OVER WATER – 162: KENNISCONGRES OOSTERSCHELDE 

 

| 10-11-2018 | 17.00 uur |


 

OVER WATER – 162: KENNISCONGRES OOSTERSCHELDE 

Afgelopen maand was het “KennisCongres Oosterschelde” in het Ir Topshuis te Vrouwenpolder. Alleen al het gebouw is voor mij bijzonder. Het is één van de RWS gebouwen in Nederland waar het gebeurt. Vanuit dit gebouw wordt het waterbeheer van de grote wateren en de waterveiligheid van de Delta geregeld. Al bij de betreding van de centrale hal word je al trots bij het waterbeheer betrokken te zijn. Het ” EAU YEAH! Bring in the Dutch EAU YEAH! ” springt je tegemoet.

Het congres was bedoeld om samen met belanghebbenden, deskundigen en bestuurders na te denken over de toekomst van de Oosterschelde. Nu helder wordt dat de stormvloedkering, mede door de verwachte klimaatveranderingen en de zeespiegelstijging, niet de levensduur zal hebben die de ontwerpers voor ogen hadden, is het tijd om in een vroeg stadium na te gaan denken over de toekomst van het gebied met de Oosterschelde als stralend middelpunt. Het eerste wat mij aan de congresgangers opviel, is de bijna totale afwezigheid van West-Brabanders. Alsof West-Brabant geen belang heeft bij de toekomst van dit deel van onze regio.

De eerste spreker was Prof. Dr. Sybren Drijfhout van de universiteiten Utrecht en Southampton en verbonden aan het KNMI. Hij is een toponderzoeker op het gebied van de klimaatdynamica. Voor mij was zijn kern statement “hoelang zijn Holland en Zeeland nog houdbaar?”.

Daarna was de beurt aan Prof. Dr. Peter Herman van de TU Delft en Deltaris. Hij sprak als ecoloog over de veiligheid en veerkracht van de Oosterschelde en de Delta in historisch perspectief. Belangrijke wenselijkheden van zijn lezing en van de discussie daarna waren: een integrale oplossing met een breed draagvlak, respecteer en aanvaard dat de natuur, in bouwen met de natuur, een eigen tempo heeft en kweek een urgentiegevoel. Voor mij het meest aansprekend was zijn kwalificering van buitendijks bouwen: ” kruipverrommeling “.

De derde spreker was Prof. Ir. Adriaan Geuze van de Wageningen Universiteit. Deze landschapsarchitect slingerde tal van uitdagende scenario’s de zaal in. Prachtige vergezichten. Maar ook het pleidooi om ze mogelijk te houden. “Wij hebben meer zand dan Egypte”. Honderden meters dikke pakketten zand op ons deel van de Noordzee. Wat doen ze in Den Haag? Ze leggen er ongecontroleerd leidingen in en plaatsen er windmolens op. Nu kunnen we er relatief eenvoudig eilanden van aanleggen of de keringen of duinen er mee versterken. Dat was de globale inhoud van zijn betoog. De discussie na zijn bijdrage richtte zich op de vele scenario’s en vooral op riviersediment. Hoe krijgen we dat rijke sediment uit de grote rivieren weer in de Oosterschelde?

Algemeen bleek de behoefte aan meer onderzoek en de wenselijkheid te komen tot scenario ontwikkeling. Een soort van Delta Dienst 2.0. Het instituut van de Delta Commissaris en het Delta programma werden meer geduid als politiek/bestuurlijke organen en niet als wetenschappelijk instituten, die in vrijheid gedachten ontwikkelen voor de toekomst van de Delta. Wie ontwikkelt de kennis van de hydrologische systemen van de toekomst?

In de middag waren er sessies met als thema’s: veiligheid (keringen en sediment), voeding & natuur, beleving (onder en boven water) en energietransitie & landschap. Ik bezocht de sessie over veiligheid. Veel kwam voorbij, allerlei gedachten borrelden op. Ir Frank Spaargaren stelde dat er al 130 jaar geen riviersediment de Oosterschelde bereikte. Mijn conclusies: misschien zijn er zaken als doorgraving van de Philipsdam of herstel van de verbinding met de Westerschelde die door de aanleg van de spoordijk ‘definitief’ werd afgesloten, in de toekomst te overdenken. Bij circa 10 verschillende scenario’s waren er zeker belangen van Bergen op Zoom en West-Brabant aan de orde. Het is dan ook jammer dat er, naar mijn waarneming, buiten mij, geen bestuurders of ambtenaren uit die regio aanwezig waren. Jammer, een gemiste kans om kennis op te doen en om mee te denken over een gebied dat ook voor West-Brabant van groot belang kan zijn en voor de verre toekomst tal van kansen kan bieden.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 161: IS UITSTEL NU EINDELIJK AFSTEL? (HOERA!?)

 

| 03-11-2018 | 09.30 uur |


 

OVER WATER – 161: IS UITSTEL NU EINDELIJK AFSTEL? (HOERA!?)

 

De kogel lijkt door de kerk. De kop in BNdeStem was “het Volkerak-water wordt (nog) niet zout”. “Zeker tot 2031 is er geen geld voor”. Op het Kennis Congres Oosterschelde sprak ik afgelopen week diverse ‘belanghebbenden’, zoals mensen van Rijkswaterstaat, Zeeuwse bestuurders en vertegenwoordigers van natuur- en cultuurorganisaties. Ik kreeg zelfs een enkele felicitatie. Hun bijna algemene opinie was: het zijn nu nog achterhoede schermutselingen met losse flodders om de gezichten te redden. Ik wil niet te vroeg juichen. Maar ik heb met mijn ruim 15 jaar lange strijd tegen de verzilting wel wat punten gescoord. Het Volkerak-Zoommeer dossier op mijn website en op de website van Ons Water kent 77 bijdragen, meer dan 70 van mijn hand.

Mijn eerste bijdrage aan dat dossier was in het debat in de Staten van Noord-Brabant in juni 2003 bij de bespreking van de Integrale visie deltawateren. Voor het eerst in 12 jaar statenwerk had ik mijn bijdrage op papier gezet. In mijn laatste Staten vergadering wilde ik een statement maken en niets vergeten. Want ik beschouwde het onderwerp als van uiterst belang voor de toekomst van mijn gemeente en regio. Ik stond toen alleen. Geen andere fractie steunde mij. Van de natuur- en cultuurorganisaties kreeg ik het verwijt dat ik er ‘niets van begreep’. Een enkeling verklaarde mij gek en een notoire dwarsketel. Maar in de daarop volgende 15 jaar kreeg ik steeds meer medestanders. Ook steeds meer mensen die actief waren in de milieubeweging gingen erkennen dat ik een aantal goede argumenten had. Mogelijk heeft de droge zomer van 2018 er nog een aantal over de streep gehaald, waardoor de prioriteiten steeds meer verschoven en men het eminente belang van de in omvang tweede zoetwater voorraad in Nederland steeds meer gaat inzien. Het is jammer dat 15 jaar discussie nodig was om meer neuzen de goede kant uit te krijgen. 15 jaar dat er niet adequaat is omgegaan met het waterbeheer. Veel onderhoud aan sluizen en waterwerken zijn uitgesteld, met een sluipende verzilting als gevolg. Ook veel beleid van provincies, gemeenten en waterschappen is niet optimaal gericht geweest op de met zoet water te behalen doelstellingen, want men dacht dat het Volkerak-Zoommeer systeem zout zou worden. Er is veel tijd en geld verspild. Kansen niet gegrepen. Het wordt tijd dat politici meer gericht op de langere termijn gaan denken en gaan beseffen dat ‘bouwen met de natuur’ een andere tijdshorizon kent dan de door mensen gewenste. De natuur ken haar eigen tempo en dat zullen wij mensen meer moeten gaan beseffen. Ik wil niet victorie kraaien. Want politici doen veel naar de waan van de dag. Twee warme-natte zomers en hun wereld is weer een andere. Ik ben voorlopig blij met het uitstel dat volgens vele ‘belanghebbenden’ afstel is. Ik hoop wel dat de betrokken provincies, waterschappen en gemeenten zich nu realiseren dat men rekening moet gaan houden met zoet blijven. Ook een zoet Volkerak-Zoommeer heeft een aantal rijke potenties. Ga ze gebruiken en begin met het achterstallig onderhoud snel in te halen. De natuur zal ons dan in haar eigen tempo belonen.         

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 160: WIE IS VERANTWOORDELIJK?

 

| 27-10-2018 | 10.30 uur |


 

OVER WATER – 160: WIE IS VERANTWOORDELIJK?

 

Op zaterdag 20 oktober stond er een Interview in de NRC met de oprichters van “The great bubble barrier” met de kop “Wie is verantwoordelijk voor plastic in de rivieren?”. De kop werpt een terechte vraag op. Drie dames spraken en dachten in een kroeg in Amsterdam na over het probleem van de plasticsoep in de oceanen en kwamen op het idee van een bellenscherm. Niet zo gek als je bedenkt dat een dergelijke scherm ook werkt tegen zout indringing. Met hun idee wonnen ze 500.000 euro bij de Green Challenge (een duurzaamheidsprijs van de Postcode Loterij). 

De opgeworpen vraag heeft een groter bereik dan de rivieren en kanalen. Ook als waterschapbestuurder krijg ik met regelmaat het gevoel dat ‘niemand’ zich verantwoordelijk voelt voor het probleem. Wat als gemeenten of bedrijven het plastic samen met de afgevallen bladeren in de wegbermsloot blazen? Dan plotseling schijnt het waterschap of een aanliggende boer de verantwoordelijkheid (in de vorm van ontvangstplicht)  te moeten dragen. Wat te denken van alle plastic troep dat voor een stuw of gemaalrooster zich ophoopt?
Volgens het artikel blijkt ook dat Rijkswaterstaat zich niet verantwoordelijk voelt. “Geen budget”, dus klaarblijkelijk geen taak. Laat maar in de zee stromen schijnt de gedachte te zijn. We gaan, zo lijkt het,  eeuwen terug toen ook niemand zich verantwoordelijk voelde voor wat in de ‘open riolen’ verdween en uiteindelijk in de zee terecht kwam. Gemeenten hebben budgetten voor zwerfafval. Hoe ze die taak oppakken is echter niet aan landelijke normen onderhevig. Wie is verantwoordelijk en wie pakt het op? Het is goed dat er initiatieven zijn om de oceanen op te ruimen. Maar het is veel kosten effectiever als er voorkomen wordt dat het plastic de zeeën en oceanen bereikt. Het idee blijkt niet alleen relatief simpel, het blijkt te werken, zo heeft een proef met onder andere de medewerking van Rijkswaterstaat in de IJssel bij Kampen uitgewezen. Het bellenscherm blijkt geen probleem voor vissen en geen probleem voor de scheepvaart. Nu nog partijen die zich verantwoordelijk gaan voelen. 

Gelezen
“NAT & DROOG” met als subtitel “Nederland met andere ogen bekeken”. Een boek uitgegeven door Architectura & Natura omdat het op 27 maart 1998 twee honderd jaar geleden was dat door het ‘vertegenwoordigend lighaam des Bataafschen volk’ Rijkswaterstaat werd ingesteld. Een boek dat helder maakt waarom er nauwelijks Nederlanders zijn die wakker liggen vanwege het gevaar van het water. Wij vinden ‘droge voeten’ immers heel gewoon. Bezoekers van dit land kijken daar heel anders tegen aan en verbazen zich er over dat een compleet volk zijn vertrouwen geeft aan de beheerders van het water. Raar? Niet echt. Rijkswaterstaat en de waterschappen waken over ons. “NAT & DROOG” laat zien hoe het zover gekomen is. Hoewel het boek 20 jaar geleden is uitgegeven, is het in mijn ogen nog steeds actueel. 

“Klimaat in Beweging” geschreven door meteoroloog en weerman Harry Otten en uitgegeven in 2006 door Tirion uitgevers BV. Verbijsterend hoe snel de in het boek aangegeven trends bewaarheid worden.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 159: KANSRIJK STADSWATER

 

| 20-10-2018 | 09.30 uur |


 

OVER WATER – 159: KANSRIJK STADSWATER

 

Op dinsdag 16 oktober was de start van de week van Ons Water. Dat is een landelijke actieweek om water meer in de belangstelling te krijgen van de burgerij. In het waterschap Brabantse Delta werd er ter gelegenheid van de start een symposium ‘kansrijk stadswater’ georganiseerd in Breda. Onderdelen waren een waterwandeling langs de singel, een gesprek met wethouder Paul de Beer en dijkgraaf Kees Jan de Vet en een drietal presentaties. Met als onderwerpen:
– De keuzewijzer stadswater, een analyse naar kansrijke maatregelen.
– Kansen voor water bij stedelijke vernieuwing.
– Bewonersparticipatie tegen blauwalg.
Tevens was er een ‘waterdebat’ aan de hand van stellingen.

Het was een leerzame en ook deels teleurstellende middag. Bij de wethouder, de dijkgraaf en bij twee van de drie sprekers kwam het woord hittestress niet over de lippen. De derde spreker vermeldde hittestress alleen als een onderwerp dat voorkwam in de beleidsvoornemens van het waterschap (de Dommel) in relatie met stedelijk water. Nog steeds zit ‘hittestress’ niet tussen de oren van beleidsmakers en van stad- en waterschapbestuurders. Jammer want ‘hittestress’ kost doden en tast in zomers als die van 2018 de kwaliteit van leven aan in binnenstedelijke gebieden. Juist de combinatie van water en groen en het doorlaatbaar maken van de bodem pakt ‘hittestress’ aan. Wat mij betreft is volgend jaar het thema van de week van Ons Water hittestress. 

Het ‘waterdebat’ leverde mij wel enkele verbaaspunten op. Eén van de stellingen was: “Stadswater moet eigendom worden van bewoners.” Zeker 80 % van de symposiumbezoekers was die mening toegedaan. Nu is het zo dat de symposiumbezoekers brave ambtenaren en bestuurders zijn, die goed voor hun eigendommen zorgen. Ik zie echter als kritisch beschouwer met grote regelmaat eigendommen verpauperen. Niet iedere eigenaar gaat goed om met zijn eigendom. Stadswater behoort in mijn denken publiek eigendom te zijn en te blijven. Eigendomsrechten gaan ver in Nederland en overheden zijn slecht in het afdwingen van onderhoud of de onderhoudsplicht.

Wat mij verbijsterde is de toegedachte ‘rol’ van de overheid. Het antwoord van vrijwel alle aanwezigen: faciliteren, stimuleren, motiveren en meer van dat soort mooie gemeenplaatsen. Het leek een bijeenkomst van een kerkgenootschap die het blijde evangelie verkondigde. Uiteindelijk is de overheid de machtsfactor. De Dikke van Dale geeft als eerste verklaring; “macht, gezag”! Geloof in het goede van de mens is aardig, maar de overheid stelt de regels. Kijk maar naar de website www.overheid.nl. “Beleid & regelgeving” is een  kernpunt. Goed betaalde ambtenaren en bestuurders leven in hun eigen wereld waar zij en hun collega’s genoeg hebben aan faciliteren, stimuleren, motiveren enzovoort om datgene te doen wat wenselijk is. Maar in de wereld buiten hun cocon is de werkelijkheid dat er veel onwenselijkheden zijn, zoals mensen die de eendjes voeren, een visvoertje leggen, de hondendrollen niet opruimen en afgevallen bladeren met bladblazers het water in blazen en met dat alles blauwalg veroorzaken. En als alle gesprekken, aanspreken, informatiebordjes, opruimacties niet helpen, dan moeten er soms gewoon de regels gehandhaafd worden. Geloof me, de overheid is er voor het gezag en soms de macht. Handhaven dus.  Je maintiendrai staat niet voor niets in ons Rijkswapen!

Louis van der Kallen

 


NOTA OVER WATERBEHEER SPOORT AAN TOT NADENKEN

 

| 16-10-2018 | 11.30 uur |


 

NOTA OVER WATERBEHEER SPOORT AAN TOT NADENKEN

 

Na verontrustende prognoses over klimaatverandering en zeespiegelstijging, de ervaringen met een extreem droge zomer en de groeiende behoefte aan een toekomstgerichte koers, heeft de Adviesgroep Borm & Huijgens haar visie over waterbeheer gebundeld in de nota ‘De urgentie van een plan voor een klimaatbestendig Nederland’. Deze nota is een beschouwing van de landelijke waterproblematiek, waarbij, uitgaande van het verleden en de huidige situatie, in kaart wordt gebracht waar voor de toekomst de grootste opgaven liggen. Met het negende Nationale Deltacongres voor de deur en de opvolging van de deltacommissaris in het vooruitzicht, is deze nota een aanrader voor ieder die zich wil verdiepen in het landelijk waterbeheer. 

Na vele publicaties geeft de Adviesgroep Borm & Huijgens aan de hand van de laatste prognoses aan voor welke keuzes Nederland spoedig komt te staan. De diverse samenstelling van het team en de geraadpleegde deskundigen maken dat de nota niet alleen een objectieve en onafhankelijke beschouwing van de landelijke waterproblematiek geeft, maar ook genuanceerde gezichtspunten en interessante oplossingsrichtingen. De nota pleit voor Building with Nature, waterbouwprojecten die aansluiten bij evoluerende landschapsvormende processen, en voor natuurontwikkeling die hierbij meelift. Verder wordt verklaard waarom politieke sturing van waterbeheer zo moeizaam verloopt. Er zitten niet alleen weinig waterstaatkundige ingenieurs in het kabinet, maar zelfs bij adviescommissies blijken vakmensen in de minderheid. Een raamwerk over de wijze waarop we ons duurzaam gaan beschermen tegen en samenwerken met het water ontbreekt. Dit maakt dat de overheid  haar verantwoordelijkheden op het gebied van waterbeheer uitbesteedt, zonder zicht te hebben op het uiteindelijke einddoel. Nu de Tweede Kamer de economische gevolgen van 1.80 m zeespiegelstijging in kaart laat brengen, groeit er hoop dat er nog tijdig toekomstgerichte maatregelen komen. 

De Lage Landen behoren mondiaal tot de gebieden waarvan de bevolking het meeste risico loopt bij versnelde zeespiegelstijging. Het vertrouwen in de overtuiging dat we de beste bouwers zijn van dijken, dammen en stormvloedkeringen, krijgt een flinke deuk bij het besef van de beperkte houdbaarheid van de Deltawerken en de kwetsbaarheid van onze dijken en kust in combinatie met het gemis aan een plan voor een klimaatbestendig land. Voor rivierwaterveiligheid ontbreekt een nationale noodberging die een extreem hoge rivieraanvoer gedurende stormopzetduur tijdelijk moet opvangen. Daarbij zijn we geenszins voorbereid op een watersnood. Ook geeft de nota aan dat zoetwatervoorziening steeds problematischer wordt. Zolang het merendeel van de rivieraanvoer wordt verbruikt om tegendruk te bieden aan het indringende zout in de Nieuwe Waterweg is een duurzaam zoetwaterbeleid onmogelijk. We verspillen dus zoet water om zoet water te behouden. Dat kan slimmer!

De nota van B&H maakt bovenal duidelijk dat we het met zandsuppleties, dijkverhogingen en een vlotte doorstroming niet redden van de zeespiegelstijging en de klimaatverandering en benadrukt dan ook mogelijke vervolgstappen. Een veiligheidsprobleem dat zich onverwacht aandient is dat zowel de stormvloedkering Oosterschelde als de Haringvlietsluizen niet berekend zijn op een meter zeespiegelstijging en er naar vervangende oplossingen gezocht moet worden. Ook de aanleg van een Westerscheldedam vereist een wellicht moeilijke, maar noodzakelijke samenwerking met onze zuiderburen. Voor zeewaterveiligheid is een krachtige kust van belang. Zandsuppleties zijn per definitie tijdelijk en worden op het einde van deze eeuw onhaalbaar en onbetaalbaar. Een stijgende zeespiegel en een land dat onvermijdelijk steeds verder wegzakt, samen met extremen in riviergedrag en een grotere kans op stormen met orkaankracht, maken dat het de hoogste tijd wordt om te komen tot een plan met toekomstvisie voor een klimaatbestendig Nederland. De vraag om duurzame alternatieven en aanvullende structurele maatregelen is hoog. Zo’n plan voor een klimaatbestendig Nederland kan alleen worden ontwikkeld door een vakkundig team. Alle expertise waarover we kunnen beschikken dient daarbij gemobiliseerd te worden. 

Deltacommissaris Wim Kuijken laat weten dat hij tijdens het Deltacongres in november afscheid neemt van de Deltacommunity en met pensioen gaat. In de afgelopen jaren heeft hij een verbindende rol gespeeld tussen de diverse watergerelateerde instanties en is er veel aandacht besteed aan verbetering van doorstroming en dijkversterking. Vervolgens zullen alle zeilen bijgezet moeten worden om Nederland tijdig klimaatbestendig te maken. Het echte werk begint nu pas. Veel zal afhangen van de persoon die door de minister wordt aangewezen als opvolger van de deltacommissaris. Laat deze bekwaam, deskundig en doortastend zijn, opgewassen tegen de enorme opgave die wacht.

Laag Nederland en Vlaanderen hoeven de eerste eeuwen niet te overstromen. Het zal echter een grote krachtsinspanning vergen en politici en bestuurders met visie en vastberadenheid om dat tijdig voor elkaar te krijgen. Wilt u meer weten over de grootste uitdaging waar Nederland voor staat, dan kunt u de nota ‘De Urgentie van een plan voor een klimaatbestendig Nederland’ inzien, door hier te klikken.

Adviesgroep Borm en Huijgens
http://www.adviesgroepbormenhuijgens.nl/lwurgentie.php

 


OVER WATER – 158: VERHARDINGEN, HET KAN EN MOET ANDERS

 

| 13-10-2018 | 09.30 uur |


 

OVER WATER – 158: VERHARDINGEN, HET KAN EN MOET ANDERS

 

De afgelopen honderd jaar is de groei van steden versneld en is mede om redenen van volksgezondheid  het afvoeren van het afvalwater en het hemelwater door middel van ondergrondse riolen in stedelijk gebied de standaard geworden. Door de veranderingen in het klimaat zal de intensiteit van buien toenemen met grotere neerslaghoeveelheden met overbelasting van de riolen als gevolg. Ook ontstaat het inzicht dat schoon hemelwater niet in ondergrondse riolen en voor veel geld afgevoerd en gereinigd hoeft te worden. Water moet de bodem in! Infiltratie van het regenwater in de bodem helpt bij de noodzakelijke vermindering van hittestress. Water in de bodem werkt door verdamping koelend in warme perioden. In stedelijk gebied is veel oppervlak verhard omdat het onderhoud dan goedkoper zou zijn. Maar water door riolen afvoeren kost ook geld en de schaden door wateroverlast nemen ook toe. Nederland zal op een andere manier met regenwater om moeten gaan. Dat kunnen overheden niet alleen. Ook de hulp van burgers is nodig te beginnen met de eigen tuin en het eigen dak van huis of schuur.

Wat kunnen burgers zelf? Wat tips.

  • Eruit die tegels (operatiesteenbreek). Gras is een goed alternatief. Bij langdurige hitte wordt uw omgeving dan ook nog eens minder warm en koelt het in de zomernachten beter af.
  • Ook houtsnippers, waterdoorlatende tegels, grind, schelpen en cacaodoppen zijn goede tegel vervangers.
  • Ontkoppel de regenpijp en sluit die aan op een vijver of regenton.
  • Gebruik regenwater om het toilet door te spoelen.
  • Zet wormen uit in je tuin. Zij verbeteren de grondstructuur zodat de grond beter water kan opnemen.
  • Creëer hoogteverschillen in de tuin zodat het water van bijvoorbeeld een terras makkelijk afvloeit naar een lager gelegen deel waar het water in de grond kan trekken.
  • Kies planten die veel water verdampen en regenbestendige soorten, zoals munt, lavendel, pinksterbloem, gagel, kardinaalsmuts of bomen zoals de meidoorn, de knotwilg of een plataan.
  • Kies voor een groen dak of gevelbeplanting. Ze leveren ook een bijdrage aan de aanpak van hittestress.

Maar ook gemeenten moeten aan de slag met bijvoorbeeld de toepassing van waterdoorlatende verhardingsmaterialen. Te denken is aan: grasbetonstenen, poreuze klinkers, klinkers met open voegen of losse materialen als grind, steenslag, schelpen of houtspaanders. Maar ook combinaties zoals mengsels van steenslag en gras en open bestratingspatronen. Als er meer ruimte is en de bodem geschikt, kan hemelwater ook van daken en verharde oppervlakken direct naar grasvelden, plantsoenen, wadi’s of oppervlaktewateren als brand- en hemelwatervijvers geleid worden ter infiltratie. Ook aangelegde infiltratie-stroken/kratten/putten en grindbakken/koffers, waterpleinen en groene daken kunnen afhankelijk van de situatie goede alternatieven zijn. Positieve effecten kunnen zijn: aanpak verdroging natuur, vermindering hittestress, verbetering luchtkwaliteit, verbetering van de biodiversiteit en verhoging van de belevingswaarde van een meer groene omgeving.

Binnen steeds meer gemeenten komen raadsleden en wethouders met ideeën om de verstening aan te pakken. Ik schreef eerder een artikel over het idee ’tegeltax’ een idee van een Aalburgse wethouder. Nu kwam ik in het vakblad Riolering een artikel tegen met de titel “Limiet stellen aan verstening bij kaveluitgifte”. De CDA fractie van de gemeenteraad van Dalfsen heeft het college van B&W van Dalfsen gevraagd om de mogelijkheden te onderzoeken, om bij kaveluitgifte het aantal m2 verharding te maximaliseren. Ik vind dat een goed idee en passend in het streven van overheden om het stedelijk gebied klimaatadaptief te maken.  Een andere route volgt de gemeente  Son en Breugel. Daar wordt een voorstel besproken om de rioolheffing te differentiëren. Verlaging/beloning voor burgers en bedrijven die verharding verwijderen.

We moeten het samen doen en bedenk dat als vrijwilligheid niet werkt ’tegeltax’ een reëel alternatief kan worden.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 157: RESISTENTE BACTERIËN EN OVER BIOPLASTIC

 

| 06-10-2018 | 09.30 uur |


 

OVER WATER – 157: RESISTENTE BACTERIËN EN OVER BIOPLASTIC

 

De afgelopen jaren schreef ik een paar keer over resistente bacteriën. In november 2015 het artikel “resistente bacteriën en onze zuiveringen“. In december 2016 over de kennis in dit kader het artikel medicijnresten in onze zuiveringen. En in maart 2018 het artikel “medicijnresten in water: een groeiend probleem“.  

De afgelopen week was er over dit onderwerp en over Phario een openbaar debat op de beursvloer van de innovatie expo op het RDM terrein op de Heijplaat te Rotterdam. Ik was door de innovatie manager van het waterschap Brabantse Delta gevraagd om haar te helpen bij het publiek debat. Een beetje als eventuele gangmaker als dat nodig zou zijn. De onderwerpen werden ingeleid door presentaties. Die over resistente bacteriën door een spreekster van Wetsus.

Naar resistente bacteriën wordt steeds meer onderzoek gedaan, maar tot een echte aanpak in onze rioolwaterzuiveringen komt het nog niet. Terwijl in Duitsland en Zwitserland hier wel concrete stappen toe worden gezet. Zoals gebruikelijk is de vraag: wie gaat dat betalen? Ik acht de groeiende gezondheidsrisico’s zodanig dat er nu echt aan de slag moet worden gegaan met de aanpak van bacteriën in onze zuiveringen en in de effluent lozingen. Nu komen er steeds meer resistente bacteriën in het oppervlaktewater terecht. Dus ook in oppervlaktewater dat gebruikt wordt om  drinkwater van te maken. De risico’s nemen toe en dat zou moeten betekenen dat met de aanpak haast moet worden gemaakt. Wie het gaat betalen is dan een zaak waar de dames en heren politici desnoods later besluiten over moeten gaan nemen.

Het Phario project (bioplastic uit afvalwater) werd ingeleid door een presentatie van Etteke Wypkema van het waterschap Brabantse Delta. Dit project is toe aan een opschaling naar een industriële aanpak. Dit vraagt de inzet van ondernemers, zowel bij de productie als bij de toepassing van bioplastic. De PHA, die nu op kleine schaal uit afvalwater wordt geproduceerd, kan bruikbaar zijn voor tal van toepassingen. Gezocht wordt naar ondernemers die de uitdaging aannemen en aan de slag willen om te komen tot een meer duurzame samenleving en niet te benauwd zijn met dit soort materialen te werken. Waar zijn de AKZO’s en DSM’s van de wereld die willen gaan voor een echt duurzaam imago. Niet om zich zo’n mooi imago aan te meten maar om echt duurzaam te worden.  

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 156: DE UNIE BELASTINGVOORSTELLEN

 

| 29-09-2018 | 09.20 uur |


 

OVER WATER – 156: DE UNIE BELASTINGVOORSTELLEN

 

In de afgelopen Algemene Bestuursvergadering van het waterschap Brabantse Delta zijn de Unie voorstellen voor een aanpassing van het belastingstelsel van de waterschappen besproken. Daar heb ik namens mijn fractie Ons Water / Waterbreed het woord gevoerd over dit voorstel.

Mijn verwoording van de gevoelens van onze zevenkoppige fractie viel in goede aarde bij het overgrote deel van de vergadering. Er is grote waardering voor de inspanningen van de CAB commissie van de Unie. Anderzijds is er verbijstering over de rigoureuze voorstellen. Ik schreef eerder over de effecten voor de tarieven. De effecten voor met name de tarieven voor ongebouwd (de landbouw en de natuurterreinen) en voor meer-persoonshuishoudens zijn zo gigantisch, dat ze niet alleen onacceptabel zijn, maar vooral niet passend zijn in onze traditie van geleidelijkheid en het zoeken van een breed draagvlak, veelal gevonden in een goed compromis.

Het uit 2014 stammende OESO-rapport “Water Governance in the Netherlands: Fit for the Future?” was het startpunt van onderzoek naar een aanpassing van het belastingstelsel, waarin werd geconcludeerd dat de organisatie van het Nederlandse waterbeheer goed is geregeld, maar dat het schort aan waterbewustzijn bij de bevolking. De OESO deed de suggestie om economische prikkels in te voeren door vervuilers/gebruikers meer te laten betalen. Ik stelde toen naar aanleiding van dat OESO rapport in een brief aan het Dagelijks Bestuur van het waterschap Brabantse Delta een hele reeks van vragen. Ik waardeer het meedenken van OESO deskundigen, maar Nederland is een geval apart. Nederland en haar inwoners hebben een lange geschiedenis met de strijd tegen en het beheer van water. Niet dat wij de wijsheid in pacht hebben, maar deze geschiedenis met het water heeft ons gebracht waar we nu zijn en ligt ten grondslag aan hoe we de heffingen geregeld hebben. In Over Water 136 schreef ik over de heffingssystemen en tariefstructuur uit het midden van de negentiende eeuw. 170 jaar geleden was bijvoorbeeld de heffingsverhouding tussen landbouwgronden en natuurgronden bijna dezelfde als nu. Mijn slotvraag in dat artikel was: “Hebben we het al die tijd fout gedaan of is het aanhangen van het kostenveroorzakingsprincipe een rimpeling in de tijd, een modeverschijnsel? Ik voel meer voor het profijtbeginsel in combinatie met het draagkrachtbeginsel.”

Nu is de knuppel, met het CAB voorstel, in het hoenderhok gegooid. Was dat nodig en is het dienstbaar? De hoenders waren rustig. De eieren werden op tijd gelegd. Er werd op tijd op stok en van stok gegaan en de haan (de belastingontvanger) kwam ook aan zijn trekken. Voor mijn gevoel is de spreekwoordelijke knuppel nu een vos met streken, die tot het hok is doorgedrongen. Hoe groot wordt de schade aan de bestuurlijke verhoudingen als iedereen alleen gaat kijken naar zijn belang of het belang van de belastingbetalers die hij of zij vertegenwoordigt? De ingezetenen voor de ingezetenen, het ongebouwd voor de boeren, het bedrijfsgebouwd voor de lozende bedrijven en de vertegenwoordiger voor natuurterreinen voor de terreinbeheerders. Weg de traditie van het ‘polderen’. Ik ben bang dat de pleiters voor het opheffen van de waterschappen straks door het onderlinge gekrakeel nieuwe munitie krijgen voor hernieuwing van de opheffingdiscussie. In het vergroten van de ‘schuifruimte’ bij een toekomstige kostenverdeling, ter mogelijke compensatie van de enorme tariefverschuivingen, zie ik niets goeds. Dit kan leiden tot een verdere politisering van de waterschapsbesturen en onwerkbare bestuurlijke verhoudingen.  

Zijn de huidige belastingsystemen zo verkeerd dat ze enorme aanpassingen noodzakelijk maken? Op de weeffout na, denk ik het niet. Ja, ze zijn voor de leek moeilijk te begrijpen. Maar ook de nieuwe systemen zijn vrijwel onuitlegbaar. De CAB voorstellen zijn, in mijn ogen, een nucleair explosief dat op scherp is gesteld. Nucleair omdat het de goede onderlinge verhoudingen die door eeuwen ‘polderen’ zijn opgebouwd volledig kan vernietigen. Iedereen begrijpt de uitgangspunten van de OESO en onderschrijft die tot op zekere hoogte. Maar de rigoureuze vertaling naar de CAB voorstellen dreigen veel kapot te maken.

Wij Nederlanders hebben in eeuwen zelforganisatie van het waterbeheer, met begrip voor elkaars belangen, iets moois en werkbaars opgebouwd. Laten we dat koesteren en verder gaan in het met kleine stapjes verbeteren van de water- en belastingsystemen die wij hebben. Het is goed dat de OESO leerpunten heeft aangereikt. Maar laten we vasthouden aan onze traditie van veranderingen in geleidelijkheid en op basis van het profijtbeginsel gecombineerd met het draagkrachtbeginsel.

Louis van der Kallen

 


IN MEMORIAM PETER FRANKEN

 


| jaar 1 | nr. 002 | 29-08-2018 |

 

(geluid aanzetten in video)

 


 

 

OVER WATER – 155: GELEZEN LOKALE/REGIONALE BOEKEN OVER WATER

 

| 22-09-2018 | 20.30 uur |


 

OVER WATER – 155: GELEZEN LOKALE/REGIONALE BOEKEN OVER WATER

 

Het boekje “Beken in Brabant” uitgegeven in 1976/1977 door de BMF. Het boekje beschrijft 232 beken in Noord-Brabant en wat voor moois aan planten en dieren daar allemaal te vinden was. Het boekje is uitgegeven in een periode dat het ‘normaliseren’ van rivieren en beken nog hoog op de agenda stond van de waterschappen. Zo ook van de Oude Leij bij Goirle. Omdat ik als portefeuillehouder jarenlang betrokken ben geweest om de Oude Leij, stukje bij beetje, weer te laten meanderen en terug te brengen naar zijn oude natuurlijke staat, werd ik getroffen door een protestgedicht in dit boekje van de BMF. Een protest dat zich met veel gevoel voor wat werkelijk belangrijk is voor de natuur en de mens opriep tot verzet tegen de normalisatie van toen. De dichter had gewoon gelijk! Het gedicht, eerder op 28 april 1976 gepubliceerd in Goirles Belang, wil ik de lezer van nu niet onthouden. Het is een galmende echo uit het verleden, die bestuurders van nu aan het denken moeten zetten. Luisteren naar betrokken burgers kan echt iets toevoegen. Als er toen beter geluisterd was naar de dichter van dit gedicht, was er veel geld bespaard en prachtige natuur behouden gebleven.

Protest

Wè moet ik zeggen?
Wè moet ik schrééve?
over onze oude goeie Leij?
hoe of ze duzend jaoren stromde?
hoe ze zich vurmde? frank en vrij?
hoe of ik spulde op de oevers?
hoe of ik vreej daor op de kaant?
hoe of ik zong mee hil m’n harte?
daorover spreken is toch schaand?

Wè moet ik zeggen?
Wè moet ik schrééve?
over onze oude goeie Leij?
hoe of de veugeltjes daor wonde?
hoe of ’t er was, elk jaorgetij?
hoe of ik dokkelde dur kaaw fris waoter?
hoe ik kletsend op diejen spiegel sloeg?
hoe of de wend daor wild kos waaien?
of ’s wenters in de boome kloeg?

Wè moet ik zeggen?
Wè moet ik schrééve?
over onze oude goeie Leij?
Gon ze daor naaw’ne sloot vur graove?
dan irst toch over ’t lijk van mij
moette daor naaw nog vur protesteren?
over dè heel klein bietje landschapsschoon?
gon ze dè naaw ok nog triest vermóóren?
gif moordenéérs ’t verdiende lóón!

Mééne mond wordt gif
als ik zoiets moet heuren.
Over onze oude goeie Leij!
Blèèf mee eow tengels van ons rivierke,
verbraand mar vlug oew schrijfgerei!
Wit wel, we hebben harde koppen!
We vechten gèère als ’t moet!
Ons oude Leij zal blèève strome
en iedere kronkel is ons eige goed!!!

(VABO)

Bij navraag is gebleken dat VABO de in 1996 overleden Wim van Boxtel was. Helaas heeft hij niet mogen mee maken dat de “moordenéérs” van zijn Oude Leij tot inkeer zijn gekomen en het herstel is gestart. Er is nog herstelwerk te doen. Maar als iedereen wil kan, in goede samenwerking tussen de gemeenten Goirle en Tilburg en het waterschap Brabantse Delta, de gehele Oude Leij hersteld worden. VABO zou dan tevreden kunnen zijn.

  • Het boekje “Herdenking Watersnood 1953-2003”, uitgeven door de Stichting Heemkunde Moerdijk. Het boekje bevat veel foto’s en persoonlijke verhalen van de watersnood van Karel van der Burgh, L.J.J. Visseren-Zwaanshoek, Gom van Geel, To van Leest, Koosje Kortsmit, C.M. Kortsmit en Mina Weda. De persoonlijk verhalen geven een bijzondere inkijk wat de watersnoodramp voor betekenis heeft gehad op het leven van gewone mensen.
  • “Tussen Haringvliet en Grevelingen”. Een uitgifte in 2004 van de Vereniging voor Natuur – en Landschapsbescherming Goeree-Overflakkee ter gelegenheid van het 25 jarig jubileum. Het is een echt vogelboek. Andere natuur komt slechts zijdelings aan bod. De inhoud van het hoofdstuk over de Krammerse Slikken zal voor de bezoeker aan het Volkerak heel herkenbaar overkomen. Mijn beleving/waarneming van de slikken aan onze kant van het Volkerak zijn soortgelijk. Voor de vogelliefhebbers een boek om te hebben.
  • “Suiker plakt”. Een uitgifte in 1994 ter gelegenheid van het 75 jarig bestaan van CSM Suiker.
    Ik heb vijf jaar (1965/1970) gewerkt op het proefbedrijf van de zaadkwekerij ‘van der Have’ in de Frederikapolder te Rilland. In het najaar bepaalde ik aan duizenden monsters van bieten, afkomstige van de proefvelden, het gehalte aan suiker, kalium, natrium en stikstof. Ik heb dus wel iets met suiker. Ik moet tot op de dag van vandaag dan ook niets hebben van kunstmatige zoetstoffen. Er gaat niets boven het echte spul: suiker! Het boek is voor mij als Bergenaar en West-Brabander een plezier om te lezen. De Bibliografie begint met “Asselbergs, C.J. e.a., Suikerfabriek-suikerraffinaderij “Wittouck” 1872-1952. Maar ook het besef dat er in 1870 in Nederland 22 suikerfabrieken stonden, waarvan maar liefs 16 in West-Brabant. Het boek laat zien dat West-Brabant het ‘echte’ centrum is van de Nederlandse suikerwereld. Een prachtig boek met veel stoere stemmige bruine foto’s van vooral een mannenwereld.  

Louis van der Kallen