IL PARTIGIANO 9 (EEN MOOI, VITAAL EN DUURZAAM MARKDAL)


| 2023 |

 

Mijn einde als lid van het Dagelijks Bestuur nadert, dan wordt het tijd even terug te kijken op de afgelopen 10/11 maanden. Ik nam de portefeuille, watersysteembeheer, over van Kees de Jong aangevuld met het project Markdal. Een project dat eerder was vastgelopen. Dit mede op verzoek van de Dijkgraaf. Binnen het waterschap heb ik de reputatie lastige projecten op tijd en binnen budget te volbrengen. De Overdiepse Polder was daar een mooi voorbeeld van.

Met enige trots kan ik vermelden dat het Dagelijks Bestuur ingestemd heeft met het Ontwerp-projectplan Waterwet Markdal-Zuid en dit plan vrij heeft gegeven voor de inspraak. De dag ervoor is het Ontwerp-projectplan goedgekeurd door het Breed Bestuurlijk Overleg Markdal (BBOM). Dat laatste was niet zonder slag of stoot.

Het probleem is dat het over de eigenschaduw heen stappen niet voor iedereen even gemakkelijk is. Als je met veel partijen probeer te komen tot een totaalplan voor een mooi, vitaal en duurzaam Markdal zijn de door iedereen gesproken woorden mooi, maar als het op de daden aankomt is het moeilijk om daartoe te komen. De ‘plussen’ voor de eigendoelstelling accepteert men met gemak, maar de ‘minnen’ die voor een ander ‘plussen’ zijn blijft men in een aantal gevallen afwijzen. Daarbij het risico lopend dat ook de ‘plussen’ niet binnen gehaald worden.

Vertraging was van het begin af aan voor mij, vanwege de subsidie deadline (midden 2024), niet acceptabel. Eén onderdeel (aanpassing noord-zuid fietspad) is dan ook uit het plan gehaald. Omdat één grondeigenaar (Natuur Monumenten) een verbreding, om het fietspad veiliger, te maken afwijst en daarmee realisering van een aantal belangrijke natuurdoelen, waaronder 19 ha. nieuwe natuur en herstel van 47.5 ha. van de natte natuurparel, in gevaar brengt.

Uiteindelijk ging het BBOM unaniem, maar met de nodige ‘misten en maren’ akkoord. Zo blijft Natuur Monumenten ernstig bezwaar maken tegen het extensief kanoën op de hoofdstroom. Terwijl zij heel goed kunnen weten dat dit voor anderen partijen een belangrijk element is.

Als we als samenleving een project als het Markdal tot een succes willen maken, zullen we moeten aanvaarden dat er plussen en minnen kunnen zijn die voor iedere deelnemer anders kunnen zijn. In een vol landje als het onze, met veel functies op iedere vierkante meter, is het geven en nemen om vooruit te komen. Als de optelsom voor iedere deelnemer een plus is moet iedere partij (gemeente, vereniging, eigenaar of terreinbeheerder)  de bereidheid hebben aan zijn of haar achterban uit te leggen dat er soms water bij de wijn moet worden gedaan. Zeker als het gerecht, een mooi, vitaal en duurzaam Markdal lonkt. Ik wens mijn opvolger of opvolgster veel wijsheid en doorzettingskracht toe.

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina II partigiano 22/11 op facebook. Dan mist u niks.

il partigiano

 

Louis van der Kallen.


IL PARTIGIANO 8 (EXOTEN ZIJN OM OP TE ETEN)


| 27-12-2023 |

 

“Exoten zijn om op te eten” was op 6 mei 2023 de kop van een artikel in de NRC. In het artikel gaat culinair journalist Joël Broekaert in op de culinaire mogelijkheden van exoten uit de Nederlandse wateren, in dit artikel in het bijzonder wat de mogelijkheden zijn met de zwartbekgrondel. Wat ondergetekende betreft is dit de beste aanpak. Sommige exoten zijn er nu eenmaal en ze zijn niet meer uit te roeien. Veel exoten nemen feitelijk de biotoop van een inlandse soort over.

Eén van de boosdoeners is de genoemde zwartbekgrondel. Dit Kaukasische visje heeft veel wateren met stortstenen tussen grofweg 2010 en 2015 overgenomen. In korte tijd is de zwartbekgrondel een bedreiging geworden van de inheemse rivierdonderpad, een bodemvisje dat nu dreigt te verdwijnen.

Joël Broekaert laat zien dat een zwartbekgrondel  – mits op de juiste wijze bereid – een heerlijk hapje kan zijn. Ik hoop dat een volgend artikel zal gaan over de Amerikaanse rivierkreeftjes. In de Uniecommissie Watersystemen werd in dit kader gememoreerd dat er na twee jaar weer een werkgroep aan de slag gaat met de aanpak van de Amerikaanse rivierkreeftjes. Het voornaamste punt was weer: wie gaat het betalen?

Dat verbaast mij keer op keer. Uiteindelijk is dat namelijk altijd de Nederlandse belastingbetaler. Mijn angst is dat de waterschappen – als ze keer op keer de hand op willen houden voor het maken van beleid – afhankelijk worden van anderen. Het effect op termijn kan zijn ‘wie betaalt bepaalt’. Hoedt het eigen belastinggebied, want de afgelopen eeuw hebben de provincies en gemeenten grotendeels hun belastinggebied verloren met als gevolg toegenomen afhankelijkheid van het rijk.

Als de waterschappen de waterdeskundigen bij uitstek willen zijn, dan pleit ondergetekende voor het nemen van verantwoordelijkheden inclusief de financiële gevolgen.

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina II partigiano 22/11 op Facebook. Dan mist u niks.

il partigiano

 

Louis van der Kallen.


IL PARTIGIANO 7 (PFAS, ONNOZEL, ONWETEND OF BEWUST DE KOP IN HET ZAND)


| 26-12-2023 |

 

In december 2016 bestond de STOWA 45 jaar en dat was de reden om eens goed te laten zien wat zij aan kennisontwikkeling voor de waterschappen doen. Er waren presentaties/discussies over: de aanpak van nieuwe stoffen, energie- en grondstoffenterugwinningen en over wateroverlast. Wat mij het meeste trof was de discussie over ‘nieuwe stoffen’ die pas recent (geactiveerd door de PFAS-discussie) de aandacht krijgen die ze verdienen. Het verbaast mij dat men zich keer op keer laat verleiden tot discussies over normeringen. Alsof we voor de ruim 200.000 verschillende stoffen (Europees Agentschap voor chemische stoffen, ECHA), die nu al in het afvalwater voorkomen, normen kunnen stellen en die dan ook stuk voor stuk tegen redelijke kosten kunnen meten en reduceren.

Met oxidatie en actieve koolabsorptie kunnen voor sommige van de nu gemeten stoffen soms bemoedigende resultaten worden behaald. Maar is dat genoeg? In mijn beleving zijn het grotendeels zinloze discussies tussen bestuurders en politici die zelden kaas hebben gegeten van de aard en mogelijke effecten van die meer dan 200.000 stoffen die we nu al in afvalwater kunnen detecteren. Voor mij is het helder: uitgangspunt zou de nul norm moeten zijn. En het rare is die is haalbaar!

In 2004 werd door het waterschap Rijn en IJssel te Varsseveld een zuivering uitgerust met membraantechnologie. Bij het gebruik van membraantechnologie kan men echt alle stoffen uit het water halen tot de nul norm. Die technologie heeft zich de afgelopen jaren enorm ontwikkeld en is mede daardoor steeds goedkoper geworden en kan nog verder ontwikkeld worden. De winst voor de ecologie en de volksgezondheid is potentieel groot. Maar deels niet in geld te berekenen. Ik zou graag zien dat de STOWA en de waterschappen deze ‘ideale’ oplossing voor alle verontreinigingen samen met de membraanindustrie verder zouden ontwikkelen.

Toxicologen vrezen voor een cocktaileffect. Zo was op 6 mei 2023 te lezen in de NRC. We lijken anno 2023 niets geleerd te hebben van het pcb-dossier (gestart in 1966), met de constateringen van Zweedse wetenschappers. Of van de Bisfenol-A discussie. Maakt REACH (Registratie, Evaluatie en Autorisatie van Chemicaliën) ons wel wakker.? Zij brengen de zeer zorgwekkende stoffen in kaart. Er is veel onzekerheid. Dat zou de waterschappen ertoe moeten brengen op een andere manier naar zuiveringen te kijken. Anders is de toepassing van effluent ten behoeve van drinkwater of in de landbouw het oplaten van een luchtballon.

Er wordt veel gepraat in dit land en zelden iets uitgevoerd. Doorschuiven is een politieke kwaal van alle tijden, met steeds een nieuwe lading gekozenen die zonder kennis van de geschiedenis weer ‘mooie’ verhalen vertellen zonder zich te verdiepen in onze geschiedenis of de onderwerpen. En zij zich daarna afvragen waarom de bevolking geen vertrouwen meer in hen heeft.

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina  II partigiano 22/11 op facebook. Dan mist u niks.

il partigiano

 

Louis van der Kallen.


IL PARTIGIANO 5 (WETEN EN NIETS DOEN)


| 2023 |

 

Begin augustus 2018 was een groot deel van een NOS-journaal gewijd aan een persconferentie van onder andere Rijkswaterstaat en de Unie van waterschappen over de droogte en de verzilting. Ik ergerde mij toen omdat korte termijnproblemen niet werden vertaald naar lange termijn oorzaken en oplossingen.

De afgelopen jaren werden we geconfronteerd met grote droogte problemen. 1976 werd steeds beschouwd als een incident. De deskundigen voorspellen nu een meer dan hete toekomst. De recente zomers kunnen wel eens de standaard worden. Was dit te voorzien? JA!!!!

In 1965 verscheen “De toekomstige drinkwatervoorziening van Nederland van de centrale commissie voor drinkwatervoorziening 1965” en “De waterhuishouding van Nederland”, samengesteld door Rijkswaterstaat 1968, werden met een vooruitziende blik een aantal (toen toekomstige) problemen in beeld gebracht. Verzilting stond toen al hoog op de agenda van Rijkswaterstaat. Niet vanwege de klimaatverandering en de zeespiegelstijging, want die waren toen politiek nog niet aan de orde. Natuurlijk spelen de klimaatverandering en de zeespiegelstijging een rol bij de droogte en de verzilting. Maar als de grootste oorzaak toen werd een andere schuldige aangewezen: de veranderingen rond de Nieuwe Waterweg!

Vanaf eind vijftiger jaren van de vorige eeuw tot 1968 zijn er belangrijke ontwikkelingen geweest die de zoetwatervraag, om de verzilting via de Nieuwe Waterweg tegen te gaan, hebben doen toenemen van circa 300 m3/s naar circa 700/800 m3/s. De uitbreiding van het havenareaal (Europoort, Botlekhavens, Eemhaven) en de verdieping van de vaarweg naar deze havens, alsmede de verdieping van de oliegeul vanuit zee naar de monding van de Nieuwe Waterweg hebben het vloedvolume toen enorm doen toenemen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de rivier zich aangepast heeft aan het toegenomen getijvolume op het traject van de rivier tussen de mond en de betreffende havens. Hierdoor ontstond een verdieping van de rivier in de periode 1958/1964 van circa 2 meter door een proces van terugschrijdende erosie op het traject Hoek van Holland – Maassluis. De verwachting in 1968 was dat dit proces voort zou gaan. Als aanpassing op dit proces werd de norm van het chloridegehalte ter hoogte van de Parkhaven (300mg/l) losgelaten en de toetsplek werd verlegd naar de mond van de Hollandsche IJssel en werd het advies gegeven: “de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg te verhogen en vast te leggen.” (Bron: “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968).

Gebeurde dit? Nee, het was volgens de politiek immers niet nodig en volgens Rotterdam en de havenbaronnen ongewenst. De Deltawerken kwamen eraan en het zoete water kon door de dammen gestopt worden en doorgeleid worden naar zee via de Nieuwe Waterweg. Maar de Rotterdamse groot muil werd nog groter. Sinds 1968 bleven er gewoon havens bij komen. Dit leidde ertoe dat van oude afspraken steeds minder terecht kwam. Als voorbeeld de geschiedenis van de afspraken rond het Volkerak-Zoommeer: “Direct na de afsluiting in 1987 werd het Volkerak-Zoommeer doorgespoeld met water uit het Hollandsch Diep (zoet), teneinde op korte termijn te kunnen beschikken over zoet water voor de regionale watervoorziening in de omliggende gebieden. Hierdoor daalde het gemiddelde chloridegehalte van het Volkerak-Zoommeer binnen één jaar tot de gestelde norm van 0,4 g Cl/l. Het handhaven van deze chloridenorm wordt geregeld door middel van een doorspoelbeheer vanuit het Hollandsch Diep. Zout aanvoer vindt nog plaats als gevolg van schutverliezen, zoute kwel en uitspoeling uit buitendijkse gronden. In 1993 werd de chloride norm bijgesteld tot 0,45 g/l. Door deze verhoging kon de inlaat vanuit het Hollandsch Diep via de Volkeraksluizen worden beperkt”

“In het waterakkoord is in 2001 vastgelegd gedurende het groeiseizoen te sturen op 450 mg cl/l bij de meetlocatie Bathse Brug, met uitzondering van perioden van droogte.”

“In het ‘droge’ jaar 2003 werd door het stopzetten van de inlaat voor doorspoeling de norm voor het chloridegehalte bij de meetpunten Bathse Brug en mond van het spuikanaal herhaaldelijk overschreden.” (Bron: pagina’s 87/88 van de Milieueffectrapport bij de Rijksstructuurvisie, oktober 2014).

Het wordt tijd dat het advies gegeven in “De waterhuishouding van Nederland” (samengesteld door Rijkswaterstaat in 1968) wordt opgevolgd. Het luidde: “de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg te verhogen en vast te leggen.”

HET WORD TIJD VOOR ECHTE ACTIE!!! Weten en niets doen moet eens stoppen. 55 jaar na een goed advies is laat, maar beter laat dan nooit!

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina Studio 578 op facebook. Dan mist u niks.

il partigiano

 

 

Louis van der Kallen.


| 2023 |

 

Begin augustus 2018 was een groot deel van een NOS-journaal gewijd aan een persconferentie van onder andere Rijkswaterstaat en de Unie van waterschappen over de droogte en de verzilting. Ik ergerde mij toen omdat korte termijnproblemen niet werden vertaald naar lange termijn oorzaken en oplossingen.

De afgelopen jaren werden we geconfronteerd met grote droogte problemen. 1976 werd steeds beschouwd als een incident. De deskundigen voorspellen nu een meer dan hete toekomst. De recente zomers kunnen wel eens de standaard worden. Was dit te voorzien? JA!!!!

In 1965 verscheen “De toekomstige drinkwatervoorziening van Nederland van de centrale commissie voor drinkwatervoorziening 1965” en “De waterhuishouding van Nederland”, samengesteld door Rijkswaterstaat 1968, werden met een vooruitziende blik een aantal (toen toekomstige) problemen in beeld gebracht. Verzilting stond toen al hoog op de agenda van Rijkswaterstaat. Niet vanwege de klimaatverandering en de zeespiegelstijging, want die waren toen politiek nog niet aan de orde. Natuurlijk spelen de klimaatverandering en de zeespiegelstijging een rol bij de droogte en de verzilting. Maar als de grootste oorzaak toen werd een andere schuldige aangewezen: de veranderingen rond de Nieuwe Waterweg!

Vanaf eind vijftiger jaren van de vorige eeuw tot 1968 zijn er belangrijke ontwikkelingen geweest die de zoetwatervraag, om de verzilting via de Nieuwe Waterweg tegen te gaan, hebben doen toenemen van circa 300 m3/s naar circa 700/800 m3/s. De uitbreiding van het havenareaal (Europoort, Botlekhavens, Eemhaven) en de verdieping van de vaarweg naar deze havens, alsmede de verdieping van de oliegeul vanuit zee naar de monding van de Nieuwe Waterweg hebben het vloedvolume toen enorm doen toenemen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de rivier zich aangepast heeft aan het toegenomen getijvolume op het traject van de rivier tussen de mond en de betreffende havens. Hierdoor ontstond een verdieping van de rivier in de periode 1958/1964 van circa 2 meter door een proces van terugschrijdende erosie op het traject Hoek van Holland – Maassluis. De verwachting in 1968 was dat dit proces voort zou gaan. Als aanpassing op dit proces werd de norm van het chloridegehalte ter hoogte van de Parkhaven (300mg/l) losgelaten en de toetsplek werd verlegd naar de mond van de Hollandsche IJssel en werd het advies gegeven: “de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg te verhogen en vast te leggen.” (Bron: “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968).

Gebeurde dit? Nee, het was volgens de politiek immers niet nodig en volgens Rotterdam en de havenbaronnen ongewenst. De Deltawerken kwamen eraan en het zoete water kon door de dammen gestopt worden en doorgeleid worden naar zee via de Nieuwe Waterweg. Maar de Rotterdamse groot muil werd nog groter. Sinds 1968 bleven er gewoon havens bij komen. Dit leidde ertoe dat van oude afspraken steeds minder terecht kwam. Als voorbeeld de geschiedenis van de afspraken rond het Volkerak-Zoommeer: “Direct na de afsluiting in 1987 werd het Volkerak-Zoommeer doorgespoeld met water uit het Hollandsch Diep (zoet), teneinde op korte termijn te kunnen beschikken over zoet water voor de regionale watervoorziening in de omliggende gebieden. Hierdoor daalde het gemiddelde chloridegehalte van het Volkerak-Zoommeer binnen één jaar tot de gestelde norm van 0,4 g Cl/l. Het handhaven van deze chloridenorm wordt geregeld door middel van een doorspoelbeheer vanuit het Hollandsch Diep. Zout aanvoer vindt nog plaats als gevolg van schutverliezen, zoute kwel en uitspoeling uit buitendijkse gronden. In 1993 werd de chloride norm bijgesteld tot 0,45 g/l. Door deze verhoging kon de inlaat vanuit het Hollandsch Diep via de Volkeraksluizen worden beperkt”

“In het waterakkoord is in 2001 vastgelegd gedurende het groeiseizoen te sturen op 450 mg cl/l bij de meetlocatie Bathse Brug, met uitzondering van perioden van droogte.”

“In het ‘droge’ jaar 2003 werd door het stopzetten van de inlaat voor doorspoeling de norm voor het chloridegehalte bij de meetpunten Bathse Brug en mond van het spuikanaal herhaaldelijk overschreden.” (Bron: pagina’s 87/88 van de Milieueffectrapport bij de Rijksstructuurvisie, oktober 2014).

Het wordt tijd dat het advies gegeven in “De waterhuishouding van Nederland” (samengesteld door Rijkswaterstaat in 1968) wordt opgevolgd. Het luidde: “de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg te verhogen en vast te leggen.”

HET WORD TIJD VOOR ECHTE ACTIE!!! Weten en niets doen moet eens stoppen. 55 jaar na een goed advies is laat, maar beter laat dan nooit!

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina Studio 578 op facebook. Dan mist u niks.

il partigiano

 

 

Louis van der Kallen.

 

IL PARTIGIANO 6 (DE SLACHTOFFERS, VERVOLG OP IL PARTIGIANO 5)


| 25-12-2023 |

 

Wie zijn de slachtoffers van de zoet water honger van de Nieuwe Waterweg? De boeren en tuinders van Zuid-Holland, Zeeland en West-Brabant en de drinkwaterleidingbedrijven in laag Nederland en daarmee alle consumenten van dat drinkwater. Zij lijden de schades veroorzaakt door de verzilting in de vorm van mindere opbrengsten en hogere kosten. Natuurlijk erken ook il partigiano dat Rotterdam en zijn havens voor de BV Nederland van onschatbare waarde zijn. Maar het jaar na jaar afwentelen van de verziltingproblemen op boeren, tuinders en drinkwaterbedrijven en het laten verzilten van zoete natuurgebieden zoals laagveen moerassen kan niet blijven voortduren. Het gat dat de Nieuw Waterweg heet moet vergaand gedicht worden. Door sluizen die, als er gebrek is aan zoet water, geschut kunnen worden en door maatregelen die al in 1965 en 1968 werden genoemd als alternatieven, zoals het verhogen/vastleggen van de bodem van de Nieuwe Waterweg eventueel met een drempel en luchtbellenschermen, die nu nog steeds als innovatief door Rijkswaterstaat worden betiteld maar in 1968 al in de grote schutsluizen te IJmuiden werden gebruikt (bron: pagina 33 “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968).”

Het wordt tijd dat de landelijke politiek nu echt zijn werk gaat doen en doorkrijgt dat vanaf eind jaren vijftig van de vorige eeuw de rest van Nederland gebruikt wordt als zoetwaterleverancier voor de eeuwig hongerige Nieuwe Waterweg. Rotterdam moet ophouden de problemen die haar havenactiviteiten veroorzaken af te wentelen op de rest van Nederland. De laksheid om de wijze raad uit de jaren zestig niet te vertalen in sluizen in de Nieuwe Waterweg kost onze economie nu miljarden euro’s en kan boeren aan de bedelstaf brengen. Ga nu aan de slag dan kunnen we mogelijk over 15 tot 20 jaar de stop op het gat van de Nieuwe Waterweg drukken en daarmee dit zoetwaterlek feitelijk dichten. Nu stroomt er per seconde circa 800 kubieke meter kostbaar zoet water weg. De voorraad in het IJsselmeer is immers niet oneindig. Als we dan toch over de toekomst en zoet water gaan nadenken stoft dan ook het “Waterbeleid voor de 21e eeuw”, het advies van de Commissie waterbeheer 21e eeuw onder voorzitterschap van oud-gedeputeerde Tielrooij eens af en herlees eens pagina 74 onder het kopje verzilting: “Door toenemende verzilting en drogere zomers zal de vraag naar zoet water voor doorspoeling en beregening in West-Nederland toenemen. De aanvoer van zoet water in de zomer zal echter juist afnemen in Zuidwest-Nederland, de Wieringermeer en in de droogmakerijen zal de beschikbaarheid van zoet water in toenemende mate een knelpunt worden voor de daar aanwezige glastuinbouw, vollegrondstuinbouw, bollenteelt en ook de akkerbouw. De Commissie wil daarom aandringen op het aanleggen van zoetwatervoorraden binnen de regio’s.”  Geschreven in het jaar 2000.

Tenslotte hoopt il partigiano dat men in Den Haag nu eindelijk bereid is de adviezen uit het verleden van wijze mensen op waarde te schatten. Na de adviezen van Rijkswaterstaat uit 1968 en van de commissie Tielrooij (2000) is er kostbare tijd verspild. Daar betalen de boeren, transporteurs over water en industrieën nu een grote prijs voor. Ga denken en handelen, zodat het waterbeheer in Nederland echt toekomstbestendig wordt.

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina II partigiano 22/11 op facebook. Dan mist u niks.

il partigiano

 

Louis van der Kallen.


IL PARTIGIANO 3 (TOEN WATER EN BODEM STUREND WAREN)


| 2023 |

 

Ten tijde van de Staatsregeling voor het Bataafse Volk 1798 was bestuurlijk water en bodem werkelijk sturend! Er kwam in 1798 een afdeling nationale waterstaatszorg en er werd gestart met de technische rijksdienst (vanaf 1810 Corps Ingenieurs). Deze vielen onder het agentschap (=ministerie van) Binnenlandse zaken.

Wat op mij als waterschap bestuurder (vanaf 1993) de meeste indruk maakte, was de impliciete erkenning van het belang van water bij de (bestuurlijke) inrichting van ons land.

De Staatsregeling verdeelde het grondgebied der Bataafsche Republiek niet in provincies maar in “Agt Departementen, met namen als:

  • Het Eerste Departement: van de Eems.
  • Tweede Departement: van den Ouden Yssel.
  • Derde Departement: van den Rhijn.
  • Vierde Departement: van den Amstel.
  • Vijfde Departement: van Texel.
  • Zesde Departement: van de Delf.
  • Zevende Departement: van de Dommel.
  • Achtste Departement: van de Schelde en Maas.” (Zie foto)

 

Bij de indeling waren de waterstaatkundige grenzen in hoge mate bepaald door de loop van de rivieren en stroomgebieden. Buiten het starten van de afdeling nationale waterstaatszorg werd er in 1805 een waterbouwkundige vakopleiding toegevoegd aan de militaire academies. De waterstaatkundige kennisopbouw was tot 1805 vooral een taak van de hoogheemraad- en waterschappen. De vakopleiding bij de militaire academies was de start van de bundeling en borging van de waterstaatkennis die Nederland op dit vlak wereldleider zou gaan maken.

In de Bataafse Republiek en in het koninkrijk Holland van Lodewijk Napoleon begreep het landelijk bestuur, gezien de naamgeving van de departementen, dat water wel degelijk het ordenend principe was.

Soms is het goed zaken, die de fundering zijn van ons waterbeleid, eens aan de graftomben der herinnering in ontrukken en in het volle licht te zetten, in de hoop dat deze de landelijke en waterschap bestuurders van nu tot inspiratie dienen.

De afgelopen jaren is heel veel verloren gegaan. Waar zijn de ingenieurs van Rijkswaterstaat? Opgeheven en vervangen door managers. Het bedrijfsleven kon, volgens de politici van de afgelopen drie decennia, het immers beter en efficiënter. Dat idee is mede gegroeid sinds we iedere vernieuwing of verandering innovatie zijn gaan noemen. De politici zijn uiteindelijk in deze retoriek, deze zelf gecreëerde mythe gaan geloven.

Laten we de waterschappen afbreken of gaan we beseffen dat als we het kwijt zijn, de weg terug vrijwel onbegaanbaar zal blijken?

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina Studio 578 op facebook. Dan mist u niks.

il partigiano

 

 

Louis van der Kallen.


IL PARTIGIANO 2 (IN STATUS NASCENDI)


| 2023 |

 

De inbreng van Louis van der Kallen namens Ons Water tijdens de Algemeen Bestuursvergadering over de verkiezingsuitslag en het werk van de ‘verkenner’, op 18 april.

 

,, Voorzitter, geachte collega’s,

Het is de eerste keer – sinds de invoering van het lijstenstelsel – dat Ons Water niet uitgenodigd is/wordt voor de onderhandelingsronde die moet leiden tot een nieuw DB.

De 41675 stemmen brachten ons immers schijnbaar slechts tot de 10e plek van onderen.

Ons ‘evidente’ gebrek aan ervaring maakt Ons Water klaarblijkelijk niet vanzelfsprekend bij deze stap.

Ons ‘chronische’ falen in het komen tot samenwerking maakt het vast onlogisch om Ons Water te betrekken bij het vormgeven van een nieuw DB.

Wat zou je immers moeten met een relatieve nieuwkomer als Ons Water waarvan geen relevante kennis te verwachten is.

Vernieuwing en vergroening is in deze tijd van ‘nieuwe’ uitdagingen nodig.

Ons Water begrijpt dat de vijf fracties die nu op advies van de verkenner aan de slag gaan geen van alle behoren tot de zeven fracties die wel een mogelijke rol zagen voor Ons Water.

Tot zover enkele zinnen als uiting van frustratie!

Voorzitter uw gunt deze dienstwillige dienaar van het waterschap hopelijk wel enige ruimte tot het geven van wat suggesties aan het Dagelijks Bestuur in status nascendi.

Geheel in tegenstelling tot mijn gewoonte, heb ik de woorden, die ik vanavond tot U wil richten op papier gezet. Voor het eerst sinds meer dan 20 jaar geleden. Toen deed ik dat bij mijn laatste inhoudelijke Statenvergadering; het ging toen over de integrale visie deltawateren. Ik ga deze bestuursperiode niet van stijl veranderen, maar vanavond wil ik U geen enkel argument of overweging onthouden.

20 jaar geleden deed ik dat omdat mijn verwachting was dat mijn woorden tientallen jaren actueel zouden blijven. Wat ik toen zei over de beperkte beschikbaarheid van zoetwater en het voorkomen van blauwalgen was helaas van voorspellend karakter. Niet omdat Louis een soort van Nostradamus is maar omdat Louis door zijn ervaringen, kennis en karakter dingen wil doen die simpelweg nodig zijn.

Lees mijn verhaal van 20 jaar geleden nog eens door. Een link vind u in de mail die u zojuist is toe gezonden. https://onswater.com/…/rede-l-van-der-kallen-tegen…/

Het tweede verhaal waar ik naar wil verwijzen is een stuk wat ik schreef in 2005 over de KRW met de titel KRW: een doos van Pandora. Ik gaf toen al aan dat de KRW een onhaalbare zaak zou worden.

Enkele citaten van 18 jaar geleden: “Als bestuurlijk betrokkene maak ik mij zorgen over de gevolgen. De Nederlandse waterschaptraditie is er één van “we polderen, schuiven voor ons uit en gedogen en de hogere overheden accepteren dit wel”, zo is de ervaring.

“Niet berusten maar aan de slag om het watermilieu te verbeteren en de Brusselse politiek ervan te overtuigen dat Europa wel één is, maar niet overal gelijk. Nederland, het afvoerputje van Europa, met zijn bevolkings-, landbouw- en industriële druk op water en bodem, is niet vergelijkbaar met lege landen zoals Frankrijk of Ierland.”

Geprikkeld? Klik ook eens op die link. https://onswater.com/2005/04/de-doos-van-pandora/

Wat is de actualiteit van het voorgaande nu? Het wordt tijd dat er niet meer uitgesteld gaat worden maar de handen moeten aan de ploeg gaan!

Ik was ‘een roepende in de woestijn’. Met drie of vier zetels bepaal je het beleid niet. Je probeert bij te sturen en met je woorden en kennis kan je soms op onderdelen iets betekenen. Maar de landelijke vooruitschuiftactiek, het gebrek aan werkend generiek beleid en duidelijkheid verhinderden dat het waterschap tot adequate stappen kwam. De zuinigheid en het gebrek aan durf om uit te leggen, dat dingen geld kosten, deden de rest.

Omdat de toen grootste partij steeds de verkiezingen in ging met als leuze “geen tariefsverhoging” voelde de vanaf 2009 afgesproken afgetopte tariefverhoging ( van inflatie plus maximaal 2,5 %) jaar na jaar al als een hele prestatie in de onderhandelingen.

De handtekening van ondergetekende stond onder al die bestuursakkoorden. Ons Water praatte mee en nam daarom verantwoordelijkheid. En diende naar eer en geweten de afspraken uit.

Vanaf 2009 scoorde Ons Water steeds een top drie uitslag qua stemmental. En werd Ons Water in ons monistische systeem steeds betrokken bij de vorming van het Dagelijks Bestuur. Dat is nu, ondanks de 41.675 stemmen, het feit dat zeven fracties Ons Water in het DB dachten en het missen op 578 stemmen van een vierde zetel, anders.

De verkenner kiest in zijn advies voor een duale benadering. Dat mag, maar voor degenen die mij wat beter kennen betekent het dat de ‘bajonet’ uit het foedraal is. Of die bajonet op het geweer gaat hangt af van het vervolg.

Wat is er gebeurd? Mocht u echt interesse hebben, lees dan eens onze schriftelijke bijdrage verzonden aan de verkenner.

Middels de uitnodiging tot een gesprek met de frase: “De gesprekken zullen volgens onderstaand tijdschema plaatsvinden waarbij wij zoveel mogelijk tegemoet zijn gekomen aan de doorgegeven voorkeuren.”

Waarbij Ons Water werd uitgenodigd op een tijdstip dat ik zou zitten in een commissievergadering van de Unie van Waterschappen en daarna een vergadering had met een wethouder en een vertegenwoordiger van Natuur Monumenten.

Nu kan je redeneren: in zo’n periode laat je alles vallen en is je eerste prioriteit de DB-samenstelling en het nieuwe bestuur programma. Ik hecht echter aan de correcte invulling van de op mij genomen taken.

Ik heb wat autistische trekjes en neem zo’n tekst serieus: “zoveel mogelijk tegemoet zijn gekomen aan de doorgegeven voorkeuren”.

Dit gebeuren is mede van invloed geweest op het uittreden van een gewaardeerd lid van de fractie van Ons Water. Deels komt dat ook door onze ten opzichte van andere groeperingen losse structuur. Ons Water is geen partij maar een kiesvereniging in de klassieke betekenis van het woord. Voor die betekenis lees eens https://onswater.com/wie-zijn-wij/

Wat mij verbaast is hoe er wordt omgegaan met de structuur van de waterschappen en het waarom van de structuur. Het waterschap was van oudsher een organisatie gebaseerd op het Belang – Betaling – Zeggenschap. Er waren/zijn in het waterbeheer belangen die gediend dienen dan wel dienden te worden.

Bij de politisering werd voorzien dat bepaalde belangen in het gedrang zouden kunnen komen en daarom werden die belangenbehartiging geborgd via de geborgde zetels.

De geborde zetels waren dus bestemd voor de directe belangenbehartigers. De gekozen zetels waren natuurlijk ook bedoeld voor het dienen deelbelangen maar met het accent op het algemeen belang.

De bedrijfsgebouwd-geborgde zetels zijn afgeschaft onder het motto: hun belangen worden voldoende behartigd door de politieke lijsten. De VVD profileerde zich immers als partij van de ondernemers.

Als ik nu naar het gedrag kijk van sommige nieuw gekozenen in den lande zie ik dat de geborgde ongebouwd zetels worden gezien als een bonus. In ons eigen waterschap geldt de bonusgedachte klaarblijkelijk ook voor een lid van nu van natuurterreinen die eerst ook op de lijst stond voor Water Natuurlijk. Men ondermijnt met deze handelswijze de noodzaak van de resterende geborgde zetels. Want de vertegenwoordiging van die, wat ooit existentiële belangen werden genoemd kan klaarblijkelijk ook via de politieke lijsten vormgegeven worden.

De Kaagen en Boelhouwers van deze wereld bereiden het verder uithollen van de waterschappen voor, geholpen door dit bonusgenietersgedrag. Langzaam komt de opheffing door eigen uitholling dichterbij.

Als de reden van de geborgde zetels, de noodzaak van deze invulling van het existentiële belang niet meer bestaat is de uitzonderingspositie van de waterschappen staatsrechtelijk niet meer nodig en komt opheffing, invulling van de taak door de algemene politiek via de provincie dichterbij.

Hoe zal een op wraak beluste algemene politiek omgaan als bij de waterschappen er nu een oververtegenwoordiging is van één bepaald belang?

De infiltratie van duale politici via het lijstenstelsel blijkt effectief. En een unieke bestuurlijk constructie wordt stap voor stap uitgehold.

Nu onze verhouding met West-Brabant Waterbreed. Sinds 2009 werken de twee Lijsten in één fractie samen. Dat is niet op basis van programmatische overeenkomsten maar op basis van het delen van kennis en ervaring.

De samenwerking ontstond tussen Ad Wijnen en ondergetekende omdat wij reeds vanaf 1995, gestart bij het waterschap het Scheldekwartier, op basis van respect, kennis deelden.

Hoewel Ad zich altijd bevond in het rechter deel van het politiek spectrum en ik als Dreesiaan in het linker deel, werkte dat goed.

Het voorgaande betekent dat de heer Mureau programmatisch niet spreekt of afspraken maakt namens Ons Water.

Zijn eventuele handtekening bindt Ons Water dan ook op geen enkele wijze. Het één fractie vormen betekent dan ook niet dat de dan gevormde fractie als één zal stemmen.

In de samenwerking is fractiediscipline dan ook niet de norm.

Collegialiteit en een zekere mate van loyaliteit wel. Dat was ook in het verleden zo. De afgelopen periode stemden fractiegenoten dan ook geregeld anders.

Ons Water staat voor zaken of een programma waarvoor wij zelf gesproken en getekend hebben!

Ons Water gaat in hoofdlijnen voor de inhoud van het document “Ruimte voor transities”, waarbij een aantal bouwstenen voor Ons Water heel belangrijk zijn. Te weten: “vernieuwingskracht” in de zin van het creëren van een cultuur van vernieuwing (ieder budget is daar per definitie beperkend). Als er een goed idee is, moet er altijd geld voor zijn!

Ook de bouwsteen “droogte” zal meer geld vergen dan in het document opgenomen.

Een andere bouwsteen die voor Ons Water prioriteit moet krijgen is de waterketen. We staan 50 jaar vrijwel stil en de installaties zijn technisch verouderd en aan vernieuwing toe. De gebruikte techniek is 100 jaar oud en het te verwerken rioolwater bevat tal van stoffen die 100 jaar geleden nog niet eens bestonden.

De samenleving en het milieu verlangen een andere aanpak. En ja dat kost geld. Meer dan de nu voorziene 10 miljoen per jaar.

Ook de droogteaanpak kan niet langer vooruitgeschoven worden. Reeds 20 jaar geleden voorzag ondergetekende tekorten aan zoetwater.

Er moet de bereidheid zijn een aantal zaken nu echt aan te pakken. De tijd van vooruitschuiven is zeker qua ketenbeheer, droogte en vaarwegbeheer voorbij.

– Als derde partij bij de laatste verkiezingen (41675 stemmen),

– de groepering met in haar rangen en lijst meer waterschapsbestuursjaren dan alle andere kieslijsten bij elkaar,

– als groepering met een traditie van samenwerken en gevolggeven aan gemaakte afspraken,

– als groepering waaraan zeven fracties een DB plek toedachten,

– als groepering zonder aawezigheid van Kaag -adepten of Europafielen,

Als die groepering aan de winnaars van de BBB niet het gevoel kan geven “hier kunnen we mee samenwerken” is de conclusie van Ons Water dat zij gedwongen is te kiezen voor een duale opzet.

De verkenner heeft gekozen voor een duale benadering. Niet onlogisch want hij weet niet beter. Sinds 2003 zijn gemeenten en provincies duaal geworden en voor mensen die hun politieke/bestuurlijke ervaring daar hebben opgedaan is dit hun wereld.

Stap voor stap worden de waterschappen ontdaan van hun monistische kenmerken en hun eigen kenmerken zoals geborgde zetels.

Ook de nu gevolgde procedure met een verkenner en straks een formateur en een griffier veranderen de waterschappen in hapklare brokken die in opzet steeds dichter bij de provincie komen.

Stap voor stap wordt een eventuele opheffing makkelijker gemaakt.

Nu nog een aantasting van het eigen belastinggebied met de vorming van een waterschapfonds. Kijk eens naar de wetsgeschiedenis waarbij gemeenten en provincies zijn beroofd van hun eigen belastinggebied en de gevolgen daarvan.

Feitelijk een onderwerping/knechting aan de centrale overheid. Wiens brood men eet diens woord men spreekt.

Als het waterschap een vuist wil maken naar de rijksoverheid, de provincie en Europa zal men zijn zelfstandigheid op belasting en financieringsgebied moeten koesteren. Ook als dat betekent dat je de ingelanden moet uitleggen dat de belastingen omhoog moeten.

Ons Water is in haar ziel monistisch, MAAR, als het niet anders kan, gaat de bijl erin.

En zal het nieuwe DB merken dat er in één van haar fracties een Azteekse Adelaar huist. En de drager is geen Montezuma die buigt voor een ‘Cortés’.

Vanzelfsprekend wenst Ons Water de onderhandelaars veel wijsheid en succes toe in de hoop op een goed bestuur programma en een op deskundigheid samengesteld Dagelijks Bestuur.

Waarbij Ons Water benieuwd is hoe aanbeveling 2.3.1 de functieprofielen voor de DB leden, qua taak en deskundigheden, wordt ingevuld.

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina Studio 578 op facebook. Dan mist u niks. ,,

 

 

Louis van der Kallen.


IL PARTIGIANO (WATERSCHAP IN AFTAKELING)


| 2023 |

 

Johan Rudolph Thorbecke – de man van de Grondwet (1848), de Provinciewet (1850) en de Gemeentewet (1851) – zag er geen brood in orde te scheppen in de circa 3500 waterschappen van zijn tijd. In 1950 waren het er nog circa 2500 en nu nog 21. In het werkgebied van mijn eigen waterschap Brabantse Delta waren in 1950 nog meer dan 200 waterschapjes.

In 1850 waren tal van waterschapjes klein maar de verschillen waren niet alleen hydrologisch en geologisch groot, maar ook qua bestuurlijke inrichting onvoorstelbaar verschillend. Thorbecke wist dat er veel moest veranderen om iets van ‘orde’ te scheppen in die 3500 ‘waterkoninkrijkjes’. Het was onbegonnen werk. Maar stap voor stap heeft het in haar basis centralistische Nederlandse staatsgezag – vooral door toedoen van zogenaamde liberalen – de Christen Democratische Boerenrepublieken beentje gelicht.

In de bezettingstijd werden de eerste forse stappen gezet in de opschaling. Op 1 januari 1942 werd in westelijk Zeeuws-Vlaanderen het Waterschap het Vrije van Sluis gevormd uit 76 polders en waterschappen.

Toen ik in 1993 begon als bestuurder bij het waterschap Zoomvliet waren er nog 16 waterschappen in Noord-Brabant, nu nog drie en een stukje waterschap Rivierenland (het voormalige Alm en Biesbosch). Het effect van al die fusies: een meer deskundige organisatie. De fusies waren tot op zekere hoogte ook nodig vanwege de toegenomen taken en de complexiteit daarvan.

Met de komst van de Waterschapswet in 1991 kwam niet alleen het fusieproces verder op stoom ook was die wet het startpunt van de systeemmatige ondergraving van het waterschap als zelfstandige overheid.

Er was 140 jaar gewerkt aan het onder één noemer brengen van de bestuurlijke structuur van de waterschappen. Er moesten nog een enkele ‘vuiltjes’ weggewerkt worden. The last of the Mohicans die sneuvelde (2018) was waterschap Blija Buitendijks.

De inkt van de Waterschapswet was nog niet droog of partijen in de Tweede Kamer begonnen te pleiten voor het opheffen van een aantal ‘buitenissigheden’. Alle waterschappen moesten all-in waterschappen worden. De weerstand was soms groot. Polderdistrict Betuwe vocht tot het einde maar ging in 2002 op in Waterschap Rivierenland. Toen was de weerstand van de kwantiteitswaterschappen gebroken. In 2003 gingen de West-Brabantse kwantiteitswaterschappen samen met het Hoogheemraadschap op in het Waterschap Brabantse Delta. Deze horde voor de opheffing van de waterschappen was weer genomen.

De volgende ‘buitenissigheid’ die een hinderpaal was voor een wettelijke opgang in de provincie was het kiessysteem. De waterschapsbesturen werden anders dan de andere bestuursorganen gekozen volgens het personenstelsel. Dat moest anders volgens veel regeringspartijen. Het lijstenstelsel en daarmee de politiek deed in 2008 haar intrede.

Tot 2009 zaten in die besturen vooral mensen die inhoudelijk deskundig waren of die de benodigde deskundigheden snel verwierven. Na de politisering zag ik dat in hoog tempo veranderen. De politici die toen kwamen, hadden vooral hun politieke doelstellingen in het oog en verwierven in de vaak korte tijd dat ze in het bestuur zaten niet die deskundigheden die ik noodzakelijk acht. Besturen betekende voor hen gemiddeld echt iets anders dan voor degenen die vóór 2009 de bestuurszetels vulden. De uitzondering? De geborgde zetels. Daar bleef de deskundigheid en betrokkenheid bij het waterschap en haar taken veel meer behouden.

Dat was natuurlijk een doorn in het oog van de hogere politiek. Geborgde zetels – in hun ogen de volgende ‘buitenissigheid’ – moesten verdwijnen. Maar eerst was iets anders ‘nodig’. In 2015 werden de waterschapsverkiezingen gekoppeld aan de verkiezing van de Provinciale Staten. Effect: een hogere opkomst maar feitelijk geen politiek-bestuurlijke aandacht meer voor de waterschappen in de media. Niet alleen werden de provinciale verkiezingen gekaapt door ‘Den Haag’ maar er werd geen aandacht meer geschonken aan wat bestuurders in waterschappen wel of niet uitvoerden. De uitslag van de waterschapsverkiezingen staat dan ook totaal los van wat erin de waterschappen wel of niet gebeurde. Het Haagse gekrakeel was bepalend.

Terug naar de ‘buitenissigheid’ van de geborgde zetels. Een relict dat vanwege het existentiële belang in de wet van 1991 was gebleven. Die van de ‘bedrijven’ zijn in 2022 uit de wet geschrapt. Het bedrijfsbelang werd immers door de VVD politiek (lees de VVD als partij voor en door de ondernemers) behartigd. De Kaagen (D66) en Boelhouwers (PvdA) van deze wereld zullen de komende jaren de opheffing bepleiten van de geborgde zetels voor ‘ongebouwd’ (de boeren) want hun belang zal – in hun getroebleerde ogen – vast door de BBB afdoende worden behartigd. Waarna de rest van de politiek wel weet wie de belangen van de huidige geborgde zetels van ‘Natuurterreinen’, gaat behartigen. Dan is de bijna laatste staatkundige drempel geslecht van de opheffing van de waterschappen en hun taken zullen dan ondergebracht kunnen worden bij de algemene politiek, bij de provincie.

Wat bij het waterschap dan nog rest als een ‘buitenissigheid’ is het in naam nog bestaande monisme. Sinds gemeenten en de provincies in 2003 duaal zijn geworden is er ook bij de waterschappen een verschuiving te zien. De invoering van het lijstenstelsel heeft de politiek binnen gebracht en langzaam zijn de bètá’s vervangen door alfa’s die politiek opgroeiden bij gemeenten en provincies. Duaal is voor hen een politiek maatpak. Na de komst van verkenners, informateurs en formateurs is het parlementjespelen ook bij de waterschappen gemeengoed geworden. Zelfs griffiers gaan hun intrede maken. Het opheffen van de waterschappen en het overhevelen van de taken naar de algemene politiek, de provincie ligt dan in de rede.

Onze unieke bestuurlijke aanpak van de waterproblemen wordt dan iets voor historici.

Feitelijk wordt ik langzaam niet alleen ouder maar ook een il partigiano. Een strijder voor een verloren toekomst. Als de moderne tijd, de politieke polarisatie, mijn geliefde waterschap heeft overgenomen wordt het tijd dat de bajonet niet alleen uit het foedraal komt maar ook op het geweer gaat. Want zonder strijd gaat een van der Kallen niet ten onder.

 

 

Louis van der Kallen.


DE AKTE VAN MANNHEIM


| 30-08-2022 |

 

In juni van dit jaar schreef ik het artikel “de komende transportcatastrofe”.  Ik beseft toen niet dat deze transportcatastrofe al deze zomer zou optreden. En dat al in augustus, terwijl traditioneel september de maand is van de laagste waterstanden en laagste rivierafvoeren.

Dat artikel sloot ik af met de stelling: “Het wordt tijd dat er echt over de mogelijke gevolgen van de ‘droogte’ op het transport over water wordt nagedacht. Waarbij kanalisering van de Rijn en de mogelijkheid van afsluiten van de Nieuwe Waterweg middels sluizen bij de scenario’s betrokken zouden moeten worden”. In de NRC van 16 augustus stond een artikel met de kop; “We verdelen de laatste druppels terwijl in de Rotterdamse haven heel veel water doorgespoeld wordt”” van de hand van Arjen Schreuder. Dat in ging op de mogelijkheid van sluizen in de Nieuwe Waterweg. Hopelijk een begin van een echte discussie!

Nu, kijkend naar de buitengewoon ernstige problemen die de scheepvaart ondervindt, is het zaak ook over het andere element van de stelling ‘kanalisering van de Rijn’ eens goed na te gaan denken.

De basis voor dit nadenken zou de “Akte van Mannheim” dienen te zijn. Waar het Koninkrijk der Nederlanden één van de verdragpartners is. De Akte van Mannheim legt o.a. het beginsel van het behoud, het onderhoud en de verbetering van de Rijn als vaarweg vast.

In het Congres van Wenen (1815) werd de basis gelegd voor de vrije scheepvaart op de Europese Rivieren. In augustus 1816 startte de Centrale Commissie en kwam in maart 1831 met het Rijnvaartverdrag Acte van Mainz wat in oktober 1868 resulteerde in de Acte van Mannheim. Waarvan één van de uitgangspunten was: de verplichting voor de staten de rivier te verbeteren en te onderhouden.

Het wordt tijd dat met het verbeteren ten behoeve van de scheepvaart anno 2022 middels kanalisering een begin wordt gemaakt met het nadenken over de mogelijkheden in het laagland deel van het stroomgebied van de Rijn (o.a. IJssel en Waal)!


HET GRONDWATERECOSYSTEEM


| 30-08-2022 |

 

Sinds 2006 is er een Europese Grondwaterrichtlijn 2006/118/EG. Feitelijk is het de dochterrichtlijn van de Kaderrichtlijn Water.

Het Europese Parlement stelde bij de behandeling van de Grondwaterrichtlijn 2006/118/EG dat het grondwater als onafhankelijk ecosysteem op zichzelf het beschermen waard is. Dit punt is gedeeltelijk door de Europese Commissie overgenomen zodat de eerste overweging van de Grondwaterrichtlijn nu het volgende stelt: “Grondwater is een waardevolle natuurlijke hulpbron die als zodanig voor achteruitgang en voor chemische verontreiniging moet worden behoed.” (EC, 2006b). De Kaderrichtlijn Water maakt een duidelijk verschil tussen een goede oppervlaktewatertoestand waarbij de ecologische en de chemische toestand goed zijn en een goede grondwatertoestand waarbij de kwantitatieve en de chemische toestand goed zijn (zie artikel 2 definitie 18 en 20).

Het grondwaterecosysteem is dus geen expliciet beschermdoel volgens de Kaderrichtlijn Water of de Dochterrichtlijn Grondwater. Dit in tegenstelling tot het oppervlaktewaterecosysteem dat wel op zichzelf een beschermdoel is volgens de Kaderrichtlijn Water. De Dochterrichtlijn Grondwater stelt echter wel in overweging 20: “Er dient onderzoek te worden verricht teneinde betere criteria te kunnen vaststellen voor de verzekering van de kwaliteit en de bescherming van het ecosysteem van het grondwater. Waar nodig dienen de bevindingen van dit onderzoek bij de omzetting of herziening van deze richtlijn te worden verdisconteerd. Dergelijk onderzoek, alsook de verspreiding van wetenschap, ervaring en onderzoeksbevindingen, dient te worden aangemoedigd en gefinancierd.”

In 2007 is er door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een rapportage verschenen met de titel: “Ecologische risicobeoordeling van grondwater” van de hand van Patrick van Beelen. Inhoudende een analyse van de hydrologie en de chemie van de Nederlandse grondwatersystemen. https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/711701055.pdf

In die rapportage is het volgende citaat te vinden:

In het grondwater heerst absolute duisternis waardoor er geen planten, algen of cyanobacteriën kunnen groeien. De afwezigheid van fotosynthese beperkt de energie invoer in het grondwaterecosysteem. In diep oppervlaktewater vindt ook geen fotosynthese plaats maar daar is nog sprake van bezinking van organische deeltjes die als voedselbron kunnen dienen. De bodem filtreert het grootste deel van de organische deeltjes weg waardoor deze voedselbron in het grondwater ook is afgesneden. Het grondwater wordt daarom meestal gekenmerkt als voedselarm milieu. De gelijkmatige temperatuur van 10°C in het Nederlandse grondwater en de overvloedige aanwezigheid van water maken het grondwater in principe uitstekend geschikt voor de groei van bacteriën. Schimmels en gisten komen in het grondwater veel minder vaak voor (Hirsch and Rades-rohkohl, 1982). Onder voedselarme omstandigheden zijn bacteriën namelijk in het voordeel doordat ze kleiner zijn. Kleinere organismen hebben een hogere oppervlakte inhoud verhouding. Door de relatief grotere oppervlakte kunnen kleinere organismen efficiënter en sneller stoffen uit het grondwater opnemen en daardoor kunnen zij met lagere voedsel concentraties toe (Poindexter, 1981).”

Een ander, in mijn ogen, memorabel citaat is: “Vermoedelijk kan de bescherming van bacteriën in de diepere ondergrond niet op een grote publieke belangstelling rekenen. Het verdient echter wel aanbeveling om rekening te houden met de activiteit van bacteriën in de diepere ondergrond wanneer er afvalstoffen of koolzuur in dat milieu wordt ingebracht. Het is niet altijd uit te sluiten dat er op de langere termijn toch risico’s kunnen optreden.

Koolzuurgas eters!

In het diepere grondwater, enkele tientallen meters onder het bovenste grondwater, vindt geen aanvoer van voedingsstoffen uit de bovengrond meer plaats. Toch komen daar bacteriën voor. Deze leven van het nog aanwezige organische materiaal in de ondergrond en van opborrelende gassen zoals waterstofgas, methaan en koolzuurgas die in het binnenste van de aarde geproduceerd worden. Deze bacteriën worden lithotrofe bacteriën genoemd (letterlijk rots etende). Onder zuurstofloze (anaerobe) omstandigheden kunnen deze bacteriën letterlijk gaten in de rots eten en een groot deel van de porositeit van petroleumreservoirs wordt vermoedelijk veroorzaakt door deze bacteriën (Chapelle, 2000). De lithotrofe bacteriën zijn vaak specialistische langzaam groeiende bacteriën die sterk aangepast zijn aan de lokale omstandigheden en die een specifieke geochemische omzetting katalyseren. Barofiele en thermofiele bacteriën in de diepe ondergrond (enkele kilometers onder het aardoppervlak) zijn speciaal aangepast aan de hoge druk en temperatuur die daar heersen (Rossi et al., 2003).” Aldus het RIVM rapport.

Het is bevreemdend dat er in het huidige tijdsgewricht geen aandacht is voor het feit dat er leven is in de bodem die broeikasgassen eten en dat dit leven niet of nauwelijks bestudeert wordt noch beschermd!!  

Ecologische effecten van vervuiling in het grondwater

Het bodemleven bestaat voornamelijk uit stygofauna. “De naam stygofauna verwijst naar dieren (fauna) uit de mythologische ondergrondse rivier de Styx. Alle dieren die in het grondwater voorkomen worden gerekend tot de stygofauna. Dit zijn zowel de toevallige gasten als de permanente bewoners van het grondwatermilieu. Stygobionten zijn grondwaterdiertjes die speciaal aangepast zijn aan het ondergrondse milieu. Deze dieren hebben meestal geen pigment, sterk gereduceerde of zelfs helemaal geen ogen en goed ontwikkelde tastorganen (Griffioen et al., 2003). De groei van deze dieren is meestal langzaam omdat ze in een voedselarm milieu leven. Ze voeden zich meestal door te grazen op de dunne laagjes bacteriën op grind en zandkorrels (Hancock et al., 2005). Nederland heeft relatief veel fijne sedimenten met geringe poriegrootte waardoor er letterlijk niet veel ruimte is voor de stygofauna. Hier komen dus vooral kleine grondwaterdiertjes voor (<10 mm). In de gebieden die tijdens de laatste ijstijd bedekt waren met ijskappen (zoals het noorden van Nederland) komt ook nog eens veel minder stygofauna voor omdat deze diertjes slechts zeer langzaam nieuwe gebieden kunnen koloniseren (Jos Notenboom, 1991). De biodiversiteit van de Nederlandse stygobionten is daarom klein vergeleken met die van bijvoorbeeld Slovenië of Kroatië (Griffioen et al., 2003). Er is slechts beperkte informatie over het voorkomen van stygofauna in het Nederlandse grondwater (Jos Notenboom et al., 1990).”

Figuur: Enige grondwaterdiertjes. In de richting van de klok van boven naar beneden: Antrobathynella stammeri (Syncarida), Niphargus kochianus (Amphipoda), Onchulus nolli (Nematoda), Troglochaetus beranecki (Polychaeta), Chappuisius inopinus (Copepoda) en Soldanellonyx monardi (Acari). Carl von Ossietzky University, Oldenburg, Duitsland.

Al in 1983 deed het Instituut voor Taxonomische Zoölogie bij monde van J. Notenboom & R. Leys een oproep tot ONDERZOEK VAN GRONDWATERFAUNA! “De kennis over de grondwaterfauna in Nederland is erg gering. We weten dat verschillende soorten grondwaterbewonende Amphipoda (Niphargus soorten) en Isopeda (Proasellus soorten) op verschillende plaatsen in Zuid- Limburg voorkomen. Veel minder weten we over de verspreiding van deze dieren buiten Zuid-Limburg. Over de aanwezigheid in het Nederlandse grondwater van andere groepen organismen, zoals Copepoda, Ostracoda, Turbellaria en Gastropoda is nog veel minder bekend. Het zou zeker wenselijk zijn over deze verborgen fauna meer te weten te komen Voor zuurstofrijke grofzandige grondwaterlichamen kan het voorkomen van grondwaterdieren gebruikt worden als eindpunt voor de ecologische risicobeoordeling van verontreinigd grondwater”.

Het RIVM rapport uit 2007 doet een aanbeveling voor verder onderzoek: “De Dochterrichtlijn Grondwater stelt dat er onderzoek naar de kwetsbaarheid van het grondwaterecosysteem noodzakelijk is. Nader onderzoek naar het voorkomen van grondwaterdieren en hun gevoeligheid voor verontreinigingen lijkt ons dan ook gewenst. In Europees verband wordt al onderzoek naar grondwaterecologie gedaan en het lijkt ons dan ook wenselijk om hierbij aan te sluiten.”

Zeker de wetenschap dat lithotrofe bacteriën een rol spelen bij de afgifte van broeikasgassen uit de bodem moet een stimulans zijn het onderzoek naar het bodemleven op te pakken.