IL PARTIGIANO 6 (DE SLACHTOFFERS, VERVOLG OP IL PARTIGIANO 5)


| 25-12-2023 |

 

Wie zijn de slachtoffers van de zoet water honger van de Nieuwe Waterweg? De boeren en tuinders van Zuid-Holland, Zeeland en West-Brabant en de drinkwaterleidingbedrijven in laag Nederland en daarmee alle consumenten van dat drinkwater. Zij lijden de schades veroorzaakt door de verzilting in de vorm van mindere opbrengsten en hogere kosten. Natuurlijk erken ook il partigiano dat Rotterdam en zijn havens voor de BV Nederland van onschatbare waarde zijn. Maar het jaar na jaar afwentelen van de verziltingproblemen op boeren, tuinders en drinkwaterbedrijven en het laten verzilten van zoete natuurgebieden zoals laagveen moerassen kan niet blijven voortduren. Het gat dat de Nieuw Waterweg heet moet vergaand gedicht worden. Door sluizen die, als er gebrek is aan zoet water, geschut kunnen worden en door maatregelen die al in 1965 en 1968 werden genoemd als alternatieven, zoals het verhogen/vastleggen van de bodem van de Nieuwe Waterweg eventueel met een drempel en luchtbellenschermen, die nu nog steeds als innovatief door Rijkswaterstaat worden betiteld maar in 1968 al in de grote schutsluizen te IJmuiden werden gebruikt (bron: pagina 33 “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968).”

Het wordt tijd dat de landelijke politiek nu echt zijn werk gaat doen en doorkrijgt dat vanaf eind jaren vijftig van de vorige eeuw de rest van Nederland gebruikt wordt als zoetwaterleverancier voor de eeuwig hongerige Nieuwe Waterweg. Rotterdam moet ophouden de problemen die haar havenactiviteiten veroorzaken af te wentelen op de rest van Nederland. De laksheid om de wijze raad uit de jaren zestig niet te vertalen in sluizen in de Nieuwe Waterweg kost onze economie nu miljarden euro’s en kan boeren aan de bedelstaf brengen. Ga nu aan de slag dan kunnen we mogelijk over 15 tot 20 jaar de stop op het gat van de Nieuwe Waterweg drukken en daarmee dit zoetwaterlek feitelijk dichten. Nu stroomt er per seconde circa 800 kubieke meter kostbaar zoet water weg. De voorraad in het IJsselmeer is immers niet oneindig. Als we dan toch over de toekomst en zoet water gaan nadenken stoft dan ook het “Waterbeleid voor de 21e eeuw”, het advies van de Commissie waterbeheer 21e eeuw onder voorzitterschap van oud-gedeputeerde Tielrooij eens af en herlees eens pagina 74 onder het kopje verzilting: “Door toenemende verzilting en drogere zomers zal de vraag naar zoet water voor doorspoeling en beregening in West-Nederland toenemen. De aanvoer van zoet water in de zomer zal echter juist afnemen in Zuidwest-Nederland, de Wieringermeer en in de droogmakerijen zal de beschikbaarheid van zoet water in toenemende mate een knelpunt worden voor de daar aanwezige glastuinbouw, vollegrondstuinbouw, bollenteelt en ook de akkerbouw. De Commissie wil daarom aandringen op het aanleggen van zoetwatervoorraden binnen de regio’s.”  Geschreven in het jaar 2000.

Tenslotte hoopt il partigiano dat men in Den Haag nu eindelijk bereid is de adviezen uit het verleden van wijze mensen op waarde te schatten. Na de adviezen van Rijkswaterstaat uit 1968 en van de commissie Tielrooij (2000) is er kostbare tijd verspild. Daar betalen de boeren, transporteurs over water en industrieën nu een grote prijs voor. Ga denken en handelen, zodat het waterbeheer in Nederland echt toekomstbestendig wordt.

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina II partigiano 22/11 op facebook. Dan mist u niks.

il partigiano

 

Louis van der Kallen.


IL PARTIGIANO 3 (TOEN WATER EN BODEM STUREND WAREN)


| 2023 |

 

Ten tijde van de Staatsregeling voor het Bataafse Volk 1798 was bestuurlijk water en bodem werkelijk sturend! Er kwam in 1798 een afdeling nationale waterstaatszorg en er werd gestart met de technische rijksdienst (vanaf 1810 Corps Ingenieurs). Deze vielen onder het agentschap (=ministerie van) Binnenlandse zaken.

Wat op mij als waterschap bestuurder (vanaf 1993) de meeste indruk maakte, was de impliciete erkenning van het belang van water bij de (bestuurlijke) inrichting van ons land.

De Staatsregeling verdeelde het grondgebied der Bataafsche Republiek niet in provincies maar in “Agt Departementen, met namen als:

  • Het Eerste Departement: van de Eems.
  • Tweede Departement: van den Ouden Yssel.
  • Derde Departement: van den Rhijn.
  • Vierde Departement: van den Amstel.
  • Vijfde Departement: van Texel.
  • Zesde Departement: van de Delf.
  • Zevende Departement: van de Dommel.
  • Achtste Departement: van de Schelde en Maas.” (Zie foto)

 

Bij de indeling waren de waterstaatkundige grenzen in hoge mate bepaald door de loop van de rivieren en stroomgebieden. Buiten het starten van de afdeling nationale waterstaatszorg werd er in 1805 een waterbouwkundige vakopleiding toegevoegd aan de militaire academies. De waterstaatkundige kennisopbouw was tot 1805 vooral een taak van de hoogheemraad- en waterschappen. De vakopleiding bij de militaire academies was de start van de bundeling en borging van de waterstaatkennis die Nederland op dit vlak wereldleider zou gaan maken.

In de Bataafse Republiek en in het koninkrijk Holland van Lodewijk Napoleon begreep het landelijk bestuur, gezien de naamgeving van de departementen, dat water wel degelijk het ordenend principe was.

Soms is het goed zaken, die de fundering zijn van ons waterbeleid, eens aan de graftomben der herinnering in ontrukken en in het volle licht te zetten, in de hoop dat deze de landelijke en waterschap bestuurders van nu tot inspiratie dienen.

De afgelopen jaren is heel veel verloren gegaan. Waar zijn de ingenieurs van Rijkswaterstaat? Opgeheven en vervangen door managers. Het bedrijfsleven kon, volgens de politici van de afgelopen drie decennia, het immers beter en efficiënter. Dat idee is mede gegroeid sinds we iedere vernieuwing of verandering innovatie zijn gaan noemen. De politici zijn uiteindelijk in deze retoriek, deze zelf gecreëerde mythe gaan geloven.

Laten we de waterschappen afbreken of gaan we beseffen dat als we het kwijt zijn, de weg terug vrijwel onbegaanbaar zal blijken?

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina Studio 578 op facebook. Dan mist u niks.

il partigiano

 

 

Louis van der Kallen.


IL PARTIGIANO 2 (IN STATUS NASCENDI)


| 2023 |

 

De inbreng van Louis van der Kallen namens Ons Water tijdens de Algemeen Bestuursvergadering over de verkiezingsuitslag en het werk van de ‘verkenner’, op 18 april.

 

,, Voorzitter, geachte collega’s,

Het is de eerste keer – sinds de invoering van het lijstenstelsel – dat Ons Water niet uitgenodigd is/wordt voor de onderhandelingsronde die moet leiden tot een nieuw DB.

De 41675 stemmen brachten ons immers schijnbaar slechts tot de 10e plek van onderen.

Ons ‘evidente’ gebrek aan ervaring maakt Ons Water klaarblijkelijk niet vanzelfsprekend bij deze stap.

Ons ‘chronische’ falen in het komen tot samenwerking maakt het vast onlogisch om Ons Water te betrekken bij het vormgeven van een nieuw DB.

Wat zou je immers moeten met een relatieve nieuwkomer als Ons Water waarvan geen relevante kennis te verwachten is.

Vernieuwing en vergroening is in deze tijd van ‘nieuwe’ uitdagingen nodig.

Ons Water begrijpt dat de vijf fracties die nu op advies van de verkenner aan de slag gaan geen van alle behoren tot de zeven fracties die wel een mogelijke rol zagen voor Ons Water.

Tot zover enkele zinnen als uiting van frustratie!

Voorzitter uw gunt deze dienstwillige dienaar van het waterschap hopelijk wel enige ruimte tot het geven van wat suggesties aan het Dagelijks Bestuur in status nascendi.

Geheel in tegenstelling tot mijn gewoonte, heb ik de woorden, die ik vanavond tot U wil richten op papier gezet. Voor het eerst sinds meer dan 20 jaar geleden. Toen deed ik dat bij mijn laatste inhoudelijke Statenvergadering; het ging toen over de integrale visie deltawateren. Ik ga deze bestuursperiode niet van stijl veranderen, maar vanavond wil ik U geen enkel argument of overweging onthouden.

20 jaar geleden deed ik dat omdat mijn verwachting was dat mijn woorden tientallen jaren actueel zouden blijven. Wat ik toen zei over de beperkte beschikbaarheid van zoetwater en het voorkomen van blauwalgen was helaas van voorspellend karakter. Niet omdat Louis een soort van Nostradamus is maar omdat Louis door zijn ervaringen, kennis en karakter dingen wil doen die simpelweg nodig zijn.

Lees mijn verhaal van 20 jaar geleden nog eens door. Een link vind u in de mail die u zojuist is toe gezonden. https://onswater.com/…/rede-l-van-der-kallen-tegen…/

Het tweede verhaal waar ik naar wil verwijzen is een stuk wat ik schreef in 2005 over de KRW met de titel KRW: een doos van Pandora. Ik gaf toen al aan dat de KRW een onhaalbare zaak zou worden.

Enkele citaten van 18 jaar geleden: “Als bestuurlijk betrokkene maak ik mij zorgen over de gevolgen. De Nederlandse waterschaptraditie is er één van “we polderen, schuiven voor ons uit en gedogen en de hogere overheden accepteren dit wel”, zo is de ervaring.

“Niet berusten maar aan de slag om het watermilieu te verbeteren en de Brusselse politiek ervan te overtuigen dat Europa wel één is, maar niet overal gelijk. Nederland, het afvoerputje van Europa, met zijn bevolkings-, landbouw- en industriële druk op water en bodem, is niet vergelijkbaar met lege landen zoals Frankrijk of Ierland.”

Geprikkeld? Klik ook eens op die link. https://onswater.com/2005/04/de-doos-van-pandora/

Wat is de actualiteit van het voorgaande nu? Het wordt tijd dat er niet meer uitgesteld gaat worden maar de handen moeten aan de ploeg gaan!

Ik was ‘een roepende in de woestijn’. Met drie of vier zetels bepaal je het beleid niet. Je probeert bij te sturen en met je woorden en kennis kan je soms op onderdelen iets betekenen. Maar de landelijke vooruitschuiftactiek, het gebrek aan werkend generiek beleid en duidelijkheid verhinderden dat het waterschap tot adequate stappen kwam. De zuinigheid en het gebrek aan durf om uit te leggen, dat dingen geld kosten, deden de rest.

Omdat de toen grootste partij steeds de verkiezingen in ging met als leuze “geen tariefsverhoging” voelde de vanaf 2009 afgesproken afgetopte tariefverhoging ( van inflatie plus maximaal 2,5 %) jaar na jaar al als een hele prestatie in de onderhandelingen.

De handtekening van ondergetekende stond onder al die bestuursakkoorden. Ons Water praatte mee en nam daarom verantwoordelijkheid. En diende naar eer en geweten de afspraken uit.

Vanaf 2009 scoorde Ons Water steeds een top drie uitslag qua stemmental. En werd Ons Water in ons monistische systeem steeds betrokken bij de vorming van het Dagelijks Bestuur. Dat is nu, ondanks de 41.675 stemmen, het feit dat zeven fracties Ons Water in het DB dachten en het missen op 578 stemmen van een vierde zetel, anders.

De verkenner kiest in zijn advies voor een duale benadering. Dat mag, maar voor degenen die mij wat beter kennen betekent het dat de ‘bajonet’ uit het foedraal is. Of die bajonet op het geweer gaat hangt af van het vervolg.

Wat is er gebeurd? Mocht u echt interesse hebben, lees dan eens onze schriftelijke bijdrage verzonden aan de verkenner.

Middels de uitnodiging tot een gesprek met de frase: “De gesprekken zullen volgens onderstaand tijdschema plaatsvinden waarbij wij zoveel mogelijk tegemoet zijn gekomen aan de doorgegeven voorkeuren.”

Waarbij Ons Water werd uitgenodigd op een tijdstip dat ik zou zitten in een commissievergadering van de Unie van Waterschappen en daarna een vergadering had met een wethouder en een vertegenwoordiger van Natuur Monumenten.

Nu kan je redeneren: in zo’n periode laat je alles vallen en is je eerste prioriteit de DB-samenstelling en het nieuwe bestuur programma. Ik hecht echter aan de correcte invulling van de op mij genomen taken.

Ik heb wat autistische trekjes en neem zo’n tekst serieus: “zoveel mogelijk tegemoet zijn gekomen aan de doorgegeven voorkeuren”.

Dit gebeuren is mede van invloed geweest op het uittreden van een gewaardeerd lid van de fractie van Ons Water. Deels komt dat ook door onze ten opzichte van andere groeperingen losse structuur. Ons Water is geen partij maar een kiesvereniging in de klassieke betekenis van het woord. Voor die betekenis lees eens https://onswater.com/wie-zijn-wij/

Wat mij verbaast is hoe er wordt omgegaan met de structuur van de waterschappen en het waarom van de structuur. Het waterschap was van oudsher een organisatie gebaseerd op het Belang – Betaling – Zeggenschap. Er waren/zijn in het waterbeheer belangen die gediend dienen dan wel dienden te worden.

Bij de politisering werd voorzien dat bepaalde belangen in het gedrang zouden kunnen komen en daarom werden die belangenbehartiging geborgd via de geborgde zetels.

De geborde zetels waren dus bestemd voor de directe belangenbehartigers. De gekozen zetels waren natuurlijk ook bedoeld voor het dienen deelbelangen maar met het accent op het algemeen belang.

De bedrijfsgebouwd-geborgde zetels zijn afgeschaft onder het motto: hun belangen worden voldoende behartigd door de politieke lijsten. De VVD profileerde zich immers als partij van de ondernemers.

Als ik nu naar het gedrag kijk van sommige nieuw gekozenen in den lande zie ik dat de geborgde ongebouwd zetels worden gezien als een bonus. In ons eigen waterschap geldt de bonusgedachte klaarblijkelijk ook voor een lid van nu van natuurterreinen die eerst ook op de lijst stond voor Water Natuurlijk. Men ondermijnt met deze handelswijze de noodzaak van de resterende geborgde zetels. Want de vertegenwoordiging van die, wat ooit existentiële belangen werden genoemd kan klaarblijkelijk ook via de politieke lijsten vormgegeven worden.

De Kaagen en Boelhouwers van deze wereld bereiden het verder uithollen van de waterschappen voor, geholpen door dit bonusgenietersgedrag. Langzaam komt de opheffing door eigen uitholling dichterbij.

Als de reden van de geborgde zetels, de noodzaak van deze invulling van het existentiële belang niet meer bestaat is de uitzonderingspositie van de waterschappen staatsrechtelijk niet meer nodig en komt opheffing, invulling van de taak door de algemene politiek via de provincie dichterbij.

Hoe zal een op wraak beluste algemene politiek omgaan als bij de waterschappen er nu een oververtegenwoordiging is van één bepaald belang?

De infiltratie van duale politici via het lijstenstelsel blijkt effectief. En een unieke bestuurlijk constructie wordt stap voor stap uitgehold.

Nu onze verhouding met West-Brabant Waterbreed. Sinds 2009 werken de twee Lijsten in één fractie samen. Dat is niet op basis van programmatische overeenkomsten maar op basis van het delen van kennis en ervaring.

De samenwerking ontstond tussen Ad Wijnen en ondergetekende omdat wij reeds vanaf 1995, gestart bij het waterschap het Scheldekwartier, op basis van respect, kennis deelden.

Hoewel Ad zich altijd bevond in het rechter deel van het politiek spectrum en ik als Dreesiaan in het linker deel, werkte dat goed.

Het voorgaande betekent dat de heer Mureau programmatisch niet spreekt of afspraken maakt namens Ons Water.

Zijn eventuele handtekening bindt Ons Water dan ook op geen enkele wijze. Het één fractie vormen betekent dan ook niet dat de dan gevormde fractie als één zal stemmen.

In de samenwerking is fractiediscipline dan ook niet de norm.

Collegialiteit en een zekere mate van loyaliteit wel. Dat was ook in het verleden zo. De afgelopen periode stemden fractiegenoten dan ook geregeld anders.

Ons Water staat voor zaken of een programma waarvoor wij zelf gesproken en getekend hebben!

Ons Water gaat in hoofdlijnen voor de inhoud van het document “Ruimte voor transities”, waarbij een aantal bouwstenen voor Ons Water heel belangrijk zijn. Te weten: “vernieuwingskracht” in de zin van het creëren van een cultuur van vernieuwing (ieder budget is daar per definitie beperkend). Als er een goed idee is, moet er altijd geld voor zijn!

Ook de bouwsteen “droogte” zal meer geld vergen dan in het document opgenomen.

Een andere bouwsteen die voor Ons Water prioriteit moet krijgen is de waterketen. We staan 50 jaar vrijwel stil en de installaties zijn technisch verouderd en aan vernieuwing toe. De gebruikte techniek is 100 jaar oud en het te verwerken rioolwater bevat tal van stoffen die 100 jaar geleden nog niet eens bestonden.

De samenleving en het milieu verlangen een andere aanpak. En ja dat kost geld. Meer dan de nu voorziene 10 miljoen per jaar.

Ook de droogteaanpak kan niet langer vooruitgeschoven worden. Reeds 20 jaar geleden voorzag ondergetekende tekorten aan zoetwater.

Er moet de bereidheid zijn een aantal zaken nu echt aan te pakken. De tijd van vooruitschuiven is zeker qua ketenbeheer, droogte en vaarwegbeheer voorbij.

– Als derde partij bij de laatste verkiezingen (41675 stemmen),

– de groepering met in haar rangen en lijst meer waterschapsbestuursjaren dan alle andere kieslijsten bij elkaar,

– als groepering met een traditie van samenwerken en gevolggeven aan gemaakte afspraken,

– als groepering waaraan zeven fracties een DB plek toedachten,

– als groepering zonder aawezigheid van Kaag -adepten of Europafielen,

Als die groepering aan de winnaars van de BBB niet het gevoel kan geven “hier kunnen we mee samenwerken” is de conclusie van Ons Water dat zij gedwongen is te kiezen voor een duale opzet.

De verkenner heeft gekozen voor een duale benadering. Niet onlogisch want hij weet niet beter. Sinds 2003 zijn gemeenten en provincies duaal geworden en voor mensen die hun politieke/bestuurlijke ervaring daar hebben opgedaan is dit hun wereld.

Stap voor stap worden de waterschappen ontdaan van hun monistische kenmerken en hun eigen kenmerken zoals geborgde zetels.

Ook de nu gevolgde procedure met een verkenner en straks een formateur en een griffier veranderen de waterschappen in hapklare brokken die in opzet steeds dichter bij de provincie komen.

Stap voor stap wordt een eventuele opheffing makkelijker gemaakt.

Nu nog een aantasting van het eigen belastinggebied met de vorming van een waterschapfonds. Kijk eens naar de wetsgeschiedenis waarbij gemeenten en provincies zijn beroofd van hun eigen belastinggebied en de gevolgen daarvan.

Feitelijk een onderwerping/knechting aan de centrale overheid. Wiens brood men eet diens woord men spreekt.

Als het waterschap een vuist wil maken naar de rijksoverheid, de provincie en Europa zal men zijn zelfstandigheid op belasting en financieringsgebied moeten koesteren. Ook als dat betekent dat je de ingelanden moet uitleggen dat de belastingen omhoog moeten.

Ons Water is in haar ziel monistisch, MAAR, als het niet anders kan, gaat de bijl erin.

En zal het nieuwe DB merken dat er in één van haar fracties een Azteekse Adelaar huist. En de drager is geen Montezuma die buigt voor een ‘Cortés’.

Vanzelfsprekend wenst Ons Water de onderhandelaars veel wijsheid en succes toe in de hoop op een goed bestuur programma en een op deskundigheid samengesteld Dagelijks Bestuur.

Waarbij Ons Water benieuwd is hoe aanbeveling 2.3.1 de functieprofielen voor de DB leden, qua taak en deskundigheden, wordt ingevuld.

Wilt u op de hoogte blijven van de geschriften van il partigiano like dan de pagina Studio 578 op facebook. Dan mist u niks. ,,

 

 

Louis van der Kallen.


IL PARTIGIANO (WATERSCHAP IN AFTAKELING)


| 2023 |

 

Johan Rudolph Thorbecke – de man van de Grondwet (1848), de Provinciewet (1850) en de Gemeentewet (1851) – zag er geen brood in orde te scheppen in de circa 3500 waterschappen van zijn tijd. In 1950 waren het er nog circa 2500 en nu nog 21. In het werkgebied van mijn eigen waterschap Brabantse Delta waren in 1950 nog meer dan 200 waterschapjes.

In 1850 waren tal van waterschapjes klein maar de verschillen waren niet alleen hydrologisch en geologisch groot, maar ook qua bestuurlijke inrichting onvoorstelbaar verschillend. Thorbecke wist dat er veel moest veranderen om iets van ‘orde’ te scheppen in die 3500 ‘waterkoninkrijkjes’. Het was onbegonnen werk. Maar stap voor stap heeft het in haar basis centralistische Nederlandse staatsgezag – vooral door toedoen van zogenaamde liberalen – de Christen Democratische Boerenrepublieken beentje gelicht. 

In de bezettingstijd werden de eerste forse stappen gezet in de opschaling. Op 1 januari 1942 werd in westelijk Zeeuws-Vlaanderen het Waterschap het Vrije van Sluis gevormd uit 76 polders en waterschappen.

Toen ik in 1993 begon als bestuurder bij het waterschap Zoomvliet waren er nog 16 waterschappen in Noord-Brabant, nu nog drie en een stukje waterschap Rivierenland (het voormalige Alm en Biesbosch). Het effect van al die fusies: een meer deskundige organisatie. De fusies waren tot op zekere hoogte ook nodig vanwege de toegenomen taken en de complexiteit daarvan.

Met de komst van de Waterschapswet in 1991 kwam niet alleen het fusieproces verder op stoom ook was die wet het startpunt van de systeemmatige ondergraving van het waterschap als zelfstandige overheid.

Er was 140 jaar gewerkt aan het onder één noemer brengen van de bestuurlijke structuur van de waterschappen. Er moesten nog een enkele ‘vuiltjes’ weggewerkt worden. The last of the Mohicans die sneuvelde (2018) was waterschap Blija Buitendijks.

De inkt van de Waterschapswet was nog niet droog of partijen in de Tweede Kamer begonnen te pleiten voor het opheffen van een aantal ‘buitenissigheden’. Alle waterschappen moesten all-in waterschappen worden. De weerstand was soms groot. Polderdistrict Betuwe vocht tot het einde maar ging in 2002 op in Waterschap Rivierenland. Toen was de weerstand van de kwantiteitswaterschappen gebroken. In 2003 gingen de West-Brabantse kwantiteitswaterschappen samen met het Hoogheemraadschap op in het Waterschap Brabantse Delta. Deze horde voor de opheffing van de waterschappen was weer genomen.

De volgende ‘buitenissigheid’ die een hinderpaal was voor een wettelijke opgang in de provincie was het kiessysteem. De waterschapsbesturen werden anders dan de andere bestuursorganen gekozen volgens het personenstelsel. Dat moest anders volgens veel regeringspartijen. Het lijstenstelsel en daarmee de politiek deed in 2008 haar intrede.

Tot 2009 zaten in die besturen vooral mensen die inhoudelijk deskundig waren of die de benodigde deskundigheden snel verwierven. Na de politisering zag ik dat in hoog tempo veranderen. De politici die toen kwamen, hadden vooral hun politieke doelstellingen in het oog en verwierven in de vaak korte tijd dat ze in het bestuur zaten niet die deskundigheden die ik noodzakelijk acht. Besturen betekende voor hen gemiddeld echt iets anders dan voor degenen die vóór 2009 de bestuurszetels vulden. De uitzondering? De geborgde zetels. Daar bleef de deskundigheid en betrokkenheid bij het waterschap en haar taken veel meer behouden.

Dat was natuurlijk een doorn in het oog van de hogere politiek. Geborgde zetels – in hun ogen de volgende ‘buitenissigheid’ – moesten verdwijnen. Maar eerst was iets anders ‘nodig’. In 2015 werden de waterschapsverkiezingen gekoppeld aan de verkiezing van de Provinciale Staten. Effect: een hogere opkomst maar feitelijk geen politiek-bestuurlijke aandacht meer voor de waterschappen in de media. Niet alleen werden de provinciale verkiezingen gekaapt door ‘Den Haag’ maar er werd geen aandacht meer geschonken aan wat bestuurders in waterschappen wel of niet uitvoerden. De uitslag van de waterschapsverkiezingen staat dan ook totaal los van wat erin de waterschappen wel of niet gebeurde. Het Haagse gekrakeel was bepalend.

Terug naar de ‘buitenissigheid’ van de geborgde zetels. Een relict dat vanwege het existentiële belang in de wet van 1991 was gebleven. Die van de ‘bedrijven’ zijn in 2022 uit de wet geschrapt. Het bedrijfsbelang werd immers door de VVD politiek (lees de VVD als partij voor en door de ondernemers) behartigd. De Kaagen (D66) en Boelhouwers (PvdA) van deze wereld zullen de komende jaren de opheffing bepleiten van de geborgde zetels voor ‘ongebouwd’ (de boeren) want hun belang zal – in hun getroebleerde ogen – vast door de BBB afdoende worden behartigd. Waarna de rest van de politiek wel weet wie de belangen van de huidige geborgde zetels van ‘Natuurterreinen’, gaat behartigen. Dan is de bijna laatste staatkundige drempel geslecht van de opheffing van de waterschappen en hun taken zullen dan ondergebracht kunnen worden bij de algemene politiek, bij de provincie.

Wat bij het waterschap dan nog rest als een ‘buitenissigheid’ is het in naam nog bestaande monisme. Sinds gemeenten en de provincies in 2003 duaal zijn geworden is er ook bij de waterschappen een verschuiving te zien. De invoering van het lijstenstelsel heeft de politiek binnen gebracht en langzaam zijn de bètá’s vervangen door alfa’s die politiek opgroeiden bij gemeenten en provincies. Duaal is voor hen een politiek maatpak. Na de komst van verkenners, informateurs en formateurs is het parlementjespelen ook bij de waterschappen gemeengoed geworden. Zelfs griffiers gaan hun intrede maken. Het opheffen van de waterschappen en het overhevelen van de taken naar de algemene politiek, de provincie ligt dan in de rede.

Onze unieke bestuurlijke aanpak van de waterproblemen wordt dan iets voor historici.

Feitelijk wordt ik langzaam niet alleen ouder maar ook een il partigiano. Een strijder voor een verloren toekomst. Als de moderne tijd, de politieke polarisatie, mijn geliefde waterschap heeft overgenomen wordt het tijd dat de bajonet niet alleen uit het foedraal komt maar ook op het geweer gaat. Want zonder strijd gaat een van der Kallen niet ten onder.

 

 

Louis van der Kallen.


DE AKTE VAN MANNHEIM


| 30-08-2022 |

 

In juni van dit jaar schreef ik het artikel “de komende transportcatastrofe”.  Ik beseft toen niet dat deze transportcatastrofe al deze zomer zou optreden. En dat al in augustus, terwijl traditioneel september de maand is van de laagste waterstanden en laagste rivierafvoeren.

Dat artikel sloot ik af met de stelling: “Het wordt tijd dat er echt over de mogelijke gevolgen van de ‘droogte’ op het transport over water wordt nagedacht. Waarbij kanalisering van de Rijn en de mogelijkheid van afsluiten van de Nieuwe Waterweg middels sluizen bij de scenario’s betrokken zouden moeten worden”. In de NRC van 16 augustus stond een artikel met de kop; “We verdelen de laatste druppels terwijl in de Rotterdamse haven heel veel water doorgespoeld wordt”” van de hand van Arjen Schreuder. Dat in ging op de mogelijkheid van sluizen in de Nieuwe Waterweg. Hopelijk een begin van een echte discussie!

Nu, kijkend naar de buitengewoon ernstige problemen die de scheepvaart ondervindt, is het zaak ook over het andere element van de stelling ‘kanalisering van de Rijn’ eens goed na te gaan denken.

De basis voor dit nadenken zou de “Akte van Mannheim” dienen te zijn. Waar het Koninkrijk der Nederlanden één van de verdragpartners is. De Akte van Mannheim legt o.a. het beginsel van het behoud, het onderhoud en de verbetering van de Rijn als vaarweg vast.

In het Congres van Wenen (1815) werd de basis gelegd voor de vrije scheepvaart op de Europese Rivieren. In augustus 1816 startte de Centrale Commissie en kwam in maart 1831 met het Rijnvaartverdrag Acte van Mainz wat in oktober 1868 resulteerde in de Acte van Mannheim. Waarvan één van de uitgangspunten was: de verplichting voor de staten de rivier te verbeteren en te onderhouden.

Het wordt tijd dat met het verbeteren ten behoeve van de scheepvaart anno 2022 middels kanalisering een begin wordt gemaakt met het nadenken over de mogelijkheden in het laagland deel van het stroomgebied van de Rijn (o.a. IJssel en Waal)!


HET GRONDWATERECOSYSTEEM


| 30-08-2022 |

 

Sinds 2006 is er een Europese Grondwaterrichtlijn 2006/118/EG. Feitelijk is het de dochterrichtlijn van de Kaderrichtlijn Water.

Het Europese Parlement stelde bij de behandeling van de Grondwaterrichtlijn 2006/118/EG dat het grondwater als onafhankelijk ecosysteem op zichzelf het beschermen waard is. Dit punt is gedeeltelijk door de Europese Commissie overgenomen zodat de eerste overweging van de Grondwaterrichtlijn nu het volgende stelt: “Grondwater is een waardevolle natuurlijke hulpbron die als zodanig voor achteruitgang en voor chemische verontreiniging moet worden behoed.” (EC, 2006b). De Kaderrichtlijn Water maakt een duidelijk verschil tussen een goede oppervlaktewatertoestand waarbij de ecologische en de chemische toestand goed zijn en een goede grondwatertoestand waarbij de kwantitatieve en de chemische toestand goed zijn (zie artikel 2 definitie 18 en 20).

Het grondwaterecosysteem is dus geen expliciet beschermdoel volgens de Kaderrichtlijn Water of de Dochterrichtlijn Grondwater. Dit in tegenstelling tot het oppervlaktewaterecosysteem dat wel op zichzelf een beschermdoel is volgens de Kaderrichtlijn Water. De Dochterrichtlijn Grondwater stelt echter wel in overweging 20: “Er dient onderzoek te worden verricht teneinde betere criteria te kunnen vaststellen voor de verzekering van de kwaliteit en de bescherming van het ecosysteem van het grondwater. Waar nodig dienen de bevindingen van dit onderzoek bij de omzetting of herziening van deze richtlijn te worden verdisconteerd. Dergelijk onderzoek, alsook de verspreiding van wetenschap, ervaring en onderzoeksbevindingen, dient te worden aangemoedigd en gefinancierd.”

In 2007 is er door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een rapportage verschenen met de titel: “Ecologische risicobeoordeling van grondwater” van de hand van Patrick van Beelen. Inhoudende een analyse van de hydrologie en de chemie van de Nederlandse grondwatersystemen. https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/711701055.pdf

In die rapportage is het volgende citaat te vinden:

In het grondwater heerst absolute duisternis waardoor er geen planten, algen of cyanobacteriën kunnen groeien. De afwezigheid van fotosynthese beperkt de energie invoer in het grondwaterecosysteem. In diep oppervlaktewater vindt ook geen fotosynthese plaats maar daar is nog sprake van bezinking van organische deeltjes die als voedselbron kunnen dienen. De bodem filtreert het grootste deel van de organische deeltjes weg waardoor deze voedselbron in het grondwater ook is afgesneden. Het grondwater wordt daarom meestal gekenmerkt als voedselarm milieu. De gelijkmatige temperatuur van 10°C in het Nederlandse grondwater en de overvloedige aanwezigheid van water maken het grondwater in principe uitstekend geschikt voor de groei van bacteriën. Schimmels en gisten komen in het grondwater veel minder vaak voor (Hirsch and Rades-rohkohl, 1982). Onder voedselarme omstandigheden zijn bacteriën namelijk in het voordeel doordat ze kleiner zijn. Kleinere organismen hebben een hogere oppervlakte inhoud verhouding. Door de relatief grotere oppervlakte kunnen kleinere organismen efficiënter en sneller stoffen uit het grondwater opnemen en daardoor kunnen zij met lagere voedsel concentraties toe (Poindexter, 1981).”

Een ander, in mijn ogen, memorabel citaat is: “Vermoedelijk kan de bescherming van bacteriën in de diepere ondergrond niet op een grote publieke belangstelling rekenen. Het verdient echter wel aanbeveling om rekening te houden met de activiteit van bacteriën in de diepere ondergrond wanneer er afvalstoffen of koolzuur in dat milieu wordt ingebracht. Het is niet altijd uit te sluiten dat er op de langere termijn toch risico’s kunnen optreden.

Koolzuurgas eters!

In het diepere grondwater, enkele tientallen meters onder het bovenste grondwater, vindt geen aanvoer van voedingsstoffen uit de bovengrond meer plaats. Toch komen daar bacteriën voor. Deze leven van het nog aanwezige organische materiaal in de ondergrond en van opborrelende gassen zoals waterstofgas, methaan en koolzuurgas die in het binnenste van de aarde geproduceerd worden. Deze bacteriën worden lithotrofe bacteriën genoemd (letterlijk rots etende). Onder zuurstofloze (anaerobe) omstandigheden kunnen deze bacteriën letterlijk gaten in de rots eten en een groot deel van de porositeit van petroleumreservoirs wordt vermoedelijk veroorzaakt door deze bacteriën (Chapelle, 2000). De lithotrofe bacteriën zijn vaak specialistische langzaam groeiende bacteriën die sterk aangepast zijn aan de lokale omstandigheden en die een specifieke geochemische omzetting katalyseren. Barofiele en thermofiele bacteriën in de diepe ondergrond (enkele kilometers onder het aardoppervlak) zijn speciaal aangepast aan de hoge druk en temperatuur die daar heersen (Rossi et al., 2003).” Aldus het RIVM rapport.

Het is bevreemdend dat er in het huidige tijdsgewricht geen aandacht is voor het feit dat er leven is in de bodem die broeikasgassen eten en dat dit leven niet of nauwelijks bestudeert wordt noch beschermd!!  

Ecologische effecten van vervuiling in het grondwater

Het bodemleven bestaat voornamelijk uit stygofauna. “De naam stygofauna verwijst naar dieren (fauna) uit de mythologische ondergrondse rivier de Styx. Alle dieren die in het grondwater voorkomen worden gerekend tot de stygofauna. Dit zijn zowel de toevallige gasten als de permanente bewoners van het grondwatermilieu. Stygobionten zijn grondwaterdiertjes die speciaal aangepast zijn aan het ondergrondse milieu. Deze dieren hebben meestal geen pigment, sterk gereduceerde of zelfs helemaal geen ogen en goed ontwikkelde tastorganen (Griffioen et al., 2003). De groei van deze dieren is meestal langzaam omdat ze in een voedselarm milieu leven. Ze voeden zich meestal door te grazen op de dunne laagjes bacteriën op grind en zandkorrels (Hancock et al., 2005). Nederland heeft relatief veel fijne sedimenten met geringe poriegrootte waardoor er letterlijk niet veel ruimte is voor de stygofauna. Hier komen dus vooral kleine grondwaterdiertjes voor (<10 mm). In de gebieden die tijdens de laatste ijstijd bedekt waren met ijskappen (zoals het noorden van Nederland) komt ook nog eens veel minder stygofauna voor omdat deze diertjes slechts zeer langzaam nieuwe gebieden kunnen koloniseren (Jos Notenboom, 1991). De biodiversiteit van de Nederlandse stygobionten is daarom klein vergeleken met die van bijvoorbeeld Slovenië of Kroatië (Griffioen et al., 2003). Er is slechts beperkte informatie over het voorkomen van stygofauna in het Nederlandse grondwater (Jos Notenboom et al., 1990).”

Figuur: Enige grondwaterdiertjes. In de richting van de klok van boven naar beneden: Antrobathynella stammeri (Syncarida), Niphargus kochianus (Amphipoda), Onchulus nolli (Nematoda), Troglochaetus beranecki (Polychaeta), Chappuisius inopinus (Copepoda) en Soldanellonyx monardi (Acari). Carl von Ossietzky University, Oldenburg, Duitsland.

Al in 1983 deed het Instituut voor Taxonomische Zoölogie bij monde van J. Notenboom & R. Leys een oproep tot ONDERZOEK VAN GRONDWATERFAUNA! “De kennis over de grondwaterfauna in Nederland is erg gering. We weten dat verschillende soorten grondwaterbewonende Amphipoda (Niphargus soorten) en Isopeda (Proasellus soorten) op verschillende plaatsen in Zuid- Limburg voorkomen. Veel minder weten we over de verspreiding van deze dieren buiten Zuid-Limburg. Over de aanwezigheid in het Nederlandse grondwater van andere groepen organismen, zoals Copepoda, Ostracoda, Turbellaria en Gastropoda is nog veel minder bekend. Het zou zeker wenselijk zijn over deze verborgen fauna meer te weten te komen Voor zuurstofrijke grofzandige grondwaterlichamen kan het voorkomen van grondwaterdieren gebruikt worden als eindpunt voor de ecologische risicobeoordeling van verontreinigd grondwater”.

Het RIVM rapport uit 2007 doet een aanbeveling voor verder onderzoek: “De Dochterrichtlijn Grondwater stelt dat er onderzoek naar de kwetsbaarheid van het grondwaterecosysteem noodzakelijk is. Nader onderzoek naar het voorkomen van grondwaterdieren en hun gevoeligheid voor verontreinigingen lijkt ons dan ook gewenst. In Europees verband wordt al onderzoek naar grondwaterecologie gedaan en het lijkt ons dan ook wenselijk om hierbij aan te sluiten.”

Zeker de wetenschap dat lithotrofe bacteriën een rol spelen bij de afgifte van broeikasgassen uit de bodem moet een stimulans zijn het onderzoek naar het bodemleven op te pakken.


VERDROGING


| 22-04-2022 |

 

Binnen de fractie-groepsapp van Ons Water kwam de verdroging in de Buurtschap Stuivezand (gemeente Zundert) aan de orde. Nu is verdroging van de grond in een geografisch gebied met de naam Stuivezand vermoedelijk niets nieuws. Toch lijkt het thema verdroging in de media en de politiek voor Nederland iets nieuws te zijn en samen te hangen met klimaatverandering. Niets is minder waar. Verdroging is van alle tijden!

De droogtediscussies zijn voor mij vaak fake nieuws. Met als droevig hoogte punt in september 2020 een speciale editie: “Droogtespecial: is droogte fake news?” Van de Unie van Waterschappen. Ja inderdaad: de UVW veroorzaakt soms zelf FAKE NEWS! Ik schreef er eerder het artikel “DROOGTE: DE FEITEN MOETEN WEL KLOPPEN”. De Unie Van Waterschappen. In de Droogtespecial werd, wederom 1976 als recordjaar aangeduid. Net als de laagwaterperiode in 2018.

De lage waterstanden van 2018 leverden forse problemen op voor de scheepvaart. De waterstanden in 1949 en 1921 waren nog veel lager. Maar de droogteperiode in 2018 was vergeleken met 1921 KORT. In 1920/1921 duurde deze ZESTIEN MAANDEN! De record droogteperiode liep van september 1920 tot december 1921, waarin alleen januari 1921 qua neerslag een min of meer normale maand was.

Beleidsmakers en ambtenaren van nu zouden zich eens los moeten rukken van hun computer en de archieven eens in moeten duiken, Mijn leesaanbeveling “De toekomstige drinkwatervoorziening van Nederland”, een publicatie van de Centrale Commissie voor Drinkwatervoorziening uit 1965, en de rapportage uit 1940 van de Commissie Drinkwatervoorziening Westen des Lands daarin werd al gewaarschuwd voor toenemend drogere zomers en de te verwachte schaarste en verzilting van de zoetwatervoorraden. Ook “De waterhuishouding van Nederland”, een nota samengesteld door Rijkswaterstaat uit 1968, maakte al melding van deze (te verwachten) problematiek. Met onder andere het advies: te komen tot sluizen in de Nieuwe Waterweg zodat – in voorkomende gevallen – het zoetwaterverlies van circa 750 kubieke meter per seconde beperkt zou kunnen worden.

“Zoet water voor de delta een groeiend probleem” (1973) van de hand van Ir. P Stoter toen directeur van de N.V. Watermaatschappij Zeeland, is ook het lezen waard. Ook de “Worsteling om Water” (1991) over de openbare watervoorziening in Zuidwest-Nederland is lezen meer dan waard.

In 2000 bracht de Commissie Waterbeheer 21e eeuw haar rapportage uit. Die rapportage “Waterbeheer voor de 21e eeuw (.PDF)” (WB21) gaat niet alleen over een teveel aan water, maar behandelt nadrukkelijk ook de beschikbaarheid van zoet water. In een betoog, dat ik als statenlid in 2003 hield, waar ik graag naar verwijs, ging ik in op de rapportage van de commissie Waterbeheer 21e eeuw. Eerder schreef ik zelf “Droogte en drinkwater” en “De honger naar zoet water”.

Waarom nu al deze oude koeien uit de sloot halen? Er komen weer ‘grote’ discussies op ons af, waarbij het belangrijk is dat politici en ambtenaren die hun informeren de verbanden zien tussen de thema’s. Zeker bij de beschikbaarheid van voldoende zoetwater is het van belang dat er minimaal 100 jaar vooruit wordt gedacht. Want ook werken, zoals de toekomst van de Oosterscheldekering of afsluiting van de Nieuwe Waterweg realiseren, vergen veel tijd. Ook WB21 dacht 100 jaar vooruit.

In de ontwerp Deltawet stuknummer 4167 die in november 1955 naar de Tweede Kamer werd gestuurd en ook de aangenomen Deltawet van 1958 bevatte een aantal wijsheden en kennis die ook nu nog relevant zijn c.q. met de dag relevanter worden. De oorspronkelijke plannen bevatte de totale afsluiting van de zeegaten met uitzondering van de Westerschelde (zie foto). De stormvloedkering in de Oosterschelde (bouwtijd 20 jaar) kwam pas in de jaren zestig als alternatief naar voren. De oorspronkelijke ontwerpen werden gemotiveerd op optimale veiligheid maar ook op de aanpak van de verzilting en de verdroging. Zie de foto’s van kaarten met deze thema’s.

Het waterschap Brabantse Delta zal bij haar afwegingen rekening moeten houden met haar ligging in de delta en de belangen van anderen (Zeeland, Zuid-Holland en het Rivierengebied). De zeespiegelstijging en variabele rivierafvoeren vergen steeds meer aandacht en vooruitdenken. Verzilting zal voor de komende 100 jaar weer op onze agenda komen en blijven. Verdroging van natuur en cultuurgrond zal steeds meer aandacht vergen en ook relatief nieuwe thema’s zoals extreme neerslag vergen de aandacht. Hoe passen de huidige investeringen in bijvoorbeeld veiligheid, verduurzaming en water vasthouden daarin?

 

Louis van der Kallen


ANDERS KIJKEN 12


| 30-10-2021 |

 

 

Groen, Groen , Groen moet het adagium worden. Groen in de openbare ruimte is een belangrijk hulpmiddel bij het aanpakken van hittestress en wateroverlast, en het versterken van de biodiversiteit.

Er komt steeds meer belangstelling voor nuttige en esthetische toepassingen van groen op harde verticale oppervlakken zoals beton. Beton is een hard, steen- of rotsachtig materiaal. Daarom zou je in eerste instantie denken dat het net zo makkelijk begroeid raakt met mossen, korstmossen, algen of schimmels als een stuk rots in de natuur. Toch heeft beton chemische eigenschappen die het juist niet zo geschikt maken voor begroeiing. Beton is door de productiewijze vaak alkalisch (hogere pH-waarde). Een zo hoge pH-waarde is in het algemeen minder geschikt voor begroeiing. Maar door verschillende omstandigheden kan de pH-waarde aan de buitenkant van het beton dalen, waardoor mossen, algen en korstmossen zich toch kunnen vestigen. Onder sommige omstandigheden tast begroeiing van beton het materiaal aan. Waarom en onder welke omstandigheden beton begroeid raakt, is niet altijd duidelijk. Onderzoek is nuttig om te beoordelen in welke mate begroeiing zorgt voor schade, of dat spontane begroeiing het gevolg is van eerdere schade. Begroeiing hoeft niet altijd nadelig te zijn. Er zijn ook veel positieve argumenten te bedenken voor begroeiing op beton. Kleurige korstmossen kunnen een gebouw of constructie verfraaien. Volgens sommige onderzoeken kunnen algen en korstmossen de oppervlaktelaag van beton verdichten en daarmee de levensduur verlengen. Begroeiing kan goed zijn voor het plaatselijke ecosysteem door het vasthouden van regenwater en het afvangen van fijnstof en stikstofoxiden. Voor de vaak afzichtelijke geluidschermen langs onze snelwegen lijkt mij vergroening met begroeiing een ecologische stap in de goede richting. Een voorbeeld van een gebouw waar begroeiing een onderdeel is van het ontwerp, is het gemeentehuis van Reykjavik. Daarnaast zijn onderzoekers van de Polytechnische Universiteit van Catalonië in Barcelona bezig met de ontwikkeling van ‘biologisch beton’ met een speciale buitenlaag die water vasthoudt voor begroeiing, gescheiden door een waterdichte laag van het binnenste constructiebeton.

Begroeiing van harde oppervlakken kan ontsierende graffiti zoals op de brugsteunen in het Anton van Duinkerkenpark voorkomen en een bijdrage leveren aan de verfraaiing van de omgeving en versterking van de biodiversiteit. Anders kijken kan de wereld mooier maken en een bijdrage leveren aan de aanpak van hittestress en de klimaatveranderingen

 

Louis van der Kallen.

 


ANDERS KIJKEN 11


| 27-10-2021 |

 

 

Groen, Groen , Groen moet het adagium worden. Groen in de openbare ruimte is een belangrijk hulpmiddel bij het aanpakken van hittestress en wateroverlast, en het versterken van de biodiversiteit.

Bomen hebben wat hittestress en het stedelijk klimaat betreft een aantal effecten. Ze geven schaduw en door verdamping koelen ze de omgeving; ook vangen ze fijnstof. Bij de keuze van een boomsoort is de groeiplaats van belang. De samenstelling van de bodem en de vochthuishouding bepalen de keuzemogelijkheden. Betrek in de keuze ook de herkomst van een boomsoort. Ga voor inheemse bomen. Die zijn optimaal aangepast aan ons klimaat. Betrek ook het gebruik van de locatie. Geen ‘plak’-bomen waar geparkeerd moet worden. Geen gesloten bladerdak langs of over een druk bereden weg. Want dan blijf de uitstoot van verontreinigingen hangen! Tenzij we echt geloven dat over bijvoorbeeld twintig jaar alle voertuigen elektrisch rijden en de te planten bomen dan pas de fase bereiken van het gesloten bladerdak.

Kijk bij het inrichten en ontwerpen van (parkeer-)pleinen naar de (zoom-)beplanting en de verharding. Zeker op parkeerpleinen met een hoge bezettingsgraad is een waterdoorlatende verharding onder de voertuigen heel goed mogelijk zonder aantasting van de loopkwaliteit (zie foto).

Ook de bodembedekking van speelterreinen kan best bestaan uit zand, gras, houtschors of -snippers. Vooral de rubbertegels nemen heel veel warmte op. Omzoom speelterreinen met bomen en struiken die schaduw geven. Het kan ANDERS en BETER. Het begint met ANDERS KIJKEN!

 

Louis van der Kallen.


ANDERS KIJKEN 2


| 17-08-2021 |

 

Het is een periode met zware buien en als we de geleerden mogen geloven, worden het er de komende tientallen jaren steeds meer. Het wordt tijd dat we anders gaan kijken. Op veel plekken zijn de trottoirs verdwenen of in nieuwbouwwijken zelfs nooit gekomen. Was dat op al die plekken zo verstandig? Een verhoogd trottoir kan bij wateroverlast van een beperkte waterdiepte overlast in de woning voorkomen. Dat geldt ook voor drempels bij het betreden van een woning. Soms is het verstandig om te streven naar een verhoogd vloerpeil. Dat kan best, want voor rolstoeltoegankelijkheid is een klein hellinkje ook mogelijk. Niet alles hoeft gelijkvloers! Het kan ook zijn dat in laaggelegen nieuw te bouwen wijken de huizen verhoogd gebouwd kunnen worden of de grond waar gebouwd gaat worden opgehoogd, en/of de straat en tuinen verlaagd.

Er zijn ook in bijvoorbeeld het Bergen op Zoomse winkelgebied plekken waar winkels – vrijwel zonder drempels – liggen recht tegenover een helling (Zuivelpleintje, Zuivelstraat). Ook als het afstromende water verder kan afstromen maar dan de hoek om moet kan dat tot binnenstromend water leiden bij zware regenval. Dat is ook elders soms het geval. Bij hellingen in bebouwd gebied, zoals een stad moet er anders naar gekeken worden. Hoe geleid je op straatniveau afstromend water zodat de kans op binnenstromend water kleiner wordt?

Ik zie ook op de lagere delen, in een stad met hoogteverschillen, dat er niet altijd rekening mee wordt gehouden dat in die lagere delen wel eens (tijdelijk) water kan blijven staan. Daar moet je dan geen schakelkasten plaatsen. Of deze plaatsen ruim boven het niveau dat bij een zware bui onder water kan komen te staan. Het wordt tijd voor anders kijken en ander beleid.

 

Louis van der Kallen.