IN MEMORIAM PETER FRANKEN

 


| jaar 1 | nr. 002 | 29-08-2018 |

 

[fbvideo link=”https://www.facebook.com/onswater/videos/163393837914959/” width=”640″ height=”480″ onlyvideo=”1″]

(geluid aanzetten in video)

 


 

 

OVER WATER – 155: GELEZEN LOKALE/REGIONALE BOEKEN OVER WATER

 

| 22-09-2018 | 20.30 uur |


 

OVER WATER – 155: GELEZEN LOKALE/REGIONALE BOEKEN OVER WATER

 

Het boekje “Beken in Brabant” uitgegeven in 1976/1977 door de BMF. Het boekje beschrijft 232 beken in Noord-Brabant en wat voor moois aan planten en dieren daar allemaal te vinden was. Het boekje is uitgegeven in een periode dat het ‘normaliseren’ van rivieren en beken nog hoog op de agenda stond van de waterschappen. Zo ook van de Oude Leij bij Goirle. Omdat ik als portefeuillehouder jarenlang betrokken ben geweest om de Oude Leij, stukje bij beetje, weer te laten meanderen en terug te brengen naar zijn oude natuurlijke staat, werd ik getroffen door een protestgedicht in dit boekje van de BMF. Een protest dat zich met veel gevoel voor wat werkelijk belangrijk is voor de natuur en de mens opriep tot verzet tegen de normalisatie van toen. De dichter had gewoon gelijk! Het gedicht, eerder op 28 april 1976 gepubliceerd in Goirles Belang, wil ik de lezer van nu niet onthouden. Het is een galmende echo uit het verleden, die bestuurders van nu aan het denken moeten zetten. Luisteren naar betrokken burgers kan echt iets toevoegen. Als er toen beter geluisterd was naar de dichter van dit gedicht, was er veel geld bespaard en prachtige natuur behouden gebleven.

Protest

Wè moet ik zeggen?
Wè moet ik schrééve?
over onze oude goeie Leij?
hoe of ze duzend jaoren stromde?
hoe ze zich vurmde? frank en vrij?
hoe of ik spulde op de oevers?
hoe of ik vreej daor op de kaant?
hoe of ik zong mee hil m’n harte?
daorover spreken is toch schaand?

Wè moet ik zeggen?
Wè moet ik schrééve?
over onze oude goeie Leij?
hoe of de veugeltjes daor wonde?
hoe of ’t er was, elk jaorgetij?
hoe of ik dokkelde dur kaaw fris waoter?
hoe ik kletsend op diejen spiegel sloeg?
hoe of de wend daor wild kos waaien?
of ’s wenters in de boome kloeg?

Wè moet ik zeggen?
Wè moet ik schrééve?
over onze oude goeie Leij?
Gon ze daor naaw’ne sloot vur graove?
dan irst toch over ’t lijk van mij
moette daor naaw nog vur protesteren?
over dè heel klein bietje landschapsschoon?
gon ze dè naaw ok nog triest vermóóren?
gif moordenéérs ’t verdiende lóón!

Mééne mond wordt gif
als ik zoiets moet heuren.
Over onze oude goeie Leij!
Blèèf mee eow tengels van ons rivierke,
verbraand mar vlug oew schrijfgerei!
Wit wel, we hebben harde koppen!
We vechten gèère als ’t moet!
Ons oude Leij zal blèève strome
en iedere kronkel is ons eige goed!!!

(VABO)

Bij navraag is gebleken dat VABO de in 1996 overleden Wim van Boxtel was. Helaas heeft hij niet mogen mee maken dat de “moordenéérs” van zijn Oude Leij tot inkeer zijn gekomen en het herstel is gestart. Er is nog herstelwerk te doen. Maar als iedereen wil kan, in goede samenwerking tussen de gemeenten Goirle en Tilburg en het waterschap Brabantse Delta, de gehele Oude Leij hersteld worden. VABO zou dan tevreden kunnen zijn.

  • Het boekje “Herdenking Watersnood 1953-2003”, uitgeven door de Stichting Heemkunde Moerdijk. Het boekje bevat veel foto’s en persoonlijke verhalen van de watersnood van Karel van der Burgh, L.J.J. Visseren-Zwaanshoek, Gom van Geel, To van Leest, Koosje Kortsmit, C.M. Kortsmit en Mina Weda. De persoonlijk verhalen geven een bijzondere inkijk wat de watersnoodramp voor betekenis heeft gehad op het leven van gewone mensen.
  • “Tussen Haringvliet en Grevelingen”. Een uitgifte in 2004 van de Vereniging voor Natuur – en Landschapsbescherming Goeree-Overflakkee ter gelegenheid van het 25 jarig jubileum. Het is een echt vogelboek. Andere natuur komt slechts zijdelings aan bod. De inhoud van het hoofdstuk over de Krammerse Slikken zal voor de bezoeker aan het Volkerak heel herkenbaar overkomen. Mijn beleving/waarneming van de slikken aan onze kant van het Volkerak zijn soortgelijk. Voor de vogelliefhebbers een boek om te hebben.
  • “Suiker plakt”. Een uitgifte in 1994 ter gelegenheid van het 75 jarig bestaan van CSM Suiker.
    Ik heb vijf jaar (1965/1970) gewerkt op het proefbedrijf van de zaadkwekerij ‘van der Have’ in de Frederikapolder te Rilland. In het najaar bepaalde ik aan duizenden monsters van bieten, afkomstige van de proefvelden, het gehalte aan suiker, kalium, natrium en stikstof. Ik heb dus wel iets met suiker. Ik moet tot op de dag van vandaag dan ook niets hebben van kunstmatige zoetstoffen. Er gaat niets boven het echte spul: suiker! Het boek is voor mij als Bergenaar en West-Brabander een plezier om te lezen. De Bibliografie begint met “Asselbergs, C.J. e.a., Suikerfabriek-suikerraffinaderij “Wittouck” 1872-1952. Maar ook het besef dat er in 1870 in Nederland 22 suikerfabrieken stonden, waarvan maar liefs 16 in West-Brabant. Het boek laat zien dat West-Brabant het ‘echte’ centrum is van de Nederlandse suikerwereld. Een prachtig boek met veel stoere stemmige bruine foto’s van vooral een mannenwereld.  

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 154: GELEZEN

 

| 15-09-2018 | 10.00 uur |


 

OVER WATER – 154: GELEZEN

 

“Het bedwongen bos” met als subtitel “Nederlanders & hun natuur”, geschreven door Dik van der Meulen, uitgegeven in 2009 door uitgeverij SUN. “Het bedwongen bos” gaat over de opzienbarende veranderingen in het doen en denken van de Nederlanders. Het boek geeft een prachtige inkijk in ons denken en doen over en met de bossen in onze omgeving. Het meest sprak mij hoofdstuk 5 “het polderbos” aan. Niet alleen omdat het Mastbos een paar keer in de tekst voorbij komt, maar ook vanwege een enkel Duits gezegde in het boek, wat alles zegt:

  • Het woud verplegen
    Brengt aan allen zegen

Reeds in 1898 publiceerde A.J. van Schermbeek een boek “Het bosch” waarin hij pleitte voor de aanleg van gemengde bossen, waar de natuur zichzelf regelde. In 1889 begon hij als bosbouwer in de domeinbossen bij Breda en creëerde daar een rendabele houtvesterij door zijn theorie over de ontwikkeling van gezonde gemengde bossen in praktijk te brengen. Helaas pas 120 jaar later komt er provinciaal beleid om middels verloving van de bossen in Noord-Brabant de weerbaarheid van de bossen te verbeteren.

In “Het bedwongen bos” is het volgende citaat uit “Het bosch” opgenomen: “Een ieder die zich met het Nederlandsche bosch bezig houdt moet doordrongen zijn van de noodzakelijkheid in het boschbedrijf zooveel mogelijk de natuurkracht te laten werken, dan alleen zal aan voortduring van het bedrijf te denken zijn; terwijl elke moedwillige verkrachting van de natuur straffend op het bedrijf zelf terugwerkt.”. Immers in een goed verpleegd hakhoutbos is alles in evenwicht, was de boodschap. Ik raad iedereen die iets met het beheer van onze bossen te maken heeft “Het bedwongen bos” te (her)lezen.

Soms kom je geheel onverwachts een waterparel tegen in een stapel oude boeken,  die voor de boekenmarkt van de protestante kerk bestemd was. “Water belang in Ossendrecht”, geschreven door P.J. van den Bussche, tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van heemkundekring “Het Zuiderkwartier“. Het boekwerk behandelt het waterbeheer, (drink)waterwinning en (drink)watervoorziening in de delen van wat nu de gemeente Woensdrecht is. De kaarten, de informatie en foto’s bieden veel waterbeelden over wat we nu duiden als de Brabantse Wal. 

Een ander boek dat ik met veel plezier gelezen heb is “Douane te water”, “de geschiedenis van een vergeten dienst”, samengesteld door Geert Nieman en Anne-Marieke van Schaik, in 2006 uitgegeven door Barjesteh van Waalwijk van Doorn & Co’s.  Het was leuk te lezen dat van 1876 tot 1887 Willemstad in het werkgebied van het waterschap Brabantse Delta de thuishaven was van een zeilvaartuig dat in dienst van de douane de Zuid-Hollandse en Zeeuwse Stromen bevoer ter bestrijding van illegale praktijken en ter vulling van de rijkskassen.  

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 153: “GEEN PANIEK”

 

| 08-09-2018 | 07.30 uur |


 

OVER WATER – 153: “GEEN PANIEK”

 

In de september editie van “Het waterschap”, het officiële orgaan van de Unie van Waterschappen stond dit keer het ‘klimaat’ centraal. De inhoud van het artikel met de kop “Geen paniek” verbaasde mij zeer. Niet dat ik ‘paniek’ over de zeespiegelstijging wil promoten, maar lezing van dat artikel kan bij politici en bestuurders toch het gevoel voor de noodzakelijke urgentie van de aanpak van die zeespiegelstijging en de voorbereiding daarop, door versterking van onze waterkeringen en de strijd tegen verzilting, aantasten.

De accent tekst: “Gevoelsmatig denk ik dat we ook drie meter stijging wel aankunnen in Nederland”, kan een onterecht gevoel geven van ze lossen het tegen die tijd wel op. Ook de onder het kopje “Grootse daden” genoemde zaken, zoals het klimaatakkoord van Parijs en de Nederlandse klimaatwet, wekken de indruk dat we het lek wel boven hebben. Dat is mijn inziens geenszins het geval. Die ‘afspraken’ zijn vooralsnog slechts doekjes voor het bloeden, boterzacht en pakken de problemen niet echt aan. In het meest gunstige geval is er slechts sprake van enige vertraging. Maar de Trumps van deze wereld hebben geen oog voor de noden van toekomstige generaties of voor de toekomst van de laag gelegen gebieden en de bewoners daarvan. Wetenschappelijke dromers die dromen dat ‘de mensheid tot grootse daden in staat is’ en daar hun hoop op vestigen ondermijnen de, mijn inziens, noodzakelijke urgentiegedachte. 

De doelstelling van klimaatmaatregelen moet niet zijn beperking van de stijging van de CO2 concentratie in de atmosfeer, maar terugdringing! Van de inhoud van “Het Waterschap” verwacht ik dat zij een bijdrage levert aan dat bewustzijn. Wat ik ook verwacht van “Het Waterschap” en van de Unie van Waterschappen is een permanente inzet op de voorbereiding op de hogere zeespiegel en de daardoor toenemende verzilting. Voor en in heel Nederland! Die voorbereiding vereist een aanpak nu, gericht op de slechtste scenario’s.  Dus niet praten over “langs de kust een metertje er bovenop”, maar een echte aanpak. In het orgaan van de Unie van Waterschappen verwacht ik ook niet een soort van start van een discussie over lagere beschermingsniveaus. Laat staan een discussie waarin de suggestie zit de Waddeneilanden op te geven omdat “de verhouding tussen de kosten en de beschermende baten hier natuurlijk wel heel anders is dan langs de Hollandse kust.” Dit komt mij voor als elitaire Randstad praat. Nog even en Friesland of Zeeland, waar slechts 300.000 mensen wonen, worden door dit soort schrijvers en wetenschappers opgegeven.

Dit soort artikelen in het orgaan van de Unie van Waterschappen kunnen de indruk wekken dat de Unie de inhoud van dergelijke artikelen onderschrijft. Nu is het al zo dat de Randstad een hoger beschermingsniveau kent dan ‘perifeer’ Nederland. Maar het moet niet gekker worden!  

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 152: DE PRIJS VAN CO2 EN HET PAS PROJECT WESTELIJKE LANGSTRAAT

 

| 01-09-2018 | 10.30 uur |


 

OVER WATER – 152: DE PRIJS VAN CO2 EN HET PAS PROJECT WESTELIJKE LANGSTRAAT

 

De prijs van CO2

De prijs van de CO2 heffing in het ETS-systeem was deze week veel in het nieuws. De afgelopen jaren ging de  discussie over een te lage prijs, die niet effectief genoeg was om CO2 uitstoot te reduceren en daarom in het huidige regeerakkoord verhoogd wordt.

Na een stevige stijging in de afgelopen maand is de vraag wat de effecten van een hoge CO2-prijs zijn? Hierover werd de afgelopen week geschreven in zowel het FD als de NRC. De NRC kop was “uitstoten gaat nu echt geld kosten”. De stijging komt vooral omdat de Europese Commissie het mes gaat zetten in de ‘rechten’ die geveild mogen worden. In het regeerakkoord is een minimumprijs genoemd van € 18 per één ton CO2 uitstoot, het FD noemt een prijs van € 50 “excessief”. In de NRC wordt een noodzakelijke prijs van 40 dollar in 2020 genoemd om in de richting te komen van de 2 graden die afgesproken is in het klimaatakkoord van Parijs en 50 tot 100 dollar in 2050. De kosten van de uitstootrechten worden uiteindelijk doorberekend aan de consument, die hiervan de koopkrachteffecten zal gaan ondervinden. Het gaat iedereen veel geld kosten, tenzij de opbrengsten uit de verkoop van uitstootrechten als dividend uitgekeerd zouden worden aan de burgers of andere belastinginkomsten evenredig zouden dalen. De opbrengsten zouden ook één op één gebruikt kunnen worden om de investeringen aan de eigen woning te doen die noodzakelijk zijn om de uitstoot te beperken.

Er zijn ook andere manieren om het CO2 probleem aan te pakken. Ik schreef daar eerder in Over Water 149 over. Bijvoorbeeld het gebruik van het mineraal olivijn, een magnesium-ijzersilicaat. Olivijn reageert snel met het CO2 in de atmosfeer. De eindproducten van de reactie zijn, afhankelijk van de samenstelling van het olivijn, magnesiumcarbonaat, siliciumoxide (zand) en ijzeroxide. Door op grote schaal olivijn te vermalen en het maalsel uit te strooien, bijvoorbeeld op onze stranden, wordt CO2 uit de lucht gehaald. De opbrengst van de CO2 heffing zou gebruikt kunnen worden om effectief en op grote schaal CO2 uit de lucht te halen door olivijn te vermalen en uit te strooien. We kunnen er onze kustverdediging mee versterken of gronden ophogen en tegelijkertijd de CO2 reductie doelstellingen van Parijs halen. Er is wel een neveneffect. Onze stranden worden dan groen. Dat is even wennen maar we zijn wel toe aan een ‘vergroening’ van onze samenleving. Wilt u als burger al aan de slag met uw eigen CO2 reductie? Olivijn is in Nederland verkrijgbaar bij GreenSand.

Het PAS project Westelijke Langstraat e.o.

Afgelopen week bezocht een informatie bijeenkomst over het Natura 2000 en PAS project Westelijke Langstraat in de Bloemenboerderij “de Langendam” te Waspik.

De natuur in Brabant heeft te lijden onder een teveel aan stikstof. Dit wordt vooral veroorzaakt door de industrie, verkeer en door landbouwactiviteiten. Noord-Brabant wil graag mooie natuur en een sterke, zich zelf ontwikkelende economie. Meer economische ontwikkeling betekent echter ook meer stikstofuitstoot. Dit is niet goed voor de natuur. Natura 2000-gebieden, zoals de Westelijke Langstraat, hebben veel last van teveel stikstof. De provincie Noord-Brabant heeft daarom een PAS project voor Noord-Brabant gestart waar de Westelijke Langstraat een onderdeel van is. 

De Westelijke Langstraat is een bijzonder en waardevol landschap tussen Waalwijk en Waspik met veel natuur en cultuurhistorie. Als gevolg van afgraven van het veen ontstond er een landschap met sloten en bewerkbare grond. Dit is het zogeheten ‘Slagenlandschap’ met lange smalle percelen omringd met elzenhagen. Een gebied waar het fijn wonen en werken is.

Verdroging en vervuiling door stikstof tasten de natuur in de Westelijke Langstraat aan. Daarom heeft de provincie Noord-Brabant het initiatief genomen om samen met Waterschap Brabantse Delta, Staatsbosbeheer en de gemeente Waalwijk de komende jaren nieuwe natuur te ontwikkelen en ervoor te zorgen dat de bestaande natuurwaarden behouden blijven. Hiervoor worden onder andere landbouwpercelen omgevormd naar natuur. Cultuurhistorie, recreatie en landbouw krijgen ook ruime aandacht binnen het project. Accenten in dit project zijn kranswierwateren en blauwgraslanden.

In mijn perioden als DB lid was ik portefeuillehouder voor het project Westelijke Langstraat. Ik was dan ook zeer benieuwd hoe het project, nu het steeds meer in de uitvoeringsfase komt, vorm wordt gegeven. De informatie bijeenkomst gehouden in het gebied en op een inspirerende locatie stelde mij niet teleur. De twee inloopbijeenkomsten werden goed bezocht en alle betrokken organisaties waren goed vertegenwoordigd. Het waterschap combineert het PAS project met het ook toekomstbestendig maken van de waterhuishouding door het aanpassen van de waterhuishouding in het omliggende gebied.

Natuurlijk keek ik vooral naar de vertegenwoordiging van het waterschap goed herkenbaar, inclusief roze stropdas, die correspondeerde met de roze pijlen op de projectkaart. 

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 151: WATERKENNIS KAN OOK VAN OVER DE GRENS KOMEN

 

| 25-08-2018 | 09.30 uur |


 

OVER WATER – 151: WATERKENNIS KAN OOK VAN OVER DE GRENS KOMEN

 

Veel Nederlandse politici en bestuurders denken dat, als het over waterbeheer gaat, wij het goed voor elkaar hebben. Maar is dat ook zo? Of doen we graag aan borstklopperij, terwijl wij nog heel wat op kunnen steken van waterkennis en ontwikkelingen in het buitenland.

Dichtbij voor mij zijn de Zuidelijke Nederlanden, ook wel België genoemd. Handig ook, de taal is daarbij geen handicap. Het gewest Vlaanderen kent een Departement Omgeving met een website die voor een waterschapbestuurder of een gemeentebestuurder zeer leerzame informatie bevat. En voor een Nederlandse provinciale bestuurder of Tweede Kamerlid ook leerzame ideeën voor nieuwe wetgeving. Al is het maar om te beseffen dat we ook van die Zuidelijke Nederlanders misschien iets kunnen leren.

Het lezen zeker waard is een verordening ‘Hemelwater’ een “Gewestelijke stedenbouwkundige verordening voor hemelwaterputten, INFILTRATIE- EN BUFFERVOORZIENINGEN”. Het waarom van deze verordening wordt als volgt omschreven: “Wateroverlast wordt vaak veroorzaakt doordat de riolering de plotse en massale toevloed van regenwater na een felle regenbui niet kan verwerken. Deze stedenbouwkundige verordening legt elke verbouwer een aantal maatregelen op om te voorkomen dat regenwater onmiddellijk afgevoerd wordt. Vanaf 29 september 2016 moet elk op te richten gebouw, constructie of aan te leggen verharding groter van 40 m² aan de normen van de verordening voldoen, ook als deze vrijgesteld is van stedenbouwkundige vergunningsplicht. De plaatsing van een infiltratievoorziening is dan verplicht als het goed (perceel) groter is dan 250 m².
Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat regenwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkte hoeveelheid water met een vertraging wordt afgevoerd. De plaatsing van de overloop van de hemelwaterput en de infiltratievoorziening dient aan dit principe te beantwoorden. Let op: Deze verordening is geldig in het hele Vlaamse gewest. Provincies en gemeenten kunnen strengere regels afvaardigen voor hun grondgebied. Contacteer dus uw gemeente en provincie”.

De verordening ‘Hemelwater’ bevat een aantal artikelen die ook in de Nederlandse situatie heel behulpzaam kunnen zijn in de vormgeving van het waterbeheer en de aanpak van wateroverlast, droogte en hittestress.

Als voorbeeld artikel 9:

  • 1. Bij nieuwbouw of herbouw van eengezinswoningen is de plaatsing van een of meer hemelwaterputten met een totale minimale inhoud van 5 000 liter verplicht. Bij nieuwbouw of herbouw van gebouwen groter dan 100 vierkante meter, andere dan eengezinswoningen, is de plaatsing van een of meer hemelwaterputten verplicht. Het volume van de hemelwaterput bedraagt minimaal 50 liter per vierkante meter horizontale dakoppervlakte, afgerond naar het hogere duizendtal, met een maximale inhoud van 10 000 liter, tenzij gemotiveerd aangetoond kan worden dat een groter nuttig hergebruik mogelijk is of zal zijn.
  • 2. De hemelwaterputten worden uitgerust met een operationele pompinstallatie en een of meerdere aftappunten die het gebruik van het opgevangen hemelwater mogelijk maken, tenzij de aftappunten gravitair gevoed kunnen worden.

De noodoverloop van de hemelwaterput wordt aangesloten op een infiltratievoorziening of een buffervoorziening als die aanwezig of verplicht is overeenkomstig dit besluit.

Gebouwen die volledig voorzien zijn van een groendak hoeven geen hemelwaterput te plaatsen. Delen van gebouwen die voorzien zijn van een groendak, hoeven niet aangesloten te worden op de hemelwaterput en hoeven niet in rekening gebracht te worden bij de berekening van de minimale inhoud van de regenwaterput.

Een dergelijk artikel kan ook in de Nederlandse situatie een hoop waterbeheersingsproblemen voorkomen en zelfs oplossen. Met deze verordening en vooral met dit artikel geven onze zuiderburen een richting aan, die ook in Nederland in de regelgeving gevolgd zou dienen te worden!

Maar de website van het departement omgeving geeft ook simpele handvatten over wanneer de verordening van toepassing is.

Bijvoorbeeld bij stedenbouwkundige handelingen:
Op basis van deze vraag wordt bepaald of de hemelwaterverordening van toepassing is. U kunt een of meer hokjes aankruisen.
O  – de bouw, herbouw of uitbreiding van overdekte constructies waarbij de nieuwe oppervlakte groter is dan 40 m². Vul addendum B25 in en voeg het als bijlage B25 bij dit formulier.
O  – de aanleg, heraanleg of uitbreiding van verhardingen waarbij de nieuwe oppervlakte groter is dan 40 m². Vul addendum B25 in en voeg het als bijlage B25 bij dit formulier.
O  – de aanleg van een afwatering voor de constructies of de verhardingen, vermeld bij de twee bovenstaande aankruishokjes, waarvan het hemelwater voorheen op natuurlijke wijze in de bodem infiltreerde. Vul addendum B25 in en voeg het als bijlage B25 bij dit formulier.
O  – geen van de bovenstaande mogelijkheden

Of bij het verkavelen van gronden:
Op basis van deze vraag wordt bepaald of de hemelwaterverordening van toepassing is. U kunt een of meer hokjes aankruisen.
O  – de aanleg, heraanleg of uitbreiding van verhardingen waarbij de nieuwe oppervlakte groter is dan 40 m². Vul addendum B25 in en voeg het als bijlage B25 bij dit formulier.
O  – de aanleg van een afwatering voor de verhardingen, vermeld in het bovenstaande hokje, waarvan het hemelwater voorheen op natuurlijke wijze in de bodem infiltreerde. Vul addendum B25 in en voeg het als bijlage B25 bij dit formulier.
O  – geen van de bovenstaande mogelijkheden

Voor mij is de verordening ‘Hemelwater’ van het Gewest Vlaanderen een in Nederland na te volgen stukje wetgeving. Dit soort wetgeving kan een bijdrage leveren aan de steeds noodzakelijker wordende toekomstige vormgeving van het waterbeheer en de aanpak van wateroverlast, droogte en hittestress.

Nodig is een overheid die bereid is wetgeving te ontwikkelen en te implementeren en bereid is de bevolking uit te leggen dat oplossingen van hedendaagse en toekomstige problemen inspanningen en geld kosten. Kortom: ophouden met oplossingen voor ons uitschuiven en verantwoordelijkheid nu nemen. Ook als dit geld kost en het opleggen van verplichtingen noodzakelijk is. 

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 150: DE ONTWIKKELINGEN VAN HET WEER IN DE 20E EEUW EN EEN GELEZEN BOEK

 

| 18-08-2018 | 15.00 uur |


 

OVER WATER – 150: DE ONTWIKKELINGEN VAN HET WEER IN DE 20E EEUW EN EEN GELEZEN BOEK

 

2018. Het lijkt een uitzonderlijk weerjaar te worden. Maar is dat ook echt zo? In mijn herinnering wel, maar ik ben pas 70 jaar oud en wat is mijn herinnering waard?

Ter ordening van mijn gedachten hier omtrent heb ik het boek gelezen: “Weer een eeuw”, geschreven/samengesteld door Harry Otten, Jacob Kuiper en Tom van der Speken en uitgegeven door Tirion. Het boek is een rijke bron van informatie over het weer in Nederland van 1900 tot 2000. Als je nu naar het nieuws over de ‘uitzonderlijk’ droge periode van 2018 kijkt, waarbij veel vergeleken wordt met 1976, denk je dat 1976 de maat der dingen is. Qua neerslag 536.3 mm was 1976 het op twee na droogste jaar van de eeuw. 1933 was nummer twee met 510,9 mm. Maar 1921 was pas echt droog met gemiddeld slechts 387.3 mm neerslag. 1976 was met 10,0 graden best een warm jaar, maar niet uitzonderlijk. Warmer waren 1934, 1949, 1959 (het zonnigste jaar: 1986,9 zonuren), 1982, 1983, 1988, 1989, 1990, 1992, 1994, 1995, 1997, 1998, 1999 (samen met 1990 was 1999 met gemiddeld 10,9 graden het warmste jaar van de 20e eeuw). Met 1814,4 zon uren was 1976 best zonnig maar niet de echte topper. Geen van de droge maanden in 1976 haalde de top tien droogste maanden van de 20e eeuw, noch de top tien zonnigste maanden van de 20e eeuw. 1976 was de op één na (1947) zonnigste zomer. Wat in het boek wel op valt is de regelmatige stijging van de temperatuur, gemeten in 30 jarige gemiddelden, in de 20e eeuw. Van 9,1 graden in de periode 1901-1930 tot 9,7 graden in de periode 1970-1999. Uit de cijfers blijkt veel onregelmatigheid, maar ook dat de temperatuur in Nederland al meer dan een eeuw onmiskenbaar stijgt.

2018 is een uitzonderlijk jaar, maar past qua temperatuur in een trend, hoe uitzonderlijk is te bezien. We kunnen er wel van leren en moeten ons gaan voorbereiden op hogere temperaturen en meer droogte periodes. Dat zal betekenen meer doen aan hittestress en de verzilting van gronden en wateren bestrijden/voorkomen.    

Wij Nederlanders zijn van oorsprong moerasland bewoners. Net als de Dinka in Zuid-Soedan. Ondanks de nattigheid van hun omgeving de moeraslanden langs de Bahr-al-Ghazal hebben de christelijke Dinka  een regengebed omdat ze weten dat de goddelijke voorzienigheid ook droge perioden over de mensheid uitstrooit. Misschien, je weet het nooit, kan dit gebed ons ook helpen. Het leert ons in ieder geval wel dat we de regen ook mogen waarderen om de rijkdom die het hemelwater ons schenkt. 

Gebed om regen

Geef leven aan het gras,
door ons regen te zenden.
Geef leven aan de aarde,
door regen te zenden.
Geef leven aan de oogst,
door regen te zenden.
Geef leven aan onze kinderen,
door regen te zenden.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 149: GEZIEN EN GELEZEN

 

| 11-08-2018 | 10.00 uur |


 

OVER WATER – 149: GEZIEN EN GELEZEN

 

Een zomer als die van 2018 laat zich, zonder het begrip klimaatverandering, moeilijk verklaren. Niet alleen in Nederland en Europa is de zomer uitzonderlijk, maar ook elders in de wereld worden hitte- en droogterecords gebroken.

Voor steeds meer gebieden komt de vraag op: zijn deze nu en op termijn nog bewoonbaar of geschikt voor landbouw.  Zelf volg ik al jaren de websites die ik informatief vind inzake het onderwerp klimaatverandering zoals:  https://www.nature.com/nclimate/ deze website geeft een ruim aanbod van artikelen/boeken over dit onderwerp.

In Over Water 145 schreef ik o.a. over het boek “drawdown” dat tal van oplossingsrichtingen geeft om het CO2 probleem aan te pakken. Een CO2 ‘oplossing’ waarover steeds vaker wordt geschreven is het mineraal olivijn, een magnesium-ijzersilicaat. Olivijn reageert snel met het CO2 in de atmosfeer. De eindproducten van de reactie zijn, afhankelijk van de samenstelling van het olivijn, magnesiumcarbonaat, siliciumoxide (zand) en ijzeroxide. Door olivijn te vermalen en dan eenvoudig uit te strooien, bijvoorbeeld over ons zandpad in de tuin, kunnen wij zelf in de CO2 reductie een bijdrage leveren. Olivijn is in Nederland verkrijgbaar bij GreenSand.

GELEZEN

“Nederland, een natte geschiedenis”, uitgegeven in 2006, geschreven door Art de Vos. Van de eerste watermanagers tot het ‘van land weer water maken’ in het Ruimte voor de rivier programma. Ik heb het boekwerk met veel plezier en herkenning gelezen. Een prachtig stuk waterschapgeschiedenis van Nederland. Het lezen waard.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 148: ZE WISTEN HET EN DEDEN NIETS

 

| 04-08-2018 | 10.00 uur |


 

OVER WATER – 148: ZE WISTEN HET EN DEDEN NIETS

 

Afgelopen donderdag was een groot deel van het NOS journaal van 13.00 uur gewijd aan een persconferentie van onder andere Rijkswaterstaat en de Unie van waterschappen over de droogte en de verzilting.  Ik erger mij er dan aan dat de korte termijnproblemen niet worden vertaald naar lange termijn oorzaken en oplossingen.

Nu worden we geconfronteerd met een droogte die zijn weerga in de recente geschiedenis niet kent. 1976 werd steeds beschouwd als een incident. De deskundigen voorspellen nu een meer dan hete toekomst. De zomer van 2018 kan wel eens de standaard worden. Was dit te voorzien? JA!!!!

In 1965 “De toekomstige drinkwater voorziening van Nederland van de centrale commissie voor drinkwatervoorziening 1965” en “De waterhuishouding van Nederland”, samengesteld door Rijkswaterstaat 1968, werden met een vooruit ziende blik een aantal (toen toekomstige) problemen  in beeld gebracht. Verzilting stond toen al hoog op de agenda van Rijkswaterstaat. Niet vanwege de klimaatverandering en de zeespiegelstijging, want die waren toen politiek nog niet aan de orde. Natuurlijk spelen de klimaatverandering en de zeespiegelstijging een rol bij de droogte en de verzilting. Maar als de grootste oorzaak toen werd een andere schuldige aangewezen: de veranderingen rond de Nieuwe Waterweg! 

Vanaf eind vijftiger jaren van de vorige eeuw tot 1968 zijn er belangrijke ontwikkelingen geweest die de zoetwatervraag, om de verzilting via de Nieuwe Waterweg tegen te gaan, hebben doen toenemen van circa 300 m3/s naar circa 700/800 m3/s. De uitbreiding van het havenareaal (Europoort, Botlekhavens, Eemhaven) en de verdieping van de vaarweg naar deze havens, alsmede de verdieping van de oliegeul vanuit zee naar de monding van de Nieuwe Waterweg hebben het vloedvolume toen enorm doen toenemen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de rivier zich aangepast heeft aan het toegenomen getijvolume op het traject van de rivier tussen de mond en de betreffende havens. Hierdoor ontstond een verdieping van de rivier in de periode 1958/1964 van circa 2 meter door een proces van terugschrijdende erosie op het traject Hoek van Holland – Maassluis. De verwachting in 1968 was dat dit proces voort zou gaan. Als aanpassing op dit proces werd de norm van het chloridegehalte ter hoogte van de Parkhaven (300mg/l) losgelaten en de toetsplek werd verlegd naar de mond van de Hollandsche IJssel en werd het advies gegeven: “de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg te verhogen en vast te leggen.” (Bron: “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968). 

Gebeurde dit? Nee, het was volgens de politiek immers niet nodig en volgens Rotterdam en de havenbaronnen ongewenst. De Deltawerken kwamen er aan en het zoete water kon door de dammen gestopt worden en doorgeleid worden naar zee via de Nieuwe Waterweg. Maar de Rotterdamse groot muil werd nog groter. Sinds 1968 bleven er gewoon havens bij komen. Dit leidde er toe dat van oude afspraken steeds minder terecht kwam. Als voorbeeld de geschiedenis van de afspraken rond het Volkerak-Zoommeer: “Direct na de afsluiting in 1987 werd het Volkerak-Zoommeer doorgespoeld met water uit het Hollandsch Diep (zoet), teneinde op korte termijn te kunnen beschikken over zoet water voor de regionale watervoorziening in de omliggende gebieden. Hierdoor daalde het gemiddelde chloridegehalte van het Volkerak-Zoommeer binnen één jaar tot de gestelde norm van 0,4 g Cl/l. Het handhaven van deze chloridenorm wordt geregeld door middel van een doorspoelbeheer vanuit het Hollandsch Diep. Zoutaanvoer vindt nog plaats als gevolg van schutverliezen, zoute kwel en uitspoeling uit buitendijkse gronden. In 1993 werd de chloride norm bijgesteld tot 0,45 g/l. Door deze verhoging kon de inlaat vanuit het Hollandsch Diep via de Volkeraksluizen worden beperkt”

“In het waterakkoord is in 2001 vastgelegd gedurende het groeiseizoen te sturen op 450 mg cl/l bij de meetlocatie Bathse Brug, met uitzondering van perioden van droogte..”

“In het ‘droge’ jaar 2003 werd door het stopzetten van de inlaat voor doorspoeling de norm voor het chloridegehalte bij de meetpunten Bathse Brug en mond van het spuikanaal herhaaldelijk overschreden.” (Bron:  pagina’s 87/88 van de Milieueffectrapport bij de Rijksstructuurvisie, oktober 2014). 

Foto: Bron Wikipedia/Michiel1972

In november 2014 schreef ik “Wie zijn de slachtoffers van deze zoet water honger van de Nieuwe Waterweg? De boeren en tuinders van Zuid-Holland, Zeeland en West-Brabant en de drinkwaterleidingbedrijven in laag Nederland en daarmee alle consumenten van dat drinkwater. Zij lijden de schades veroorzaakt door de verzilting in de vorm van mindere opbrengsten en hogere kosten. Natuurlijk erken ik dat Rotterdam en zijn havens voor de BV Nederland van onschatbare waarde zijn. Maar het jaar na jaar afwentelen van de verziltingproblemen op boeren, tuinders en drinkwaterbedrijven en het laten verzilten van zoete natuurgebieden zoals laagveen moerassen kan niet blijven voortduren. Het gat dat de Nieuw Waterweg heet moet vergaand gedicht worden. Door sluizen die, als er gebrek is aan zoet water, geschut kunnen worden en door maatregelen die al in 1965 en 1968 werden genoemd als alternatieven, zoals het verhogen/vastleggen van de bodem van de Nieuwe Waterweg eventueel met een drempel en luchtbellenschermen, die nu nog steeds als innovatief door Rijkswaterstaat worden betiteld maar in 1968 al in de grote schutsluizen te IJmuiden werden gebruikt (bron: pagina 33 “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968).” 

Het wordt tijd dat de landelijke politiek nu echt zijn werk gaat doen en doorkrijgt dat vanaf eind jaren vijftig van de vorige eeuw de rest van Nederland gebruikt wordt als zoetwaterleverancier voor de eeuwig hongerige Nieuwe Waterweg. Rotterdam moet ophouden de problemen die haar havenactiviteiten veroorzaken af te wentelen op de rest van Nederland. De laksheid om de wijze raad uit de jaren zestig niet te vertalen in sluizen in de Nieuwe Waterweg kost onze economie nu miljarden euro’s en kan boeren aan de bedelstaf brengen. Ga nu aan de slag dan kunnen we mogelijk over 15 tot 20 jaar de stop op het gat van de Nieuwe Waterweg drukken en daarmee dit zoetwaterlek feitelijk dichten. Nu stroomt er per seconde circa 800 kubieke meter kostbaar zoet water weg. De voorraad in het IJsselmeer is immers niet oneindig. Als we dan toch over de toekomst en zoet water gaan nadenken stoft dan ook het “Waterbeleid voor de 21e eeuw”, het advies van de Commissie waterbeheer 21e eeuw onder voorzitterschap van oud-gedeputeerde Tielrooij eens af en herlees eens pagina 74 onder het kopje verzilting: “Door toenemende verzilting en drogere zomers zal de vraag naar zoet water voor doorspoeling en beregening in West-Nederland toenemen. De aanvoer van zoet water in de zomer zal echter juist afnemen in Zuidwest-Nederland, de Wieringermeer en in de droogmakerijen zal de beschikbaarheid van zoet water in toenemende mate een knelpunt worden voor de daar aanwezige glastuinbouw, vollegrondstuinbouw, bollenteelt en ook de akkerbouw. De Commissie wil daarom aandringen op het aanleggen van zoetwatervoorraden binnen de regio’s.”  Geschreven in het jaar 2000.

Tenslotte hoop ik dat men in Den Haag nu eindelijk besluit de verzilting van het Volkerak-Zoommeer definitief af te blazen en nu eindelijk bereid is de adviezen uit het verleden van wijze mensen op waarde te schatten. Na de adviezen van Rijkswaterstaat uit 1968, vijftig jaar geleden, en van de commissie Tielrooij (2000) is er kostbare tijd verspild. Daar betalen de boeren, transporteurs over water en industrieën nu een grote prijs voor. Ga denken en handelen, zodat het waterbeheer in Nederland echt toekomstbestendig wordt.   

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 147: BOSBOUW EN BEGRAZING GAAN HEEL GOED SAMEN

 

| 28-07-2018 | 13.30 uur |


 

OVER WATER – 147: BOSBOUW EN BEGRAZING GAAN HEEL GOED SAMEN

 

Foto: boerderij De Regte Heijden

In Over Water 145 schreef ik o.a. over hoe de ideeën van Ernst Gotsch inzake de combinatie van landbouw en bosbouw vorm gegeven kunnen worden en hoe door de vermenging van bomen en gewassen het koolstofgehalte van de bodem en de productiviteit van het land verbeterd kunnen worden en hoe bosbouw en begrazing (silvopasture) gecombineerd kunnen worden met een bijzondere kwaliteit vlees als gevolg.

Tot mijn blijdschap kwam ik op zaterdag 21 juli in de wetenschapsbijlage van de NRC een artikel tegen over dezelfde onderwerpen met de titel: “Bomen moeten terug op het land” en als subtitel: “het combineren van land- en bosbouw biedt perspectief op verduurzaming. Plant en dier profiteren van elkaar.”  Het mooie van het artikel vond ik de voorbeelden van boeren in Nederland die de vermenging van landbouw en bosbouw al in praktijk proberen te brengen, zoals Wim van Roessel uit Riel die in zijn bedrijfsvoering op zijn boerderij De Regte Heijden in 2014 een bosweide (1ha) heeft aangelegd. Dit is een combinatie van bomen en heesters met vee en veevoerproductie. De bomen, vee en weiland worden beheerd als één systeem. De bomen (appels en peren) geven schaduw, hetgeen goed is voor de gezondheid van het vee. In de bosweide staat ook een bijenkast. Ik vind dit een prachtig voorbeeld van hoe het moet. Het geeft mij ook een goed gevoel dat dit voorbeeld zich bevindt in het werkgebied van het waterschap de Brabantse Delta, waar ik zelf als bestuurder mag functioneren.

In het NRC artikel wordt ook verwezen naar studies zoals van Paul Burgess van de Cranfield University die aantonen hoe profijtelijk het combineren van landbouw met bosbouw kan zijn en hoe ecologische doelen samen kunnen gaan met goed, profijtelijk  en maatschappelijk verantwoord boeren

Louis van der Kallen