van de (landbouw)waterinlaten verbetert als alle voorgenomen maatregelen zijn gerealiseerd. De vraag is altijd in dit soort zaken: wat is de referentie waarmee vergeleken wordt?
In dit geval memoreert Ons Water graag aan de geschiedenis. Het nu volgende is een tekst overgenomen uit het Milieueffectrapport waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer uit april 2012 (pagina 87/88):  “Direct na de afsluiting in 1987 werd het Volkerak-Zoommeer doorgespoeld met water uit het Hollandsch Diep (zoet), teneinde op korte termijn te kunnen beschikken over zoet water voor de regionale watervoorziening in de omliggende gebieden. Hierdoor daalde het gemiddelde chloridegehalte van het Volkerak-Zoommeer binnen één jaar tot de gestelde norm van 0,4 g Cl/l. Het handhaven van deze chloridenorm wordt geregeld door middel van een doorspoelbeheer vanuit het Hollandsch Diep. Zoutaanvoer vindt nog plaats als gevolg van schutverliezen, zoute kwel en uitspoeling uit buitendijkse gronden. In 1993 werd de chloridenorm bijgesteld tot 0,45 g/l. Door deze verhoging kon de inlaat vanuit het Hollandsch Diep via de Volkeraksluizen worden beperkt…”. 

“In het waterakkoord is in 2001 vastgelegd gedurende het groeiseizoen te sturen op 450 mg cl/l bij de meetlocatie Bathse Brug, met uitzondering van perioden van droogte…..”.

“In het “droge” jaar 2003 werd door het stopzetten van de inlaat voor doorspoeling de norm voor het chloridegehalte bij de meetpunten Bathse Brug en mond van het spuikanaal herhaaldelijk overschreden.”.  

Feit is dat het gehanteerde maximale chloridegehalte keer op keer is verhoogd c.q. beperkt in tijd. Maar dat niet alleen. In de “Joint Fact Finding zoet water” is op pagina 20 te lezen: “Het Volkerak-Zoommeer is de laatste jaren aanmerkelijk zouter geworden door de toegenomen zoutlekkage van de Krammersluizen. Het meerjarig zomergemiddelde is 415 mgCl/l. Incidenteel wordt in de zomer de normconcentratie van 450 mgCl/l overschreden. In de zomer van 2011 was de overschrijding langdurig (eind april-half juli, met een maximum van 615 mgcl/l) doordat ten gevolge van de langdurige lage rivierafvoer de doorspoeling moest worden beperkt.”.  

Wat vermeld is voor de Krammersluizen, gaat naar onze inzichten ook op voor de Bergse Diepsluis. Rijkswaterstaat koos er dus voor om de zoetwater inlaat te beperken ten voordele van de bestrijding van de verzilting vanuit de Nieuwe Waterweg. Dit ten nadele van onze inlaten en onze boeren. Van de afspraken kwam dus niets terecht. Weg leverzekerheid, niet door een act of God maar door een beslissing van de waterbeheerder.

Kijkend naar inlaattabellen lijkt het of stijgende chloridegehalten de effectiviteit van de graas op de blauwalg door de quaggamossel bij hogere chloridegehalten daalt, omdat naar de informatie van Ons Water de quaggamossel bij hogere chloridegehalten zijn schelpen sluit. Zonder dat er voldoende cijfers zijn voor een harde uitspraak lijkt het erop dat in een aantal gevallen de inlaat eerst sloot vanwege te hoge chloridegehaltes en daarna vanwege blauwalgbloei. Voor onze fractie geldt dat, als het gaat om de leverzekerheid ten aanzien van zoutgehalten, men uit dient te gaan van de zoutgehalten in het Volkerak-Zoommeer als men zich zou houden aan de gemaakte afspraken en de achterstallige onderhoudswerkzaamheden aan de Krammersluizen en de Bergse Diepsluis zouden zijn uitgevoerd.  

Ten aanzien van de kwantitatieve leverzekerheid is helder dat een waterinlaat via de Roode Vaart verre van zeker is. In tegendeel. Op pagina 30 in de Joint Fact Finding is onder het subkopje ‘Watertekort’ de volgende tekst te vinden: “Bij een weer zout Volkerak-Zoommeer heeft de zoetwaterinlaat naar het VZM van 25 m3/s een hoge prioriteit omdat deze nodig is voor het beperken van de zoutlekkage door de Volkeraksluizen. Zo kan een grote stijging van de chlorideconcentratie bij de inlaat aan het Haringvliet voor drinkwaterproductie worden voorkomen. De zoet waterinlaat vanuit het Hollandsch Diep naar het zoute VZM wordt daarom ingedeeld in categorie 2 van de verdringingsreeks. De andere inlaten vanuit het Hollandsch Diep, dus ook de vergrote inlaat via de Roode Vaart, zijn categorie 4. De hiervan afhankelijke gebieden (MDV-systeem, PAN-polders en Tholen /St. Philipsland) zijn en blijven daarmee afhankelijk van een categorie 4 waterinlaat vanuit het hoofdwatersysteem. Ten opzichte van de huidige situatie met een zoet Volkerak-Zoommeer verandert er voor deze gebieden formeel niets. Wel is de vraag aan de orde of de leveringszekerheid voor deze gebieden in situaties van droogte waarbij de verdringingsreeks in werking treedt wordt beïnvloed (eerder wordt “verdrongen”) door de zoetwatervraag voor zoutlekbestrijding.”  

Van een inlaat via een categorie 2 route wordt ons agrarisch bedrijfsleven straks afhankelijk van een categorie 4 inlaat route. Hoezo een verbetering van de leveringszekerheid? Zolang het Volkerak-Zoommeer zoet is en men zich zou houden aan de afspraken en de Krammersluizen en de Bergse Diepsluis fatsoenlijk zou onderhouden, was er nu geen sprake van leveronzekerheden door verzilting! Rijkswaterstaat zou zich moeten houden aan de afspraken qua chloridegehalten en werk moet maken met het onderhoud van de Krammersluizen en de Bergse Diepsluis, zeker nu het Volkerak-Zoommeer vermoedelijk tot 2028 zoet blijft.  

In dit kader enkele citaten uit de MKBA:

  • Pagina xi: “Het bellenscherm in de Krammersluizen levert direct baten op en is kosteneffectief bij zowel een zoet als een zout Volkerak-Zoommeer, doordat ook een zout Volkerak-Zoommeer pas over enkele jaren mogelijk is.”
  • Pagina xii (figuur D): “verzilveren no-regrets en kansen – Bellenscherm Krammersluis”
  • Pagina 24 (optie 6): “Standaard wordt bij het grote onderhoud aan de Krammersluizen uitgegaan van vervanging van de zoet-zoutscheiding door een traditionele oplossing. Deze vergt een grote investering en een lange gebruiksduur om economisch aantrekkelijk te zijn. Wanneer deze oplossing bij een zout Volkerak-Zoommeer voortijdig overbodig wordt, is sprake van kapitaalvernietiging. Een optie bij alle alternatieven is om de bestaande zoet-zoutscheiding te vervangen door een bellenscherm vanwege de reistijdwinsten voor de scheepvaart en mogelijk lagere levensduurkosten. Ook bij varianten waarin het Volkerak-Zoommeer op termijn zout wordt en de zoet-zoutscheiding niet meer nodig is, levert dit voordeel op. Er is sprake van minder kapitaalvernietiging en met een bellenscherm ervaart de scheepvaart al direct minder reistijdverlies.” 

In deze citaten ziet Ons Water alle reden dat Rijkswaterstaat voor de periode tot minimaal 2028 ten spoedigste het zoutlek in de Krammersluizen middels een bellenscherm aanpakt, zoals vermeld als no-regret maatregel in de MKBA. Ons Water wenst nadrukkelijk dat, gezien het bij leveringszekerheid van goed zoet water voor de landbouw, de inlaat aan het Hollandsch Diep ten behoeve van de Roode Vaart in het kader van de verdringingsreeks een categorie 2 inlaat wordt . Er is naar onze mening geen principieel verschil als het gaat om verziltingbestrijding met de inlaat bij de Volkeraksluizen.  

Dan de feitelijke huidige kwaliteit als het over de blauwalg gaat. Op pagina 38/39 van de MKBA is te lezen: “Sinds 2008 is door de aanwezigheid van de quaggamossel de blauwalgproblematiek afgenomen. In 2012 en 2013 zijn er geen innamestops meer geweest.” Dit lijkt een heldere uitspraak. Het verbaast Ons Water dan ook dat in de “Joint Fact Finding zoet water” op pagina 22 is te lezen: “In 2012 zijn vanaf eind augustus, dus laat in het seizoen, de Brabantse inlaten aan de Eendracht dichtgezet wegens blauwalgen (mondelinge mededeling ……. (ingevuld was een naam van een ambtenaar) – Waterschap Brabantse Delta.)” .  

Wij hebben nog nooit eerder in openbare stukken van de Rijksoverheid gelezen “mondelinge mededeling van….” Maar als die mededeling in strijd is met een schriftelijke mededeling in een MKBA bevreemdt dat Ons Water zeer en worden wij argwanend. Wat is de waarheid en hoe kan het dat in een belangrijk stuk als de “Joint Fact Finding zoet water” iets anders staat dan in een MKBA? Wat zijn de feiten?  

Ook de kwalitatieve zekerheid roept vragen op. Het woord ‘bruinrot’ komt in de stukken maar zelden voor en al helemaal niet in de ontwerprijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer. Ook in de MKBA is er tevergeefs naar gezocht. Ook op pagina 157 van de MKBA, waar geschreven wordt over de “aanpassing inlaat Oosterhout”, lijkt bruinrot niet te bestaan.

Curieus is de inhoud van de Zoetwaterrapportage 2012. Op pagina 41 is de navolgende tekst te vinden over water dat via Oosterhout in het Mark-Vliet stelsel komt: “Het risico bestaat dat dit water verontreinigd is met de bruinrotbacterie die in Oost-Brabant voorkomt en een bedreiging kan vormen voor de aardappelteelt in West- Brabant.”.  

De “Joint Fact Finding zoet water” is helder. Bijvoorbeeld uit figuur 2 op pagina 19 blijkt dat de inlaat bij Oosterhout een wezenlijk deel (10 m3/s.) uitmaakt van de beoogde zoetwatervoorziening. Niet helemaal helder is waar die 10 m3/s. vandaan komt. Uit de Amer, het Wilhelminakanaal of allebei? Wat tevens opvalt is dat in de factsheets in de “Joint Fact Finding zoet water” op enkele plaatsen (pagina 47 (PAN-polders) en pagina 51 (Mark-Vliet systeem)) bruinrot als probleem wel wordt aangegeven.

Als voorbeeld de tekst op pagina 51: “De leveringszekerheid in situaties van droogte waarbij de verdringingsreeks in werking treedt wordt mogelijk beïnvloed door de watervraag voor zoutlekbestrijding bij een zout Volkerak-Zoommeer, die een hogere prioriteit krijgt. Wegens extra inlaat vanuit het Hollandsch Diep voor de doorvoer naar Zeeland en PAN-polders en zoutbestrijding wordt het bruinrotprobleem kleiner.”. Men erkent het probleem dus wel!!!!  

Ons Water is ronduit verbijsterd dat het bruinrotprobleem slechts zijdelings wordt aangestipt en van een aanpak geen sprake lijkt en dat terwijl de levering vanuit Oosterhout voor geheel het kleigebied van West-Brabant van eminent belang is. Het zal helder zijn dat Ons Water het noodzakelijk vindt dat de bruinrotproblematiek wordt aan gepakt. Zonder de aanpak van de bruinrotbacterie in het water, dat via de inlaat Oosterhout naar de kleigebieden van West-Brabant komt, is van een verbetering van de leverzekerheid geen sprake!  

Toerisme/Recreatie/Sportvisserij 
In de Ontwerp-rijksstructuurvisie is veel aandacht voor de ‘positieve’ kanten die zouden zitten aan de verzilting van het Volkerak-Zoommeer voor de recreatie. Er zijn echter ook veel nadelen voor de recreatie, verbonden aan een eventuele verzilting.

Het voornaamste nadeel voor de waterrecreatie ligt in het opnieuw in bedrijf nemen van de Mandersluis en het Benedensas. Daarmee verminderen de bereikbaarheid en aantrekkelijkheid van de West-Brabantse binnenwateren, omdat geschut moet worden om de wateren en havens achter de sluizen te bereiken. Het gaat daarbij om zes jachthavens met een gezamenlijke capaciteit van ruim 1500 ligplaatsen.  

Een extra sluispassage is nadelig voor een jachthaven, zowel voor het aantal overnachtingen van passanten als voor de aantrekkelijkheid van de vaste ligplaatsen. Dat het effect van wel of niet schutten groot is, blijkt wel uit het feit dat de havens achter deze twee sluizen pas goed tot ontwikkeling zijn gekomen na de afsluiting van de Philips- en Oesterdam. Het overgrote deel van de inkomsten van een jachthaven komt uit de liggelden van de vaste ligplaatshouders. Deze zullen door onbenutte ligplaatsen en lagere tarieven dalen en dit bij gelijk blijvende kosten. Verzilten van het Volkerak-Zoommeer trekt daarmee een zeer zware wissel op de rentabiliteit en levensvatbaarheid van deze havens. In de Ontwerp-rijksstructuurvisie en de achterliggende documenten, voornamelijk de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) en de milieueffectrapportage (MER), zijn deze effecten niet adequaat meegenomen in de bepaling van het effect op de (water)recreatie. De stelling in de MKBA, dat het aantal overnachtingen van passanten in de jachthavens langs het Volkerak-Zoommeer toe zal nemen, is onjuist aangezien er eerder sprake zal zijn van een afname. De effecten op vaste ligplaatsen van havens wordt zelfs helemaal niet besproken.  

Een belangrijk deel van de waterrecreatie bestaat uit sportvisserij. Deze zal grotendeels verloren gaan. Zoetwatersportvissers zullen voor andere wateren kiezen en hun ligplaatsen in ons gebied opgeven. Het zal jaren duren voordat er aanwas zal zijn van zoutwatersportvissers, omdat het jaren zal duren voordat er een min of meer stabiel zoutwatermilieu zal zijn ontwikkeld die interessant is voor sportvissers. De opbouw van dat klantenbestand zal voor de watersportondernemers, zoals jachthavenexploitanten van onderop moeten gebeuren. Die hebben immers al ligplaatsen waar zij nu hun hobby beoefenen.  

Uitvoerbaarheid
De voorgenomen maatregelen worden in de stukken gepresenteerd als instandhoudingsmaatregelen. Als Ons Water deze toetst aan de uitleg van de Vogel- en Habitatrichtlijn lijkt dit standpunt niet houdbaar. De verzilting van het Volkerak-Zoommeer moet naar het gevoel van Ons Water worden opgevat als een project en dient vervolgens de complete procedure van een natuurbeschermingswet de vergunningsprocedure te doorlopen, inclusief de ADC-toets. Alleen deze procedure is een waarborg voor een zorgvuldige besluitvorming.

De verzilting wordt eerst voorgesteld als een systeemwijziging. Vervolgens wordt deze wijziging van systeem opgevat als een instandhoudingsmaatregel. Een instandhoudingsmaatregel richt zich op het in standhouden van het systeem. Het begrip ‘instandhouding’ wordt volgens artikel 1, onder a van de Habitatrichtlijn als volgt omschreven: “a) instandhouding: een geheel van maatregelen die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier‑ en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding als bedoeld in de letters e) en i) “.

In artikel 2, lid 2, wordt nader gepreciseerd welke de doelstellingen zijn van de maatregelen die uit hoofde van de Richtlijn moeten worden genomen: “De […] genomen maatregelen beogen de natuurlijke habitats en de wilde dier‑ en plantensoorten van communautair belang in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen”.

Wat in de Ontwerp-rijksstructuurvisie en bijbehorende stukken wordt gepresenteerd als instandhoudingsmaatregelen lijkt in strijd met de natuurwetgeving zoals: de Vogel- en Habitatrichtlijn en de natuurbeschermingswet. Nu lijkt het dat, wanneer binnen een plan of project men denkt dat de doelen niet kunnen worden gehaald, de doelen worden aangepast. Helder is dat uit de geschiedenis van het beheer van het Volkerak-Zoommeer blijkt dat men niet echt moeite heeft gedaan de oorspronkelijke normen van het zoutgehalte te realiseren, met als nevengevolg dat de natuurdoelen behorende bij dat zoutgehalte niet zijn gerealiseerd. Ons Water komt tot deze conclusie omdat op diverse plaatsen in de stukken wordt gerefereerd aan de onderhoudssituatie van de Krammersluizen. 

Het meest pregnant is dat in het “Advies Deltaplan Zoetwater” op pagina 39 is te lezen: “Voordat een zout Volkerak-Zoommeer is gerealiseerd, is waarschijnlijk ook nog een zoet-zoutscheiding in de Krammersluizen nodig. Kiest het kabinet voor een blijvend zoet Volkerak-Zoommeer, dan is herstel van de zoet-zoutscheiding in de Krammersluizen noodzakelijk om aan de huidige beheersafspraken en het waterakkoord te kunnen voldoen.” Het door ons vet weergegeven woord zegt veel: herstel! De bestaande zoet-zoutscheiding werkt dus al langere tijd niet of niet optimaal. Het komt Ons Water voor dat de voornemens, vermeld in de Ontwerp-rijksstructuurvisie niet binnen de huidige kaders van de (Europese) wetgeving uitgevoerd kunnen worden, want de voornemens in de Ontwerp-Rijksstructuurvisie bevatten voor de natuur meer nadelen dan voordelen en zijn derhalve in juridische zin niet uitvoerbaar.

De huidige trends/de quaggamossel
De afgelopen jaren is de overlast van de blauwalg in het Volkerak-Zoommeer aanzienlijk afgenomen door de graas van een in Nederland relatieve nieuwkomer (exoot): de quaggamossel. In de bij de Ontwerp-rijksstructuurvisie behorende stukken, zoals het milieueffectrapport, komt de ontwikkeling van de quaggamossel met regelmaat aan de orde, zie onder staande citaten uit het milieueffectrapport:

Pagina 80: “De autonome ontwikkeling van de waterkwaliteit in het Volkerak-Zoommeer is onzeker. Een scenario waarin de quaggamossel die zich in het gebied heeft gevestigd voor een blijvende verbetering zorgt, is voorstelbaar. Experts op dit gebied voorzien volgens de genoemde ‘Quick scan’ echter ook een ander scenario: terugval van het aantal van deze mosselen, gevolgd door opnieuw toenemende overlast van blauwalgen als gevolg van de nog steeds aanwezige grote hoeveelheden fosfaat en de hoge stikstofbelasting in het meer. Snelle groei gevolgd door een terugval van populaties exoten, onder meer door hun gevoeligheid voor ziekten, is een bekend verschijnsel en zou dus ook in het geval van de quaggamossel in het Volkerak-Zoommeer kunnen optreden.”

Pagina 81: “Bij een autonome ontwikkeling waarin de quaggamossel wel voor een blijvende verbetering zorgt, kan de toestand binnen enkele jaren verbeteren naar ‘goed’ voor doorzicht en het kwaliteitselement fytoplankton.” 

Pagina 104: “Sinds 2008 nemen de algenconcentraties af, met name als gevolg van begrazing door de quaggamossel die zich in het water heeft gevestigd. Deze situatie kan in het zichtjaar nog steeds aan de orde zijn, maar het is ook goed mogelijk dat de populatie van deze exoot weer geheel of gedeeltelijk uit het water is verdwenen en de algenconcentraties opnieuw zijn opgelopen.”

 De ‘experts’ geven in de stukken aan dat er een kans is dat deze exoot weer grotendeels verdwijnt. Een echte onderbouwing van deze gedachte wordt in geen van de geleverde stukken gegeven, behalve dat het een soort van risico is verbonden aan elke exoot. De quaggamossel (Dreissena bugensis) is weliswaar relatief kort in ons land (2004), maar een naast familielid, de driehoeksmossel is al langer hier. Deze komt al in Nederland voor sinds het begin van de 20e eeuw. Beiden komen uit het Ponto-Kaspische gebied en kunnen, zo is in het  Zwarte Zee gebied gebleken, nogal wat klimaatvariaties aan. Het is een mossel die houdt van zoet water met niet te hoge zoutgehalten en hecht zich graag aan een harde ondergrond. Hun belangrijkste kenmerk is: ze eten grote hoeveelheden fytoplankton, zoöplankton en algen waardoor het water zeer helder wordt. Toch zijn er tal van ‘experts’ die denken dat ze ook zomaar weer kunnen verdwijnen. Nu kan natuurlijk bijna alles. Dus ook ziekten zouden deze exoot kunnen bedreigen, maar als een familielid die hier al circa 90 jaar zich staande houdt (en voor een leek zijn ze bijna niet van elkaar te onderscheiden) dan lijkt dat ‘verdwijn-verhaal’ niet erg waarschijnlijk.  

In de circa 3.000 pagina’s die ik (Ons Water) heb gelezen met een relatie tot de Ontwerp-rijksstructuurvisie, heb ik gespeurd naar aanwijzingen waarop die verdwijntheorie van de quaggamossel gebaseerd zou kunnen zijn. Wij denken hem gevonden te hebben. Kijkend naar inlaattabellen lijkt het of bij stijgende chloridegehalten de effectiviteit van de graas op de blauwalg door de quaggamossel bij hogere chloridegehalten daalt, omdat naar onze informatie de quaggamossel bij hogere chloridegehalten zijn schelpen sluit. Zonder dat er voldoende cijfers zijn voor een harde uitspraak, lijkt het erop dat in een aantal gevallen de inlaat eerst sloot vanwege te hoge chloridegehaltes en daarna vanwege blauwalgbloei. Als, zoals nu gebeurt, sluipend de chloridegehaltes in het Volkerak-Zoommeer, mede door achterstallig onderhoud, stijgen dan is het helder: dan daalt de effectiviteit van de blauwalggraas van de quaggamossel en kan hij bij nog hogere zoutgehalten uit het Volkerak-Zoommeer verdwijnen. Hij verdwijnt dan niet door een ziekte, maar omdat zijn leefomgeving door wanbeleid wordt aangetast. Het al jaren niet voldoende onderhouden van bijvoorbeeld de Krammersluizen lijkt op het opzettelijk werken naar een zout Volkerak-Zoommeer.

Ons Water verwacht van een overheid, die goedkoop een overlastprobleem zou willen bestrijden, dat zij het hun werknemers (de quaggamossel) makkelijker zouden maken door zoutgehaltes omlaag te brengen en hier en daar te zorgen voor wat meer harde ondergronden waar deze beestjes zich op kunnen hechten. Geef de quaggamossel een faire kans de zoete biotoop die het Volkerak-Zoommeer nu is te volmaken. Dat kan als men zich aan de afspraken zou houden en de zoet-zout scheiding in de Krammersluizen en de Bergse Diepsluis zou herstellen. Bijvoorkeur snel en met een bellenscherm. Dat past binnen de no-regret maatregel zoals vermeld in de MKBA (pagina 143).  

Kosten
Bij het lezen van de rapportage maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA), één van de onderleggers van de Ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer, heeft Ons Water bemerkt dat bij de opsomming van kosten van de diverse te nemen maatregelen ook vermeld is wat de jaarlijkse kosten van deze maatregelen zullen zijn. Onderstaand een, door Ons Water samengesteld, overzicht van de in de MKBA vermelde ingeschatte jaarlijkse kosten van investeringen, waarvan tevens vermeld is dat zij na realisering overgedragen zullen worden aan het waterschap Brabantse Delta.

Pagina 45/153/157

Jaarlijks onderhoudskosten overzicht in euro’s

Zoutbestrijding Dintelsas en Benedensas    150.000 Tabel 70/pagina 153.

Uitbreiding gemaal Hollands Diep               150.000

Inrichting kwelsloten                                         10.000

Verplaatsen inlaatpunten Dintel/Vliet           80.000

Ontmanteling inlaatpunten VLK-ZM         –  20.000

Aanpassen gemaal Roode Vaart                   450.000 Tabel 72/pagina 157

Aanpassen watergangen Vossemeer en
Auvergnepolder                                               250.000

Roode Vaart                                                     500.000 Tabel 15/pagina 45

In de Projectnota Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer (een stuk uit 2012) is reeds vermeld dat het waterschap na realisering de zorg krijgt voor beheer, exploitatie en onderhoud van de werken. Tot op heden zijn er geen afspraken gemaakt over de vergoeding van de jaarlijkse kosten. Ons Water is van mening dat volgens het vervuiler-betaalt-principe de veroorzaker van de kosten van de verzilting tot in lengte van jaren de daaruit voortkomende lasten zal dienen te dragen. Het kan immers niet zo zijn dat de bewoners en bedrijven van West-Brabant blijvend de lasten van de verzilting van het Volkerak-Zoommeer zouden moeten dragen.  

De oorzaak van de sluipende verzilting/het ontbrekende alternatief
Het lijkt erop dat er ook invloeden van buiten de regio ten grondslag liggen aan de Ontwerp-rijksstructuurvisie. De honger naar zoet water!
Door de verzilting van laag Nederland is steeds meer zoet water nodig. Nu wordt de schuld gegeven aan zaken die we niet of nauwelijks kunnen beïnvloeden, zoals de klimaatverandering en de stijgende zeespiegel.

Maar dat is niet het hele verhaal. Reeds in de rapporten: “De toekomstige drinkwater voorziening van Nederland van de centrale commissie voor drinkwatervoorziening 1965” en “De waterhuishouding van Nederland”, samengesteld door Rijkswaterstaat in 1968, wordt nadrukkelijk een andere oorzaak in beeld gebracht. Enerzijds logisch, want de klimaatverandering en de zeespiegelstijging waren nog niet politiek aan de orde, laat staan de tunnelvisie op dit punt. Natuurlijk spelen de klimaatverandering en de zeespiegelstijging een rol maar als de grootste oorzaak toen werd een andere schuldige aan gewezen: de veranderingen rond de Nieuwe waterweg!  

Vanaf eind vijftiger jaren van de vorige eeuw tot 1968 zijn er belangrijke ontwikkelingen geweest die de zoetwatervraag om de verzilting via de Nieuwe waterweg tegen te gaan hebben doen toenemen van circa 300 m3/s naar circa 700/800 m3/s. De uitbreiding van het havenareaal (Europoort, Botlekhavens, Eemhaven) en de verdieping van de vaarweg naar deze havens, alsmede de verdieping van de oliegeul vanuit zee naar de monding van de Nieuwe Waterweg hebben het vloedvolume toen enorm doen toenemen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de rivier zich aangepast heeft aan het toegenomen getijvolume op het traject van de rivier tussen de mond en de betreffende havens. Hierdoor ontstond een verdieping van de rivier in de periode 1958/1964 van circa 2 meter door een proces van terugschrijdende erosie op het traject Hoek van Holland – Maassluis. De verwachting in 1968 was dat dit proces voort zou gaan. Als aanpassing op dit proces werd de norm van het chloridegehalte ter hoogte van de Parkhaven (300mg/l) losgelaten en de toetsplek werd verlegd naar de mond van de Hollandsche IJssel en het advies gegeven: “de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg te verhogen en vast te leggen.” (Bron: “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968).  

Gebeurde dit? Nee, het was volgens de politiek immers niet nodig en volgens Rotterdam en de havenbaronnen ongewenst. De Deltawerken kwamen er aan en het zoete water kon door de dammen gestopt worden en doorgeleid worden naar zee via de Nieuwe Waterweg. Maar de Rotterdamse groot muil werd nog groter. Sinds 1968 bleven er gewoon havens bij komen. Dit leidde er toe dat van oude afspraken steeds minder terecht kwam.

Als voorbeeld de geschiedenis van de afspraken rond het Volkerak-Zoommeer: “Direct na de afsluiting in 1987 werd het Volkerak-Zoommeer doorgespoeld met water uit het Hollandsch Diep (zoet), teneinde op korte termijn te kunnen beschikken over zoet water voor de regionale watervoorziening in de omliggende gebieden. Hierdoor daalde het gemiddelde chloridegehalte van het Volkerak-Zoommeer binnen één jaar tot de gestelde norm van 0,4 g Cl/l. Het handhaven van deze chloridenorm wordt geregeld door middel van een doorspoelbeheer vanuit het Hollandsch Diep. Zoutaanvoer vindt nog plaats als gevolg van schutverliezen, zoute kwel en uitspoeling uit buitendijkse gronden. In 1993 werd de chloride norm bijgesteld tot 0,45 g/l. Door deze verhoging kon de inlaat vanuit het Hollandsch Diep via de Volkeraksluizen worden beperkt…”

“In het waterakkoord is in 2001 vastgelegd gedurende het groeiseizoen te sturen op 450 mg cl/l bij de meetlocatie Bathse Brug, met uitzondering van perioden van droogte…..”  

“In het ‘droge’ jaar 2003 werd door het stopzetten van de inlaat voor doorspoeling de norm voor het chloridegehalte bij de meetpunten Bathse Brug en mond van het spuikanaal herhaaldelijk overschreden.” (Bron;  pagina’s 87/88 van de Milieueffectrapport bij de Rijksstructuurvisie, oktober 2014).

Wie zijn de slachtoffers van deze zoet water honger van de Nieuwe Waterweg. De boeren en tuinders van Zuid-Holland, Zeeland en West-Brabant en de drinkwaterleidingbedrijven in laag Nederland en daarmee alle consumenten van dat drinkwater. Zij lijden de schades veroorzaakt door de verzilting in de vorm van mindere opbrengsten en hogere kosten. Natuurlijk erkent Ons Water dat Rotterdam en zijn havens voor de BV Nederland van onschatbare waarde zijn. Maar het jaar na jaar afwentelen van de verziltingproblemen op boeren, tuinders en drinkwaterbedrijven en het laten verzilten van zoete natuurgebieden, zoals laagveen moerassen, kan niet blijven voortduren. Het gat dat de Nieuw waterweg heet moet vergaand gedicht worden. Door sluizen die, als er gebrek is aan zoet water, geschut kunnen worden en door maatregelen, die al in 1965 en 1968 werden genoemd als alternatieven, zoals het verhogen/vastleggen van de bodem van de Nieuwe Waterweg eventueel met een drempel en luchtbellenschermen, die nu nog steeds als innovatief door Rijkswaterstaat worden betiteld maar in 1968 al in de grote schutsluizen te IJmuiden werden gebruikt (bron: pagina 33 “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968).  

Het wordt tijd dat de landelijke politiek zijn werk gaat doen en doorkrijgt dat vanaf eind jaren vijftig van de vorige eeuw de rest van Nederland gebruikt wordt als zoetwaterleverancier voor de eeuwig hongerige Nieuwe Waterweg. Rotterdam moet ophouden de problemen die haar havenactiviteiten veroorzaken af te wentelen op de rest van Nederland.

Er vanuit gaande dat de zoetwaterhonger van de Nieuwe Waterweg blijft en dat het zoete water voor doorspoeling van het Volkerak-Zoommeer nodig wordt geacht voor deze slokop, dan mist Ons Water een alternatief. Wat naar onze opvatting in de stukken ontbreekt is een alternatief wat zoet is, zonder de garantie van  de nu geldende chloridenorm van maximaal 450 mg/l. Met de absolute randvoorwaarde dat de zoetwatervoorziening voor de landbouw (Roode Vaart) wordt aangelegd en er bij de inlaat maatregelen komen die de inlaat van de bruinrotbacterie voorkomen. En als tweede randvoorwaarde: de snelle aanleg van een bellenscherm in de Krammersluizen.

Wat zijn de gevolgen van het loslaten van de huidige chloridenorm zonder opzettelijke verzilting?

  • Geen extra doorspoeling, niet meer noodzakelijk
  • Geen zoetwater meer nodig vanuit het Hollandsch Diep/Haringvliet systeem
  • Gevarieerder waterpeil word mogelijk
  • Minder gevaar voor zoutindringen in Haringvliet / Hollandse Diep
  • Makkelijker beheer Krammersluizen en vlottere doorvaart
  • Geen nadelige effecten op Oosterschelde en Westerschelde
  • Minder kans op verzilting omringende landbouwgronden

Voor de helderheid: Ons Water wijst verzilting van het Volkerak-Zoommeer af! 

Voor meer informatie/inzichten en artikelen die Ons Water heeft gepubliceerd over het Volkerak-Zoommeer zie onze website  https://onswater.com/dossier-volkerak-zoommeer/  

In afwachting van uw reactie in de Nota van Antwoord,

hoogachtend,

namens Ons Water 

L.H. van der Kallen

 


VRAGEN EX ART. 39, AGENDEREN GEVOLGEN ONTWERP-RIJKSSTRUCTUURVISIE GREVELINGEN EN VOLKERAK-ZOOMMEER, KENMERK LK/14078

 


Bergen op Zoom, 26 oktober 2014

 

Aan het College van Burgemeester en Wethouders

der Gemeente Bergen op Zoom

Postbus 35

4600 AA Bergen op Zoom

 

Betreft:          vragen ex art. 39, agenderen gevolgen ontwerp-rijksstructuurvisie                              Grevelingen en Volkerak-Zoommeer, kenmerk LK/14078

 

Geacht College,

De landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten. Daarmee komt de regering deels tegemoet aan de in de gebiedsontwikkelingsvisie Verbonden Toekomst neergelegde wensen van de regio. Maar wat betekent het regeringsbesluit tot verzilting uiterlijk in 2028?

Dat er tot mogelijk 2028 aan de Binnenschelde niets tot weinig gebeurd om de kwaliteit te verbeteren? Wat is de betekenis van het kostenoverzicht op pagina 32? Feitelijk is er slechts voor 23 van de mogelijk benodigde 280 miljoen nu een dekking aangegeven en moet er minimaal 105 miljoen komen uit gebiedsontwikkeling, zoals onder andere de plannen op Bergs gebied. Dit houdt in, althans volgens de ontwerp-rijksstructuurvisie en de gebiedsontwikkelingsvisie Verbonden Toekomst: een jachthaven in de Binnenschelde, vakantiewoningen op de strook land tussen de Plaatvliet en de Binnenschelde, drijvende woningen op/aan/nabij de Prinsesseplaat, vakantiewoningen in de Auvergnepolder. Is dit (financieel) geloofwaardig?

In de ontwerp-rijksstructuurvisie op pagina 61 is gesteld; “Gezien de relatief hoge kosten om de waterkwaliteitsproblemen op de Grevelingen op te lossen en de momenteel verminderde urgentie om de waterkwaliteitsproblemen van het Volkerak-Zoommeer aan te pakken, ligt investeren in het geschetste ontwikkelperspectief om de waterkwaliteit van beide wateren structureel te verbeteren op dit moment voor het Rijk niet voor de hand. Regionale partijen hebben die ambitie echter wel en zien daarvoor ook, in samenwerking met het Rijk en marktpartijen, de financiële mogelijkheden”. Gezien deze tekst is de BSD-fractie geneigd de Bergse plannen financieel niet geloofwaardig te achten. Het Rijk is immers klaarblijkelijk niet van plan er geld in te steken.

  • Wat is nu de positie van Bergen op Zoom?
  • Gaat het college ondanks de in de ontwerp-rijksstructuurvisie geschetste financiële voornemens van het Rijk deze plannen doorzetten?
  • Of gaat het college middels een meningpeilende raadsmededeling kijken wat de gemeenteraad er nu van vindt?

De BSD-fractie verzoekt uw college om een raadsmededeling in deze.

In afwachting van Uw reactie,

hoogachtend

namens de BSD-fractie

Louis van der Kallen

 


KLACHTEN WATERSPORTONDERNEMERS, KENMERK 0053

 


Bergen op Zoom, 15 september 2014

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Betreft:          klachten watersportondernemers, kenmerk 0053

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Er bestaan binnen de watersportwereld in West-Brabant tal van ergernissen over wat er op en rond de wateren, die in beheer zijn van het waterschap Brabantse Delta, gebeurt.

Benedensas
De huidige afstelling van de lichten (dubbel groen) wordt als een oorzaak gezien van de met regelmaat optredende gevaarlijke situaties en ergernissen, alsmede de veroorzaker van verbale reacties naar de tegenliggende partij. In de beleving van met name bezoekers uit andere regio’s, die de situatie ter plaatse niet kennen, betekent groen licht: ik heb vrije doorgang en dus zijn ze dan geneigd zich qua snelheid en alertheid daar naar te gedragen. Als er dan van de andere kant (waar ook een groen licht brandt) plots een tegenligger opdoemt, ontstaan er met regelmaat gevaarlijke situaties en volgen er soms verwijten over en weer. Het dringende verzoek is bij een situatie, die nu leidt tot beide richtingen groenlicht (dubbelgroen), de lichten uit te doen. Iedereen weet dan: ik moet zelf goed uitkijken.

Een tweede ergernis in de sluis van Benedensas is dat de voetgangersbrug regelmatig wordt “vastgezet” zodat doorvaart niet mogelijk is. Uit niets is andere gebruikers gebleken dat hierop gehandhaafd wordt.

Een derde ergernis is de storingen die veroorzaakt worden door de bediening voetgangersbrug. Door onkundige of opzettelijke handelingen treedt er met regelmaat een storing op in de bediening van de voetgangersbrug met hinder voor het scheepvaartverkeer tot gevolg. Wat zijn de mogelijkheden om hier verbeteringen in aan te brengen? In het verslag ‘bespreking waterschap Brabantse Delta met watersportbedrijven en verenigingen rond Steenbergse Vliet, gehouden op 2 april 2013′ is te lezen: “Er wordt in de vergadering op aangedrongen geen sleutel aan mensen te geven die de brug daarmee kunnen bedienen omdat hier oneigenlijk gebruik van gemaakt kan worden.” De sleutel is minimaal in één geval wel verstrekt. Dit wordt als onrechtvaardig en onjuist ervaren. Hoe wordt dit teruggedraaid?

Een vierde ergernis is het niet handhaven van het verbod om langer dan 3 uur af te meren (zie foto’s brugbeheer 01 t/m 03). Met regelmaat liggen schepen daar meerdere dagen en wordt er overnacht. Ook liggen er vaak boten langdurig aan de grote palen (zie foto palen) midden in het water afgemeerd. Dit alles ter vermijding van havengelden/passantengeld, terwijl vaak wel gratis gebruik wordt gemaakt van de faciliteiten die de recreatieondernemer in de omgeving biedt.

Andere gebruikers van de aanmeermogelijkheid, waar een verbod geldt om langer dan 3 uur afgemeerd te liggen, zijn de elektrische boten van één ondernemer in de omgeving (zie ook foto brugbeheer 04). Feitelijk liggen die schepen er vrijwel permanent (er is voor die schepen zelfs een stroomaansluiting gemaakt). Buiten dat dit een overtreding is van het verbod geeft het anderen de indruk dat dit mag en ook zij er dus langer dan 3 uur mogen liggen c.q. verblijven. Gaarne handhaving van dit verbod om langer dan 3 uur aan te meren! Dit kan eenvoudig indien er bij voorbeeld iedere 3,5 uur automatisch een foto wordt gemaakt. Of stel een overnachtingverbod in en handhaaf dit strikt.

Een vijfde ergernis is de aanwezigheid van een permanent ponton van een recreatie ondernemer, terwijl hier geen noodzaak voor lijkt.

Een zesde ergernis is dat de gebruikers van de scheepshelling opstoppingen veroorzaken. Het in of uit het water halen van bootjes duurt ca 15-20 minuten. Op diverse dagen staan er dan 4 of 5 auto’s met boten te wachten, waardoor de ingang wordt geblokkeerd voor reguliere ligplaatshouders en ook nog voor de hulpdiensten. Een oplossing zou kunnen zijn de toegangsweg naar de ingang te verbreden en er twee-richtingsverkeer van te maken. Een andere mogelijkheid is om een deel van het gras te verharden zodat ze daar kunnen wachten. Graag voor dit probleem uw aandacht.

Dintelsas (Mandersluis)
Er wordt in de sluis soms aangelegd om goederen te lossen. Dit hindert dan in hoge mate de doorvaart. Uit niets is andere gebruikers gebleken dat hierop gehandhaafd wordt.

Bovensas
Een deel van dit sluizencomplex is jaren geleden geheel gerestaureerd. Dit deel is echter nog steeds niet opengesteld omdat er vervuilde grond in ligt. Dit is niet het voorbeeld wat van een overheid verwacht mag worden. Openstelling is ook wenselijk omdat dit sluisdeel, ondanks de geringe doorvaarhoogte, voor een deel van de recreatievaart een alternatief kan zijn ingeval van een storing of werkzaamheden aan de andere sluisdoorgang.

Wanneer wordt de vervuilde grond opgeruimd en dit sluisdeel opengesteld?

Woonark
Sinds een aantal maanden ligt er een woonark afgemeerd in de Steenbergsche Vliet (ter hoogte van het aquaduct, zie foto woonark 01). Naar zeggen van de klager zijn het waterschap en de gemeente hier al een paar maanden van op de hoogte. Waarom is hier nog niet gehandhaafd en wanneer gaat dat wel gebeuren?

Illegale bewoning
Bijgaand een foto van brievenbussen, zoals deze gesitueerd zijn bij de jachthaven/verkoophaven Prinsenlanden aan de Sasdijk in Dinteloord. Hier lijkt sprake te zijn van illegale bewoning van in deze haven afgemeerde boten. Wie is hier verantwoordelijk, de gemeente of de beheerder van het water, het waterschap? Welke acties kan het waterschap hier ondernemen?

Bebakening Vliet
In het verslag ‘bespreking waterschap Brabantse Delta met watersportbedrijven en verenigingen rond Steenbergse Vliet, gehouden op 2 april 2013’ is te lezen: “HvK (Hans van Kapel) deelt mee dat het budget hiervoor geschrapt is en vraagt of een eenvoudige bebakening met staken voorlopig voldoende is, dit is met het onderhoud te regelen”. De aanwezige ondernemers gingen er vanuit dat de bebakening met staken zou gebeuren. Nu is het gebeurd met dobbers/drijvers. Zij hadden liever staken gezien. Waarom zijn de natuur en uitzicht vriendelijke staken vervangen door de dobbers/drijvers? Kan de afbakening met staken alsnog plaatsvinden?

hoogachtend,

Namens de fractie Ons Water/Waterbreed

L.H. van der Kallen

brievenbussen brugbeheer 01 brugbeheer 02 brugbeheer 03 brugbeheer 04 palen woonark 01

 


EEN ANDERE KIJK OP HET VERZILTEN VAN HET VOLKERAK/ZOOMMEER

 

| 15-08-2014 | 02:15 uur |


EEN ANDERE KIJK OP HET VERZILTEN VAN HET VOLKERAK/ZOOMMEER

Als watersportondernemer zie ik dat de voorstanders van verzilting van het Volkerak/Zoommeer (VZM) zich langs alle kanten rijk rekenen en goed zijn in het erbij slepen van papieren voordelen zonder een afweging te maken in de zin van: wat zijn de nadelen?

Als voorbeeld het verhaal dat de waterrecreatie in het gebied van de Steenbergsevliet stagneert. Dat dit aan de waterkwaliteit van het ET VZM zou liggen heeft slechts ten dele enige grond. Dat de boel stagneerde in ons gebied en met name bij onze jachthaven heeft niets te maken met een zout/zoet VZM maar met het feit dat iemand er 35 jaar over moet doen eer er (normale) medewerking gegeven wordt aan vergunningen. Wij zijn de jachthaven begonnen toen het VZM op een vast peil kwam en de sluis open bleef staan. Bereikbaarheid is voor een bedrijf van levensbelang. Het aantal passanten in Steenbergen nam ook toe toen er niet meer geschut behoefde te worden. Dat bereikbaarheid heel belangrijk is blijkt uit het feit dat er nu al ligplaatshouders van ons naar Dintelmond gegaan zijn door het geklungel met het bruggetje op het Benedensas. Als er weer geschut moet gaan worden om op het VZM te komen gaat dit ten koste van de havens die aan de West-Brabantse rivieren liggen, dit tast de rentabiliteit aan. Wij gaan een lagere bieding doen voor de exploitatie van de haven van Steenbergen als het zeker is dat er weer geschut moet gaan worden.

Jachthaven de Schapenput heeft al sinds de aanleg in 1991 een wachtlijst. Dus om onze haven aantrekkelijk te maken hebben wij geen zout VZM nodig, in tegendeel zelfs. Naast het schutten zijn er nog meer voordelen om op zoet water te liggen, een boot (met name stalen boten) heeft minder onderhoud nodig, men kan zijn boot met havenwater wassen (dus niet met drinkwater), men heeft minder last van aangroei van het onderwaterschip en er kan dus geen of minder agressieve antifouling gebruikt worden, zoet water is beter voor de koeling van de motor.

Bovenstaande argumenten zijn allemaal in mijn eigen belang, maar hebben effect op het algemeen belang wat gediend is met meer en blijvende recreanten.

Zoals bekend woon en ken ik al heel mijn leven (vanaf 1949) het Volkerak. Toen in 1969 het Hellegat werd afgesloten met de Volkerakdam werd het water bij vloed en harde wind in ons gebied hoger opgestuwd. Met name de bewoners van Carolinapolder in Dinteloord hebben angstige jaren meegemaakt. Het water stond regelmatig tot aan de kruin van de dijk. In 1975 was het Schelde-Rijkanaal gereed en dat gaf enige verluchting. Veilig waren wij pas in 1987 toen de Philips- en Oesterdam dicht gingen. Er wordt makkelijk gezegd “met de kennis van nu hadden we het nooit zo gedaan”. Laat ik je vertellen: dit wordt alleen maar (na)gezegd door mensen die nooit achter een zeedijk die op knappen staat hebben gewoond.

Vroeger, bij een volledig tij, kon je lekker zwemmen vanaf de zandplaten die volledig onder water kwamen bij vloed. Om er te komen moest je vanaf het Benedensas tot je knieën door de modder lopen om bij de zandplaten te komen. De stukken grond die niet ieder tij onder water kwamen te staan waren begroeid en, zoals altijd met planten en dieren, sterven dingen af en gaan rotten. Dit brengt uiteraard stank met zich mee. Vroeger concentreerde zich dat tegen de zeedijk aan. Daar lagen hele ruggen ‘veek’, zoals men dat toen noemde, en dit veek zette men in de winter op hopen en verbrandde dit in het voorjaar. Ook in zout water komt, naast vis en schelpdieren, allerlei plantengroei tot ontwikkeling zoals klappers, zeesla, zeewier, etc. en ook dit sterft af en gaat rotten. Dat er nu beweerd wordt dat er met een zout VZM schoon zwemwater ‘gegarandeerd’ wordt, vind ik zeer discutabel. Dat de natuur reageert is zeker, maar hoe dat weet niemand. Als men een 100% schoon zwemwater wil moet men in een chloorbad gaan zwemmen!!

Overigens is het water tegenwoordig zo schoon in het VZM dat er heel goed gezwommen kan worden. Het doorzicht (en dat is belangrijk om in te zwemmen) is nog nooit zo goed geweest en ik kan dat weten omdat ik elke maand wel een keer over Volkerak vaar.

Er wordt gepraat over een ‘dode bak water’. Dat is niet waar. Het water is schoon, er zit volop vis en de plantengroei is zo veel dat we er last van krijgen bij de bereikbaarheid van de jachthavens.

De stelling ‘milieu is belangrijker dan natuur’ onderschrijf ik. Hiermee wordt bedoeld dat indien je zorgt voor een goed milieu, dan past de natuur zich aan. Andersom niet en ik neem de vrijheid de volgende uitspraak van Chiel Jacobussen (hoofdecoloog van het Zeeuwslandschap) te citeren en te onderschrijving: “terwijl de beleidsmakers en lobbyisten vergaderden trok de natuur haar eigenplan”.

Velen kennen mij en weten hoe begaan ik ben met het milieu en de natuur en het gebruik hiervan. Ik denk dat ik met dit verhaal argumenten aangedragen heb voor mijn standpunt om het VZM zoet te laten.

Voor het zout maken van het VZM heb ik maar weinig andere echte argumenten gezien dan de blauwalg en die is ondertussen praktisch verdwenen. Al jaren vraag ik “waarom is een zout VZM goed voor de recreatie?” Nu heb ik nog steeds het gevoel dat er een weg ingeslagen is waar men niet meer op terug wil komen. Het heeft iets weg van “tunnelvisie”

Misschien is het een tussenoplossing om het plan 10 jaar in de ijskast te zetten en te kijken wat de natuur doet.

Kees de Neve
Watersportondernemer te Steenbergen