DEELGEBIEDSRAPPORTAGE – 0018

 


 

Bergen op Zoom, 15 juli 2006

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Helaas was ik 19 juni verhinderd. Ik heb echter wel enkele opmerkingen c.q. vragen ten aanzien van de “Deelgebiedsrapportage Brabantse Delta”.

1. Op pagina 26 is te lezen “Voor het deelgebied Brabantse Delta” zijn door de werkgroep geen maatregelen als onhaalbaar benoemd omdat dat onderwerp behoort te zijn van een bestuurlijke discussie”. Op pagina 28 is te lezen: “Maar ook hier zijn grenzen aan wat maatschappelijk haalbaar en realistisch is; maatregelen die een aanzienlijk negatief effect hebben op andere gebruiksfuncties worden niet overwogen.”.

– Deze twee citaten lijken met elkaar in tegenspraak! Behoren de maatregelen van het citaat van pagina 28 geen onderwerp te zijn van een bestuurlijke discussie?

2. Op pagina 27 is te lezen: “De uitvoering van deze bestaande EU-richtlijnen wordt in de KRW nadrukkelijk omschreven als te nemen basismaatregel. Voor het beheersgebied van Brabantse Delta is ervan uitgegaan dat deze maatregelen al voorzien zijn in het huidige bestuursprogramma van het waterschap Brabantse Delta 2005 t/m 2005”.

– Wat is de grond of onderbouwing van “is ervan uitgegaan”?

– Waarom staat er niet “is voorzien” ?

3. Op pagina 57 is te lezen: “Wanneer voor end-of-pipe maatregelen wordt gekozen (bijvoorbeeld bergbezinkbassins), moet deze basisinspanning inmiddels gerealiseerd zijn”.

– Uw bestuur en ik weten dat dit niet het geval is. Waarom wordt in deze rapportage niet van de werkelijke situatie uitgegaan? Dat zou het startpunt moeten zijn voor de aanpak!

4. Op pagina 65 worden de ‘meest kosteneffectieve maatregelen’ aangegeven waarbij ‘de kosten op basis van kentallen zijn bepaald’.

– Onder de kop terrestrische ecologie wordt vaak het verwijderen van de bovengrond genoemd. Zijn bij het bepalen van de kosten de archeologische meegenomen?

5. Op pagina 74 wordt gesteld dat “de kennis van bronnen van bepaalde stoffen schiet in Roosendaal ernstig tekort”. Op pagina 87 wordt gesteld: “De KRW maakt het noodzakelijk dat er bij een aantal gemeenten meer kennis en aandacht voor ecologie en waterkwaliteit aanwezig is”.

– “een aantal gemeenten”: over welke gemeenten hebben wij het en hoe stimuleert/ organiseert het dagelijks bestuur dat er meer kennis en aandacht voor ecologie en waterkwaliteit bij gemeenten ontstaat?

6. Op pagina 76 is te lezen: “De deelnemers zien mogelijkheden in bijvoorbeeld een apart investeringsfonds, dekking vanuit een verbrede rioolheffing of (aanvullende) subsidies vanuit het rijk/Europa”.

– Dit lijken meer wensen dan werkelijke (huidige) mogelijkheden! Of bestaan er nu reeds mogelijkheden?

7. Op de laatste pagina van bijlage 6 is te lezen: “Het is derhalve niet relevant in deze fase na te gaan hoe ver gemeenten zijn met de basisvoorzieningen en welke kosten daarvoor zijn gemaakt”.

– Hoe is dit citaat te rijmen met het onder 3 genoemde citaat dat ‘de basisinspanning inmiddels gerealiseerd moet zijn?

– Ondergetekende vindt het van het grootste belang dat wel geïnventariseerd wordt hoe ver gemeenten zijn met de basisinspanning. Het is van het grootste belang wat de actuele situatie is ten aanzien van de basisinspanning!

Uw reactie tegemoet ziende,

met vriendelijke groet,

L.H. van der Kallen

 


KRW MAAS – 0007

 


 

Bergen op Zoom, 13 juli 2005

 

Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Rivierenland

per e-mail

Geacht Bestuur,

Recent is verschenen de karakterisering Nederlands Maasstroomgebied. Dit stuk leidt voor ondergetekende tot een aantal vragen/bemerkingen, te weten:

Verschillende methoden/normen

Pagina 67 – hoofdrapport

“De begrenzing (grondwaterlichamen) is in Duitsland en België anders aangepakt dan in Nederland. Hierover wordt bilateraal overleg gevoerd.”

“In Duitsland is een andere begrenzingsmethodiek gehanteerd.”

Pagina 69 – hoofdrapport

“Ook over de begrenzing van grondwaterlichamen ten westen van Maastricht (daar is de aansluiting tussen Nederlandse, drie Vlaamse en een Waals grondwaterlichaam onduidelijk) is afstemming noodzakelijk.”

Pagina 137 – hoofdrapport

“Nederland en België gaan verschillend te werk bij het opnemen van grondwaterlichamen voor menselijke consumptie in het register. In Nederland zijn alle grondwaterbeschermingsgebieden (per definitie) opgenomen in het register. In België is slechts een deel van de gebieden die in het nationale beleid beschermd worden, in het register opgenomen. Dit geeft verschillen aan de grens.”

De feitelijke verschillen (o.a. pag. 174 – hoofdrapport)

Nederland Vlaanderen Nordrhein-Westfalen
Waterlichamen 55 typen 9 typen 23 typen
Grondwater-lichamen grotere, geen onderscheid in lagenkleinere, alleen voor onttrekkingen menselijke consumptie kleiner dan Nederland, groter dan Nordrhein-Westfalen, deels verticaal kleine lichamenonderscheid
prioritairestoffen toetsen aan EC-voorstellen Fraunhofer Instituut toetsen aan nationale normen en Fraunhofer normen als vastgesteld toetsen aan nationale normen

Verder zijn er verschillen op: politieke aandachtspunten, het implementatieproces, het ambitieniveau, de risicoanalyse en de publieke participatie.

Wat gebeurt er of is er gebeurd

Pagina 13 – samenvatting

“Duitsland en België hebben grondwaterlichamen op een andere manier ingedeeld. In België is het grondwaterlichaam Zand in de verticaal onderverdeeld. In Duitsland zijn veel kleinere grondwaterlichamen onderscheiden. In een procedure van wederzijdse afstemming met de buurlanden is aan de Duitse grens een aantal (kleine) grensoverschrijdende grondwaterlichamen aangewezen, terwijl aan de Belgische grens rekening is gehouden met de verticale verdeling.”

Het is in de ogen van de tekstschrijvers geen groot probleem. Maar in de ogen van de ambtenaren en bestuurders die ik sprak, is er in ieder geval wel een probleem met de typologie-indelingen.
Nederland is voor de realisering van de doelen in 2015 en/of later, gezien de herkomst van het grootste deel van de vervuiling, grotendeels afhankelijk van de aanpak van de problemen bovenstrooms.

Op pagina 20 van de samenvatting en op pagina 113 van het hoofdrapport is te lezen dat één de uitgangspunten van de risicoanalyse is: “voor een realistische inschatting is aangenomen dat de belasting vanuit het buitenland niet merkbaar zal verminderen in de periode tot 2015.”

Het gebruik van andere typologieën, methoden en normen kan er toe leiden dat men ideale excuses en vertragingstactieken kan ontwikkelen om vooral niet of niet volledig te komen tot een effectieve aanpak van de problemen. Wij (Nederland) blijven dan als afvoerputje mooi zitten met de vuiligheid in onze wateren!

Pagina 9 – hoofdrapport

“De internationale coördinatie van een rapportage door de Internationale Maas Commissie richt zich op de grotere onderwerpen die relevant zijn voor het gehele internationale stroomgebied. Daarom is er aanvullend de noodzaak van bilaterale afstemming met direkt aangrenzende buurlanden. Het maasstroomgebied grenst aan de zuidkant aan Vlaanderen, in het uiterste zuidoosten aan Wallonië en in het oosten aan Nordrhein-Westfalen. Met uitzondering van Wallonië, heeft met deze partijen bilateraal overleg plaatsgevonden over de gehanteerde methoden.”

Pagina 67 – hoofdrapport

“De begrenzing van het diepgelegen grondwaterlichaam voor menselijke consumptie is al aangepast aan de Belgische indeling.”

Pagina 41 – hoofdrapport

“Het wordt niet als een groot probleem ervaren dat er verschillen in de typologie zijn.”

VRAGEN

  • Worden voornoemde verschillen bestuurlijk of ambtelijk als een probleem ervaren?
  • Hoe vindt de afstemming van methoden/normen/typenindeling met onze oosterburen plaats?
  • “Voor een realistische inschatting is aangenomen dat de belasting vanuit het buitenland niet merkbaar zal verminderen in de periode tot 2015”. Doen zij niets?

Pagina 28 – samenvatting:

“Vanwege de benedenstroomse ligging is het bereiken van een goede ecologische toestand in de Nederlandse Maaswateren mede afhankelijk van de inspanningen die de bovenstrooms gelegen landen leveren om lozingen te verminderen en de waterkwaliteit te verbeteren.

Inzicht in die effectiviteit van maatregelen in Nederland en in de bovenstroomse landen is een nadrukkelijk punt van aandacht”.

Pagina 51 – hoofdrapport

“Uit de brede screenings blijkt ook dat het aantal meetlocaties waar diuron de MTR overschreed, in 2003 met ongeveer 60 % afgenomen was ten opzichte van 2000. Sinds 1999 is er in Nederland een verbod op het gebruik van dit middel. In enkele gebieden is het goed mogelijk dat het middel uit België afkomstig is, waar gebruik toegestaan is.”

Pagina 87 – hoofdrapport

“Diuron is veel gebruikt op verharde terreinen, maar is in Nederland inmiddels verboden.”

VRAAG

  • Een deel van de probleemstoffen in onze wateren komen uit het buitenland. Op welke wijze worden de verschillen in wetgeving benaderd? Welke concrete stappen en door wie worden gezet om bijvoorbeeld de wetgeving rond het gebruik/verbod van Diuron te harmoniseren?

Pagina 33 – hoofdrapport

“Ook gemeenten hebben een taak in het waterbeheer. Zij zijn verantwoordelijk voor de detailontwatering in bebouwd gebied, de opvang en afvoer van regenwater en de inzameling van communaal afvalwater. Daarnaast spelen gemeenten een belangrijke rol in de lokale ruimtelijke ordening en de uitvoering van het milieubeleid”.

VRAAG

  • Op welke wijze betrekt het waterschap de inliggende gemeenten bij de uitwerking/realisering van de doelen en opgaven die de KRW stelt?

Pagina 39 – hoofdrapport

“Beschermde gebieden kunnen andere doelstellingen krijgen en de doelstellingen dienen in 2015 gehaald te zijn; uitstel met tweemaal zes jaar is voor deze gebieden niet mogelijk”.

“Tot de beschermde gebieden behoren onder andere de Europese Vogel- of Habitatrichtlijngebieden. Van die wateren die binnen deze gebieden liggen, is in Nederland besloten dat zij aparte waterlichamen vormen”.

VRAAG

  • Wat is het praktische nut of realiteitswaarde van deze aparte waterlichamen, indien zij hydrologisch één geheel vormen met een ander lichaam?

Pagina 47 – hoofdrapport

“De KRW eist formeel dat over de referenties van alle watertypen wordt gerapporteerd. Het is praktisch gezien niet mogelijk om nu al invulling te geven aan het MEP van sterk veranderde en kunstmatige wateren. De toekenning van de status sterk veranderd en het MEP zullen in de periode 2004 tot 2009 nauwgezet onderbouwd worden. Pas dan vindt de afweging plaats of hydromorfologische aanpassingen vanwege economische of maatschappelijke belangen omkeerbaar zijn of niet”.

VRAAG

  • Bij het voorgaande lijkt het er op dat de tijd tot 2009 qua het nemen van maatregelen verloren gaat. Er is toch op voorhand voor veel wateren wel een inschatting te maken? Bij het stellen van bijvoorbeeld prioriteiten kan hierdoor rekening gehouden worden met de te formuleren doelstellingen en de te behalen kwaliteitsverbeteringen

Pagina 55 – hoofdrapport

“In bijna alle rijkswateren, inclusief de kustzone, overschrijden PCB’s meer dan vijf keer de norm (gemeten in zwevend stof). In figuur 3.9 is te zien dat dit nog geen vijf procent van het aantal waterlichamen betreft. PCB’s worden nauwelijks in regionale wateren gemeten”.

PCB’s zijn grotendeels afkomstig uit afvalverbranding en komen via atmosferische depositie in de waterbodem (zie pagina 86).

VRAAG

  • Hoe worden deze vervuilers aangesproken en de kosten verhaald?

Pagina 65 – hoofdrapport

“Delen van de diepe pakketten zijn door de provincies Noord-Brabant en Limburg aangemerkt als strategische voorraad, gereserveerd voor winningen ten behoeve van menselijke consumptie”.

VRAAG

  • Betekent dit dat winningen uit die pakketten en gebieden niet meer voor andere doeleinden gebruikt mogen worden? Hoe worden deze watervoorraden feitelijk beschermd?

Pagina 69 – hoofdrapport

“Omdat de diepgelegen grondwaterlichamen voor menselijke consumptie onder een dikke scheidende laag liggen, is verondersteld dat er een verwaarloosbare interactie is met ecosystemen”.

Pagina 73 – hoofdrapport

“Hoewel van de diepgelegen grondwaterlichamen voor menselijke consumptie verondersteld is dat er geen relatie met ecosystemen aan het maaiveld is, is een aandachtspunt dat dit geldt bij de huidige onttrekkingshoeveelheden. Het betekent niet dat er onbeperkt onttrokken kan worden zonder dat er effecten zullen optreden”.

“Net als voor oppervlaktewater, geldt voor de terrestrische ecosystemen ook, dat er geen relatie wordt verondersteld met de diepgelegen grondwaterlichamen voor menselijke consumptie”.

VRAGEN

  • Is er voor deze veronderstellingen enige proefondervindelijke onderbouwing voor handen?

Pagina 79 – hoofdrapport

Ten aanzien van bestrijdingsmiddelen blijkt dat er niet of nauwelijks gemeten wordt in de landelijke meetnetten.

VRAAG

  • Wat wordt de inspanning van het waterschap op dit punt? Op welke termijn komt er duidelijkheid omtrent het voorkomen van welke bestrijdingsmiddelen in welke concentraties in onze wateren?

Pagina 81 – hoofdrapport

“Wegens een tekort aan informatie, is ten aanzien van bestrijdingsmiddelen geconstateerd dat bijna 90 % van de grondwaterlichamen voor menselijke consumptie mogelijk slecht van kwaliteit is”.

“Op grondwaterlichaam Kalksteen na, die door hoge nitraatwaardes een slechte toestand heeft, en de diepgelegen grondwaterlichamen voor menselijke consumptie, die zowel een goede kwalitatieve als kwantitatieve toestand kennen, hebben mogelijk alle grondwaterlichamen een slechte kwaliteit”.

Hoewel het waterschap op het gebied van grondwater niet de primaire verantwoordelijkheid heeft, meen ik, gezien de relatie met de verontreinigende stoffen die mogelijk komen vanuit het oppervlaktewater, de vragen over grondwater toch te moeten stellen in de hoop en het vertrouwen dat de antwoorden door het waterschap mede te verkrijgen zouden moeten zijn bij de provincie.

VRAAG

  • De cijfers zijn zeer verontrustend. Wie is verantwoordelijk voor welke te nemen beschermingsmaatregelen en het verkrijgen van de noodzakelijke meetgegevens?

Pagina 83 – hoofdrapport

VRAAG

  • Is het juist dat waar in de tweede alinea “industriële winningen” staat bedoeld is “industriële lozingen?

Pagina 85 – hoofdrapport

“Ook riooloverstorten worden tot de diffuse bronnen gerekend”.

VRAAG

  • Waarom wordt een welbekende puntbron tot de diffuse bronnen gerekend?

Pagina 89 – hoofdrapport

“De grootste bron van uitgespoeld nikkel is de oxidatie van pyriet en mobilisatie van nikkel door verzuring”.

Pagina 97 – hoofdrapport

“Een ander punt van aandacht is de uitloging van van nature aanwezige zware metalen, zoals nikkel. Het vrijkomen van deze stoffen kan overigens wel door actueel menselijk handelen, zoals peilbeheer, worden veroorzaakt. Deze vormen van belasting vereisen een andere benadering dan het aanpakken van huidige belastende activiteiten”.

VRAGEN

  • Hier wordt peilbeheer nadrukkelijk als mogelijke oorzaak genoemd! Is de aanpak van deze belastende stoffen mogelijk via de keur en/of peilbeheer?
  • Uit figuur 4.10 blijkt dat bij cadmium, nikkel, koper en fosfor de RWZI’s een voorname bron zijn! Hoe is aanpak mogelijk?

Pagina 95 – hoofdrapport

“Op landelijk niveau en op het niveau van stroomgebieden zijn emissie-analyses uitgevoerd (RIZA 2003). De modelberekeningen laten zien dat nutriënten en zware metalen (met name koper) in de Maas sterk afnemen als gevolg van bovenstroomse emissiereductie (waarbij op de grenzen aan de norm wordt voldaan)”.

Uit figuur en tabel 4.6 blijkt dat er nog al veel stoffen voor meer dan 90 % van de totale belasting in het stroomgebied uit het buitenland komt. Voorbeelden zijn: benzo(k)fluorantheen, koper en PCB’s

Pagina 113 – hoofdrapport

“Voor een realistische inschatting is aangenomen dat de belasting vanuit het buitenland niet merkbaar zal verminderen in de periode tot 2015”.

VRAAG

  • Als enerzijds een gegeven is dat het buitenland de verantwoordelijke is voor grote delen van de vuillast en uit onderzoek van het RIZA blijkt dat reductie kan, waarom gaat men er dan van uit dat reductie van de belasting vanuit het buitenland in de periode tot 2015 niet realistisch zou zijn?

Pagina 103 – hoofdrapport

“Geconcludeerd mag worden dat KWO’s nog geen bedreiging vormen voor het grondwater in het stroomgebied. Bij een verwachte groei is het echter van belang de richtlijnen voor deze systemen verder uit te werken”.

VRAAG

  • Wiens taak is het eventueel uitwerken van richtlijnen voor KWO?

Pagina 105 – hoofdrapport

“NITG-TNO (1991) heeft onderzoek gedaan naar het effect van de bruinkoolwinning op het grondwater in Nederland, met name in de Centrale Slenk. Daaruit blijkt dat de grondwaterstanden in diepe aquifers onder Nederland, die in direct contact staan met de lagen waaruit bruinkool wordt gewonnen, enkele meters zijn gedaald. Deze daling gaat nog altijd door”.

“De dalingen in de stijghoogte onder de Boomse klei zijn fors, en de mogelijke doorwerking naar het maaiveld (bijvoorbeeld verticaal langs breukvlakken) moet een onderwerp voor verder onderzoek zijn”.

“Duidelijk is dat de bruinkoolwinning een enorme grondwateronttrekking is voor de regio, en ook grensoverschrijdende effecten heeft op het grondwater”.

VRAAG

  • Welke instanties zijn bevoegd om enerzijds nader onderzoek te doen/gelasten naar de effecten van de bruinkoolwinning en welke mogelijkheden/verplichtingen biedt de KRW in deze?

Pagina 106 – hoofdrapport

“Een voorlopige inschatting doet vermoeden dat negatieve effecten van economische groei, de positieve effecten van het waterkwaliteitsbeleid en technologische ontwikkelingen te niet zullen doen”.

Pagina 113 – hoofdrapport

“De toename van economische activiteiten leidt tot meer emissies. Deze toename wordt gecompenseerd door de effecten van het huidige waterbeleid. De verwachting is dat voortzetting van het huidige beleid zal leiden tot geringe afname van de belasting van het oppervlaktewater in het stroomgebied Maas met nutriënten, zware metalen en de meeste organische microverontreinigingen”.

VRAAG

  • De citaten op pagina 106 en 113 lijken in tegenspraak! Welk citaat is juist?

Pagina 107 – hoofdrapport

“De mate waarin de natuurlijke situatie door hydromorfologische ingrepen is aangepast, en de mogelijke omkeerbaarheid daarvan, bepaalt of een waterlichaam de status ‘sterk veranderd’ krijgt. Alleen als de aanpassing als onomkeerbaar wordt ingeschat, vanwege economische of maatschappelijke belangen, is een waterlichaam sterk veranderd”.

VRAGEN

  • Dit lijkt op een opgeven van waterlichamen met de status ‘sterk veranderd’! Wat zijn de economische kwantificeerbare criteria op basis waarvan men tot de voorlopige conclusie komt van onomkeerbaar?
  • Kloppen de kleuren van zink in tabel 5.3?

Pagina 129 – hoofdrapport

“Door de relatie tussen watergebruiken en kosten in beeld te brengen is het mogelijk ‘prijsprikkels’ in te voeren”.

VRAAG

  • Als enerzijds de terugwinning van de kosten voor waterdiensten dient plaats te vinden en er een prijsprikkel dient te zijn om de watervoorraden efficiënt te benutten, wat betekent dit anderzijds dan voor het terugwinpercentage (100%+)?

Pagina 129 – hoofdrapport

“De waterdiensten zijn ingedeeld in de volgende categorieën; drinkwatervoorziening, riolering, afvalwaterzuivering, grondwaterbeheer en het beheer van regionale watersystemen”.

Pagina 3 – samenvatting

“Lidstaten hebben ervoor te zorgen dat watergebruikers de kosten voor hun rekening nemen”.

Pagina 8 – samenvatting

“De kaderrichtlijn Water heeft het principe ‘de vervuiler betaalt’ uitgebreid naar het meer algemene ‘de gebruiker betaalt'”

VRAGEN

  • Hoe zit het met het bevaarbaar houden van de vaarwegen en de door de scheepvaart veroorzaakte verontreiniging? Is dat geen waterdienst, waarop terugwinning van de kosten moet plaatsvinden?
  • In tabel 6.7 lijkt de landbouw te ontbreken in de kolommen voor ‘zelfgewonnen oppervlaktewater’ en ‘zelfgewonnen grondwater’! Waarom ontbreekt hier het watergebruik van de landbouw?

Pagina 139 – hoofdrapport

“Het stroomgebied Maas telt 136 zwemwaterlocaties (kaart 19b). De zwemwateren zijn niet als aparte waterlichamen begrensd”.

VRAAG

  • Betekent dit dat het gehele betrokken waterlichaam onder de richtlijn 76/160/EEG valt?

Pagina 139 – hoofdrapport (pagina 30 – samenvatting)

“Nutriëntgevoelige gebieden, die op grond van de nitraatrichtlijn (91/676/EEG) als bedreigde zone, of op grond van de Stedelijk Afvalwaterrichtlijn (91/271/EEG) als kwetsbare gebieden zijn aangewezen, moeten in het Register van beschermde gebieden worden opgenomen. Nederland is echter van deze verplichting ontheven, omdat de regering aan de Europese Commissie heeft toegezegd maatregelen te zullen treffen die op grond van beide richtlijnen zijn vereist”.

VRAAG

  • Waaruit bestaan die toegezegde maatregelen?

Pagina 141 – hoofdrapport

“De KRW geeft niet duidelijk aan of ook deze natuurgebieden (EHS en natuurmonumenten) in het register moeten worden opgenomen. Bovendien is niet duidelijk wat het opnemen voor gevolgen heeft. Daarom is besloten deze gebieden (nog) niet in het register op te nemen”.

VRAAG

  • Wat is de planning van opneming van deze gebieden in het register?

Een groot deel van deze vragen zijn ook gesteld aan het Dagelijks Bestuur van het Waterschap Brabantse Delta. Mogelijk is afstemming bij de beantwoording zinvol.

Hopende op een spoedige beantwoording,

met vriendelijke groet,

L.H. van der Kallen

 


KRW MAAS – 0006

 


 

Bergen op Zoom, 4 juli 2005

 

Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

per e-mail

Geacht Bestuur,

Recent is verschenen de karakterisering Nederlands Maasstroomgebied. Dit stuk leidt voor ondergetekende tot een aantal vragen/bemerkingen, te weten:

Verschillende methoden/normen

 

Pagina 67 – hoofdrapport

“De begrenzing (grondwaterlichamen) is in Duitsland en België anders aangepakt dan in Nederland. Hierover wordt bilateraal overleg gevoerd.”

“In Duitsland is een andere begrenzingsmethodiek gehanteerd.”

Pagina 69 – hoofdrapport

“Ook over de begrenzing van grondwaterlichamen ten westen van Maastricht (daar is de aansluiting tussen Nederlandse, drie Vlaamse en een Waals grondwaterlichaam onduidelijk) is afstemming noodzakelijk.”

Pagina 137 – hoofdrapport

“Nederland en België gaan verschillend te werk bij het opnemen van grondwaterlichamen voor menselijke consumptie in het register. In Nederland zijn alle grondwaterbeschermingsgebieden (per definitie) opgenomen in het register. In België is slechts een deel van de gebieden die in het nationale beleid beschermd worden, in het register opgenomen. Dit geeft verschillen aan de grens.”

De feitelijke verschillen (o.a. pag. 174 – hoofdrapport)

 

Nederland Vlaanderen Nordrhein-Westfalen
Waterlichamen 55 typen 9 typen 23 typen
Grondwater-lichamen grotere, geen onderscheid in lagenkleinere, alleen voor onttrekkingen menselijke consumptie kleiner dan Nederland, groter dan Nordrhein-Westfalen, deels verticaal kleine lichamenonderscheid
prioritairestoffen toetsen aan EC-voorstellen Fraunhofer Instituut toetsen aan nationale normen en Fraunhofer normen als vastgesteld toetsen aan nationale normen

Verder zijn er verschillen op: politieke aandachtspunten, het implementatieproces, het ambitieniveau, de risicoanalyse en de publieke participatie.

Wat gebeurt er of is er gebeurd

Pagina 13 – samenvatting

“Duitsland en België hebben grondwaterlichamen op een andere manier ingedeeld. In België is het grondwaterlichaam Zand in de verticaal onderverdeeld. In Duitsland zijn veel kleinere grondwaterlichamen onderscheiden. In een procedure van wederzijdse afstemming met de buurlanden is aan de Duitse grens een aantal (kleine) grensoverschrijdende grondwaterlichamen aangewezen, terwijl aan de Belgische grens rekening is gehouden met de verticale verdeling.”

Het is in de ogen van de tekstschrijvers geen groot probleem. Maar in de ogen van de ambtenaren en bestuurders die ik sprak, is er in ieder geval wel een probleem met de typologie-indelingen.
Nederland is voor de realisering van de doelen in 2015 en/of later, gezien de herkomst van het grootste deel van de vervuiling, grotendeels afhankelijk van de aanpak van de problemen bovenstrooms.

Op pagina 20 van de samenvatting en op pagina 113 van het hoofdrapport is te lezen dat één de uitgangspunten van de risicoanalyse is: “voor een realistische inschatting is aangenomen dat de belasting vanuit het buitenland niet merkbaar zal verminderen in de periode tot 2015.”

Het gebruik van andere typologieën, methoden en normen kan er toe leiden dat men ideale excuses en vertragingstactieken kan ontwikkelen om vooral niet of niet volledig te komen tot een effectieve aanpak van de problemen. Wij (Nederland) blijven dan als afvoerputje mooi zitten met de vuiligheid in onze wateren!

Pagina 9 – hoofdrapport

“De internationale coördinatie van een rapportage door de Internationale Maas Commissie richt zich op de grotere onderwerpen die relevant zijn voor het gehele internationale stroomgebied. Daarom is er aanvullend de noodzaak van bilaterale afstemming met direkt aangrenzende buurlanden. Het maasstroomgebied grenst aan de zuidkant aan Vlaanderen, in het uiterste zuidoosten aan Wallonië en in het oosten aan Nordrhein-Westfalen. Met uitzondering van Wallonië, heeft met deze partijen bilateraal overleg plaatsgevonden over de gehanteerde methoden.”

Pagina 67 – hoofdrapport

“De begrenzing van het diepgelegen grondwaterlichaam voor menselijke consumptie is al aangepast aan de Belgische indeling.”

Pagina 41 – hoofdrapport

“Het wordt niet als een groot probleem ervaren dat er verschillen in de typologie zijn.”

VRAGEN

  1. Worden voornoemde verschillen bestuurlijk of ambtelijk als een probleem ervaren?
  2. Hoe vindt de afstemming van methoden/normen/typenindeling met onze zuiderburen plaats?
  3. “Voor een realistische inschatting is aangenomen dat de belasting vanuit het buitenland niet merkbaar zal verminderen in de periode tot 2015”. Doen zij niets?

Pagina 28 – samenvatting:

“Vanwege de benedenstroomse ligging is het bereiken van een goede ecologische toestand in de Nederlandse Maaswateren mede afhankelijk van de inspanningen die de bovenstrooms gelegen landen leveren om lozingen te verminderen en de waterkwaliteit te verbeteren.

Inzicht in die effectiviteit van maatregelen in Nederland en in de bovenstroomse landen is een nadrukkelijk punt van aandacht”.

Pagina 51 – hoofdrapport

“Uit de brede screenings blijkt ook dat het aantal meetlocaties waar diuron de MTR overschreed, in 2003 met ongeveer 60 % afgenomen was ten opzichte van 2000. Sinds 1999 is er in Nederland een verbod op het gebruik van dit middel. In enkele gebieden is het goed mogelijk dat het middel uit België afkomstig is, waar gebruik toegestaan is.”

Pagina 87 – hoofdrapport

“Diuron is veel gebruikt op verharde terreinen, maar is in Nederland inmiddels verboden.”

VRAAG

  • Een groot deel van de probleemstoffen in onze wateren komen uit het buitenland. Op welke wijze worden de verschillen in wetgeving benaderd? Welke concrete stappen en door wie worden gezet om bijvoorbeeld de wetgeving rond het gebruik/verbod van Diuron te harmoniseren?

Pagina 33 – hoofdrapport

“Ook gemeenten hebben een taak in het waterbeheer. Zij zijn verantwoordelijk voor de detailontwatering in bebouwd gebied, de opvang en afvoer van regenwater en de inzameling van communaal afvalwater. Daarnaast spelen gemeenten een belangrijke rol in de lokale ruimtelijke ordening en de uitvoering van het milieubeleid”.

VRAAG

  • Op welke wijze betrekt het waterschap de inliggende gemeenten bij de uitwerking/realisering van de doelen en opgaven die de KRW stelt?

Pagina 39 – hoofdrapport

“Beschermde gebieden kunnen andere doelstellingen krijgen en de doelstellingen dienen in 2015 gehaald te zijn; uitstel met tweemaal zes jaar is voor deze gebieden niet mogelijk”.

“Tot de beschermde gebieden behoren onder andere de Europese Vogel- of Habitatrichtlijngebieden. Van die wateren die binnen deze gebieden liggen, is in Nederland besloten dat zij aparte waterlichamen vormen”.

VRAAG

  • Wat is het praktische nut of realiteitswaarde van deze aparte waterlichamen, indien zij hydrologisch één geheel vormen met een ander lichaam?

Pagina 47 – hoofdrapport

“De KRW eist formeel dat over de referenties van alle watertypen wordt gerapporteerd. Het is praktisch gezien niet mogelijk om nu al invulling te geven aan het MEP van sterk veranderde en kunstmatige wateren. De toekenning van de status sterk veranderd en het MEP zullen in de periode 2004 tot 2009 nauwgezet onderbouwd worden. Pas dan vindt de afweging plaats of hydromorfologische aanpassingen vanwege economische of maatschappelijke belangen omkeerbaar zijn of niet”.

VRAAG

  • Bij het voorgaande lijkt het er op dat de tijd tot 2009 qua het nemen van maatregelen verloren gaat. Er is toch op voorhand voor veel wateren wel een inschatting te maken? Bij het stellen van bijvoorbeeld prioriteiten kan hierdoor rekening gehouden worden met de te formuleren doelstellingen en de te behalen kwaliteitsverbeteringen

Pagina 55 – hoofdrapport

“In bijna alle rijkswateren, inclusief de kustzone, overschrijden PCB’s meer dan vijf keer de norm (gemeten in zwevend stof). In figuur 3.9 is te zien dat dit nog geen vijf procent van het aantal waterlichamen betreft. PCB’s worden nauwelijks in regionale wateren gemeten”.

PCB’s zijn grotendeels afkomstig uit afvalverbranding en komen via atmosferische depositie in de waterbodem (zie pagina 86).

VRAAG

  • Hoe worden deze vervuilers aangesproken en de kosten verhaald?

Pagina 65 – hoofdrapport

“Delen van de diepe pakketten zijn door de provincies Noord-Brabant en Limburg aangemerkt als strategische voorraad, gereserveerd voor winningen ten behoeve van menselijke consumptie”.

VRAAG

  • Betekent dit dat winningen uit die pakketten en gebieden niet meer voor andere doeleinden gebruikt mogen worden? Hoe worden deze watervoorraden feitelijk beschermd

Pagina 69 – hoofdrapport

“Omdat de diepgelegen grondwaterlichamen voor menselijke consumptie onder een dikke scheidende laag liggen, is verondersteld dat er een verwaarloosbare interactie is met ecosystemen”.

Pagina 73 – hoofdrapport

“Hoewel van de diepgelegen grondwaterlichamen voor menselijke consumptie verondersteld is dat er geen relatie met ecosystemen aan het maaiveld is, is een aandachtspunt dat dit geldt bij de huidige onttrekkingshoeveelheden. Het betekent niet dat er onbeperkt onttrokken kan worden zonder dat er effecten zullen optreden”.

“Net als voor oppervlaktewater, geldt voor de terrestrische ecosystemen ook, dat er geen relatie wordt verondersteld met de diepgelegen grondwaterlichamen voor menselijke consumptie”.

VRAGEN

  • Is er voor deze veronderstellingen enige proefondervindelijke onderbouwing voor handen?
  • In het recente verleden is er bij het stoppen van een aantal diepere winningen grondwateroverlast ontstaan die er voorheen niet was! Hoe is dit te rijmen met de voorgaande veronderstellingen?

Pagina 79 – hoofdrapport

Ten aanzien van bestrijdingsmiddelen blijkt dat er niet of nauwelijks gemeten wordt in de landelijke meetnetten.

VRAAG

  • Wat wordt de inspanning van het waterschap op dit punt? Op welke termijn komt er duidelijkheid omtrent het voorkomen van welke bestrijdingsmiddelen in welke concentraties in onze wateren?

Pagina 81 – hoofdrapport

“Wegens een tekort aan informatie, is ten aanzien van bestrijdingsmiddelen geconstateerd dat bijna 90 % van de grondwaterlichamen voor menselijke consumptie mogelijk slecht van kwaliteit is”.

“Op grondwaterlichaam Kalksteen na, die door hoge nitraatwaardes een slechte toestand heeft, en de diepgelegen grondwaterlichamen voor menselijke consumptie, die zowel een goede kwalitatieve als kwantitatieve toestand kennen, hebben mogelijk alle grondwaterlichamen een slechte kwaliteit”.

Hoewel het waterschap op het gebied van grondwater niet de primaire verantwoordelijkheid heeft, meen ik, gezien de relatie met de verontreinigende stoffen die mogelijk komen vanuit het oppervlaktewater, de vragen over grondwater toch te moeten stellen in de hoop en het vertrouwen dat de antwoorden door het waterschap mede te verkrijgen zouden moeten zijn bij de provincie.

VRAAG

  • De cijfers zijn zeer verontrustend. Wie is verantwoordelijk voor welke te nemen beschermingsmaatregelen en het verkrijgen van de noodzakelijke meetgegevens?

Pagina 83 – hoofdrapport

VRAAG

  • Is het juist dat waar in de tweede alinea “industriële winningen” staat bedoeld is “industriële lozingen?

Pagina 85 – hoofdrapport

“Ook riooloverstorten worden tot de diffuse bronnen gerekend”.

VRAAG

  • Waarom wordt een welbekende puntbron tot de diffuse bronnen gerekend?

Pagina 86 – hoofdrapport

Uit de tabel 4.3 blijkt dat het Mark-Vliet-systeem verhoudingsgewijs veel (14) directe industriële lozers op oppervlaktewater kent, die verhoudingsgewijs er veel verkeerde stoffen lozen (o.a. veel fosfor).

VRAGEN

  • Is dit toeval of is onze houding c.q. ons beleid ten aanzien van industriële lozers op oppervlaktewater anders (lankmoediger) dan van de andere kwaliteitsbeheerders? Mocht onze industriële bedrijfssamenstelling significant afwijken, dan graag een cijfermatige onderbouwing.
  • Wat is de verklaring van de zeer slechte cijfers van het Mark-Vliet-systeem qua vrachten naar het oppervlaktewater van de diffuse bronnen (o.a. cadmium, nikkel, koper, fosfor)?

Pagina 89 – hoofdrapport

“De grootste bron van uitgespoeld nikkel is de oxidatie van pyriet en mobilisatie van nikkel door verzuring”.

Pagina 97 – hoofdrapport

“Een ander punt van aandacht is de uitloging van van nature aanwezige zware metalen, zoals nikkel. Het vrijkomen van deze stoffen kan overigens wel door actueel menselijk handelen, zoals peilbeheer, worden veroorzaakt. Deze vormen van belasting vereisen een andere benadering dan het aanpakken van huidige belastende activiteiten”.

VRAGEN

  • Hier wordt peilbeheer nadrukkelijk als mogelijke oorzaak genoemd! Is de aanpak van deze belastende stoffen mogelijk via de keur en/of peilbeheer?
  • Uit figuur 4.10 blijkt dat bij cadmium, nikkel, koper en fosfor de RWZI’s een voorname bron zijn! Hoe is aanpak mogelijk?

Pagina 95 – hoofdrapport

“Op landelijk niveau en op het niveau van stroomgebieden zijn emissie-analyses uitgevoerd (RIZA 2003). De modelberekeningen laten zien dat nutriënten en zware metalen (met name koper) in de Maas sterk afnemen als gevolg van bovenstroomse emissiereductie (waarbij op de grenzen aan de norm wordt voldaan)”.

Uit figuur en tabel 4.6 blijkt dat er nog al veel stoffen voor meer dan 90 % van de totale belasting in het stroomgebied uit het buitenland komt. Voorbeelden zijn: benzo(k)fluorantheen, koper en PCB’s

Pagina 113 – hoofdrapport

“Voor een realistische inschatting is aangenomen dat de belasting vanuit het buitenland niet merkbaar zal verminderen in de periode tot 2015”.

VRAAG

  • Als enerzijds een gegeven is dat het buitenland de verantwoordelijke is voor grote delen van de vuillast en uit onderzoek van het RIZA blijkt dat reductie kan, waarom gaat men er dan van uit dat reductie van de belasting vanuit het buitenland in de periode tot 2015 niet realistisch zou zijn?

Pagina 103 – hoofdrapport

“Geconcludeerd mag worden dat KWO’s nog geen bedreiging vormen voor het grondwater in het stroomgebied. Bij een verwachte groei is het echter van belang de richtlijnen voor deze systemen verder uit te werken”.

VRAAG

  • Wiens taak is het eventueel uitwerken van richtlijnen voor KWO?

Pagina 105 – hoofdrapport

“NITG-TNO (1991) heeft onderzoek gedaan naar het effect van de bruinkoolwinning op het grondwater in Nederland, met name in de Centrale Slenk. Daaruit blijkt dat de grondwaterstanden in diepe aquifers onder Nederland, die in direct contact staan met de lagen waaruit bruinkool wordt gewonnen, enkele meters zijn gedaald. Deze daling gaat nog altijd door”.

“De dalingen in de stijghoogte onder de Boomse klei zijn fors, en de mogelijke doorwerking naar het maaiveld (bijvoorbeeld verticaal langs breukvlakken) moet een onderwerp voor verder onderzoek zijn”.

“Duidelijk is dat de bruinkoolwinning een enorme grondwateronttrekking is voor de regio, en ook grensoverschrijdende effecten heeft op het grondwater”.

VRAAG

  • Welke instanties zijn bevoegd om enerzijds nader onderzoek te doen/gelasten naar de effecten van de bruinkoolwinning en welke mogelijkheden/verplichtingen biedt de KRW in deze?

Pagina 106 – hoofdrapport

“Een voorlopige inschatting doet vermoeden dat negatieve effecten van economische groei, de positieve effecten van het waterkwaliteitsbeleid en technologische ontwikkelingen te niet zullen doen”.

Pagina 113 – hoofdrapport)

“De toename van economische activiteiten leidt tot meer emissies. Deze toename wordt gecompenseerd door de effecten van het huidige waterbeleid. De verwachting is dat voortzetting van het huidige beleid zal leiden tot geringe afname van de belasting van het oppervlaktewater in het stroomgebied Maas met nutriënten, zware metalen en de meeste organische microverontreinigingen”.

VRAAG

  • De citaten op pagina 106 en 113 lijken in tegenspraak! Welk citaat is juist?

Pagina 107 – hoofdrapport

“De mate waarin de natuurlijke situatie door hydromorfologische ingrepen is aangepast, en de mogelijke omkeerbaarheid daarvan, bepaalt of een waterlichaam de status ‘sterk veranderd’ krijgt. Alleen als de aanpassing als onomkeerbaar wordt ingeschat, vanwege economische of maatschappelijke belangen, is een waterlichaam sterk veranderd”.

VRAAG

  • Dit lijkt op een opgeven van waterlichamen met de status ‘sterk veranderd’! Wat zijn de economische kwantificeerbare criteria op basis waarvan men tot de voorlopige conclusie komt van onomkeerbaar?

Uit tabel 5.2 blijkt hoe slecht het deelgebied Mark-Vliet eruit springt, zowel op het gebied van bestrijdingsmiddelen als op het gebied van zware metalen.

VRAGEN

  • Is er een verband met het gegeven uit tabel 4.3 (het aantal industriële lozers)?
  • Kloppen de kleuren van zink in tabel 5.3?

Pagina 129 – hoofdrapport

“Door de relatie tussen watergebruiken en kosten in beeld te brengen is het mogelijk ‘prijsprikkels’ in te voeren”.

VRAAG

  • Als enerzijds de terugwinning van de kosten voor waterdiensten dient plaats te vinden en er een prijsprikkel dient te zijn om de watervoorraden efficiënt te benutten, wat betekent dit anderzijds dan voor het terugwinpercentage (100%+)?

Pagina 129 – hoofdrapport

“De waterdiensten zijn ingedeeld in de volgende categorieën; drinkwatervoorziening, riolering, afvalwaterzuivering, grondwaterbeheer en het beheer van regionale watersystemen”.

Pagina 3 – samenvatting

“Lidstaten hebben ervoor te zorgen dat watergebruikers de kosten voor hun rekening nemen”.

Pagina 8 – samenvatting

“De kaderrichtlijn Water heeft het principe ‘de vervuiler betaalt’ uitgebreid naar het meer algemene ‘de gebruiker betaalt'”

VRAGEN

  • Hoe zit het met het bevaarbaar houden van de vaarwegen en de door de scheepvaart veroorzaakte verontreiniging? Is dat geen waterdienst, waarop terugwinning van de kosten moet plaatsvinden?
  • In tabel 6.7 lijkt de landbouw te ontbreken in de kolommen voor ‘zelfgewonnen oppervlaktewater’ en ‘zelfgewonnen grondwater’! Waarom ontbreekt hier het watergebruik van de landbouw?

Pagina 139 – hoofdrapport

“Het stroomgebied Maas telt 136 zwemwaterlocaties (kaart 19b). De zwemwateren zijn niet als aparte waterlichamen begrensd”.

VRAAG

  • Betekent dit dat het gehele betrokken waterlichaam onder de richtlijn 76/160/EEG valt?

Pagina 139 – hoofdrapport (pagina 30 – samenvatting)

“Nutriëntgevoelige gebieden, die op grond van de nitraatrichtlijn (91/676/EEG) als bedreigde zone, of op grond van de Stedelijk Afvalwaterrichtlijn (91/271/EEG) als kwetsbare gebieden zijn aangewezen, moeten in het Register van beschermde gebieden worden opgenomen. Nederland is echter van deze verplichting ontheven, omdat de regering aan de Europese Commissie heeft toegezegd maatregelen te zullen treffen die op grond van beide richtlijnen zijn vereist”.

VRAAG

  • Waaruit bestaan die toegezegde maatregelen?

Pagina 141 – hoofdrapport

“De KRW geeft niet duidelijk aan of ook deze natuurgebieden (EHS en natuurmonumenten) in het register moeten worden opgenomen. Bovendien is niet duidelijk wat het opnemen voor gevolgen heeft. Daarom is besloten deze gebieden (nog) niet in het register op te nemen”.

VRAAG

  • Wat is de planning van opneming van deze gebieden in het register?

Bijlagen

VRAGEN

  • In bijlage 8 pagina 185 is onder nr. NB 41 Nedalco opgenomen als een winning voor menselijke consumptie! Is dit juist?
  • Uit kaart 10 blijkt dat er in het werkgebied van de Brabantse Delta onevenredig veel industriële en andere lozingen (excl. RWZI’s) zijn! Is het beleid ten aanzien van industriële en andere lozers anders dan bij de andere waterschappen?
  • Uit kaart 129 blijkt dat de emissie van Diuron in kg/ha in het gebied van de gemeente Moerdijk relatief hoog is! Is daar een oorzaak aanwijsbaar?
  • Diuron is sinds 1999 verboden in ons land. Hoe is het mogelijk dat in de risico-analyse 2015 Diuron zelfs in 2015 in het gehele werkgebied van Brabantse Delta in de 76 – 100 % klasse zit (kaart 17A)

Hopende op een spoedige beantwoording,

met vriendelijke groet,

L.H. van der Kallen

 


PARLEMENTARIËRS INZ. KRW – A005

 


 

Bergen op Zoom, 9 juni 2005

 

Aan Parlementsleden

 

Geachte Parlementsleden,

Ondergetekende is bestuurlijk betrokken bij vier waterschappen (Zeeuwse Eilanden, Brabantse Delta, Rivierenland en Rijn en IJssel).

Op dit moment staat de Kaderrichtlijn Water bestuurlijk in de belangstelling.

Nederland maakt deel uit van vier grote Europese stroomgebieden (Schelde, Maas, Rijn en Eems). Tot op heden heb ik de Karakteriseringen van de Nederlandse stroomgebieden van Schelde en Maas gelezen en een poging gedaan me te verdiepen in de stukken en informatie over de betrokken stroomgebieden en België en Duitsland. Daar wordt je niet vrolijk van!

Door de verschillende systematieken, methoden en normen is vergelijken/afstemmen lastig. Toch is het Nederlandse belang in deze erg groot.

Middels citaten en verwijzingen naar teksten uit de Karakterisering van het Nederlandse Maasstroomgebied zal ik één en ander trachten te verduidelijken c.q. het belang van vergaande afstemming c.q. gelijkschakeling aan te tonen.

Omgang met verontreinigende stoffen
Op pagina 28 van de samenvatting laat figuur 18 zien dat bij de acht probleemstoffen in onze wateren veruit het grootste deel afkomstig is uit het buitenland:

zink ca. 80 %

fosfor ca. 70 %

stikstof ca. 70 %

koper meer dan 80 %

nikkel ca. 70 %

cadmium meer dan 90 %

benzo(k)fluorantheen ca. 95 %

PCB’s nagenoeg 100 %

Pagina 28 – samenvatting:

“Vanwege de benedenstroomse ligging is het bereiken van een goede ecologische toestand in de Nederlandse Maaswateren mede afhankelijk van de inspanningen die de bovenstrooms gelegen landen leveren om lozingen te verminderen en de waterkwaliteit te verbeteren.

Inzicht in die effectiviteit van maatregelen in Nederland en in de bovenstroomse landen is een nadrukkelijk punt van aandacht”.

Pagina 51 – hoofdrapport

“Uit de brede screenings blijkt ook dat het aantal meetlocaties waar diuron de MTR overschreed, in 2003 met ongeveer 60 % afgenomen was ten opzichte van 2000. Sinds 1999 is er in Nederland een verbod op het gebruik van dit middel. In enkele gebieden is het goed mogelijk dat het middel uit België afkomstig is, waar gebruik toegestaan is.”

Pagina 87 – hoofdrapport

“Diuron is veel gebruikt op verharde terreinen, maar is in Nederland inmiddels verboden.”

Verschillende methoden/normen
Pagina 67 – hoofdrapport

“De begrenzing (grondwaterlichamen) is in Duitsland en België anders aangepakt dan in Nederland. Hierover wordt bilateraal overleg gevoerd.”

“In Duitsland is een andere begrenzingsmethodiek gehanteerd.”

Pagina 69 – hoofdrapport

“Ook over de begrenzing van grondwaterlichamen ten westen van Maastricht (daar is de aansluiting tussen Nederlandse, drie Vlaamse en een Waals grondwaterlichaam onduidelijk) is afstemming noodzakelijk.”

Pagina 137 – hoofdrapport

“Nederland en België gaan verschillend te werk bij het opnemen van grondwaterlichamen voor menselijke consumptie in het register. In Nederland zijn alle grondwaterbeschermingsgebieden (per definitie) opgenomen in het register. In België is slechts een deel van de gebieden die in het nationale beleid beschermd worden, in het register opgenomen. Dit geeft verschillen aan de grens.”

De feitelijke verschillen (o.a. pag. 174 – hoofdrapport)

Nederland Vlaanderen Nordrhein-Westfalen
Waterlichamen 55 typen 9 typen 23 typen
Grondwater-lichamen grotere, geen onderscheid in lagenkleinere, alleen voor onttrekkingen menselijke consumptie kleiner dan Nederland, groter dan Nordrhein-Westfalen, deels verticaal kleine lichamenonderscheid
prioritairestoffen toetsen aan EC-voorstellen Fraunhofer Instituut toetsen aan nationale normen en Fraunhofer normen als vastgesteld toetsen aan nationale normen

Verder zijn er verschillen op: politieke aandachtspunten, het implementatieproces, het ambitieniveau, de risicoanalyse en de publieke participatie.

Wat gebeurt er of is er gebeurd
Pagina 13 – samenvatting

“Duitsland en België hebben grondwaterlichamen op een andere manier ingedeeld. In België is het grondwaterlichaam Zand in de verticaal onderverdeeld. In Duitsland zijn veel kleinere grondwaterlichamen onderscheiden. In een procedure van wederzijdse afstemming met de buurlanden is aan de Duitse grens een aantal (kleine) grensoverschrijdende grondwaterlichamen aangewezen, terwijl aan de Belgische grens rekening is gehouden met de verticale verdeling.”

Het is in de ogen van de tekstschrijvers geen groot probleem. Maar in de ogen van de ambtenaren en bestuurders die ik sprak, is er in ieder geval wel een probleem met de typologie-indelingen.

Nederland is voor de realisering van de doelen in 2015 en/of later, gezien de herkomst van het grootste deel van de vervuiling, grotendeels afhankelijk van de aanpak van de problemen bovenstrooms.

Op pagina 20 van de samenvatting en op pagina 113 van het hoofdrapport is te lezen dat één de uitgangspunten van de risicoanalyse is: “voor een realistische inschatting is aangenomen dat de belasting vanuit het buitenland niet merkbaar zal verminderen in de periode tot 2015.”

Het gebruik van andere typologieën, methoden en normen kan er toe leiden dat men ideale excuses en vertragingstactieken kan ontwikkelen om vooral niet of niet volledig te komen tot een effectieve aanpak van de problemen. Wij (Nederland) blijven dan als afvoerputje mooi zitten met de vuiligheid in onze wateren!

Pagina 9 – hoofdrapport

“De internationale coördinatie van een rapportage door de Internationale Maas Commissie richt zich op de grotere onderwerpen die relevant zijn voor het gehele internationale stroomgebied. Daarom is er aanvullend de noodzaak van bilaterale afstemming met direkt aangrenzende buurlanden. Het maasstroomgebied grenst aan de zuidkant aan Vlaanderen, in het uiterste zuidoosten aan Wallonië en in het oosten aan Nordrhein-Westfalen. Met uitzondering van Wallonië, heeft met deze partijen bilateraal overleg plaatsgevonden over de gehanteerde methoden.”

Pagina 67 – hoofdrapport

“De begrenzing van het diepgelegen grondwaterlichaam voor menselijke consumptie is al aangepast aan de Belgische indeling.”

Constateringen – conclusies

Pagina 41 – hoofdrapport

“Het wordt niet als een groot probleem ervaren dat er verschillen in de typologie zijn.”

VERZOEK

Ondergetekende verzoekt U parlementsleden alles te doen wat in Uw vermogen ligt om te komen tot een Europese invulling van de Kaderrichtlijn Water, zodat typologieën, normen en methoden afgestemd worden c.q. gelijk zijn.

Dan ontstaat de situatie dat dit kostbare, maar noodzakelijke proces om te komen tot gezonder water voor mens, dier en plant tot een succesvol einde wordt gebracht.

Maar wat bijna nog belangrijker is: het proces wordt transparant en afrekenbaar.

Als bestuurder en als burger zou ik dit graag zien.

Uw handelen afwachtend,

hoogachtend,

L.H. van der Kallen

 


B&W GEMEENTE BERGEN OP ZOOM INZ. WATERVRAGEN – A004

 


 

Bergen op Zoom, 9 mei 2005

 

Aan het College van Burgemeester

en Wethouders

Postbus 35

4600 AA Bergen op Zoom

 

Betreft: Watervragen ex artikel 37, kenmerk LK/5007

 

Geachte College,

Recent zijn een aantal stukken verschenen die van belang zijn voor het waterbeleid in en rond onze gemeente met in meer of mindere mate grote effecten op het totale gemeentelijke beleid en het beleid rond water in het bijzonder.

Een aantal van die stukken leiden voor de D66/BSD-fractie tot een aantal vragen/bemerkingen, te weten:
1.Karakterisering Stroomgebied Schelde
2.Richtlijnen voor het milieu effectrapport Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer, inclusief beantwoording inspraakreacties
3.Aspectenstudie water en bodem Bergse Haven

Ad A Karakterisering Stroomgebied Schelde

Dit stuk leidt tot een groot aantal vragen/bemerkingen. Voor de overzichtelijkheid zal de D66/BSD-fractie daar paginagewijs doorheen gaan.

Pagina 17 – paragraaf 2.3 Beschermde gebieden

“In beschermde gebieden moeten de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) in 2015 gehaald zijn”

“Beschermde gebieden zijn volgens de KRW in ieder geval gebieden die een beschermingsstatus hebben op grond van één of meerdere van de volgende EU richtlijnen:

–         Nitraatrichtlijn (91/676/EEG)

–         Richtlijn Stedelijk Afvalwater (91/271/EEG)

–         Vogelrichtlijn (79/409/EEG)

–         Habitatrichtlijn (92/43/EEG)

–         Schelpdierwaterrichtlijn (79/923/EEG)

–         Viswaterrichtlijn (78/659/EEG)

–         Zwemwaterrichtlijn (76/160/EEG)”

Binnen onze gemeente vallen daar in ieder geval onder:

– het Zoommeer/Eendracht systeem                 (kaart 7)

– de Molenplaat                                                     (kaart 7)

– het Markiezaat(meer) complex                       (kaart 7)

– het dekzandsysteem voor zover er

drinkwater gewonnen wordt                          (kaart 7)

Wat op kaart 6 (beschermde gebieden zwemwater) opvalt is het ontbreken van de Binnenschelde.

Vragen:

1. Is het ontbreken van de Binnenschelde op de lijst van zwemwaterbeschermde gebieden juist?

2. Is de zwemwaterfunctie van de Binnenschelde vervallen?

3. Uit kaart 25 blijkt dat mogelijk de Molenplaat als enige bij voortgezet beleid de 2015-doelen kan halen. Voor de andere Bergse gebieden is dat niet het geval. De doelen zijn resultaatverplichtingen! Bij verlenging van de termijnen zal gekeken worden naar alle inspanningen die gepleegd zijn. Welke concrete stappen is de Gemeente voornemens om nu reeds te zetten om in 2015 te kunnen zeggen: “we hebben alles wat redelijkerwijs mogelijk was om de doelen te halen, gedaan”?

Pagina 23 – paragraaf 3.2.4 Indeling van beschermde gebieden

“In het stroomgebied Schelde zijn geen afzonderlijke beschermde gebieden aangewezen op grond van de Nitraatrichtlijn of de Richtlijn over Wateronttrekking voor menselijke consumptie”.

Vragen:

4. Is dit juist gezien de onttrekkingen van drinkwater op ons dekzandsysteem?

5. Op kaart 9 staat de vermoedelijke Nedalco-onttrekking aangegeven als voor menselijke consumptie. Op kaart 22 als een industriële winning! Wat is juist en wat wordt de status van de Nedalco-winning na het vertrek van Nedalco? Is de winningvergunning verkoopbaar en/of anderszins overdraagbaar?

Pagina 31 – paragraaf 4.2.3 Indeling van grondwaterlichamen

“Grondwaterlichamen met drinkwateronttrekking moeten worden opgenomen in het register van beschermde gebieden en krijgen zwaardere milieudoelstellingen”

Vragen:

6. In het verlengde van vraag 5: met welk intrekgebied rond de Nedalco-winning zou met voortgezette winning rekening gehouden moeten worden bij de uitwerking van de plannen rond de Bergse Haven?

7. Kan het gestelde in paragraaf 4.2.3 leiden tot een ander intrekgebied van onze dekzandwinningen en tot zwaardere milieu-eisen omtrent grondgebruik?

Pagina 43 – paragraaf 5.1.2 Lozingen van diffuse bronnen

“In de rijkswateren veroorzaken beroep- en recreatievaart diffuse verontreinigingen met zware metalen, PAK’s en aangroeiwerende middelen zoals TBT en koper”

Vraag:

8. De KRW gaat uit van minimaal het stand-still principe! Kan de mogelijk diffuse verontreiniging van de recreatievaart een beperking opleveren voor de recreatieve ontwikkelingen rond de Bergse Haven?

Pagina 45 – paragraaf 5.1.2

‘In de regionale wateren speelt voorbelasting vooral een rol in o.a. de Zoom’

“Deze waterlichamen ontvangen water uit Vlaanderen dat onder meer belast is met stikstof en fosfor”

In dit kader verwijst de D66/BSD_fractie ook naar kaart 20 AB, waaruit blijkt dat bij de Zoom de belasting met PCB’s de norm (vanuit Vlaanderen) meer dan 5 x overschreden wordt.

Vraag:

9. De Zoom heeft grote ecologische waarden, maar is ook ernstig vervuild. Zijn status (sterk veranderd) leidt tot scherpere eisen. De inzet van het water van de Zoom kan bij verdere planontwikkelingen rond de Bergse Haven van belang zijn. In hoeverre wordt er gewerkt aan de concrete aanpak van de waterkwaliteit van de Zoom en in hoeverre worden de Vlaamse waterbeheerders daarop aangesproken en desnoods via juridische procedures gedwongen tot een terugbrenging van de belasting met nitraten, fosfaten en PCB’s?

Pagina 83 en 84 – paragraaf 7.2 t/m 7.2.1 Oppervlaktewaterlichamen

“Voor regionale waterlichamen die beschermd zijn op grond van de Vogel- of Habitatrichtlijn is geen risicoanalyse uitgevoerd”

Uit de tabel op pagina 84 blijkt dat ten aanzien van een fors aantal prioritaire stoffen er geen bepalingen zijn verricht aan monsters uit het Zoommeer/Eendracht-systeem.

Vraag:

10. Voor de verdere uitwerking van de plannen Bergse Haven is het van het grootste belang dat de actuele situatie van alle prioritaire stoffen wordt bepaald en de risicoanalyse wordt uitgevoerd. Juist de waterkwaliteit in het Zoommeer/Eendracht-systeem is belangrijk, alsmede de beoordeling wat de situatie in 2015 zal zijn. Is Uw College met de D66/BSD-fractie van mening dat het stand-still principe een bedreiging kan zijn voor de Bergse Haven plannen en dat een actuele situatiebepaling en risicoanalyse van het Zoommeer/Eendracht-systeem daarbij onontbeerlijk is?

Pagina 87 – paragraaf 7.2.1. Chemische toestand

“Uit de analyse blijkt dat ook in 2015 alle oppervlaktelichamen ‘at risk’ zijn, ondanks de lichte verbeteringen die zullen optreden door de uitvoering van het huidige beleid”

“Door meer auto’s op meer wegen zullen de emissies van PAK’s, lood en nikkel toenemen”

Vraag:

11. Zou het kunnen dat, net als bij de Europese luchteisen, de KRW leidt tot belemmeringen bij de realisering van plannen zoals de Bergse Haven?

Pagina 90 Huidige toestand oppervlaktewateren Scheldestroomgebied, ecologische toestand

Ook in deze tabel zijn een fors aantal stoffen niet meegenomen bij het Zoommeer/Eendracht-systeem.

De D66/BSD-fractie verzoekt Uw College bij de bevoegde autoriteiten/beheerders aan te dringen op een spoedige aanvulling van dit soort tabellen!

Voor de mogelijke ontwikkeling van de Bergse Haven c.q. toeristische ontwikkelingen rond het Zoommeer is het van het grootste belang dat deze cijfers, die zullen dienen als nulsituatie, er komen!

Pagina 93 – paragraaf 7.2.2. Ecologische toestand

“In de regionale wateren is de toestand van de biologische kwaliteitselementen matig tot slecht”

“In het Markiezaat en de Binnenschelde voldoen alle soortgroepen, behalve het fytoplankton, aan de norm”!

Zo slecht is de Binnenschelde dus nog niet!!

“In Zeeland veroorzaakt bovendien zoute kwel een voortdurende aanvoer van meststoffen vanuit het grondwater naar het polderwater. Het zoute water brengt in de bodem een chemische reactie teweeg waarbij meststoffen vrijkomen. Via de kwelstroom komen die vervolgens in het oppervlaktewater terecht”

Het voorgaande citaat laat zien wat er kan gebeuren als bijvoorbeeld het Zoommeer/

Eendracht-systeem zou verzilten. De zoute kwel die dan zou kunnen ontstaan in de Auvergnepolder kan dan daar kwaliteitsproblemen doen ontstaan!

Pagina 116 en 117 bijlage 1 – Overzicht betrokkenen

Van de 73 betrokkenen bij de 4 vergadergroepen vertegenwoordigde niemand specifiek de gemeente Bergen op Zoom. Slechts twee personen vertegenwoordigden een specifiek Brabants belang (gedeputeerde Verheijen en de heer Vos van het Waterschap Brabantse Delta). Van de ingezetenen van het stroomgebied woont circa 20 % in Noord-Brabant en circa 15 % in de gemeente Bergen op Zoom. Slechts één Bergenaar heeft korte tijd aan één der overleggroepen deelgenomen (collega Velthoen namens het Breed Overleg Deltawateren)

De D66/BSD-fractie kan slechts constateren dat, ondanks onze grote belangen bij het stroomgebied Schelde, de gemeente Bergen op Zoom bestuurlijk niet vertegenwoordigd was.

Vragen:

12. Is de gemeente Bergen op Zoom gevraagd op enige wijze bestuurlijk of ambtelijk betrokken te zijn bij één der vier overleggroepen?

13. Zo ja, waarom heeft Bergen op Zoom daar niet positief op gereageerd?

14. Zo nee, heeft Bergen op Zoom geprobeerd betrokken te geraken bij de totstandkoming van de karakterisering? Zo ja, hoe?

15. Hebben deelnemers aan de overleggroepen over de karakterisering met Uw College overleg gezocht?

16. Zo ja, wat was de inhoud daarvan?

Kaart 9

Op kaart 9 is de Binnenschelde ingekleurd als overig natuurgebied.

Vraag:

17. Is dit de juiste status van de Binnenschelde en heeft deze status effect op de ontwikkeling van de Bergse Haven?

Kaart 16AB

Wat opvalt op deze kaart is dat de fosforconcentratie in de Binnenschelde minder slecht is dan in de Oosterschelde of het Zoommeer/Eendracht-systeem!

Kaart 23

Geen toetsing prioritaire stoffen in de Binnenschelde!

Algemeen

Als het over de KRW en gemeenten gaat worden de gemeenten een aantal instrumenten toegedacht, te weten:

–         kwaliteitsbaggeren

–         effectmaatregelen

–         rioleringsmaatregelen

–         bouwverordening

Vraag:

18. Denkt de gemeente al na over haar rol in het kader van de KRW en de toepassing van bovengenoemde instrumenten en op welke termijn zal de raad hierbij betrokken worden?

 

Ad B Richtlijnen voor het milieueffectrapport Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer

Op pagina 11 van bijlage 2 (de antwoorden op de inspraakreacties) stelt het Ministerie dat het ambitieniveau van de initiatiefnemers is: de blauwalgenoverlast voor 2015 op te lossen.

Vraag:

19. Spoort dit ambitieniveau met de plannen Bergse Haven, mede met het oog op de peilbeheersing van de Binnenschelde met o.a. water uit het Volkerak/Zoommeer-systeem?

 

Ad C Aspectenstudie water en bodem Bergse Haven

Pagina 1

Bij de eerste vraag wordt gesproken over “een zoute situatie”.

Vraag:

20. Wat is de definitie van “een zoute situatie” in meer dan …. Cl mg/l ?

Pagina 4

Op het kaartje staan de locaties van 5 peilbuizen. In tabel 2.3 worden slechts de analyseresultaten vermeld van de peilbuizen 1, 2 en 3.

Vraag:

21. Wat zijn de analyseresultaten van de peilbuizen 4 en 5 gelokaliseerd op/nabij het Nedalcoterrein?

Pagina 6

“Aangezien er niet van elk boorpunt een analyseresultaat is, zijn op basis van de zintuiglijke waarnemingen extrapolaties gemaakt aangaande de bodemkwaliteit”

Een weinig wetenschappelijke en weinig betrouwbare methode. Alleen stoffen als PAK’s, aromaten en minerale oliën kunnen met de ogen en neus opgespoord worden, zij het zonder kwantitatieve gegevens. Bijvoorbeeld zware metalen blijven bij dit soort primitieve methoden buiten beeld! Voor een risicovol project als Bergse Haven een te beperkt onderzoek!

Pagina 10

“In de waterbodem is fosfaat beschikbaar, waarmee het water belast wordt. In zoete wateren wordt fosfaat in het algemeen gebonden aan ijzer. In de waterbodem van de Binnenschelde gaan zwavel en ijzer verbindingen aan, waardoor fosfaat niet of in beperkte mate gebonden wordt aan het ijzer.

De aanwezigheid van de relatief grote hoeveelheid zwavel wordt verklaard door het feit dat de Binnenschelde een vroegere zeebodem is, waarin meer zwavel aanwezig is dan bij de waterbodem van zoet water. Door de ongunstige verhouding van ijzer, zwavel en fosfaat, houdt de waterbodem fosfaat slechts vast en kan er veel afgifte aan de waterfase plaatsvinden (via chemische en/of biologische routes)”

In dit citaat zit de oplossing van het enige probleem van de Binnenschelde. Zoete oplossingsrichtingen zijn o.a.

–         afgraven zwavelhoudende bodemlaag

–         afdekken zwavelhoudende bodemlaag

–         zwavel/ijzer-concentratie bodem in balans brengen met de fosforconcentratie in het water door ijzer aan de bodem toe te voegen.

Zoete oplossingen zijn denkbaar, zowel voor de Binnenschelde als het Zoommeer/Volkerak-systeem!

Pagina 13 Integrale visie Deltawateren

Onder dit kopje worden woorden als “zal” en “zullen” te vaak en onjuist gebruikt. Het is geen zekerheid dat die visie wordt uitgevoerd! Besluitvorming is zelfs nog niet aan de orde!

Pagina 14 Lange Termijn Visie Geertruidapolder

“de Binnenschelde wordt in verbinding gebracht met het Zoommeer”.

Ook dit citaat is buitengewoon onzeker qua uitvoering.

Pagina 16 Autonome ontwikkeling van de Binnenschelde

“Deze of andere maatregelen zijn ongeacht de ontwikkeling van de Bergse Haven gewenst”.

Vraag:

22. Bedoeld zal toch zijn op zijn minst één der maatregelen? Allebei heeft geen zin!

Pagina 23 Toekomstige situatie

“”De scheepvaart zal het watersysteem belasten met stikstof en fosfaat”

Vraag:

23. Gezien het stand-still-principe van de KRW en het feit dat bij de KRW sprake is van een prestatieverplichting, is het dan denkbaar dat de verdere belasting van het watersysteem met stikstof en fosfaat door de scheepvaart een belemmering wordt voor de realisering van de Bergse Haven?

Pagina 24 Toekomstige situatie

Variant III spreekt de D66/BSD-fractie zeer aan!

Gezien het grote verschil tussen 11 Ha (toen) en 1 Ha (nu) als benodigde oppervlakte van het helofytenfilter komt een nadere toelichting op dit punt de D66/BSD-fractie als gewenst voor.

Pagina 30 Grondverzet

De in het plan niet bruikbare grond, totaal 445.000 m3 waarvan 145.000 m3 verontreinigd, alsmede de grote aanvoer van grond voor de leeflaag en geluidswal verontrust de D66/BSD-fractie. Met name de verwerking van de verontreinigde grond zal een zeer forse kostenpost betekenen.

De D66/BSD-fractie verzoekt Uw College ten aanzien van de grondstromen en de daaraan verbonden kosten en opbrengsten in de commissie financiën een nadere toelichting te geven, al is het maar indicatief!

Pagina 38 (driehoeksmosselen)

“….. er moet een voldoende harde ondergrond zijn”.

In principe is deze te creëren door bijvoorbeeld deels de bodem te bedekken met puin of steenslag!

In het besef dat deze brief veel vragen bevat, heeft de D66/BSD-fractie er begrip voor dat de in artikel 37 genoemde termijn bij de beantwoording van een aantal vragen problemen op kan roepen. Gefaseerde beantwoording c.q. reactie op de suggesties vindt de D66/BSD-fractie dan ook op voorhand acceptabel.

Uw reacties tegemoet ziende,

Hoogachtend,

Namens de D66/BSD-fractie

Louis van der Kallen

 


DE DOOS VAN PANDORA

 


 

KRW: een doos van Pandora

Bij de totstandkoming van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft vrijwel iedereen zitten slapen of is door de eigen arrogantie in slaap gewiegd. De Unie heeft onvoldoende in Brussel van zich laten horen en onze Nederlandse europarlementariërs hadden iets van “nu gaat er eindelijk op Europese schaal iets goed gebeuren met de waterkwaliteit”. De gedachte was dat wij Nederlanders, waterbeheerders bij uitstek, het al lang redelijk voor elkaar hadden. Het waren vooral de anderen die nu wel aan de slag zouden moeten. Men heeft zich niet gerealiseerd dat een volgepakt deltagebied als Nederland, waar de Europese vuiligheid zich eeuwen heeft opgestapeld, zich voor een andere taak gesteld ziet dan een leeg land als bijvoorbeeld Frankrijk.

Ons intensief watergebruik door industrie en landbouw, alsmede wat 16 miljoen consumenten en verkeersdeelnemers via overstorten, RWZI’s en vanuit de lucht toevoegen aan ons oppervlaktewater, maakt onze KRW-opdracht onmogelijk.

Als bestuurlijk betrokkene maak ik mij zorgen over de gevolgen. De Nederlandse waterschaptraditie is er één van “we polderen, schuiven voor ons uit en gedogen en de hogere overheden accepteren dit wel”, zo is de ervaring.

Europa is anders! Zij kent een traditie van handhaven! Nederland is reeds voor het Europese Hof van Justitie gedaagd wegens de niet tijdige omzetting van de KRW in nationale wetgeving. Collega-waterschapsbestuurders: maakt uw borst maar nat.

Mijn vrees is dat het op Europees niveau niet gaat over inspanningsverplichting (ons Nederlandse denk- en handelwijze), maar over resultaatverplichting.

Uit rijksstukken blijkt dat het kabinet rekening houdt met een verdubbeling van de zuiveringslasten  tot 2015.

Het CPB heeft in een quick scan aangegeven zelfs niet in ruwe termen iets te kunnen zeggen over de kosten van de KRW. In de Brabantse Delta, één van de waterschappen waarin ik mag figureren, is zelfs aangegeven dat het investeringsvolume tot 2015 als gevolg van de KRW wel eens met 65 – 450 miljoen euro zou kunnen toenemen.

Wat mij verontrust is dat de discussie op landelijk niveau niet mede wordt gevoerd met het bedrijfsleven en dat in die discussie en stukken de economische effect analyse tot op heden ontbreekt. Als we willen komen tot een legale fasering van de maatregelen, dan is deze analyse noodzakelijk. Het wordt tijd dat bij het landelijk bestuurlijk overleg niet alleen betrokken zijn V&W, UvW, IPO en VNG, maar ook het georganiseerde bedrijfsleven.

De landbouw, industrie, investeringsklimaat en werkgelegenheid zijn bedreigd in ons land.

Waterschappen hebben in het verleden de makkelijkste weg gekozen: de aanpak van de puntbronnen. Als dit weer zou gebeuren, omdat de aanpak van de diffuse bronnen moeilijk is, zal ons industriële vestigingsklimaat ernstig ondermijnd worden. Laten de waterschappen van het begin af aan het bedrijfsleven betrekken bij het opstellen van de regionale en stroomgebiedplannen.

De waterkwaliteiten moeten en kunnen chemisch en ecologisch beter. Maar de KRW is voor Nederland onhaalbaar. Het is straks aan burgers en bedrijfsleven niet uit te leggen, dat ondanks de vele inspanningen en kosten, de doelen niet gehaald worden. En met het systeem ‘één norm fout, alles fout’ gaat dat gebeuren.

Politiek en regelgeving is beïnvloedbaar. Niet berusten maar aan de slag om het watermilieu te verbeteren en de Brusselse politiek ervan te overtuigen dat Europa wel één is, maar niet overal gelijk.
Nederland, het afvoerputje van Europa, met zijn bevolkings-, landbouw- en industriële druk op water en bodem, is niet vergelijkbaar met lege landen zoals Frankrijk of Ierland.
Brussel moet tot dit inzicht komen, zodat wij kunnen blijven bouwen aan de verbetering van onze waterkwaliteit met haalbare doelen en daarmee draagvlak houden voor een gezonde toekomst van ons water

 


KAMERS VAN KOOPHANDEL INZ. KRW – A003

 


 

Bergen op Zoom, 2 maart 2005

 

Aan de Besturen van Kamers

van Koophandel van

Zeeland, West- en Midden Brabant,

Rotterdam, Rivierenland

en Centraal Gelderland

 

Geachte Besturen,

Bij vier waterschappen ben ik bestuurlijk actief, waarvan drie ten behoeve van de categorie bedrijfsgebouwd, o.a. in het werkgebied van Uw Kamer.

Op dit moment is waterschappelijk Nederland bezig met (de voorbereiding van) de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW).

De KRW blijkt steeds meer een doos van Pandora. Tot nu toe is de ervaring dat het (regionale) bedrijfsleven zich onvoldoende bewust is van de ernstige (financiële) bedreigingen die de KRW in zich draagt.

Ook is de inbreng van het bedrijfsleven tot op heden minimaal in het (deels landelijke) overlegcircuit inzake de implementatie (het bedrijfsleven is niet vertegenwoordigd),

terwijl op zeer korte termijn een deel van de Nederlandse wetgeving tot stand aan het komen is.

Om enige aanzet te geven omtrent de ernst van de situatie een paar feiten:

– Uit de ambitienota van het Kabinet blijkt dat zij rekening houdt met een verdubbeling (in euro’s van nu) van de zuiveringslasten (waterkwaliteitsheffing) tot 2015.

– Het CPB heeft in een quick scan aangegeven zelfs niet in ruwe termen iets te kunnen zeggen over de kosten van de KRW.

– Uit de in omloop zijnde stukken blijkt tot op heden dat er geen economische effect analyse wordt/is gemaakt.

Een economische effect analyse is buitengewoon belangrijk omdat de economische effecten de enige legale route is om te komen tot fasering van de maatregelen (derogatie).

Wat ronduit verontrustend is, is het gegeven dat het bedrijfsleven ontbreekt in het landelijk bestuurlijk overleg (LBOW), waarin betrokken zijn V&W, UvW, IPO en VNG.

Binnen de waterschappen gaat men er van uit dat de meeste verplichtingen, voortkomend uit de KRW, inspanningsverplichtingen zijn. Ondergetekende vreest dat men zich daarin vergist.

Nederland kent ten aanzien van (mede)overheden een gedoogcultuur. Europa kent een naar- de-letter-van-de-Wet handhavingscultuur. Nederland is recent reeds door de EC gedaagd voor het Europese Hof van Justitie wegens het niet (tijdig) omzetten van de KRW in wetgeving.

Gezien de aard van de KRW en de scherpe eisen zou het kunnen zijn dat de overheden wederom kiezen voor de voor hen makkelijkste weg: eisen stellen aan de puntemissies in plaats van bijvoorbeeld de diffuse bronnen. Kortom, zowel uit kostenoogpunt en bedrijfsvoeringmogelijkheden is vooral het industriële vestigingsklimaat hier bedreigd.

Kamers en benoemende organisaties zouden alles in het werk moeten stellen om bij het overleg over de implementatie van de KRW, zowel op landelijk als regionaal niveau, betrokken te worden. Hier zal, buiten oog voor de financiële zaken, ook een technische inbreng van belang zijn. Nu reeds is het belangrijk dat de Kamers in een stroomgebied (Schelde, Maas, Rijn, Eems) gezamenlijk optrekken. Dit betekent voor de Kamers in mijn waterschappelijk werkgebied:

– Zeeland en West-Brabant in het stroomgebied van de Schelde

– o.a. West en Midden-Brabant en Rotterdam in het stroomgebied van de Maas

– o.a. Rotterdam, Rivierenland en Centraal Gelderland in het stroomgebied van de Rijn

Samenwerking om te komen tot deelname in de stroomgebiedoverleggen is noodzakelijk, zodat vooral de economische effect rapportage in de stroomgebiedsplannen worden betrokken en mede overwogen.

Gaarne tot nadere informatie bereid,

hoogachtend,

L.H. van der Kallen

o.a. lid AV Waterschap Zeeuwse Eilanden

lid AV Waterschap Rivierenland

lid AV Waterschap Brabantse Delta

 


B&W GEMEENTE BERGEN OP ZOOM INZ. WATERKETEN – A002

 


 

Bergen op Zoom, 26 februari 2005

 

College van Burgemeester en

Wethouders der Gemeente Bergen op Zoom

Postbus 35

4600 AA Bergen op Zoom

 

Betreft: waterketen, grondwater en KRW, kenmerk LK/5000

 

Geacht College,

Op het gebied van water zijn er veel ontwikkelingen die grotendeels voortkomen uit het geformuleerde en te formuleren beleid van hogere en andere overheden.

Voor de D66/BSD-fractie leidt dit tot het aangeven van een aantal suggesties c.q. vragen

Waterketen

De landsregering wil komen tot een aanzienlijke besparing in de totale waterketen, waarbij samenwerking en een waterketenbedrijf tot de mogelijkheden zouden kunnen behoren.

In Gelderland loopt in dit kader een breed initiatief, waar alle overheden en het waterbedrijf de waterketen vorm aan het geven zijn met het oogmerk tot aanzienlijke besparingen te komen.

In een bestuurlijke werkgroep, waarin zeven gemeenten, alle Gelderse waterschappen, de Provincie en het waterbedrijf vertegenwoordigd zijn, worden de plannen uitgewerkt.

Startpunt is o.a. het gegeven dat reeds 10 jaar in een twaalftal Gelderse gemeenten één waterketennota verstuurd wordt door het waterbedrijf, waar ook de waterschapsheffing en het rioolrecht (op basis van het drinkwaterverbruik) in verwerkt zijn.
1.Is Uw College bekend met dit Gelders initiatief?
2.Is Uw College bereid in West-Brabant initiatiefnemer te worden om dit ook hier van de grond te krijgen?

Grondwaterrichtlijn

Er komt een Europese Grondwaterrichtlijn, waardoor (als de voortekenen ons niet bedriegen) de gemeenten de formeel wettelijke grondwaterzorgplicht op hun bordje zullen krijgen. Of hier sprake zal zijn van een resultaat- of inspanningsverplichting is nog niet duidelijk. Helder is wel dat de risico’s door claims voor de gemeente aanzienlijk zullen stijgen.

In de Tweede Kamer zijn al partijen (o.a. Van Lith van het CDA) die stellen dat de watertoets een zwaarder gewicht zou moeten krijgen. Zeker de plannen rond de Augustapolder en de Bergse Haven verdienen in dit kader onze aandacht.
1.Is er bij de opzet van deze plannen reeds rekening gehouden met deze Europese grondwaterrichtlijn in wording en hoe worden de toenemende risico’s afgedekt?

Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

De KRW is voor iedere waterbeheerder een doos van Pandora.

De kosten zullen, over de hele waterketen bezien, aanmerkelijk stijgen. Naar het gevoelen van de D66/BSD-fractie wordt dit door de meeste overheden enorm onderschat.

Veel waterbeheerders denken dat de implementatie vertraagd zal worden c.q. dat het beperkt zal blijven tot een inspanningsverplichting. Deze gedachte is ingegeven door onze min of meer gedoogcultuur. Met Europese regelgeving is dit anders. Die is gebaseerd op handhaving naar de letter!

Nu reeds heeft de Europese Commissie Nederland gedaagd voor het Europese Hof van Justitie wegens het niet (tijdig) omzetten van de KRW in wetgeving.

Uit de ambitienota van het kabinet blijkt dat zij rekening houdt met een verdubbeling (in euro’s van nu) van de zuiveringslasten (waterkwaliteitsheffing) tot 2015. Tevens heeft het CPB aangegeven zelfs niet in ruwe termen iets te kunnen zeggen over de kosten van de KRW (bron: quick scan CPB).

Alleen al de zuiveringslasten betekenen 150 à 200 euro per gezin per jaar meer lasten.

Zoals de wetgeving nu luidt, betekent dit ook voor gemeenten verder sterk stijgende kosten voor bijvoorbeeld riolering vanwege verdergaande eisen (mogelijk kan/mag niet meer) aan aard en aantal overstorten.

De enige temporiseringroute (derogatie) is een economische. Uit de in omloop zijnde stukken blijkt dat tot op heden er geen economische effect analyse is gemaakt. Ook in het landelijk bestuurlijk overleg water (LBOW), waarin de gemeenten via de VNG vertegenwoordigd is, speelt de economische effectanalyse (nodig voor derogatie) geen rol.
1.De D66/BSD-fractie verzoekt Uw College dringend middels de VNG de noodzaak van een economische effect analyse in te brengen in het LBOW.
2.Tevens verzoekt de D66/BSD-fractie Uw College dringend te overwegen alle nog in het beheer van de gemeente zijnde watergangen zo spoedig mogelijk over te dragen aan het waterschap. De kosten van het beheer van watergangen, zowel van uitvoering als beleid, zullen zeker scherp stijgen.

Uw reacties tegemoet ziende,

hoogachtend,

namens de D66/BSD-fractie

Louis van der Kallen