OVER WATER – 142: DE NIEUWE BELASTINGVOORSTELLEN

 

| 23-06-2018 | 13.15 uur |


 

OVER WATER – 142: DE NIEUWE BELASTINGVOORSTELLEN

 

In het uit 2014 stammende OESO-rapport “Water Governance in the Netherlands: Fit for the Future?” werd geconcludeerd dat de organisatie van het Nederlandse waterbeheer goed is geregeld, maar dat het schort aan waterbewustzijn bij de bevolking. De OESO deed de suggestie om economische prikkels in te voeren door vervuilers/gebruikers meer te laten betalen.

Ik stelde over dat rapport in 2014 uitgebreid vragen aan het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta.

Recent is verschenen een advies van de Commissie Aanpassing Belastingstelsel (CAB) met veel voorstellen tot aanpassingen van de waterheffingen. Vervuilers zullen in de toekomst meer verontreinigingsheffing moeten gaan betalen. Ook groepen die direct profijt trekken van het werk van een waterschap kunnen een hogere rekening verwachten. De CAB voorstellen zijn forse veranderingen. Eén van de veranderingen is de introductie van het gebiedsmodel als basis voor kostentoedeling. Besturen krijgen meer mogelijkheden te bepalen wie hoeveel procent van de heffingen betaald. Dat zal in de besturen stevige discussies opleveren en de besluitvorming politieker maken. Want dat gaat echt over wie betaalt wat. Hierbij gaat inkomenspolitiek steeds meer een rol spelen. Iets wat waterschappen, buiten de kwijtscheldingsregelingen, grotendeels buiten de deur hebben weten te houden.

Een andere opvallende consequentie is dat eigenaren van wegen (gemeenten, provincies, rijk en waterschappen) minder watersysteemheffing zullen gaan betalen en eigenaren van natuurterreinen juist meer. De zuiveringsheffing wordt fors veranderend. De hoeveelheid vuil en het aantal kubieke meters aangeleverd water  wordt daarin meer bepalend. Bij gezinnen zal het tarief meer naar het aantal leden van het huishouden worden gedifferentieerd. Voor tweepersoonshuishoudens betekent dat een forse daling van de heffing, voor huishoudens met vier en meer dan vier personen gaat dat een forse stijging van de zuiveringsheffing betekenen. In het huidige voorstel worden diffuse verontreinigingsbronnen, zoals die vanuit het verkeer of de landbouw, niet belast met een heffing.

Volgens de Unie van Waterschappen zal de totale lastendruk/belastingopbrengst in het toekomstige stelsel niet veranderen, wel zullen er verschuivingen van lasten optreden tussen de verschillende betalende groepen. Als de huidige voorstellen ongewijzigd worden ingevoerd, kan ieder waterschap zelf bepalen hoe hoog de uiteindelijke heffingen gaan worden. Daarbij kunnen waterschappen maximaal 15% afwijken van de richtlijnen van de Unie van Waterschappen. Het nieuwe stelsel kan naar verwachting op 1 januari 2022 in werking treden.

Ik vind de voorgestelde veranderingen van de heffingen fors. Een tweepersoonshuishouding gaat bijvoorbeeld in mijn eigen waterschap Brabantse Delta 26 % minder zuiveringsheffing betalen. Een vierpersoonshuishouding 46 % meer. Wat er voor natuurgronden meer betaald gaat worden is in de voorstellen niet per waterschap uitgewerkt, maar kan oplopen tot 1500 % meer. Dat is wel heel fors. De vraag is kunnen natuurbeheerders dit soort stijgingen wel aan. Ook voor mijn eigen gemeente Bergen op Zoom, met heel veel bossen in bezit, kan het een dure aangelegenheid worden.

Enige tijd geleden schreef ik over de waterschapslasten voor grondbezitters in het jaar 1844. Toen was de kwaliteit van de grond en daarmee het opbrengend vermogen maatgevend. Mijn eindconclusie toen was: “170 jaar geleden was de heffingsverhouding tussen landbouwgronden en natuurgronden bijna dezelfde als nu. Kijkend naar de CAB voorstellen nu, stel ik mij de vraag: hebben we het al die tijd fout gedaan of is het aanhangen van het kostenveroorzakingsprincipe een rimpeling in de tijd, een modeverschijnsel? Ik voel meer voor het profijtbeginsel in combinatie met het draagkrachtbeginsel. Ik wens de wetgever veel wijsheid toe bij de te maken afwegingen. Zelf leer ik graag van de geschiedenis, omdat ik heb geleerd dat daar veel wijsheid in te vinden is.”        

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 141

 

| 16-06-2018 | 11.15 uur |


 

OVER WATER – 141

 

11 juni Bestuurdersdag UvW 2018

De bestuurdersdag van de Unie van Waterschappen is altijd een mooie gelegenheid om collega’s te ontmoeten en iets te leren van wat er elders op het gebied van water speelt. Dit keer was de gastheer  het Wetterskip Fryslân en werden we ontvangen in de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden. Deze kerk bevat de grafkelder van de Friesche Nassau’s, de in Leeuwarden en Groningen residerende Stadhouders van Friesland en Groningen. De kerk is, net als Leeuwarden, een bezoek waard. Het ochtendprogramma startte met het Friese volkslied. Mocht de bestuurdersdag van de Unie ooit nog door Brabantse Delta georganiseerd worden dan wil ik graag dat de ontvangst in Bergen op Zoom is, zodat ik de geachte collega’s kennis kan laten maken met het “Merck toch hoe sterck”.

Er waren lezingen van onder andere Hans Achterhuis, milieufilosoof en van de bioloog Theunis Piersma. Het verhaal van Piersma ging over het verloren gaan van het geluid, de geuren en de kleuren in en van het landschap door de teruggang van insecten en vogels, die dat landschap kleuren. Wat mij ook trof waren de effecten van de huidige techniek van het injecteren van mest (insnijden van de grond) op de bodemkwaliteit en het bodemleven. Ook de effecten van de diepe ontwatering op de Friese laagveengronden maakte op mij indruk. Boer Brunia vertelde over hoe het anders kan met buitenpotstal en beweidingstechniek.  Het verhaal van Peter de Ruyter over het Friese Laagveen was indrukwekkend, waarbij de “Places of Hope” projecten lieten zien dat er mogelijkheden zijn om het tij te keren. Iris Kroes sloot het ochtendprogramma af met een (water)lied waarbij ze het gezelschap zich wederom tot koor liet omvormen.

Het middagprogramma bestond voor mij uit een bezoek aan het Natuurmuseum Fryslân, waarbij de nog in aanbouw zijnde onderwaterbeleving werd bezocht. Hierin worden bezoekers straks rondgereden in een Friese onderwaterwereld. De bezoeker wordt daarbij een beleving geboden als ware hij of zij een vis. Ik kom zeker een keer terug als dit geopend is. Het Wetterskip is nauw betrokken bij dit project. Daarna volgde een boottocht door de grachten van Leeuwarden die eindigde in de voormalige gevangenis van Leeuwarden.   

Het eerste deel van de rit naar huis was een beetje een pelgrimstocht. Een rit over de Afsluitdijk is voor mij iets bijzonders. De Afsluitdijk vind ik een uiting van Hollands glorie en voor mij een zichtbaar en bijna levend eerbetoon aan wat waterbeheer en dijkenbouw aan Nederland heeft toegevoegd. Staand voor het standbeeld van Cornelis Lely ben ook ik een beetje trots op wat wij ‘waterschappers’ toevoegen aan Neerlands trots.

12 juni praktijkseminar

Op 12 juni ben ik naar het praktijkseminar “de implementatie van klimaatadaptatie in steden en regio’s” op de WUR campus te Wageningen geweest, georganiseerd door het PPS netwerk. Vaak ben ik op dit soort seminars de enige waterschapbestuurder. Dit keer telde ik er vijf, waarvan drie uit Noord-Brabant. Alle drie de Brabantse waterschappen waren vertegenwoordigd. Dit laat zien dat klimaatadaptatie nu echt ook bij bestuurders tussen de oren begint te komen en men er tijd voor begint vrij te maken. Ook waren er een aantal ambtenaren van waterschappen en gemeenten aanwezig.

Het viel op dat nu ook ‘sterfte’ als één van de gevolgen van bijvoorbeeld hittestress genoemd werd. Ik ben duidelijk niet meer een roepende in de woestijn. In het verhaal van Gilbert Maas van de WUR werden, buiten de standaard gevolgen van de klimaatverandering (overstromingen, wateroverlast, hittestress en droogte), ook natuurbranden en bodemerosie genoemd als gevolgen.  Door twee medewerkers van de gemeente Ede (Koen Classen en Anoek Ruijters) werd de aanpak van de gemeente Ede gepresenteerd, die mede gebaseerd is op de klimaateffectatlas data en op de klimaateffectatlas Vallei en Veluwe. Deze klimaateffectatlas is ontwikkeld in opdracht van gemeenten, provincies, en waterschap in Gelderse Vallei, Veluwe, Eemland en IJsselvallei.

Deze aanpak is wat mij betreft een voorbeeld voor andere gemeenten en waterschappen.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 140: WIE ZAL DAT BETALEN EN WINDMOLENS OP PRIMAIRE KERINGEN

 

| 09-06-2018 | 09.30 uur |


 

OVER WATER – 140: WIE ZAL DAT BETALEN EN WINDMOLENS OP PRIMAIRE KERINGEN

 

Wie zal dat betalen

Onder de kop: “geld in plaats van woorden tegen hoosbuien” was in Binnenlands Bestuur te lezen dat gemeenten, provincies en waterschappen op korte termijn geld willen zien van het kabinet om beter te kunnen optreden tegen hoosbuien. “Anders dreigen de gevolgen van de klimaatverandering vooral terecht te komen bij burgers en bedrijven.” Volgens deze lagere overheden zijn de hevige buien van de afgelopen week een ernstige voorbode van wat ons te wachten staat. Snelle maatregelen om schade door wateroverlast en langdurige droogte te voorkomen vinden zij nodig. Analyses laten zien dat als er niets wordt gedaan, we tot 2050 ruim 71 miljard euro schade tegemoet kunnen zien.

Ik ben het met de koepels van de gemeenten (VNG), de provincies (IPO en de waterschappen (UVW) eens dat haast en aanpakken nu nodig is. Maar wat let hun? De kosten komen altijd bij de burger uit. Of dat nu via de gemeentelijke belasting is of via de waterschapslasten. Betaald zal er moeten worden. Eerst naar een ander kijken, is een typisch Nederlandse manier om de verantwoordelijkheid van niets of te weinig doen op het bordje van een ander te schuiven.

Het orkest zonder naam verwoordde het al in de jaren vijftig (de herbouw jaren):

Wie zal dat betalen
Wie heeft dat besteld
Wie heeft zoveel ping ping-ping
Wie heeft zoveel geld

Er lijkt niets veranderd!

Het gaat om aanpassingen in de openbare ruimte, waardoor het water meer ruimte krijgt. Het gaat om meer groen en tijdelijke wateropslag. Bij nieuwe bouwplannen en herinrichtingen rekening gaan houden met de klimaatverandering enz. Kortom, taken waar gemeenten en waterschappen voor dienen te staan. Er is een groot maatschappelijk vraagstuk dat nu om een oplossing en aanpak vraagt. Welke overheid het werk doet en welke overheid het betaald is uiteindelijk voor de burger niet relevant. Het is altijd de burger en het bedrijfsleven die de kosten, die de overheid maakt, betaald. Waterveiligheid is bij uitstek een maatschappelijk goed en daarmee in ons land een overheidstaak. Niet lullen maar poetsen zou ik zeggen. De voorzitter van de Unie van Waterschappen vindt dat de “schop nu de grond in gaat”. Dat vind ik ook. In het besef dat uiteindelijk het de burgerij is die voor de kosten opdraait, zou ik zeggen ga aan de slag. De burger beseft heel goed dat het niet uitmaakt of hij door de hond of de kat gebeten wordt, betalen moet hij toch. Dan heeft hij er baat bij dat hij zo snel mogelijk geboden krijgt waar hij behoefte aan heeft: waterveiligheid en bescherming van zijn have en goed.

Dus ophouden met het schijngevecht over ‘wie zal dat betalen’ en aan de slag, want het werk is groot en zal vele jaren in beslag nemen. Ga aan het werk! Geen woorden maar daden! Wachten kan niet meer!

Windmolens op primaire keringen

Op donderdag 7 juni bezocht ik, op uitnodiging van Joost Pellens van Innogy, een symposium met als titel: “Samen vorm geven aan de regionale energietransitie: duurzaam, innovatief en betaalbaar.”, met een onderdeel “windturbines op primaire keringen”. In een zaal vol windmolen-enthousiasten zag ik een bijzonder sheet voorbij komen met de titel “Wat is een faalmechanisme” met zeven faalmechanismen van dijken. Er werd uitleg gegeven over de combinatie van de dijkverbetering van de Oostpolderdijk en de plaatsing van drie windmolens daarop. Als de dijkverbetering is voltooid en de molens geplaatst zijn, kan het een goede zaak zijn ter plaatse eens een werkbezoek af te leggen en alle ins en outs nader te bekijken en hoe daarmee als dijkbeheerder om te gaan.

Een aantal onderdelen van de presentatie vond ik verwarrend omdat door elkaar termen worden gebruikt als ‘op’ en ‘in’ de dijk. Ik ken locaties waar bomen op een dijk staan en toch niet in een dijk. Dat kan omdat de dijk een formeel profiel heeft en de bomen staan in een laag grond die daarop is aangebracht. Wat onderbelicht bleef zijn de beschermingszones van een dijk (voor en achter de dijk) en wat die voor kansen zouden kunnen bieden. Voor waterschappers is een windmolen op/in een dijk iets beangstigend. Geen gedonder of risico’s nemen met een dijk is het uitgangspunt voor velen. Ook voor mij. Toch moet je bereid zijn ook naar die mogelijke multifunctionaliteit te kijken.

Het symposium werd opgeluisterd door de Sandlake City Jazzband. Zes mannen die met liefde, plezier, ritme en gevoel musiceerden. Van hun muziek heb ik genoten. Wat zouden zij een mooie aanvulling zijn voor het jazzweekeinde van Bergen op Zoom of Breda.

 

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 139: WATER WEBSITES VOOR SCHOLIEREN

 

| 02-06-2018 | 11.00 uur |


 

OVER WATER – 139: WATER WEBSITES VOOR SCHOLIEREN

 

De Denker van Rodin met spiegeling

De afgelopen week was wateroverlast door stortbuien bijna dagelijks in het nieuws. Ook kleine projecten in jouw omgeving kunnen een bijdrage leveren de overlast in de toekomst te beperken. Denk mee. Praat er over op school of met buurtgenoten en ga zelf op onderzoek uit naar wat er in jouw stad, dorp, buurt, straat of tuin zou kunnen. Denk mee! Als je in West-Brabant woont of studeert, ben ik altijd bereid mee te denken.

Ik onderzoekwater.nl biedt HAVO en VWO scholieren hulp bij het maken van een profielwerkstuk over water. De website geeft ideeën voor werkstukken die gaan over water. Het onderzoek wordt uitgevoerd bij een waterschap, waterleidingbedrijf of gemeente. Onderwerpen zijn ingedeeld in thema’s als drinkwater, klimaatverandering, water en natuur, overstromingen. Zoek je naar een onderwerp voor een werkstuk over ‘water’ dan is dit een pracht van een website om inspiratie op te doen.

Een andere website waar scholieren ideeën op kunnen doen voor werkstukken is http://waterwindow.org/

Is een gehele school op zoek naar een lange termijn onderwerp om leerlingen te betrekken bij hun omgeving en het klimaat dan is “meet je stad” een idee uit Amersfoort mogelijk iets om na te volgen. Klimaatverandering is een thema wat aan de orde zou moeten komen bij de inrichting en gebruik van de (openbare) ruimte. De gevolgen zijn groot voor Nederland. Maar wat betekenen al die veranderingen voor je eigen omgeving? Hoe warm is het in jouw straat? En een paar straten verderop? Hoe kunnen we per wijk of buurt bepalen wat er nodig is om in de toekomst zo weinig mogelijk negatieve gevolgen van klimaatverandering te ondervinden? Is er nu soms al sprake van  wateroverlast of hittestress? Wat kan eraan, per wijk, straat of buurt gedaan worden? Mogelijk kun je samen met anderen uit de buurt of met je school in samenwerking met de gemeente voor meer groen in je wijk zorgen, zodat het water wordt opgenomen bij hevige regen en de straat koeler blijft bij hitte.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 138: RISICO’S VAN WATER OP STRAAT

 

| 26-05-2018 | 11.00 uur |


 

OVER WATER – 138: RISICO’S VAN WATER OP STRAAT

 

Stevige regenval kan leiden tot vervuild water op straat. Als de riolering overstroomt komt er water op straat dat veel bacteriën en micro-organismen bevat. Als mensen ermee in contact komen, kan dat maag- en darmklachten geven zoals diarree en overgeven, luchtwegklachten zoals keelpijn en verkoudheid of huiduitslag. Zo is gebleken uit een onderzoek van Sanitas Water.

Bij wateroverlast bleek 33 procent van de mensen in contact te komen met water op straat. Enkele voorbeelden van de gezondheidseffecten: vervuild straatwater op de huid gaf een 6,7 keer meer kans op huidklachten, ingeademd vervuild straatwater gaf 2,75 keer meer kans op luchtwegklachten (hoesten, keelpijn, verkoudheid), vervuild straatwater in de mond 4,4 keer meer darmklachten (diarree en overgeven). Contact met het straatwater veroorzaakt dus een groter risico op gezondheidsklachten. Volgens het Sanitas onderzoek zijn de gezondheidsrisico’s 3 tot 7 keer zo hoog vergeleken met mensen die binnen blijven. Gemeenten zouden burgers goed moeten voorlichten over de risico’s van water op straat bij zware regenbuien. Zeker waar kinderen spelen moeten de risico’s zo klein mogelijk gehouden worden, regels voor het opruimen van hondenpoep en de handhaving daarvan kunnen daarbij behulpzaam zijn. Hier ligt dus een taak voor de gemeenten.

Water websites

  • Recent is gestart de website Brabant InZicht. Op deze website vindt u feiten, cijfers en kaarten over de toestand van natuur, water en milieu in Noord-Brabant. Hier is buitengewoon veel te vinden over de toestand van het water in Noord-Brabant. Het bekijken waard.
  • Een andere water kennisbron is de website van het Nationaal Kennis- en innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK). Het NKWK is de Nederlandse vleugel van de Delta Alliance. Dit is een internationaal netwerk met als doel het verbeteren van de veerkracht van delta’s. De Delta Alliance heeft activiteiten in vijftien landen, verspreid over vijf continenten.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 137

 

| 19-05-2018 | 14.00 uur |


 

OVER WATER – 137

 

Gelezen

Recent heb ik gelezen “Tonnagie op de Zeeuwse Stromen” geschreven door Ad van der Weel, Uitgegeven door Rijkswaterstaat Directie Zeeland omstreeks 2002. Het boek gaat over de geschiedenis van de betonning van de Zeeuwse Wateren, betonningsstelsels, betonningsmaterialen (boeien en bakens), betonningsvaarschepen, plaatsingspalen, onderhoud, storingen etc. en bevat tal van foto’s, kaartjes en illustraties. Hoewel het boek enigszins gedateerd is, geeft het een prachtig overzicht van de geschiedenis van betonningen en de organisatie van deze vorm van geleiding en bescherming van de scheepvaart.

“Het Groene Kleed, Toekomst voor de Nederlandse natuur”. Een boek uitgegeven in 1995 en geschreven door Jan van Gelderen met foto’s van Fred Hazelhoff. De eerste zin luidt: “De beloften van een verrommeld land.” Een kritisch boek met hoop voor de toekomst. Het is aardig om nu, 23 jaar na de uitgifte,  te kijken of en hoe de plannen van toen vorm zijn geven.  Mijn conclusie? Er is best veel gebeurd. Toch lijkt het deels dweilen met de kraan open.

“Water, drie culturen zoekend naar evenwicht”. Een boek uitgegeven in 1994 door SDU en geschreven door Bas Vereecken, met foto’s van Reinout van den Bergh en een bewogen voorwoord door Boutros Boutros-Ghali de toenmalige Secretaris-Generaal van de verenigde Naties.  “Water” brengt drie culturen in beeld die alle drie strijd leveren met het water, in een poging met dat water in harmonie te leven. De Tukano indianen in het Amazone gebied rond de grens van Brazilië en Colombia. Een waterrijk gebied dat toen en nu bedreigd wordt doordat goudzoekers het ‘water’ van hun rivieren vervuilen met olie en kwik.  De provincie Noord-Holland waar alles rond het ‘water’ perfect georganiseerd lijkt en goed drinkwater vanzelfsprekend lijkt en toch een strijd om de kwaliteit van drinkwater en oppervlaktewater steeds nodig blijft. En de Jemenieten die leven in een woestijnachtige omgeving waar de watervoorraden toen en nu schaars zijn. En de strijd, mede om dat water, anno 2018 met bommen en granaten wordt gevoerd. Het “Water” laat zien dat culturen afhankelijk zijn van water. Water is een rode draad in de ontwikkeling van deze drie culturen en vermoedelijk van alle culturen.      

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 136: OUDE WIJSHEDEN

 

| 12-05-2018 | 11.00 uur |


 

OVER WATER – 136: OUDE WIJSHEDEN

 

Mijn zoon is recent in het bezit gekomen van een deel van het archief van het landgoed Mattemburgh. Bij het doornemen van die stukken kwam ik enkele aanslagen tegen ten behoeve van de lediging van de kosten van de “Herdigting  van de Rivier de Mark en Dintel” uit 1844.

Als waterschapbestuurder is de interesse bij mij dan gelijk gewekt en probeer ik de kennis en gebruiken van toen te beschouwen bij de inzichten en plannen van nu. De ‘herdigting van de Mark en Dintel’ kende een lange geschiedenis. En er werden vele tientallen jaren plannen gemaakt en werd er nagedacht over de financiering, zoals het ‘financieringsplan’ bij besluit van Zijne Majesteit van 5 juli 1818.  

De ‘herdigting van de Mark en Dintel’ betrof een voor die tijd zeer omvangrijk werk ter verbetering van onder andere de bevaarbaarheid, de uitwatering, de bescherming tegen overstromingen en betrof onder andere uitdieping, stroomverleggingen, dijkwerken en de bouw van sluizen. Bij besluit van Zijne Majesteit van 15 december 1824 werd tot de werken (begroting 633.500 gulden) besloten. De realisatie vond plaats in de jaren 1826-1828. Ter dekking van de kosten werd er een heffing geheven per grondeenheid. Een soort van grondslag, die vergelijkbaar is met de huidige watersysteemheffing per hectare. Anno 2018 kent die heffing in feite twee klassen die voor de categorie  ongebouwd (agrarische gronden) en die voor de categorie natuur.

Het huidige systeem van waterschapsbelastingen is in discussie en er is een advies van de Unie Commissie Aanpassing Belastingstelsel (CAB). Ik schreef hier eerder over. De CAB stelt voor de categorie natuur voortaan onder te brengen bij de categorie ongebouwd. Als dat de enige wijziging zou zijn, betekent dat een tariefstijging voor de huidige categorie natuur van circa 1400 procent. Het concept voorstel van de CAB is gebaseerd op het meer in balans brengen van de kosten, veroorzaakt ten behoeve van een categorie, met het belang van die categorie. Feitelijk is dit de toepassing van het kostenveroorzakingsprincipe. Nog niet zo lang geleden was het ‘profijtbeginsel’ in zwang. En tot Rijksbeleid verklaard.

Bij verdeling van de kosten van de “Herdigting  van de Rivier de Mark en Dintel” concludeer ik op basis van de aanslagen in het jaar 1844 dat het profijtbeginsel of opbrengstmogelijkheden van de grond het uitgangspunt was. Voor ruim 47 gemeten (circa 20 hectaren) van de “besten grond” moest de heer van Mattemburgh ruim 110 gulden per jaar betalen. 5,5 gulden per hectare. Terwijl voor bijna 53 gemeten (22,5 hectaren) klasse 6 grond nog geen 8 gulden per jaar betaald moest worden. Circa 36 cent per hectare. 170 jaar geleden was de heffingsverhouding tussen landbouwgronden en natuurgronden bijna dezelfde als nu. Kijkend naar de CAB voorstellen nu, stel ik mij de vraag: hebben we het al die tijd fout gedaan of is het aanhangen van het kostenveroorzakingsprincipe een rimpeling in de tijd, een modeverschijnsel? Ik voel meer voor het profijtbeginsel in combinatie met het draagkrachtbeginsel. Ik wens de wetgever veel wijsheid toe bij de te maken afwegingen. Zelf leer ik graag van de geschiedenis, omdat ik heb geleerd dat daar veel wijsheid in te vinden is.         

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 135

 

| 05-05-2018 | 09.30 uur |


 

OVER WATER 135

 

Gelezen:

“Vier eeuwen wateroverlast langs de Maas”, geschreven door Bram Steketee en Hans Willems. Bij het lezen besef je dat besluiteloze politici/bestuurders van alle tijden zijn en dat talmen en kissebissen over wie zal wat betalen, ook niets nieuws is.  

“Strijd om de rivieren, 200 jaar rivierenbeleid in Nederland” geschreven door Alex van Heezik. Ik heb de tweede herziene druk. uitgegeven in 2007 gelezen. Het lezen van dit boekwerk heeft mij iets bescheidener gemaakt als het gaat om onze ‘prominente’ rol in de ontwikkeling van waterbeheer in de wereld. Zeker als het gaat om het rivierbeheer, liepen we vele jaren achter de feiten aan (1800-1850), met als belangrijkste oorzaken: niet in mijn achtertuin, wie zal dat betalen en de vraag wat is haalbaar of de beste benadering? Normaliseren/stroomverbetering of afleiden via overlaten. Willem I, de kanalenbouwer, was eigenlijk meer uitstelstrateeg en hij wenste meer geld te steken in de verbetering van landwegen dan van waterwegen. Het duurde tot 1850 voordat aan de vooral Duitse Tolverbond pressie gevolg werd gegeven. De Rijn moest beter bevaarbaar worden en de Nederlandse bescherming van de eigen schippers diende geliberaliseerd te worden. Het leek het huidige Europa wel. Veel van de kennis kwam, zowel ten behoeve van de kanalenbouw als van de aanpak van de rivieren, van Duitse en Franse ingenieurs. Zij waren ons voorgegaan in de maakbaarheid en normalisering van de rivieren ter verbetering van de bevaarbaarheid en de beperking van overstromingen. Ook ten aanzien van de aanpak en bewustwording van de waterkwaliteit levert dit boek inzichten. Ik beveel lezing van harte aan, al is het maar voor het besef dat veel van onze kennis over rivierbeheer mede door buitenlandse inbreng tot stand is gekomen.   

Gelezen/bekeken het fotoboek “NL XL” door Karel TomeÏ. Een prachtig fotoboek over Nederland in vogelvlucht. Leuk om daarin ook de Overdiepse Polder tegen te komen.

Gelezen/bekeken het fotoboek “Mooi De Biesbosch” van de hand van Marcel van Balkom. Een mooi boek met tal van natuurfoto’s. Zeker de moeite waard!

Gelezen/bekeken “Droge Voeten” uitgave 2005, geschreven door Sietse van der Hoek. Fotografie Riesjard Schropp. Het boek beschrijft het water en water gerelateerde objecten in het waterschap Brabantse Delta. Een mooi landschap en een waterwereld die ik goed ken. De titel van het eerste hoofdstuk omschrijft het boek en de inhoud voor mij het beste: “Landschap dat gaat zitten in de mens.” Voor een ieder het lezen en bekijken waard.    

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 134

 

| 28-04-2018 | 13.00 uur |


 

OVER WATER 134

 

Nieuwe waterkwaliteitscheck voor stedelijk water in ontwikkeling
In veel steden en dorpen worden projecten opgezet ten behoeve van: klimaatadaptatie, duurzaam waterbeheer en de aanpak van hittestress.  Voorbeelden zijn het hergebruik van afvalwater, fonteinen, (regen)waterberging, heropening grachten/singels en waterpleinen. Mensen kunnen hierdoor meer in aanraking met water in de openbare ruimte komen, met alle mogelijke gevaren van dien. Denk aan risico’s voor de gezondheid. Het RIVM pleit er daarom voor om bij het ontwerpen, plannen, beheer en realiseren van stedelijk water stil te staan bij de kwaliteit van water. Om dit te ondersteunen is de microbiologische waterkwaliteitscheck voor stedelijk water in de maak.

Financiële prikkels voor klimaatadaptatie
Recent is verschenen het rapport ‘Financiële prikkels voor klimaatadaptatie’. In dit rapport is in kaart gebracht het vergroenen van belastingen en andere mogelijke financiële prikkels om klimaatbestendigheid te stimuleren. NextGreen en Stroom en Onderstroom inventariseerden de verschillende soorten financiële prikkels in opdracht van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie. Gemeenten en waterschappen kunnen deze middelen inzetten om inwoners en ondernemers te stimuleren tot het klimaatbestendig inrichten van hun gebouwen en tuinen. Gemeentelijk zou bijvoorbeeld het tarief van de rioolheffing afhankelijk kunnen worden van het watergebruik of het wel of niet afkoppelen van de regenpijp. In sommige gemeenten maken politieke partijen er al werk van. Als voorbeeld een initiatief van de PvdA en GrL in de vorm van een motie in de gemeente Lochem. De motie haalde het niet, maar het kan dienen als voorbeeld hoe het vergroenen van een heffing vorm kan krijgen.

Voedselvermalers
Voedselvermalers worden op grote schaal op websites aangeboden om geïnstalleerd te worden in uw keuken. In de USA is het heel gewoon om voedselresten te lozen in het riool. Maar in Nederland zijn ze echter, middels artikel 6 in het “Besluit lozing afvalwater huishoudens“, verboden. Dit verbod is er niet zonder reden. Voor een goede verwerking van het afvalwater en het onderhoud van riolen en persleidingen zijn voedselresten in het afvalwater niet alleen niet goed voor het milieu, het is ook kostbaar en leidt tot hogere tarieven bij gemeenten en waterschappen. Niet doen dus en laat u niet verleiden tot de aankoop van dergelijke apparatuur. RTL nieuws wijdde er in de zomer van 2017 al eens aandacht aan.

25 april
Op de agenda van het algemeen bestuur (AB) stond de aanvraag van het uitvoeringskrediet “aanpassen watersysteem en -kering bij Waalwijk”. Het is een miljoenen project, waarbinnen een veelheid van zaken zijn gekoppeld. Nieuwe gemalen, het oplossen van een veiligheidsprobleem, nieuwe watergangen. Het watersysteem van de Buitenpolder en de Capelsche Polder wordt toekomst bestendiger gemaakt. Het project is een essentiële randvoorwaarde om de natuurdoelen van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) te kunnen realiseren in de Westelijke Langstraat.

Als DB lid heb ik hier veel uren ingestoken. Het doet mij dan ook deugd dat dit krediet van 19 miljoen met algemene stemmen door het AB ter beschikking is gesteld. Nu komt het op een tijdige uitvoering aan om op tijd aan de eisen van de PAS te gaan voldoen.  

Louis van der Kallen

 


DE VVD WIL ééN WATERSCHAP IN NOORD-BRABANT

 

| 23-04-2018 | 13.30 uur |


 

DE VVD WIL ééN WATERSCHAP IN NOORD-BRABANT

 

De VVD fractie in de Staten van Brabant laten weer eens een ballonnetje op. Ze willen een onderzoek naar ‘de positieve en negatieve effecten van een eventuele fusie’. Nu ben ik reeds jaren in het waterschapsbestuur actief en heb al veel waterschapfusies meegemaakt.

Toen ik begin jaren negentig begon waren er nog 16 waterschappen in Noord-Brabant, nu nog 3 en een stukje waterschap Rivierenland het voormalige Alm en Biesbosch. Waterschappen hebben een enorm fusietraject doorlopen. Rond 1850 waren er in Nederland ongeveer 3500 waterschappen in 1950 nog circa 2500 en nu nog 22. Minder dan 1 % van het aantal in 1950! Recordhouder is het huidige waterschap Rivierenland dat 474 rechtsvoorgangers kent. Ook in het  werkgebied van mijn eigen waterschap Brabantse Delta waren in 1950 nog meer dan 200 waterschapjes. Effect van al die fusies: een meer deskundige organisatie. De fusies waren tot op zekere hoogte ook nodig vanwege de toegenomen taken en de complexiteit daarvan.

Maar de fusies kenden ook een hoge prijs: minder betrokkenheid en gebiedskennis van de bestuurders. Het werden bestuurders op afstand. En nà 2008 vooral politieke bestuurders met vaak bitter weinig kennis over de voor het waterbeheer, in mijn ogen, benodigde (technische-) en gebiedskennis. Maar wat nog erger is, de passie voor het gebied en de bijzondere taken van waterschappen ontbreekt vaak bij politici. Besturen wordt leunen op de kennis van de ambtenaren in plaats van gebaseerd op de eigen kennis en betrokkenheid bij het gebied. De drie waterschappen werken, op de onderdelen dat het een toegevoegde waarde heeft, in termen van geld of kwaliteit, al jaren goed samen. Een fusie levert dan wel de genoemde nadelen op, maar nauwelijks een besparing.

De focus op de waterschappen verbaast mij ook. Kijk eens naar gemeenten. In 1850 waren dat er in Nederland nog circa 1240, in 1950 circa 1000 en nu nog 380. 38 % van het aantal in 1950! Zeeland ging van 113 gemeenten in 1850 naar 101 in 1950 naar 13 nu. 13 % van het aantal in 1950! Noord-Brabant ging van 143 gemeenten in 1950 naar 64 nu. Bijna 45 % van het aantal in 1950! Gezien die gemeentelijke cijfers had ik het veel logischer gevonden als de VVD fractie in de Staten van Brabant voor de gemeenteraadsverkiezingen hadden gevraagd naar ‘de positieve en negatieve effecten van een eventuele fusie’ van de huidige 64 gemeenten. Of gaan er dan teveel bestuurlijke VVD posten verloren?

Zelf ben ik niet z’n voorstander van verdere fusies. De afstand tot de burger wordt alsmaar groter en de kennis van het gebied of de dorpen of stad steeds kleiner. Nu zijn er gemeenten met tientallen dorpen. Ik zou daar nooit raadslid willen zijn. Het bijhouden van wat er leeft is dan, naar mijn inzicht, schier onmogelijk. Toen ik waterschapbestuurder werd van Zoomvliet was ik nog in staat op perceelniveau te weten wat er speelde of wie en hoe er geboerd werd of wat de natuurwaarden waren. Met de opschaling naar het Scheldekwartier werd dat al heel moeilijk, maar je kende de collega bestuurders in de buurt van een perceel nog. Met de komst van het waterschap Brabantse Delta (meer dan 170.000 hectaren groot, meer dan 800.000 inwoners, meer dan 8100 kilometer aan sloten, beken, rivieren in beheer en binnen 21 gemeenten werkzaam) is dat niet meer mogelijk. Dan is passie nodig en liefde voor de taken. In godsnaam: stop nu eens met het oplaten van ballonnen en laat de waterschappen hun werk doen, zodat het veiligheidsniveau, de leefbaarheid en de natuur die aandacht krijgen en houden die nodig is.  

Louis van der Kallen