EEN TOEKOMSTVISIE VOOR EEN KLIMAATBESTENDIG NEDERLAND


EEN TOEKOMSTVISIE VOOR EEN KLIMAATBESTENDIG NEDERLAND
Adviesgroep Borm & Huijgens en Adviesgroep Haak & Stokman

Samensmelting planvorming
De ontwikkelde plannen van de Adviesgroep Borm & Huijgens en de Adviesgroep Haak en Stokman hebben een landelijk integrale aanpak, zoals de commissie Veerman beoogde. De plannen zijn ineen geschoven met als inzet een samenhangende invulling van de wateropgaven waarvoor ons land staat; een toekomstvisie voor een klimaatbestendig Nederland.

Vijf voor twaalf
“Nederland moet niet wachten op de volgende watersnoodramp, maar nu met daadkracht gezamenlijk, vanuit een cultuurhistorisch besef, optreden tegen de klimaateffecten.” Dit is de belangrijkste uitkomst van het symposium ‘Waterrijk Nederland vijftig jaar na nu’, dat de Nederlandse Vereniging van Rentmeesters op woensdag 11 november 2009 in Utrecht organiseerde.
Als er niet tijdig begonnen wordt, staat men straks bij diverse wateropgaven met de rug tegen de muur. Het is gunstiger wanneer projecten voor het bereiken van kritieke tijdstippen gerealiseerd kunnen worden. In bestuurlijke en politieke kringen wordt nog altijd de ernst van de problematiek onderschat. Dit blijkt uit het ontbreken van beleid dat gericht is op een omvattend plan, om op tijd tot integrale oplossingen te komen. Het ontbreken van zulk beleid leidde in Nederland in het verleden herhaaldelijk tot rampen (bijvoorbeeld 1953). De belangen van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ecologie dienen behartigd te worden.

De roep om een integrale aanpak
Het advies van de commissie Veerman was geenszins bedoeld als een ´dichtgetimmerd verhaal´. Het ontbreken van een centrale regie leidde er echter toe dat de aanbevelingen spoedig gehanteerd werden als richtlijnen. Daarmee zijn verschillende instanties, zoals regionale stuurgroepen en werkgroepen, zelf aan de slag gegaan en hebben meerdere plannen ontwikkeld. Deze plannen richten zich vaak op sectorale oplossingsrichtingen, op deelgebieden van de centrale problematiek, en dragen meestal een regionaal karakter. Helaas vormt de optelsom van deeloplossingen niet de integrale oplossing die op termijn voor heel Nederland veiligheid en leefbaarheid garandeert.

De route naar de toekomst dient helder te worden
Er dient een duidelijk plan ontwikkeld te worden dat een integrale oplossing beoogt voor de grote opgaven waarvoor ons land staat, zoals:

  • Waterveiligheid door veilige zeeweringen en beheersing van de rivieren
  • Zoetwatervoorziening door het behoud van watervoorraden en het voorkomen van verliezen
  • Ontwikkeling van gezonde estuaria
  • Terugdringen van de voortschrijdende verzilting
  • Realisatie van duurzame energievoorzieningen
  • Verbetering van de infrastructuur Randstad
  • Benutten van economisch rendabele oplossingen..

De ontstane situatie waarin ons land zich bevindt, beperkt de keuzemogelijkheden.

Wat staat ons (land) te doen ?

  • Inventariseren van de bestaande oplossingsrichtingen
  • Verzamelen van de bruikbare elementen daarvan, die samen kunnen leiden tot één integraal plan voor de oplossing van alle opgaven
  • Ontwikkelen op bestuurlijk niveau van een beleid dat dit integrale plan waarborgt

Zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg
Momenteel is 1500 m3/s nodig om de indringing van zout tegen te gaan in de Nieuwe Waterweg. Dat is 40% van de totale rivierafvoer. Naar verwachting neemt in de komende eeuw de minimum zomerafvoer van 1700 m3/s af tot wellicht 700 m3/s (J. van Alphen, RWS Waterdienst, 2009). Dan gaat het met de zoutindringing allang mis. Afsluiting van de Nieuwe Waterweg is onontkoombaar.
Het tegengaan van het grootschalig waterverlies is ook van belang voor de herijking van de zoetwaterverdeling en het behoud van de zoetwatervoorraden.
Voor het zoetspoelen van poldersloten wordt eveneens 40% van al het rivierwater gebruikt. Bij zoetwaterschaarste neemt de vraag juist toe. Ook hier komt men spoedig klem te zitten.

afsluitbaar toekomst

Afb. 1: `Afsluitbaar Open Rijnmond`, tekening T. Rijcken

Maar ook veiligheid speelt een rol bij de Nieuwe waterweg. De faalkans van de Maeslantkering wordt te groot en ook de hoogte van de kering laat te wensen over. Een veiliger afsluiting van de Nieuwe waterweg met schutsluizen in zee lijkt het meest geschikt. Aanleg in zee vormt geen tijdelijke belemmering voor de scheepvaart. Hierbij blijven de westwaarts nog uit te breiden zeehavens van de Europoort open. Er kan tegelijkertijd een spuimogelijkheid ten oosten van de zeesluizen aan de noordzijde van de Nieuwe Waterweg aangelegd worden.

monding Nieuwe Waterweg 4

Afb. 2: Impressie van de open Europoort en de Nieuwe Waterweg met zeesluizen en spuisluizen

Extreme rivierafvoeren
De gletsjerrivier verdwijnt, we verwachten moessonregens en extreme droogte. De rivierafvoeren worden net zo wisselend als het weer. Men waarschuwt voor ernstige zoetwatertekorten in de zomer. Na de maatregelen in het kader van Ruimte voor de Rivier, gaat de Zuidwestelijke Delta de klappen opvangen. Maximale berging en spuimogelijkheden dienen benut en uitgebreid te worden.

De meest voor de hand liggende verwachtingen zijn een zeespiegelstijging van 30 tot 40 cm per eeuw, een maximum piekafvoer van 16.000 m3/sec en een afname van de minimum zomerafvoer van 1700 m3/sec naar 700 m3/sec in 2100.

Doorstroming en routeverlenging naar zee
De ecologische versterking van de delta krijgt gestalte in de estuariene dynamiek, middels open verbindingen tussen zee en rivieren. Voor ontwikkeling van estuariene dynamiek en het gelijktijdig beperken rivieropwaartse invloed van de zee, zijn er twee maatregelen: Het rivierwater laten meanderen in de bestaande deltawateren en de routes verlengen middels een lagune of een omdijkt stroomtraject in zee. Een meanderende rivier zorgt voor vertraging van doorstroming. Dit is bij geringe rivierafvoeren gunstig.

doorstroming ZWD 4

Afb. 3: Schets inrichtingsvoorstel zuidwestelijke delta

Echter, bij (extreem) hoge afvoeren is het zaak om de doorvoer zo gericht mogelijk te houden. Dat betekent dat er onder die omstandigheden in de Zuidwestelijke Delta meteen al gespuid wordt door de Haringvlietsluizen en bij de Afsluitdijk eveneens de bestaande spuisluizen in gebruik gesteld worden.

Voor tijdelijke rivierwaterberging en afvoer worden het IJsselmeergebied en de Zuidwestelijke Delta ingezet. De bergingscapaciteit van het IJsselmeer voldoet aan de veiligheidseisen en met een verlenging van het traject van afstroom rond de Afsluitdijk kan een permanente open verbinding worden gemaakt met de Waddenzee. Voor de Zuidwestelijke Delta ligt er een optimale kans om het rivierwater te laten afstromen, middels een doorsteek bij Goeree, via Grevelingen en Oosterschelde. Hierbij wordt de compartimentering van de deltawateren opgeheven, neemt de opvangcapaciteit maximaal toe en verbetert de waterkwaliteit. De Zuidwestelijke Delta speelt de belangrijkste rol in rivierwaterafvoer en bij het herstel van estuariene dynamiek. Het nastreven van een stabiel dynamisch milieu en van een min of meer vaste locatie van de overgang van zoet naar zout, zijn mogelijk middels bijsturen met spuisluizen, kribben en stormvloedkering.
Doorstroming speelt er een belangrijke rol voor de verbetering van de milieukwaliteit, de voeding van schelpdierculturen en het bestrijden van blauwalgen.

doorstroming IJsselmeer 4

Afb. 4: Schets inrichtingsvoorstel noordelijk IJsselmeergebied

Alle wateren worden onderdeel van één groot systeem in open verbinding met zee, dat zich op natuurlijke wijze verder mag ontwikkelen. Een eco-economisch aspect is, dat de belangrijkste zoetwatervoorraden van Nederland hierbij behouden blijven.

Er worden momenteel uiteenlopende inrichtingsplannen voorgesteld die niet voldoen aan de genoemde voorwaarden. Zo geeft het toelaten van zout in het Volkerak-Zoommeer niet alleen een wijziging van het milieu, maar werkt het ook verzilting van de regio in de hand. Het maakt het een toekomstige open verbinding van het Volkerak met het Haringvliet en Hollandsch Diep onmogelijk en het vernietigt het de zoetwatervoorraad. Omdat het zoute en brakke water veel invloed krijgt in de Zuidwestelijke Delta is het behoud van de zoetwatervoorraden Volkerak-Zoommeer en Haringvliet van groot belang.

De Haakse Zeedijk
Met de aanleg van de Haakse Zeedijk wordt een nieuwe kustlijn gedefinieerd die vijfentwintig kilometer westelijk ligt van de huidige kust. Deze kustlijn zonder uitstulpingen is geschikt voor natuurlijke zandaanlanding en duinontwikkeling. Met dwarsdijken naar de huidige kust ontstaan er drie kustbekkens.
De aanleg van de Haakse Zeedijk is van belang voor een klimaatbestendig Nederland. De kustbekkens zijn primair gericht op waterveiligheid en vervolgens op estuariene dynamiek (Zuidbekken), noodberging (Zuid- en Midbekken) en zoetwaterbuffering (Noordbekken).
Het Midbekken en het Noordbekken zijn na aanleg meteen gesloten en blijven beneden gemiddeld zeepeil. Samen beschermen ze de Hollandse kust en gaan ze zoute kwel tegen.

klimaatbestendig Nederland 6

Afb. 5: Een gecombineerd toekomstbeeld

Een laag peil in het Midbekken betekent dat bij hoge afvoeren ook de Nieuwe Waterweg het overtollig rivierwater kan spuien. Een gesloten Rijnmond kan onder alle omstandigheden hier haar water lozen.

Vervolgens gaat de aandacht naar energievoorziening, infrastructuur, recreatie en woningbouw. Het totaalplaatje van de diverse inrichtingen met onder meer een luchthaven, een uitbreiding van de Maasvlakte, windmolenparken, energiecentrales, woonkernen, wegen en havens, recreatiegebieden en natuur behoort nog nader uitgewerkt te worden. Inrichtingssuggesties en voorlopige berekeningen zijn voorhanden.

Een gezamenlijke delta
De aanleg van een Zuidbekken vergroot de delta en is een logisch vervolg op de genoemde routeverlenging naar zee. Met een hoge dijk om de Voordelta vanaf Walcheren tot aan de Europoort ontstaat een lagune. In de openingen naar zee kunnen, tegen de tijd dat de stormvloedkering Oosterschelde is afgeschreven, brede stormvloedkeringen worden aangebracht. Zo wordt de estuariummonding langer en vergroot. In deze lagune is sprake van estuariene dynamiek. Ze fungeert als kraamkamer voor de zee en als verbindingszone met de grote rivieren. Ze omvat de gezamenlijke monding van Rijn, Maas en wellicht ook Schelde.

Het is mogelijk dat in de toekomst, na een afsluiting van de Westerschelde met zeesluizen, er een open verbinding via de Oosterschelde gecreëerd gaat worden. Dan is de getijdenslag bij Antwerpen heel wat minder.
Bij tijdelijke afsluiting van het Zuidbekken met de keringen wordt de totale noodopvang voor rivierwater meer dan verdubbeld en is Nederland op extreem hoge rivierafvoeren voorbereid.

Regelbare afvoeren
Een doorvoerkanaal van zoet water vanaf het IJsselmeer kan het Noordbekken van zoet water voorzien. De IJssel dient dan ook een groot deel van het jaar van voldoende aanvoer gegarandeerd te worden, om de noordelijke zoetwatervoorraad aan te vullen en het IJsselmeer zoet te houden. Een te reguleren doorvoer van Rijnwater bij Pannerden is hiervoor vereist (Plan Beaufort). Bij hoge afvoeren zal de Gelderse IJssel maar 10% van het totaal kunnen verwerken en stijgt het peil vooral in de zuidwestelijke waterberging.

Stapsgewijze aanpak
Elke stap van een deltaprogramma dient genomen te worden in samenhang en gericht op de lange termijn. Het heeft de voorkeur dat elk project een afgerond en rendabel geheel is.
Er is in november 2009 gestart met de herijking van de landelijke zoetwaterverdeling en deze wordt in 2015 voltooid. In deze periode is het van belang om de met de herijking samenhangende zaken voor te bereiden. De hoogste prioriteit, in verband met waterveiligheid en zoetwaterverlies, heeft de aanleg van zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg. De beslissing hierover dient spoedig genomen te worden, zodat de voorbereidingen kunnen starten. Dit geeft zekerheid voor de zoetwaterverdeling in combinatie met de herinrichting van de Zuidwestelijke Delta, het IJsselmeer en alle overige deelplannen. Verder in de tijd wordt het, gezien de klimatologische onzekerheden, moeilijker om aan te geven wanneer bepalende maatregelen genomen moeten worden. Deze maatregelen zijn vaak tijdgebonden, afhankelijk van een volgorde of van nog onzekere ontwikkelingen zoals de mate van zeespiegelstijging.

Een streefbeeld als basis
Deze bijdrage beslaat slechts enkele pagina´s. Voor een nadere uitwerking zal nog zeer veel moeten gebeuren. Het geschetste toekomstbeeld kan mogelijk als uitgangspunt fungeren voor een plan voor een klimaatbestendig Nederland. Het zou een basis kunnen vormen voor combinaties met relevante visies. Een streefbeeld zoals de commissie Veerman voor ogen had en van waaruit een samenhangende invulling voor het deltaprogramma ontwikkeld kan worden.

Voor meer informatie: De herijking van de landelijke zoetwaterverdeling, H2O december 2009
Adviesgroep Borm & Huijgens:
Adviesgroep Haak & Stokman:
Website: www.haaksezeedijk.nl

Gerelateerde en te combineren planvorming:
Mooiste en Veiligste Delta 2010 – 2100, RWS – Deltares, 2007
Afsluitbaar-Open Rijnmond, T. Rijcken, 2008
Plan Beaufort, G. Beaufort, januari 2010


OVERWEGING STROOMGEBIED DE SCHELDE – 0036

 


 

Bergen op Zoom, 7 juli 2008

 

Aan het Dagelijks Bestuur

van het Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Vanuit een andere functie heb ik de beschikking gekregen over het stuk “Overwegingen bij het Stroomgebiedbeheersplan Schelde” van het projectbureau kaderrichtlijn water van februari 2008.

De eerste vraag die bij lezing opkomt is: wat is de status van het stuk?

Wat ook opvalt is de vele zaken die gepresenteerd worden als vaststaande feiten, zoals wat er in het stroomgebied gaat gebeuren en de fasering van één en ander.

Vaak staan in het stuk zinnetjes of aanheffingen als:

– “de bestuurders uit het stroomgebied van de Schelde vinden”

– “de bestuurders in het stroomgebied van de Schelde willen”

– “kiezen de bestuurders”

– “de bestuurders kiezen”

– “de bestuurders nemen als uitgangspunt”

Het gaat over water en het gaat over maatregelen die geld kosten en het gaat er over wanneer zaken worden uit gevoerd. Het lijkt of ‘deze bestuurders’ budgetrecht hadden of hebben. Maar wie zijn zij? Omdat het over water gaat en taken die o.a. de waterschappen uitvoeren, komt het ondergetekende voor dat het over de waterschapsbestuurders zou moeten gaan. Maar die hebben over veel van de zaken in het stuk genoemd nog helemaal geen besluit genomen. Of ondergetekende zou wat gemist moeten hebben. Naar aanleiding van de inleiding maakt ondergetekende op dat ‘de bestuurders’ die deel uitmaken van het Regionaal Bestuurlijk Overleg Schelde in het stuk aangeduid worden als “de bestuurders”! Maar dat is zeer bevreemdend, want deze hebben voor zover dit lid van het Algemeen Bestuur van het waterschap Brabantse Delta weet helemaal geen budgetrecht. Noch het recht om allerlei verplichtingen aan te gaan, zoals wanneer welke maatregelen in het kader van de kaderrichtlijn water in het werkgebied van bijvoorbeeld het waterschap Brabantse Delta worden uitgevoerd.

Wat ondergetekende nog het meest bevreemd is dat dit stuk, uit februari 2008, niet ter kennisneming c.q. vaststelling is aangeboden aan het Algemeen Bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Het gaat immers mede over een deel van het territoir van ons waterschap.

Waarom is dit stuk niet aangeboden aan het Algemeen Bestuur? Op welke wijze en wanneer is het Dagelijks Bestuur en of de vertegenwoordiger van het waterschap Brabantse Delta namens ons waterschap gemachtigd of gemandateerd verplichtingen aan te gaan met financiële consequenties?

Het stuk bevat interessante informatie zoals: “Vanaf 2010 zijn de hoogste kosten verbonden aan het plan voor een zout Volkerak-Zoommeer: 170 miljoen euro. Daarvan is 50 miljoen euro nodig voor een alternatieve zoetwatervoorziening.” Graag ontvangt dit AB lid de kostencalculatie waarop deze ‘inschatting’ van 50 miljoen euro is gebaseerd.

“De bestuurders in het stroomgebied hebben hun visie op de Deltawateren beschreven in “De kracht van de Delta””. Is dit stuk voor de AB leden beschikbaar?

Op pagina 51 en 52 worden de regionale wateren in West-Brabant belicht in het kader van een maatregelenpakket inclusief fasering. Wie heeft deze maatregelen en fasering bepaald. “Uitvoering vindt plaats in de periode 2010-2027” en wie heeft klaarblijkelijk de financiering hiervoor vastgesteld? Die wil ik graag een bedankje sturen. Want het is zeer onbaatzuchtig de kosten op zich te nemen. Want in de goede waterschapstraditie geldt immers: ‘wie bepaalt, betaalt’. Het AB van de Brabantse Delta kan het niet zijn, deze heeft immers voor de uitvoering van deze ‘vastgestelde’ werkzaamheden tot op heden, naar ik weet, nog geen kredieten vastgesteld.Terwijl ons AB besloten heeft niet over het graf te regeren, lijkt het er op dat de vertegenwoordiger in het Regionaal Bestuurlijk Overleg Schelde dit wel heeft gedaan.

In Tabel 7 (pagina 68) is aangegeven dat de 50 miljoen euro voor de zoetwatervoorziening komt uit de “impuls in het kader van de watervisie”. Hoe hard is dit en waar is dit vastgelegd?

Bij de kostenverdeling voor de monitoring (pagina 83) valt op dat ons waterschap verhoudingsgewijs veel bijdraagt in de kosten (40.000 euro tegen 10.000 euro waterschap Zeeuwse Eilanden en slechts 6.000 euro waterschap Zeeuws-Vlaanderen) wat is daarvan de reden?

Ondergetekende verzoekt spoedige beantwoording en agendering van het stuk “overwegingen bij het Stroomgebiedbeheersplan Schelde” voor de eerstkomende vergadering van het AB.

Is een dergelijk stuk ook al beschikbaar van het Maasstroomgebied?

Zo ja, dan verwacht ik dat spoedig te ontvangen. Lijkt mij ideale zomerlectuur.

Hoogachtend,

Louis van der Kallen

 


B&W GEMEENTE BERGEN OP ZOOM INZ. PRESENTATIES – A006

 


 

Bergen op Zoom, 6 juli 2005

 

Aan het Presidium van de

Gemeenteraad Bergen op Zoom

Postbus 35

4600 AA Bergen op Zoom

 

Betreft: presentaties, kenmerk LK/5011

 

Geacht Presidium,

Op 5 juli was de presentatieavond inzake de stand van zaken rond het gemeentelijk waterbeleid. In de aankondiging was gesteld van 19.30 tot 21.30 uur.

Normaliter bestaat een presentatieavond uit een presentatie (ca. 1 uur, een korte pauze (ca. 5 min) en daarna vragen/discussie (ca. 1 uur).

De avond begon goed met de verjaardag van de wethouder, we zongen hem enthousiast toe en hij mocht de welgemeende felicitaties in ontvangst nemen voor zijn zestigste verjaardag.

De voorzitter kondigde 5 sprekers aan en we gingen vol vuur van start. Tot zover is hier niets mis mee.

Onder de aanwezigen was enig enthousiasme om snel door de avond heen te gaan, want men keek uit naar de aangekondigde traktatie van de jarige op het terras.

Een enkele mopperaar memoreerde dat we ondanks het reces wel weer voor de tweede avond achter elkaar aanwezig waren.

Om 21.30 uur waren de presentaties nog bezig! Op een enkele vraag van andere raadsleden na, waren de lieden achter de tafel continue aan het woord geweest. De presentaties waren, hoe goed ook bedoeld, deels onnodig lang en werden vaak verlengd door een gemotiveerde portefeuillehouder die met grote regelmaat nog iets wilde toevoegen en daar voor iedere keer bedankt werd door de presentator.

Op basis van de presentaties had ik een reeks van vragen c.q. opmerkingen. Ik had daar gedurende de presentaties vanaf gezien, mede, om met de voorzitter te spreken, gezien mijn achtergrond.

De duur van de presentaties was absurd en in strijd met de normale gang van zaken. Om 21.30 uur heb ik dan ook de vergadering als een vorm van protest verlaten en de voorzitter in kennis gesteld van mijn gevoelens daaromtrent.

Als na de presentaties de vragen nog gesteld en de discussie over het waterbeleid nog gevoerd had moeten worden was het zeker 23.00 uur geworden. Zo laat op de avond leg ik onder de gegeven omstandigheden geen beslag meer op de tijd van mijn collega’s.

Nu heb ik het gevoel dat er óf van een stevig falen van de coördinatie sprake is óf  van een bekende tactiek om een vergadering te manipuleren, rekken totdat iedereen weg wil, dan wordt de discussie doodgeslagen. Een vastbijter wordt dan niet meer gewaardeerd.

De voorzitter heeft op geen enkel moment getracht de presentatoren tot enige spoed te manen.

Ik verzoek het presidium dit soort presentaties anders te plannen en desnoods te spreiden over meerdere data, tenzij men blijvend geen prijs stelt op een inhoudelijke inbreng en/of discussie.

Mijn meest noodzakelijke opmerkingen:

In het verleden heb ik met grote regelmaat kritiek gehad op de houding van B&W inzake de behartiging van de waterbelangen van Bergen op Zoom ten opzichte van andere overheden. Sinds enkele jaren is de uitvoering binnen onze gemeente zodanig dat achterstanden worden ingelopen. Strategisch ten opzichte van andere overheden constateer ik nog steeds veel gemiste kansen en enige goedgelovigheid.

Reeds in 2002, kort na de vaststelling in 2001 van de nieuwe maatgevende afvoeren van de Rijn (16.000 m3 per sec.) en de Maas (3.800 m3 per sec.), heb ik het college en de raad herhaalde malen gewezen op de mogelijke voornemens van Rijkswaterstaat om het Volkerak-Zoommeer-systeem te gebruiken als bergingscapaciteit om de randstad (Rotterdam/ Dordrecht) tegen de laagst denkbare kosten te beschermen. Niemand nam de moeite te luisteren!

Tevens heb ik met grote regelmaat aangedrongen op een Bergse vertegenwoordiging in alle voor Bergen op Zoom relevante wateroverleggen. Men nam de tijd, noch de moeite!

Ook recent moest ik weer constateren dat bij alle overleggen over de Schelde Karakterisering Bergen op Zoom, maar eigenlijk heel het Brabantse gebied in dat stroomgebied, vrijwel niet vertegenwoordigd was! Eén uitzondering: een raadslid die als vertegenwoordiger van de recreatievaart deels aanwezig was.

Veel gemiste kansen!

Nu benadrukt de wethouder dat er in de PKB Ruimte voor de Rivier, zoals deze nu ter inzage ligt, verwezen wordt naar de problemen die kunnen ontstaan voor Bergen op Zoom, Tholen en West Brabant door een eventuele berging van rivierwater in het Volkerak-

Zoommeer-systeem. Hij voegde er als geruststelling aan toe dat de kansberekening voor die problemen één keer in de 1400 jaar bedroeg.

Hij heeft op dit moment gelijk !

De feiten:

–          Het Volkerak-Zoommeer ligt niet in het gebied waarop de PKB formeel betrekking heeft.

–          In de ter beschikking gestelde 1,9 miljard euro voor de uitvoering van de PKB zit nul euro voor een eventuele oplossing van de problemen die kunnen ontstaan in West Brabant (zie de Blokkendoos)! We weten allemaal dat veel geld los krijgen van de politiek in Den Haag voor gebieden buiten de Randstad geen sinecure is!

–          Nu is de theoretische kans op waterproblemen volgens de statistici 1 op 1.430 (dit kan de komende winter al zijn). Het zijn dezelfde klimaatmodellen die berekenen dat bepaalde regenbuien 1 x per 100 jaar voorkomen, terwijl de laatste 8 jaar in Zeeland al 4 van dat soort buien werkelijk gevallen zijn.

–          Ik schrijf met nadruk nu, want volgens diezelfde modellen is de kans op de problemen, veroorzaakt door de waterberging in het Volkerak-Zoommeer in 2050 al 1 op 25. Dit wordt vooral veroorzaakt door de berekende zeespiegelstijging en de toenemende buienintensiteit. Dit cijfer is in de laatste openbare vergadering van het AB van de Brabantse Delta op vragen van mij door de Dijkgraaf in het openbaar bevestigd!

–          Al die modellen kennen als basis het zogeheten middenscenario van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) dat uitgaat van een stijging van de temperatuur van 20 C per eeuw, met als uitkomst 60 cm. zeespiegelstijging per eeuw. Als we de toenemende geluiden van de klimatologen zouden mogen geloven, die nog steeds een versnelling van de opwarming constateren, met als gevolg een veel snellere stijging van het zeeniveau en een voortgaande intensivering van de neerslaghoeveelheden, dan wordt het gevoel van “het is maar eens in de 1400 jaar” helemaal bedreigend en constateert ondergetekende een misplaatste uitstraling van ‘het komt wel goed’.

Veel nadrukkelijker moet de lokale en regionale politiek helder maken dat van berging in het Volkerak-Zoommeer-systeem geen sprake kan zijn zonder effectieve maatregelen (dus geld) om de gevolgen voor Bergen op Zoom, Tholen en de rest van West-Brabant adequaat aan te pakken.

Met vriendelijke groet,

Louis van der Kallen

 

c.c.      raadsleden Bergen op Zoom

college van B&W

 


PARLEMENTARIËRS INZ. KRW – A005

 


 

Bergen op Zoom, 9 juni 2005

 

Aan Parlementsleden

 

Geachte Parlementsleden,

Ondergetekende is bestuurlijk betrokken bij vier waterschappen (Zeeuwse Eilanden, Brabantse Delta, Rivierenland en Rijn en IJssel).

Op dit moment staat de Kaderrichtlijn Water bestuurlijk in de belangstelling.

Nederland maakt deel uit van vier grote Europese stroomgebieden (Schelde, Maas, Rijn en Eems). Tot op heden heb ik de Karakteriseringen van de Nederlandse stroomgebieden van Schelde en Maas gelezen en een poging gedaan me te verdiepen in de stukken en informatie over de betrokken stroomgebieden en België en Duitsland. Daar wordt je niet vrolijk van!

Door de verschillende systematieken, methoden en normen is vergelijken/afstemmen lastig. Toch is het Nederlandse belang in deze erg groot.

Middels citaten en verwijzingen naar teksten uit de Karakterisering van het Nederlandse Maasstroomgebied zal ik één en ander trachten te verduidelijken c.q. het belang van vergaande afstemming c.q. gelijkschakeling aan te tonen.

Omgang met verontreinigende stoffen
Op pagina 28 van de samenvatting laat figuur 18 zien dat bij de acht probleemstoffen in onze wateren veruit het grootste deel afkomstig is uit het buitenland:

zink ca. 80 %

fosfor ca. 70 %

stikstof ca. 70 %

koper meer dan 80 %

nikkel ca. 70 %

cadmium meer dan 90 %

benzo(k)fluorantheen ca. 95 %

PCB’s nagenoeg 100 %

Pagina 28 – samenvatting:

“Vanwege de benedenstroomse ligging is het bereiken van een goede ecologische toestand in de Nederlandse Maaswateren mede afhankelijk van de inspanningen die de bovenstrooms gelegen landen leveren om lozingen te verminderen en de waterkwaliteit te verbeteren.

Inzicht in die effectiviteit van maatregelen in Nederland en in de bovenstroomse landen is een nadrukkelijk punt van aandacht”.

Pagina 51 – hoofdrapport

“Uit de brede screenings blijkt ook dat het aantal meetlocaties waar diuron de MTR overschreed, in 2003 met ongeveer 60 % afgenomen was ten opzichte van 2000. Sinds 1999 is er in Nederland een verbod op het gebruik van dit middel. In enkele gebieden is het goed mogelijk dat het middel uit België afkomstig is, waar gebruik toegestaan is.”

Pagina 87 – hoofdrapport

“Diuron is veel gebruikt op verharde terreinen, maar is in Nederland inmiddels verboden.”

Verschillende methoden/normen
Pagina 67 – hoofdrapport

“De begrenzing (grondwaterlichamen) is in Duitsland en België anders aangepakt dan in Nederland. Hierover wordt bilateraal overleg gevoerd.”

“In Duitsland is een andere begrenzingsmethodiek gehanteerd.”

Pagina 69 – hoofdrapport

“Ook over de begrenzing van grondwaterlichamen ten westen van Maastricht (daar is de aansluiting tussen Nederlandse, drie Vlaamse en een Waals grondwaterlichaam onduidelijk) is afstemming noodzakelijk.”

Pagina 137 – hoofdrapport

“Nederland en België gaan verschillend te werk bij het opnemen van grondwaterlichamen voor menselijke consumptie in het register. In Nederland zijn alle grondwaterbeschermingsgebieden (per definitie) opgenomen in het register. In België is slechts een deel van de gebieden die in het nationale beleid beschermd worden, in het register opgenomen. Dit geeft verschillen aan de grens.”

De feitelijke verschillen (o.a. pag. 174 – hoofdrapport)

NederlandVlaanderenNordrhein-Westfalen
Waterlichamen55 typen9 typen23 typen
Grondwater-lichamengrotere, geen onderscheid in lagenkleinere, alleen voor onttrekkingen menselijke consumptiekleiner dan Nederland, groter dan Nordrhein-Westfalen, deels verticaalkleine lichamenonderscheid
prioritairestoffentoetsen aan EC-voorstellen Fraunhofer Instituuttoetsen aan nationale normen en Fraunhofer normen als vastgesteldtoetsen aan nationale normen

Verder zijn er verschillen op: politieke aandachtspunten, het implementatieproces, het ambitieniveau, de risicoanalyse en de publieke participatie.

Wat gebeurt er of is er gebeurd
Pagina 13 – samenvatting

“Duitsland en België hebben grondwaterlichamen op een andere manier ingedeeld. In België is het grondwaterlichaam Zand in de verticaal onderverdeeld. In Duitsland zijn veel kleinere grondwaterlichamen onderscheiden. In een procedure van wederzijdse afstemming met de buurlanden is aan de Duitse grens een aantal (kleine) grensoverschrijdende grondwaterlichamen aangewezen, terwijl aan de Belgische grens rekening is gehouden met de verticale verdeling.”

Het is in de ogen van de tekstschrijvers geen groot probleem. Maar in de ogen van de ambtenaren en bestuurders die ik sprak, is er in ieder geval wel een probleem met de typologie-indelingen.

Nederland is voor de realisering van de doelen in 2015 en/of later, gezien de herkomst van het grootste deel van de vervuiling, grotendeels afhankelijk van de aanpak van de problemen bovenstrooms.

Op pagina 20 van de samenvatting en op pagina 113 van het hoofdrapport is te lezen dat één de uitgangspunten van de risicoanalyse is: “voor een realistische inschatting is aangenomen dat de belasting vanuit het buitenland niet merkbaar zal verminderen in de periode tot 2015.”

Het gebruik van andere typologieën, methoden en normen kan er toe leiden dat men ideale excuses en vertragingstactieken kan ontwikkelen om vooral niet of niet volledig te komen tot een effectieve aanpak van de problemen. Wij (Nederland) blijven dan als afvoerputje mooi zitten met de vuiligheid in onze wateren!

Pagina 9 – hoofdrapport

“De internationale coördinatie van een rapportage door de Internationale Maas Commissie richt zich op de grotere onderwerpen die relevant zijn voor het gehele internationale stroomgebied. Daarom is er aanvullend de noodzaak van bilaterale afstemming met direkt aangrenzende buurlanden. Het maasstroomgebied grenst aan de zuidkant aan Vlaanderen, in het uiterste zuidoosten aan Wallonië en in het oosten aan Nordrhein-Westfalen. Met uitzondering van Wallonië, heeft met deze partijen bilateraal overleg plaatsgevonden over de gehanteerde methoden.”

Pagina 67 – hoofdrapport

“De begrenzing van het diepgelegen grondwaterlichaam voor menselijke consumptie is al aangepast aan de Belgische indeling.”

Constateringen – conclusies

Pagina 41 – hoofdrapport

“Het wordt niet als een groot probleem ervaren dat er verschillen in de typologie zijn.”

VERZOEK

Ondergetekende verzoekt U parlementsleden alles te doen wat in Uw vermogen ligt om te komen tot een Europese invulling van de Kaderrichtlijn Water, zodat typologieën, normen en methoden afgestemd worden c.q. gelijk zijn.

Dan ontstaat de situatie dat dit kostbare, maar noodzakelijke proces om te komen tot gezonder water voor mens, dier en plant tot een succesvol einde wordt gebracht.

Maar wat bijna nog belangrijker is: het proces wordt transparant en afrekenbaar.

Als bestuurder en als burger zou ik dit graag zien.

Uw handelen afwachtend,

hoogachtend,

L.H. van der Kallen

 


KRW SCHELDE – BERGSE HAVEN – 0004

 


 

Bergen op Zoom, 14 mei 2005

 

Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

per e-mail

 

Geacht Bestuur,

Recent zijn een aantal stukken verschenen die van belang zijn voor het waterbeleid.

Een aantal van die stukken leiden voor ondergetekende tot een aantal vragen/bemerkingen, te weten:

  1. Karakterisering Stroomgebied Schelde
  2. Aspectenstudie water en bodem Bergse Haven

Ad A Karakterisering Stroomgebied Schelde

Dit stuk leidt tot een groot aantal vragen/bemerkingen. Voor de overzichtelijkheid zal ondergetekende daar paginagewijs doorheen gaan.

Wat op kaart 6 (beschermde gebieden zwemwater) opvalt is het ontbreken van de Binnenschelde.

Vragen:

  • Is het ontbreken van de Binnenschelde op de lijst van zwemwaterbeschermde gebieden juist?

Pagina 23 – paragraaf 3.2.4 Indeling van beschermde gebieden

“In het stroomgebied Schelde zijn geen afzonderlijke beschermde gebieden aangewezen op grond van de Nitraatrichtlijn of de Richtlijn over Wateronttrekking voor menselijke consumptie”.

Vragen:

  • Is dit juist gezien de onttrekkingen van drinkwater op het Bergse dekzandsysteem?
  • Op kaart 9 staat de vermoedelijke Nedalco-onttrekking aangegeven als voor menselijke consumptie. Op kaart 22 als een industriële winning!

Pagina 41 – paragraaf 5.1.1 Lozingen van puntbronnen

“De lozingen van industrieën en RWZI’s belasten de oppervlaktewateren ook met stoffen waarover nog niet veel gegevens beschikbaar zijn, zoals gebromeerde vlamvertragers, weekmakers en andere hormoonverstorende stoffen”

Vraag:

  • Wordt er door de waterschappen in het stroomgebied De Schelde op korte termijn begonnen met de inventarisatie van dit soort stoffen? Zeker als het op onze eigen lozingen vanuit de RWZI’s

Pagina 43 – paragraaf 5.1.2 Lozingen van diffuse bronnen

“De rijkswateren ontvangen via poldergemalen verontreinigingen uit de regionale wateren (doorbelasting). De poldergemalen vormen vooral een bron van nutriënten”

Gezien de algenproblematiek van het Volkerak/Eendracht/Zoommeer-systeem zou een onderzoek naar de milieu minstbelastende locaties van uitslaande poldergemalen een goede zaak kunnen zijn. Dan zouden in de toekomst bij heroverwegingen inzake bemalingen niet alleen op kwantitatieve gronden in dit kader de beslissingen genomen kunnen worden.

In dit kader een citaat uit het boek “Van Rumoirt tot Razernij”, de geschiedenis van het Waterschap Tholen 1959 – 1995 (pagina 100):

Lopende deze ontwikkelingen bleek een alternatief plan van Rijkswaterstaat (1994) ook een reële mogelijkheid te worden; een nieuw gemaal in de Schakeloopolder in plaats van De Eendracht. Het polderwater zou dan niet meer op het Zoommeer maar op de Oosterschelde geloost worden, zodat men een verlaging van de fosfaatuitstoot op het zoete Zoommeer bereikte waardoor de algengroei geremd zou worden. Op het zoute Oosterscheldewater kon het fosfaatrijke polderwater de voedselsituatie juist positief beïnvloeden.

Het was een mooi plan, maar omdat Rijkswaterstaat op korte termijn geen garanties kon bieden over de financiële haalbaarheid ging het niet door. Een voorbeeld van tweezijdige kortzichtigheid met alleen oog voor het eigen (beperkte) belang!

“In de rijkswateren veroorzaken beroep- en recreatievaart diffuse verontreinigingen met zware metalen, PAK’s en aangroeiwerende middelen zoals TBT en koper”

“Het principe ‘de vervuiler betaalt’ heeft een centrale plaats in de kaderrichtlijn” (pagina 65)

Vragen:

  • Hoe vindt de terugwinning van de kosten plaats van de door de scheepvaart veroorzaakte vervuiling?
  • De KRW gaat uit van minimaal het stand-still principe! Kan de mogelijk diffuse verontreiniging van de recreatievaart een beperking opleveren voor bijvoorbeeld de recreatieve ontwikkelingen rond de Bergse Haven?

Pagina 45 – paragraaf 5.1.2

‘In de regionale wateren speelt voorbelasting vooral een rol in o.a. de Zoom’

“Deze waterlichamen ontvangen water uit Vlaanderen dat onder meer belast is met stikstof en fosfor”

In dit kader verwijst ondergetekende ook naar kaart 20 AB, waaruit blijkt dat bij de Zoom de belasting met PCB’s de norm (vanuit Vlaanderen) meer dan 5 x overschreden wordt.

Vraag:

  • De Zoom heeft grote ecologische waarden, maar is ook ernstig vervuild. Zijn status (sterk veranderd) leidt tot scherpere eisen. De inzet van het water van de Zoom kan bij verdere planontwikkelingen rond de Bergse Haven van belang zijn. In hoeverre wordt er gewerkt aan de concrete aanpak van de waterkwaliteit van de Zoom en in hoeverre worden de Vlaamse waterbeheerders daarop aangesproken en desnoods via juridische procedures gedwongen tot een terugbrenging van de belasting met nitraten, fosfaten en PCB’s?

Pagina 65 – paragraaf 6.2 Terugwinning van kosten voor waterdiensten

“De prijs voor de waterdiensten moet bovendien voldoende prikkels geven om de watervoorraden efficiënt te benutten”

Vraag:

  • Als enerzijds de terugwinning van de kosten voor waterdiensten dient plaats te vinden en bovendien er een prijsrpikkel dient te zijn om de watervoorraden efficiënt te benutten, wat betekent dit dan voor het terugwinpercentage (100 % + bovendien)?

“Nederland onderscheidt vijf waterdiensten, conform de definitie in de Kaderrichtlijn Water:

– productie en levering van water

– inzameling en afvoer van hemelwater en afvalwater

– zuivering van afvalwater

– grondwaterbeheer

– regionaal watersysteembeheer”

Vraag:

  • Hoe zit het met het bevaarbaar houden van de vaarwegen en de door de scheepvaart veroorzaakte verontreiniging? Is dat geen waterdienst, waarop terugwinning van de kosten heeft plaats te vinden?

Pagina 81 – paragraaf 7.1 Uitgangspunten voor de risicoanalyse

“Voor een realistische inschatting is aangenomen dat de belasting vanuit het buitenland niet merkbaar zal verminderen in de periode tot 2015”

Vraag:

  • Dit heb ik met verbazing gelezen. Is het realistisch te veronderstellen dat het buitenland (lees: België en voor de Schelde ook Frankrijk) niets doen! Zijn wij Nederlanders dan gek of het zoetste jongetje van de klas? Wat veronderstelt onze landsregering in deze en wat doet zij er aan om het buitenland tot opvolging van de KRW te bewegen c.q. te dwingen?

Pagina 85 – paragraaf 7.2.1 Chemische toestand

“Hoge gehalten aan PAK’s worden veroorzaakt door scheepvaart”

“Het verboden antifouling middel TBT afkomstig uit de scheepvaart, overschrijdt nog steeds de norm in de Westerschelde, het Veerse Meer, de Oosterschelde en de Kanalen”

“In de meeste waterlichamen zijn scheepvaart en atmosferische depositie (met als achterliggende bron vooral de industrie) de belangrijkste bronnen van koper (pagina 91 – paragraaf 7.2.2)

Redenen te over om de scheepvaart zowel financieel als met voorschriften, normen en handhaving aan te spreken op wat zij aan vervuilen veroorzaken.

Pagina 87 – paragraaf 7.2.1. Chemische toestand

“Uit de analyse blijkt dat ook in 2015 alle oppervlaktelichamen ‘at risk’ zijn, ondanks de lichte verbeteringen die zullen optreden door de uitvoering van het huidige beleid”

“Door meer auto’s op meer wegen zullen de emissies van PAK’s, lood en nikkel toenemen”

Vraag:

  • Zou het kunnen dat, net als bij de Europese luchteisen, de KRW leidt tot belemmeringen bij de realisering van plannen zoals bijvoorbeeld de Bergse Haven?

Pagina 90 Huidige toestand oppervlaktewateren Scheldestroomgebied, ecologische toestand

Ook in deze tabel zijn een fors aantal stoffen niet meegenomen bij het Zoommeer/Eendracht-systeem.

Ondergetekende verzoekt Uw DB bij de bevoegde autoriteiten/beheerders aan te dringen op een spoedige aanvulling van dit soort tabellen!

Pagina 91 – paragraaf 7.2.2 Ecologische toestand

“De PCB’s zijn afkomstig uit afvalverbranding en komen via atmosferische depositie in de waterbodem”

Vraag:

  • Hoe worden deze vervuilers aangesproken en de kosten verhaald?

Pagina 93 – paragraaf 7.2.2. Ecologische toestand

“In Zeeland veroorzaakt bovendien zoute kwel een voortdurende aanvoer van meststoffen vanuit het grondwater naar het polderwater. Het zoute water brengt in de bodem een chemische reactie teweeg waarbij meststoffen vrijkomen. Via de kwelstroom komen die vervolgens in het oppervlaktewater terecht”

Het voorgaande citaat laat zien wat er kan gebeuren als bijvoorbeeld het Zoommeer/

Eendracht/Volkerak-systeem zou verzilten. De zoute kwel die dan zou kunnen ontstaan in de kleipolders kan dan daar kwaliteitsproblemen doen ontstaan!

Kaart 9

Op kaart 9 is de Binnenschelde ingekleurd als overig natuurgebied.

Vraag:

  • Is dit de juiste status van de Binnenschelde?

Kaart 16AB

Wat opvalt op deze kaart is dat de fosforconcentratie in de Binnenschelde minder slecht is dan in de Oosterschelde of het Zoommeer/Eendracht-systeem!

Kaart 23

Geen toetsing prioritaire stoffen in de Binnenschelde!

Ad B Aspectenstudie water en bodem Bergse Haven

Pagina 1

Bij de eerste vraag wordt gesproken over “een zoute situatie”.

Vraag:

  • Wat is de definitie van “een zoute situatie” in meer dan …. Cl mg/l ?

Pagina 4

Op het kaartje staan de locaties van 5 peilbuizen. In tabel 2.3 worden slechts de analyseresultaten vermeld van de peilbuizen 1, 2 en 3.

Vraag:

  • Wat zijn de analyseresultaten van de peilbuizen 4 en 5 gelokaliseerd op/nabij het Nedalcoterrein?

Pagina 10

“In de waterbodem is fosfaat beschikbaar, waarmee het water belast wordt. In zoete wateren wordt fosfaat in het algemeen gebonden aan ijzer. In de waterbodem van de Binnenschelde gaan zwavel en ijzer verbindingen aan, waardoor fosfaat niet of in beperkte mate gebonden wordt aan het ijzer.

De aanwezigheid van de relatief grote hoeveelheid zwavel wordt verklaard door het feit dat de Binnenschelde een vroegere zeebodem is, waarin meer zwavel aanwezig is dan bij de waterbodem van zoet water. Door de ongunstige verhouding van ijzer, zwavel en fosfaat, houdt de waterbodem fosfaat slechts vast en kan er veel afgifte aan de waterfase plaatsvinden (via chemische en/of biologische routes)”

In dit citaat zit de oplossing van het enige probleem van de Binnenschelde. Zoete oplossingsrichtingen zijn o.a.

– afgraven zwavelhoudende bodemlaag

– afdekken zwavelhoudende bodemlaag

– zwavel/ijzer-concentratie bodem in balans brengen met de fosforconcentratie in het water door ijzer aan de bodem toe te voegen.

Zoete oplossingen zijn denkbaar, zowel voor de Binnenschelde als het Zoommeer/Volkerak-systeem!

Pagina 13 Integrale visie Deltawateren

Onder dit kopje worden woorden als “zal” en “zullen” te vaak en onjuist gebruikt. Het is geen zekerheid dat die visie wordt uitgevoerd! Besluitvorming is zelfs nog niet aan de orde!

Pagina 14 Lange Termijn Visie Geertruidapolder

“de Binnenschelde wordt in verbinding gebracht met het Zoommeer”.

Ook dit citaat is buitengewoon onzeker qua uitvoering.

Pagina 16 Autonome ontwikkeling van de Binnenschelde

“Deze of andere maatregelen zijn ongeacht de ontwikkeling van de Bergse Haven gewenst”.

Vraag:

  • Bedoeld zal toch zijn op zijn minst één der maatregelen? Allebei heeft geen zin

Pagina 23 Toekomstige situatie

“”De scheepvaart zal het watersysteem belasten met stikstof en fosfaat”

Vraag:

  • Gezien het stand-still-principe van de KRW en het feit dat bij de KRW sprake is van een prestatieverplichting, is het dan denkbaar dat de verdere belasting van het watersysteem met stikstof en fosfaat door de scheepvaart een belemmering wordt voor de realisering van de Bergse Haven?

Pagina 24 Toekomstige situatie

Variant III spreekt ondergetekende zeer aan!

Gezien het grote verschil tussen 11 Ha (toen) en 1 Ha (nu) als benodigde oppervlakte van het helofytenfilter komt een nadere toelichting op dit punt ondergetekende als gewenst voor.

Pagina 38 (driehoeksmosselen)

“….. er moet een voldoende harde ondergrond zijn”.

In principe is deze te creëren door bijvoorbeeld deels de bodem te bedekken met puin of steenslag!

Uw reacties tegemoet ziende,

hoogachtend,

L.H. van der Kallen

 


B&W GEMEENTE BERGEN OP ZOOM INZ. WATERVRAGEN – A004

 


 

Bergen op Zoom, 9 mei 2005

 

Aan het College van Burgemeester

en Wethouders

Postbus 35

4600 AA Bergen op Zoom

 

Betreft: Watervragen ex artikel 37, kenmerk LK/5007

 

Geachte College,

Recent zijn een aantal stukken verschenen die van belang zijn voor het waterbeleid in en rond onze gemeente met in meer of mindere mate grote effecten op het totale gemeentelijke beleid en het beleid rond water in het bijzonder.

Een aantal van die stukken leiden voor de D66/BSD-fractie tot een aantal vragen/bemerkingen, te weten:
1.Karakterisering Stroomgebied Schelde
2.Richtlijnen voor het milieu effectrapport Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer, inclusief beantwoording inspraakreacties
3.Aspectenstudie water en bodem Bergse Haven

Ad A Karakterisering Stroomgebied Schelde

Dit stuk leidt tot een groot aantal vragen/bemerkingen. Voor de overzichtelijkheid zal de D66/BSD-fractie daar paginagewijs doorheen gaan.

Pagina 17 – paragraaf 2.3 Beschermde gebieden

“In beschermde gebieden moeten de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) in 2015 gehaald zijn”

“Beschermde gebieden zijn volgens de KRW in ieder geval gebieden die een beschermingsstatus hebben op grond van één of meerdere van de volgende EU richtlijnen:

–         Nitraatrichtlijn (91/676/EEG)

–         Richtlijn Stedelijk Afvalwater (91/271/EEG)

–         Vogelrichtlijn (79/409/EEG)

–         Habitatrichtlijn (92/43/EEG)

–         Schelpdierwaterrichtlijn (79/923/EEG)

–         Viswaterrichtlijn (78/659/EEG)

–         Zwemwaterrichtlijn (76/160/EEG)”

Binnen onze gemeente vallen daar in ieder geval onder:

– het Zoommeer/Eendracht systeem                 (kaart 7)

– de Molenplaat                                                     (kaart 7)

– het Markiezaat(meer) complex                       (kaart 7)

– het dekzandsysteem voor zover er

drinkwater gewonnen wordt                          (kaart 7)

Wat op kaart 6 (beschermde gebieden zwemwater) opvalt is het ontbreken van de Binnenschelde.

Vragen:

1. Is het ontbreken van de Binnenschelde op de lijst van zwemwaterbeschermde gebieden juist?

2. Is de zwemwaterfunctie van de Binnenschelde vervallen?

3. Uit kaart 25 blijkt dat mogelijk de Molenplaat als enige bij voortgezet beleid de 2015-doelen kan halen. Voor de andere Bergse gebieden is dat niet het geval. De doelen zijn resultaatverplichtingen! Bij verlenging van de termijnen zal gekeken worden naar alle inspanningen die gepleegd zijn. Welke concrete stappen is de Gemeente voornemens om nu reeds te zetten om in 2015 te kunnen zeggen: “we hebben alles wat redelijkerwijs mogelijk was om de doelen te halen, gedaan”?

Pagina 23 – paragraaf 3.2.4 Indeling van beschermde gebieden

“In het stroomgebied Schelde zijn geen afzonderlijke beschermde gebieden aangewezen op grond van de Nitraatrichtlijn of de Richtlijn over Wateronttrekking voor menselijke consumptie”.

Vragen:

4. Is dit juist gezien de onttrekkingen van drinkwater op ons dekzandsysteem?

5. Op kaart 9 staat de vermoedelijke Nedalco-onttrekking aangegeven als voor menselijke consumptie. Op kaart 22 als een industriële winning! Wat is juist en wat wordt de status van de Nedalco-winning na het vertrek van Nedalco? Is de winningvergunning verkoopbaar en/of anderszins overdraagbaar?

Pagina 31 – paragraaf 4.2.3 Indeling van grondwaterlichamen

“Grondwaterlichamen met drinkwateronttrekking moeten worden opgenomen in het register van beschermde gebieden en krijgen zwaardere milieudoelstellingen”

Vragen:

6. In het verlengde van vraag 5: met welk intrekgebied rond de Nedalco-winning zou met voortgezette winning rekening gehouden moeten worden bij de uitwerking van de plannen rond de Bergse Haven?

7. Kan het gestelde in paragraaf 4.2.3 leiden tot een ander intrekgebied van onze dekzandwinningen en tot zwaardere milieu-eisen omtrent grondgebruik?

Pagina 43 – paragraaf 5.1.2 Lozingen van diffuse bronnen

“In de rijkswateren veroorzaken beroep- en recreatievaart diffuse verontreinigingen met zware metalen, PAK’s en aangroeiwerende middelen zoals TBT en koper”

Vraag:

8. De KRW gaat uit van minimaal het stand-still principe! Kan de mogelijk diffuse verontreiniging van de recreatievaart een beperking opleveren voor de recreatieve ontwikkelingen rond de Bergse Haven?

Pagina 45 – paragraaf 5.1.2

‘In de regionale wateren speelt voorbelasting vooral een rol in o.a. de Zoom’

“Deze waterlichamen ontvangen water uit Vlaanderen dat onder meer belast is met stikstof en fosfor”

In dit kader verwijst de D66/BSD_fractie ook naar kaart 20 AB, waaruit blijkt dat bij de Zoom de belasting met PCB’s de norm (vanuit Vlaanderen) meer dan 5 x overschreden wordt.

Vraag:

9. De Zoom heeft grote ecologische waarden, maar is ook ernstig vervuild. Zijn status (sterk veranderd) leidt tot scherpere eisen. De inzet van het water van de Zoom kan bij verdere planontwikkelingen rond de Bergse Haven van belang zijn. In hoeverre wordt er gewerkt aan de concrete aanpak van de waterkwaliteit van de Zoom en in hoeverre worden de Vlaamse waterbeheerders daarop aangesproken en desnoods via juridische procedures gedwongen tot een terugbrenging van de belasting met nitraten, fosfaten en PCB’s?

Pagina 83 en 84 – paragraaf 7.2 t/m 7.2.1 Oppervlaktewaterlichamen

“Voor regionale waterlichamen die beschermd zijn op grond van de Vogel- of Habitatrichtlijn is geen risicoanalyse uitgevoerd”

Uit de tabel op pagina 84 blijkt dat ten aanzien van een fors aantal prioritaire stoffen er geen bepalingen zijn verricht aan monsters uit het Zoommeer/Eendracht-systeem.

Vraag:

10. Voor de verdere uitwerking van de plannen Bergse Haven is het van het grootste belang dat de actuele situatie van alle prioritaire stoffen wordt bepaald en de risicoanalyse wordt uitgevoerd. Juist de waterkwaliteit in het Zoommeer/Eendracht-systeem is belangrijk, alsmede de beoordeling wat de situatie in 2015 zal zijn. Is Uw College met de D66/BSD-fractie van mening dat het stand-still principe een bedreiging kan zijn voor de Bergse Haven plannen en dat een actuele situatiebepaling en risicoanalyse van het Zoommeer/Eendracht-systeem daarbij onontbeerlijk is?

Pagina 87 – paragraaf 7.2.1. Chemische toestand

“Uit de analyse blijkt dat ook in 2015 alle oppervlaktelichamen ‘at risk’ zijn, ondanks de lichte verbeteringen die zullen optreden door de uitvoering van het huidige beleid”

“Door meer auto’s op meer wegen zullen de emissies van PAK’s, lood en nikkel toenemen”

Vraag:

11. Zou het kunnen dat, net als bij de Europese luchteisen, de KRW leidt tot belemmeringen bij de realisering van plannen zoals de Bergse Haven?

Pagina 90 Huidige toestand oppervlaktewateren Scheldestroomgebied, ecologische toestand

Ook in deze tabel zijn een fors aantal stoffen niet meegenomen bij het Zoommeer/Eendracht-systeem.

De D66/BSD-fractie verzoekt Uw College bij de bevoegde autoriteiten/beheerders aan te dringen op een spoedige aanvulling van dit soort tabellen!

Voor de mogelijke ontwikkeling van de Bergse Haven c.q. toeristische ontwikkelingen rond het Zoommeer is het van het grootste belang dat deze cijfers, die zullen dienen als nulsituatie, er komen!

Pagina 93 – paragraaf 7.2.2. Ecologische toestand

“In de regionale wateren is de toestand van de biologische kwaliteitselementen matig tot slecht”

“In het Markiezaat en de Binnenschelde voldoen alle soortgroepen, behalve het fytoplankton, aan de norm”!

Zo slecht is de Binnenschelde dus nog niet!!

“In Zeeland veroorzaakt bovendien zoute kwel een voortdurende aanvoer van meststoffen vanuit het grondwater naar het polderwater. Het zoute water brengt in de bodem een chemische reactie teweeg waarbij meststoffen vrijkomen. Via de kwelstroom komen die vervolgens in het oppervlaktewater terecht”

Het voorgaande citaat laat zien wat er kan gebeuren als bijvoorbeeld het Zoommeer/

Eendracht-systeem zou verzilten. De zoute kwel die dan zou kunnen ontstaan in de Auvergnepolder kan dan daar kwaliteitsproblemen doen ontstaan!

Pagina 116 en 117 bijlage 1 – Overzicht betrokkenen

Van de 73 betrokkenen bij de 4 vergadergroepen vertegenwoordigde niemand specifiek de gemeente Bergen op Zoom. Slechts twee personen vertegenwoordigden een specifiek Brabants belang (gedeputeerde Verheijen en de heer Vos van het Waterschap Brabantse Delta). Van de ingezetenen van het stroomgebied woont circa 20 % in Noord-Brabant en circa 15 % in de gemeente Bergen op Zoom. Slechts één Bergenaar heeft korte tijd aan één der overleggroepen deelgenomen (collega Velthoen namens het Breed Overleg Deltawateren)

De D66/BSD-fractie kan slechts constateren dat, ondanks onze grote belangen bij het stroomgebied Schelde, de gemeente Bergen op Zoom bestuurlijk niet vertegenwoordigd was.

Vragen:

12. Is de gemeente Bergen op Zoom gevraagd op enige wijze bestuurlijk of ambtelijk betrokken te zijn bij één der vier overleggroepen?

13. Zo ja, waarom heeft Bergen op Zoom daar niet positief op gereageerd?

14. Zo nee, heeft Bergen op Zoom geprobeerd betrokken te geraken bij de totstandkoming van de karakterisering? Zo ja, hoe?

15. Hebben deelnemers aan de overleggroepen over de karakterisering met Uw College overleg gezocht?

16. Zo ja, wat was de inhoud daarvan?

Kaart 9

Op kaart 9 is de Binnenschelde ingekleurd als overig natuurgebied.

Vraag:

17. Is dit de juiste status van de Binnenschelde en heeft deze status effect op de ontwikkeling van de Bergse Haven?

Kaart 16AB

Wat opvalt op deze kaart is dat de fosforconcentratie in de Binnenschelde minder slecht is dan in de Oosterschelde of het Zoommeer/Eendracht-systeem!

Kaart 23

Geen toetsing prioritaire stoffen in de Binnenschelde!

Algemeen

Als het over de KRW en gemeenten gaat worden de gemeenten een aantal instrumenten toegedacht, te weten:

–         kwaliteitsbaggeren

–         effectmaatregelen

–         rioleringsmaatregelen

–         bouwverordening

Vraag:

18. Denkt de gemeente al na over haar rol in het kader van de KRW en de toepassing van bovengenoemde instrumenten en op welke termijn zal de raad hierbij betrokken worden?

 

Ad B Richtlijnen voor het milieueffectrapport Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer

Op pagina 11 van bijlage 2 (de antwoorden op de inspraakreacties) stelt het Ministerie dat het ambitieniveau van de initiatiefnemers is: de blauwalgenoverlast voor 2015 op te lossen.

Vraag:

19. Spoort dit ambitieniveau met de plannen Bergse Haven, mede met het oog op de peilbeheersing van de Binnenschelde met o.a. water uit het Volkerak/Zoommeer-systeem?

 

Ad C Aspectenstudie water en bodem Bergse Haven

Pagina 1

Bij de eerste vraag wordt gesproken over “een zoute situatie”.

Vraag:

20. Wat is de definitie van “een zoute situatie” in meer dan …. Cl mg/l ?

Pagina 4

Op het kaartje staan de locaties van 5 peilbuizen. In tabel 2.3 worden slechts de analyseresultaten vermeld van de peilbuizen 1, 2 en 3.

Vraag:

21. Wat zijn de analyseresultaten van de peilbuizen 4 en 5 gelokaliseerd op/nabij het Nedalcoterrein?

Pagina 6

“Aangezien er niet van elk boorpunt een analyseresultaat is, zijn op basis van de zintuiglijke waarnemingen extrapolaties gemaakt aangaande de bodemkwaliteit”

Een weinig wetenschappelijke en weinig betrouwbare methode. Alleen stoffen als PAK’s, aromaten en minerale oliën kunnen met de ogen en neus opgespoord worden, zij het zonder kwantitatieve gegevens. Bijvoorbeeld zware metalen blijven bij dit soort primitieve methoden buiten beeld! Voor een risicovol project als Bergse Haven een te beperkt onderzoek!

Pagina 10

“In de waterbodem is fosfaat beschikbaar, waarmee het water belast wordt. In zoete wateren wordt fosfaat in het algemeen gebonden aan ijzer. In de waterbodem van de Binnenschelde gaan zwavel en ijzer verbindingen aan, waardoor fosfaat niet of in beperkte mate gebonden wordt aan het ijzer.

De aanwezigheid van de relatief grote hoeveelheid zwavel wordt verklaard door het feit dat de Binnenschelde een vroegere zeebodem is, waarin meer zwavel aanwezig is dan bij de waterbodem van zoet water. Door de ongunstige verhouding van ijzer, zwavel en fosfaat, houdt de waterbodem fosfaat slechts vast en kan er veel afgifte aan de waterfase plaatsvinden (via chemische en/of biologische routes)”

In dit citaat zit de oplossing van het enige probleem van de Binnenschelde. Zoete oplossingsrichtingen zijn o.a.

–         afgraven zwavelhoudende bodemlaag

–         afdekken zwavelhoudende bodemlaag

–         zwavel/ijzer-concentratie bodem in balans brengen met de fosforconcentratie in het water door ijzer aan de bodem toe te voegen.

Zoete oplossingen zijn denkbaar, zowel voor de Binnenschelde als het Zoommeer/Volkerak-systeem!

Pagina 13 Integrale visie Deltawateren

Onder dit kopje worden woorden als “zal” en “zullen” te vaak en onjuist gebruikt. Het is geen zekerheid dat die visie wordt uitgevoerd! Besluitvorming is zelfs nog niet aan de orde!

Pagina 14 Lange Termijn Visie Geertruidapolder

“de Binnenschelde wordt in verbinding gebracht met het Zoommeer”.

Ook dit citaat is buitengewoon onzeker qua uitvoering.

Pagina 16 Autonome ontwikkeling van de Binnenschelde

“Deze of andere maatregelen zijn ongeacht de ontwikkeling van de Bergse Haven gewenst”.

Vraag:

22. Bedoeld zal toch zijn op zijn minst één der maatregelen? Allebei heeft geen zin!

Pagina 23 Toekomstige situatie

“”De scheepvaart zal het watersysteem belasten met stikstof en fosfaat”

Vraag:

23. Gezien het stand-still-principe van de KRW en het feit dat bij de KRW sprake is van een prestatieverplichting, is het dan denkbaar dat de verdere belasting van het watersysteem met stikstof en fosfaat door de scheepvaart een belemmering wordt voor de realisering van de Bergse Haven?

Pagina 24 Toekomstige situatie

Variant III spreekt de D66/BSD-fractie zeer aan!

Gezien het grote verschil tussen 11 Ha (toen) en 1 Ha (nu) als benodigde oppervlakte van het helofytenfilter komt een nadere toelichting op dit punt de D66/BSD-fractie als gewenst voor.

Pagina 30 Grondverzet

De in het plan niet bruikbare grond, totaal 445.000 m3 waarvan 145.000 m3 verontreinigd, alsmede de grote aanvoer van grond voor de leeflaag en geluidswal verontrust de D66/BSD-fractie. Met name de verwerking van de verontreinigde grond zal een zeer forse kostenpost betekenen.

De D66/BSD-fractie verzoekt Uw College ten aanzien van de grondstromen en de daaraan verbonden kosten en opbrengsten in de commissie financiën een nadere toelichting te geven, al is het maar indicatief!

Pagina 38 (driehoeksmosselen)

“….. er moet een voldoende harde ondergrond zijn”.

In principe is deze te creëren door bijvoorbeeld deels de bodem te bedekken met puin of steenslag!

In het besef dat deze brief veel vragen bevat, heeft de D66/BSD-fractie er begrip voor dat de in artikel 37 genoemde termijn bij de beantwoording van een aantal vragen problemen op kan roepen. Gefaseerde beantwoording c.q. reactie op de suggesties vindt de D66/BSD-fractie dan ook op voorhand acceptabel.

Uw reacties tegemoet ziende,

Hoogachtend,

Namens de D66/BSD-fractie

Louis van der Kallen

 


KAMERS VAN KOOPHANDEL INZ. KRW – A003

 


 

Bergen op Zoom, 2 maart 2005

 

Aan de Besturen van Kamers

van Koophandel van

Zeeland, West- en Midden Brabant,

Rotterdam, Rivierenland

en Centraal Gelderland

 

Geachte Besturen,

Bij vier waterschappen ben ik bestuurlijk actief, waarvan drie ten behoeve van de categorie bedrijfsgebouwd, o.a. in het werkgebied van Uw Kamer.

Op dit moment is waterschappelijk Nederland bezig met (de voorbereiding van) de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW).

De KRW blijkt steeds meer een doos van Pandora. Tot nu toe is de ervaring dat het (regionale) bedrijfsleven zich onvoldoende bewust is van de ernstige (financiële) bedreigingen die de KRW in zich draagt.

Ook is de inbreng van het bedrijfsleven tot op heden minimaal in het (deels landelijke) overlegcircuit inzake de implementatie (het bedrijfsleven is niet vertegenwoordigd),

terwijl op zeer korte termijn een deel van de Nederlandse wetgeving tot stand aan het komen is.

Om enige aanzet te geven omtrent de ernst van de situatie een paar feiten:

– Uit de ambitienota van het Kabinet blijkt dat zij rekening houdt met een verdubbeling (in euro’s van nu) van de zuiveringslasten (waterkwaliteitsheffing) tot 2015.

– Het CPB heeft in een quick scan aangegeven zelfs niet in ruwe termen iets te kunnen zeggen over de kosten van de KRW.

– Uit de in omloop zijnde stukken blijkt tot op heden dat er geen economische effect analyse wordt/is gemaakt.

Een economische effect analyse is buitengewoon belangrijk omdat de economische effecten de enige legale route is om te komen tot fasering van de maatregelen (derogatie).

Wat ronduit verontrustend is, is het gegeven dat het bedrijfsleven ontbreekt in het landelijk bestuurlijk overleg (LBOW), waarin betrokken zijn V&W, UvW, IPO en VNG.

Binnen de waterschappen gaat men er van uit dat de meeste verplichtingen, voortkomend uit de KRW, inspanningsverplichtingen zijn. Ondergetekende vreest dat men zich daarin vergist.

Nederland kent ten aanzien van (mede)overheden een gedoogcultuur. Europa kent een naar- de-letter-van-de-Wet handhavingscultuur. Nederland is recent reeds door de EC gedaagd voor het Europese Hof van Justitie wegens het niet (tijdig) omzetten van de KRW in wetgeving.

Gezien de aard van de KRW en de scherpe eisen zou het kunnen zijn dat de overheden wederom kiezen voor de voor hen makkelijkste weg: eisen stellen aan de puntemissies in plaats van bijvoorbeeld de diffuse bronnen. Kortom, zowel uit kostenoogpunt en bedrijfsvoeringmogelijkheden is vooral het industriële vestigingsklimaat hier bedreigd.

Kamers en benoemende organisaties zouden alles in het werk moeten stellen om bij het overleg over de implementatie van de KRW, zowel op landelijk als regionaal niveau, betrokken te worden. Hier zal, buiten oog voor de financiële zaken, ook een technische inbreng van belang zijn. Nu reeds is het belangrijk dat de Kamers in een stroomgebied (Schelde, Maas, Rijn, Eems) gezamenlijk optrekken. Dit betekent voor de Kamers in mijn waterschappelijk werkgebied:

– Zeeland en West-Brabant in het stroomgebied van de Schelde

– o.a. West en Midden-Brabant en Rotterdam in het stroomgebied van de Maas

– o.a. Rotterdam, Rivierenland en Centraal Gelderland in het stroomgebied van de Rijn

Samenwerking om te komen tot deelname in de stroomgebiedoverleggen is noodzakelijk, zodat vooral de economische effect rapportage in de stroomgebiedsplannen worden betrokken en mede overwogen.

Gaarne tot nadere informatie bereid,

hoogachtend,

L.H. van der Kallen

o.a. lid AV Waterschap Zeeuwse Eilanden

lid AV Waterschap Rivierenland

lid AV Waterschap Brabantse Delta