OVER WATER – 158: VERHARDINGEN, HET KAN EN MOET ANDERS

 

| 13-10-2018 | 09.30 uur |


 

OVER WATER – 158: VERHARDINGEN, HET KAN EN MOET ANDERS

 

De afgelopen honderd jaar is de groei van steden versneld en is mede om redenen van volksgezondheid  het afvoeren van het afvalwater en het hemelwater door middel van ondergrondse riolen in stedelijk gebied de standaard geworden. Door de veranderingen in het klimaat zal de intensiteit van buien toenemen met grotere neerslaghoeveelheden met overbelasting van de riolen als gevolg. Ook ontstaat het inzicht dat schoon hemelwater niet in ondergrondse riolen en voor veel geld afgevoerd en gereinigd hoeft te worden. Water moet de bodem in! Infiltratie van het regenwater in de bodem helpt bij de noodzakelijke vermindering van hittestress. Water in de bodem werkt door verdamping koelend in warme perioden. In stedelijk gebied is veel oppervlak verhard omdat het onderhoud dan goedkoper zou zijn. Maar water door riolen afvoeren kost ook geld en de schaden door wateroverlast nemen ook toe. Nederland zal op een andere manier met regenwater om moeten gaan. Dat kunnen overheden niet alleen. Ook de hulp van burgers is nodig te beginnen met de eigen tuin en het eigen dak van huis of schuur.

Wat kunnen burgers zelf? Wat tips.

  • Eruit die tegels (operatiesteenbreek). Gras is een goed alternatief. Bij langdurige hitte wordt uw omgeving dan ook nog eens minder warm en koelt het in de zomernachten beter af.
  • Ook houtsnippers, waterdoorlatende tegels, grind, schelpen en cacaodoppen zijn goede tegel vervangers.
  • Ontkoppel de regenpijp en sluit die aan op een vijver of regenton.
  • Gebruik regenwater om het toilet door te spoelen.
  • Zet wormen uit in je tuin. Zij verbeteren de grondstructuur zodat de grond beter water kan opnemen.
  • Creëer hoogteverschillen in de tuin zodat het water van bijvoorbeeld een terras makkelijk afvloeit naar een lager gelegen deel waar het water in de grond kan trekken.
  • Kies planten die veel water verdampen en regenbestendige soorten, zoals munt, lavendel, pinksterbloem, gagel, kardinaalsmuts of bomen zoals de meidoorn, de knotwilg of een plataan.
  • Kies voor een groen dak of gevelbeplanting. Ze leveren ook een bijdrage aan de aanpak van hittestress.

Maar ook gemeenten moeten aan de slag met bijvoorbeeld de toepassing van waterdoorlatende verhardingsmaterialen. Te denken is aan: grasbetonstenen, poreuze klinkers, klinkers met open voegen of losse materialen als grind, steenslag, schelpen of houtspaanders. Maar ook combinaties zoals mengsels van steenslag en gras en open bestratingspatronen. Als er meer ruimte is en de bodem geschikt, kan hemelwater ook van daken en verharde oppervlakken direct naar grasvelden, plantsoenen, wadi’s of oppervlaktewateren als brand- en hemelwatervijvers geleid worden ter infiltratie. Ook aangelegde infiltratie-stroken/kratten/putten en grindbakken/koffers, waterpleinen en groene daken kunnen afhankelijk van de situatie goede alternatieven zijn. Positieve effecten kunnen zijn: aanpak verdroging natuur, vermindering hittestress, verbetering luchtkwaliteit, verbetering van de biodiversiteit en verhoging van de belevingswaarde van een meer groene omgeving.

Binnen steeds meer gemeenten komen raadsleden en wethouders met ideeën om de verstening aan te pakken. Ik schreef eerder een artikel over het idee ’tegeltax’ een idee van een Aalburgse wethouder. Nu kwam ik in het vakblad Riolering een artikel tegen met de titel “Limiet stellen aan verstening bij kaveluitgifte”. De CDA fractie van de gemeenteraad van Dalfsen heeft het college van B&W van Dalfsen gevraagd om de mogelijkheden te onderzoeken, om bij kaveluitgifte het aantal m2 verharding te maximaliseren. Ik vind dat een goed idee en passend in het streven van overheden om het stedelijk gebied klimaatadaptief te maken.  Een andere route volgt de gemeente  Son en Breugel. Daar wordt een voorstel besproken om de rioolheffing te differentiëren. Verlaging/beloning voor burgers en bedrijven die verharding verwijderen.

We moeten het samen doen en bedenk dat als vrijwilligheid niet werkt ’tegeltax’ een reëel alternatief kan worden.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 124: SUGGESTIES VOOR DE GEMEENTERAADSPROGRAMMA’S

 

| 01-01-2018 | 12.45 uur |


 

OVER WATER – 124: SUGGESTIES VOOR DE GEMEENTERAADSPROGRAMMA’S

 

Bovengrondse hemelwaterafvoer
Onze steden en dorpen zijn grotendeels verhard door wegen, pleinen, parkeerterreinen, betegelde tuinen en gebouwen. Regenwater kan daardoor maar beperkt opgenomen worden door de ondergrond. Het regenwater wordt dan bijna volledig, buiten het zicht van de bewoners, afgevoerd via het riool, wat bij hevige buien kan leiden tot overbelasting van het rioolstelsel en de rioolwaterzuivering en kan leiden tot verontreinigd water op straat. Bovengrondse afvoer van hemelwater maakt het water zichtbaar en kost in veel gevallen minder dan de aanleg van een gescheiden rioolstelsel. Een nevenvoordeel is dat foute aansluitingen voorkomen kunnen worden of snel opgespoord en bewoners minder snel geneigd zijn vervuilende handelingen op straat te verrichten. Ook vergroot bovengrondse afvoer de betrokkenheid van bewoners bij de waterhuishouding en kan de vormgeving van de afvoer een verrijking zijn van het straatbeeld.

In een land als Nederland is oppervlaktewater vaak dichtbij, dan zijn molgoten (maximale diepte 5 centimeter) een mogelijkheid. Het straatprofiel blijf dan gelijk alleen de kolken kunnen verdwijnen en de molgoten kunnen met borstelwagens nog gereinigd worden. Ook zijn molgoten in een prefab versie beschikbaar. In gebieden met een natuurlijk verval zijn open goten een alternatief. Die kunnen weliswaar niet meer met een borstelwagen gereinigd worden, maar door het grotere verval worden ze vanzelf schoongespoeld door het hemelwater. Ook met bedekte (prefab) goten is veel mogelijk zij kunnen met grotere diepten veel water afvoeren en zijn geen obstakel voor het verkeer en zijn zeer geschikt voor binnenstedelijke situaties. Andere mogelijkheden en nieuwbouw situaties zijn: holle wegen, greppels en stedelijke waterlopen.

Hemelwater bufferen/infiltreren
Sinds de industrialisatie is de groei van steden versneld en is, om redenen van volksgezondheid, overgegaan tot het gezamenlijk afvoeren van het afvalwater en het hemelwater door middel van ondergrondse riolen. Door de klimaatveranderingen is er sprake van toenemende neerslag in korte perioden, waardoor de bestaande riolen vaak niet meer toereikend zijn. Gecombineerd met het besef dat het schone hemelwater niet noodzakelijker wijze in ondergrondse riolen en voor veel geld afgevoerd en gereinigd dient te worden, is het zaak te komen tot een wijziging van het huidige beleid en verandering van de praktijk.

Vertragen en bufferen moet het uitgangspunt zijn. Infiltratie in de bodem is ook goed voor de aanpak van hittestress. Water in de bodem werkt koelend bij verdamping. De verhardingen en bebouwingen zijn voor hemelwaterinfiltratie de belemmerende factoren. Die moeten dus aangepakt worden. In veel stedelijke gebieden is veel oppervlak onnodig verhard, veelal omdat het onderhoud minder nodig en goedkoper zou zijn. Onbedekt/ongebruikt verhard oppervlak moet echter ook onderhouden worden. Nu vaak met ongewenste bestrijdingsmiddelen. Onbebouwde wilde grasvelden, die bijvoorbeeld maar twee keer per jaar gemaaid behoeven te worden, zouden best wel eens een goed en kostenbewust alternatief kunnen zijn. De campagne steenbreek: ’tegels eruit, groen of tuin erin’ is daarvoor zowel voor burgers als overheden een goede start. 

Maar er kan veel meer. Zoals de toepassing van waterdoorlatende verhardingsmaterialen. Te denken is aan: grasbetonstenen, poreuze klinkers, klinkers met open voegen of losse materialen als grind, steenslag, schelpen of houtspaanders. Maar ook combinaties zoals mengsels van steenslag en gras en open bestratingspatronen. Als er meer ruimte is en de bodem geschikt, kan hemelwater ook van daken en verharde oppervlakken direct naar grasvelden, plantsoenen, wadi’s of oppervlaktewateren als brand- en hemelwatervijvers geleid worden ter infiltratie. Ook aangelegde infiltratie-stroken/kratten/putten en grindbakken/koffers, waterpleinen en groene daken kunnen afhankelijk van de situatie goede alternatieven zijn. Positieve effecten kunnen zijn: aanpak verdroging natuur, vermindering hittestress, verbetering luchtkwaliteit, verbetering van de biodiversiteit en verhoging van de belevingswaarde van een meer groene omgeving. Als er veel ruimte is kan er ook gekozen worden voor een ‘urban wetland’ zoals Kristalbad tussen Hengelo en Enschede.

Als vrijwilligheid niet werkt kan een ’tegeltax’ een reëel alternatief worden. Ik schreef daar eerder over.

Wat kunnen burgers zelf
Er komt meer regen en de buien worden intensiever (meer neerslag in korte tijd). Nederland zal op een andere manier met regenwater om moeten gaan. Dat kunnen overheden niet alleen. Ook de hulp van burgers is nodig te beginnen met de eigen tuin en het eigen dak van huis of schuur.

Wat tips.

  • Eruit die tegels. Gras is een goed alternatief. Bij langdurige hitte wordt uw omgeving dan ook nog eens minder warm en koelt het in de zomernachten beter af.
  • Ook houtsnippers, waterdoorlatende tegels, grind, schelpen en cacaodoppen zijn goede tegel vervangers.
  • Ontkoppel de regenpijp en sluit die aan op een vijver of regenton.
  • Gebruik regenwater om het toilet door te spoelen.
  • Zet wormen uit in je tuin. Zij verbeteren de grondstructuur zodat de grond beter water kan opnemen.
  • Creëer hoogteverschillen in de tuin zodat het water van bijvoorbeeld een terras makkelijk afvloeit naar een lager gelegen deel waar het water in de grond kan trekken.
  • Kies planten die veel water verdampen en regenbestendige soorten, zoals munt, lavendel, pinkersbloem, gagel, kardinaalsmuts of bomen zoals de meidoorn, de knotwilg of een plataan.
  • Kies voor een groen dak of gevelbeplanting. Ze leveren ook een bijdrage aan de aanpak van hittestress.

Het kan anders en iedereen kan een bijdrage leveren.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 101: TEGELTAKS

 

| 20-07-2017 | 11.30 uur |


 

OVER WATER – 101

 

TEGELTAKS
De fusie gemeente Altena, die 1 januari 2019 gevormd gaat worden door samenvoeging van de huidige gemeenten Aalburg, Woudrichem en Werkendam, maakt nu al wat tongen los met het vooruitzicht dat elke tuinbezitter die kiest voor tegels in plaats van planten dat in zijn portemonnee gaat voelen. Deze maatregel past helemaal in het bewustwordingsproces dat nodig is om de steeds vaker wateroverlast gevende hoosbuien middels een optimaal gebruik van grond en riolering te kunnen verwerken. De overheden kunnen het niet oplossen zonder de burger! De burger is echt aan zet en elke burger kan zelf een steentje bij dragen. Of eigenlijk juist minder steentjes! De burger is met zijn bebouwing- en verhardingsdrang immers zelf een belangrijke veroorzaker van het wateroverlast probleem. 

In januari 2017 is verschenen “Het nut van stedelijk waterbeheer” met als subtitel “Monitor gemeentelijke watertaken 2016”, een uitgave van de stichting RIONED. Hierin was te lezen dat steeds meer gemeenten hun inwoners gaan verplichten om regenwater op het eigen terrein te houden en niet op de riolering te lozen. Nu doen in Nederland al ruim 30 gemeenten dit. Steeds vaker worden de maatregelen genomen na ernstige wateroverlast door overvloedige regenval die tot grote schades hebben geleid. Sommige gemeenten gebruiken de modelverordening van de VNG en die gaat best ver. Wie niet meewerkt aan het afkoppelen van de regenpijp kan dan te maken krijgen met drie maanden cel of een boete van € 4.050,–. De verplichting tot afkoppelen geldt dan vaak voor aangewezen gebieden. In de praktijk lozen vrijwel alle huis- en perceeleigenaren het overtollige regenwater van hun perceel op de riolering. Dit terwijl zij sinds 2009 in principe zelf verantwoordelijk zijn om het regenwater op eigen terrein te verwerken. Dit blijkt een wettelijke verplichting, waar de meeste huiseigenaren zich niet van bewust zijn. Soms is verwerken/bergen op het perceel niet mogelijk of moeilijk, denk aan binnensteden of geheel bebouwde percelen. Toch zal men er rekening mee moeten gaan houden dat in de toekomst ook zij hun regenwaterprobleem meer zelf op moeten gaan lossen. Zeker als zij aantoonbaar medeveroorzaker zijn van wateroverlast in lager gelegen percelen/straten of wijken. De nu voorgestelde ’tegeltaks’ is een mogelijk alternatief, dat uitwerking verdient. Inclusief ontheffingenbepalingen voor burgers die op hun eigen perceel een adequate ‘waterberging’ realiseren.

Oplossen of betalen voor de extra belasting van het riool, zoals de toekomstige gemeente Altena, nu voorstelt kan wel eens de toekomst worden. De meeste huiseigenaren kunnen zelf maatregelen treffen om de wateroverlast, deels afkomstig van hun perceel, tegen te gaan bijvoorbeeld door het plaatsen van een regenton. Tuincentra en loodgieters varen er wel bij. Zaken als de Praxis en de Gamma zien dan ook in 2016 forse omzetstijgingen van regentonnen, waterreservoirs, enzovoorts. Ook kunnen eigenaren van bebouwingen zelf meer structurele maatregelen nemen, zoals door het lager dan het huis aanleggen van opritten en terrassen, zodat zij kunnen dienen als tijdelijke waterberging bij extreme regenval. Ook de aanleg van groen in de tuin in plaats van verharde oppervlakken of het aanleggen van een grindbed of drainagekuil kunnen een forse bijdrage leveren aan de beperking van wateroverlast.

Een welkome gast op Bouvigne: een Nijlganzen familie.

18 juni
DB met als agendapunten onder andere: de werkwijze kredietvotering investeringen, energiestrategie West-Brabant, een aanvullend voorbereidingskrediet actieplan veiligheid en een voorstel tot kredietverlaging Westelijke Langstraat. Het krediet uit 2006 wordt opgesplitst en deels afgesloten (de voorbereidingsfase) en een nieuw krediet geopend (realisatiefase) waarbij 2.100.000 euro vrijvalt. Een forse besparing mede als gevolg van de vorige week getekende samenwerkingsovereenkomst Westelijke Langstraat tussen de provincie Noord-Brabant, het waterschap Brabantse Delta, de gemeente Waalwijk en Staatsbosbeheer, en de ondertekening van de realisatieovereenkomst aanpassing waterhuishouding Waalwijk tussen de provincie Noord-Brabant en het waterschap Brabantse Delta. Ik ben blij dat ik als portefeuillehouder hierbij, zowel in de vorige bestuursperiode als in deze, een rol heb mogen spelen bij het totstandkomen van deze besparing. Hier past mijn dank aan alle betrokkenen. 

20 juni
Een gesprek met iemand die voor de gemeente Bergen op Zoom  een notitie schrijft over ‘groene daken’.

Louis van der Kallen



KRW MAAS – 0006

 


 

Bergen op Zoom, 4 juli 2005

 

Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

per e-mail

Geacht Bestuur,

Recent is verschenen de karakterisering Nederlands Maasstroomgebied. Dit stuk leidt voor ondergetekende tot een aantal vragen/bemerkingen, te weten:

Verschillende methoden/normen

 

Pagina 67 – hoofdrapport

“De begrenzing (grondwaterlichamen) is in Duitsland en België anders aangepakt dan in Nederland. Hierover wordt bilateraal overleg gevoerd.”

“In Duitsland is een andere begrenzingsmethodiek gehanteerd.”

Pagina 69 – hoofdrapport

“Ook over de begrenzing van grondwaterlichamen ten westen van Maastricht (daar is de aansluiting tussen Nederlandse, drie Vlaamse en een Waals grondwaterlichaam onduidelijk) is afstemming noodzakelijk.”

Pagina 137 – hoofdrapport

“Nederland en België gaan verschillend te werk bij het opnemen van grondwaterlichamen voor menselijke consumptie in het register. In Nederland zijn alle grondwaterbeschermingsgebieden (per definitie) opgenomen in het register. In België is slechts een deel van de gebieden die in het nationale beleid beschermd worden, in het register opgenomen. Dit geeft verschillen aan de grens.”

De feitelijke verschillen (o.a. pag. 174 – hoofdrapport)

 

NederlandVlaanderenNordrhein-Westfalen
Waterlichamen55 typen9 typen23 typen
Grondwater-lichamengrotere, geen onderscheid in lagenkleinere, alleen voor onttrekkingen menselijke consumptiekleiner dan Nederland, groter dan Nordrhein-Westfalen, deels verticaalkleine lichamenonderscheid
prioritairestoffentoetsen aan EC-voorstellen Fraunhofer Instituuttoetsen aan nationale normen en Fraunhofer normen als vastgesteldtoetsen aan nationale normen

Verder zijn er verschillen op: politieke aandachtspunten, het implementatieproces, het ambitieniveau, de risicoanalyse en de publieke participatie.

Wat gebeurt er of is er gebeurd

Pagina 13 – samenvatting

“Duitsland en België hebben grondwaterlichamen op een andere manier ingedeeld. In België is het grondwaterlichaam Zand in de verticaal onderverdeeld. In Duitsland zijn veel kleinere grondwaterlichamen onderscheiden. In een procedure van wederzijdse afstemming met de buurlanden is aan de Duitse grens een aantal (kleine) grensoverschrijdende grondwaterlichamen aangewezen, terwijl aan de Belgische grens rekening is gehouden met de verticale verdeling.”

Het is in de ogen van de tekstschrijvers geen groot probleem. Maar in de ogen van de ambtenaren en bestuurders die ik sprak, is er in ieder geval wel een probleem met de typologie-indelingen.
Nederland is voor de realisering van de doelen in 2015 en/of later, gezien de herkomst van het grootste deel van de vervuiling, grotendeels afhankelijk van de aanpak van de problemen bovenstrooms.

Op pagina 20 van de samenvatting en op pagina 113 van het hoofdrapport is te lezen dat één de uitgangspunten van de risicoanalyse is: “voor een realistische inschatting is aangenomen dat de belasting vanuit het buitenland niet merkbaar zal verminderen in de periode tot 2015.”

Het gebruik van andere typologieën, methoden en normen kan er toe leiden dat men ideale excuses en vertragingstactieken kan ontwikkelen om vooral niet of niet volledig te komen tot een effectieve aanpak van de problemen. Wij (Nederland) blijven dan als afvoerputje mooi zitten met de vuiligheid in onze wateren!

Pagina 9 – hoofdrapport

“De internationale coördinatie van een rapportage door de Internationale Maas Commissie richt zich op de grotere onderwerpen die relevant zijn voor het gehele internationale stroomgebied. Daarom is er aanvullend de noodzaak van bilaterale afstemming met direkt aangrenzende buurlanden. Het maasstroomgebied grenst aan de zuidkant aan Vlaanderen, in het uiterste zuidoosten aan Wallonië en in het oosten aan Nordrhein-Westfalen. Met uitzondering van Wallonië, heeft met deze partijen bilateraal overleg plaatsgevonden over de gehanteerde methoden.”

Pagina 67 – hoofdrapport

“De begrenzing van het diepgelegen grondwaterlichaam voor menselijke consumptie is al aangepast aan de Belgische indeling.”

Pagina 41 – hoofdrapport

“Het wordt niet als een groot probleem ervaren dat er verschillen in de typologie zijn.”

VRAGEN

  1. Worden voornoemde verschillen bestuurlijk of ambtelijk als een probleem ervaren?
  2. Hoe vindt de afstemming van methoden/normen/typenindeling met onze zuiderburen plaats?
  3. “Voor een realistische inschatting is aangenomen dat de belasting vanuit het buitenland niet merkbaar zal verminderen in de periode tot 2015”. Doen zij niets?

Pagina 28 – samenvatting:

“Vanwege de benedenstroomse ligging is het bereiken van een goede ecologische toestand in de Nederlandse Maaswateren mede afhankelijk van de inspanningen die de bovenstrooms gelegen landen leveren om lozingen te verminderen en de waterkwaliteit te verbeteren.

Inzicht in die effectiviteit van maatregelen in Nederland en in de bovenstroomse landen is een nadrukkelijk punt van aandacht”.

Pagina 51 – hoofdrapport

“Uit de brede screenings blijkt ook dat het aantal meetlocaties waar diuron de MTR overschreed, in 2003 met ongeveer 60 % afgenomen was ten opzichte van 2000. Sinds 1999 is er in Nederland een verbod op het gebruik van dit middel. In enkele gebieden is het goed mogelijk dat het middel uit België afkomstig is, waar gebruik toegestaan is.”

Pagina 87 – hoofdrapport

“Diuron is veel gebruikt op verharde terreinen, maar is in Nederland inmiddels verboden.”

VRAAG

  • Een groot deel van de probleemstoffen in onze wateren komen uit het buitenland. Op welke wijze worden de verschillen in wetgeving benaderd? Welke concrete stappen en door wie worden gezet om bijvoorbeeld de wetgeving rond het gebruik/verbod van Diuron te harmoniseren?

Pagina 33 – hoofdrapport

“Ook gemeenten hebben een taak in het waterbeheer. Zij zijn verantwoordelijk voor de detailontwatering in bebouwd gebied, de opvang en afvoer van regenwater en de inzameling van communaal afvalwater. Daarnaast spelen gemeenten een belangrijke rol in de lokale ruimtelijke ordening en de uitvoering van het milieubeleid”.

VRAAG

  • Op welke wijze betrekt het waterschap de inliggende gemeenten bij de uitwerking/realisering van de doelen en opgaven die de KRW stelt?

Pagina 39 – hoofdrapport

“Beschermde gebieden kunnen andere doelstellingen krijgen en de doelstellingen dienen in 2015 gehaald te zijn; uitstel met tweemaal zes jaar is voor deze gebieden niet mogelijk”.

“Tot de beschermde gebieden behoren onder andere de Europese Vogel- of Habitatrichtlijngebieden. Van die wateren die binnen deze gebieden liggen, is in Nederland besloten dat zij aparte waterlichamen vormen”.

VRAAG

  • Wat is het praktische nut of realiteitswaarde van deze aparte waterlichamen, indien zij hydrologisch één geheel vormen met een ander lichaam?

Pagina 47 – hoofdrapport

“De KRW eist formeel dat over de referenties van alle watertypen wordt gerapporteerd. Het is praktisch gezien niet mogelijk om nu al invulling te geven aan het MEP van sterk veranderde en kunstmatige wateren. De toekenning van de status sterk veranderd en het MEP zullen in de periode 2004 tot 2009 nauwgezet onderbouwd worden. Pas dan vindt de afweging plaats of hydromorfologische aanpassingen vanwege economische of maatschappelijke belangen omkeerbaar zijn of niet”.

VRAAG

  • Bij het voorgaande lijkt het er op dat de tijd tot 2009 qua het nemen van maatregelen verloren gaat. Er is toch op voorhand voor veel wateren wel een inschatting te maken? Bij het stellen van bijvoorbeeld prioriteiten kan hierdoor rekening gehouden worden met de te formuleren doelstellingen en de te behalen kwaliteitsverbeteringen

Pagina 55 – hoofdrapport

“In bijna alle rijkswateren, inclusief de kustzone, overschrijden PCB’s meer dan vijf keer de norm (gemeten in zwevend stof). In figuur 3.9 is te zien dat dit nog geen vijf procent van het aantal waterlichamen betreft. PCB’s worden nauwelijks in regionale wateren gemeten”.

PCB’s zijn grotendeels afkomstig uit afvalverbranding en komen via atmosferische depositie in de waterbodem (zie pagina 86).

VRAAG

  • Hoe worden deze vervuilers aangesproken en de kosten verhaald?

Pagina 65 – hoofdrapport

“Delen van de diepe pakketten zijn door de provincies Noord-Brabant en Limburg aangemerkt als strategische voorraad, gereserveerd voor winningen ten behoeve van menselijke consumptie”.

VRAAG

  • Betekent dit dat winningen uit die pakketten en gebieden niet meer voor andere doeleinden gebruikt mogen worden? Hoe worden deze watervoorraden feitelijk beschermd

Pagina 69 – hoofdrapport

“Omdat de diepgelegen grondwaterlichamen voor menselijke consumptie onder een dikke scheidende laag liggen, is verondersteld dat er een verwaarloosbare interactie is met ecosystemen”.

Pagina 73 – hoofdrapport

“Hoewel van de diepgelegen grondwaterlichamen voor menselijke consumptie verondersteld is dat er geen relatie met ecosystemen aan het maaiveld is, is een aandachtspunt dat dit geldt bij de huidige onttrekkingshoeveelheden. Het betekent niet dat er onbeperkt onttrokken kan worden zonder dat er effecten zullen optreden”.

“Net als voor oppervlaktewater, geldt voor de terrestrische ecosystemen ook, dat er geen relatie wordt verondersteld met de diepgelegen grondwaterlichamen voor menselijke consumptie”.

VRAGEN

  • Is er voor deze veronderstellingen enige proefondervindelijke onderbouwing voor handen?
  • In het recente verleden is er bij het stoppen van een aantal diepere winningen grondwateroverlast ontstaan die er voorheen niet was! Hoe is dit te rijmen met de voorgaande veronderstellingen?

Pagina 79 – hoofdrapport

Ten aanzien van bestrijdingsmiddelen blijkt dat er niet of nauwelijks gemeten wordt in de landelijke meetnetten.

VRAAG

  • Wat wordt de inspanning van het waterschap op dit punt? Op welke termijn komt er duidelijkheid omtrent het voorkomen van welke bestrijdingsmiddelen in welke concentraties in onze wateren?

Pagina 81 – hoofdrapport

“Wegens een tekort aan informatie, is ten aanzien van bestrijdingsmiddelen geconstateerd dat bijna 90 % van de grondwaterlichamen voor menselijke consumptie mogelijk slecht van kwaliteit is”.

“Op grondwaterlichaam Kalksteen na, die door hoge nitraatwaardes een slechte toestand heeft, en de diepgelegen grondwaterlichamen voor menselijke consumptie, die zowel een goede kwalitatieve als kwantitatieve toestand kennen, hebben mogelijk alle grondwaterlichamen een slechte kwaliteit”.

Hoewel het waterschap op het gebied van grondwater niet de primaire verantwoordelijkheid heeft, meen ik, gezien de relatie met de verontreinigende stoffen die mogelijk komen vanuit het oppervlaktewater, de vragen over grondwater toch te moeten stellen in de hoop en het vertrouwen dat de antwoorden door het waterschap mede te verkrijgen zouden moeten zijn bij de provincie.

VRAAG

  • De cijfers zijn zeer verontrustend. Wie is verantwoordelijk voor welke te nemen beschermingsmaatregelen en het verkrijgen van de noodzakelijke meetgegevens?

Pagina 83 – hoofdrapport

VRAAG

  • Is het juist dat waar in de tweede alinea “industriële winningen” staat bedoeld is “industriële lozingen?

Pagina 85 – hoofdrapport

“Ook riooloverstorten worden tot de diffuse bronnen gerekend”.

VRAAG

  • Waarom wordt een welbekende puntbron tot de diffuse bronnen gerekend?

Pagina 86 – hoofdrapport

Uit de tabel 4.3 blijkt dat het Mark-Vliet-systeem verhoudingsgewijs veel (14) directe industriële lozers op oppervlaktewater kent, die verhoudingsgewijs er veel verkeerde stoffen lozen (o.a. veel fosfor).

VRAGEN

  • Is dit toeval of is onze houding c.q. ons beleid ten aanzien van industriële lozers op oppervlaktewater anders (lankmoediger) dan van de andere kwaliteitsbeheerders? Mocht onze industriële bedrijfssamenstelling significant afwijken, dan graag een cijfermatige onderbouwing.
  • Wat is de verklaring van de zeer slechte cijfers van het Mark-Vliet-systeem qua vrachten naar het oppervlaktewater van de diffuse bronnen (o.a. cadmium, nikkel, koper, fosfor)?

Pagina 89 – hoofdrapport

“De grootste bron van uitgespoeld nikkel is de oxidatie van pyriet en mobilisatie van nikkel door verzuring”.

Pagina 97 – hoofdrapport

“Een ander punt van aandacht is de uitloging van van nature aanwezige zware metalen, zoals nikkel. Het vrijkomen van deze stoffen kan overigens wel door actueel menselijk handelen, zoals peilbeheer, worden veroorzaakt. Deze vormen van belasting vereisen een andere benadering dan het aanpakken van huidige belastende activiteiten”.

VRAGEN

  • Hier wordt peilbeheer nadrukkelijk als mogelijke oorzaak genoemd! Is de aanpak van deze belastende stoffen mogelijk via de keur en/of peilbeheer?
  • Uit figuur 4.10 blijkt dat bij cadmium, nikkel, koper en fosfor de RWZI’s een voorname bron zijn! Hoe is aanpak mogelijk?

Pagina 95 – hoofdrapport

“Op landelijk niveau en op het niveau van stroomgebieden zijn emissie-analyses uitgevoerd (RIZA 2003). De modelberekeningen laten zien dat nutriënten en zware metalen (met name koper) in de Maas sterk afnemen als gevolg van bovenstroomse emissiereductie (waarbij op de grenzen aan de norm wordt voldaan)”.

Uit figuur en tabel 4.6 blijkt dat er nog al veel stoffen voor meer dan 90 % van de totale belasting in het stroomgebied uit het buitenland komt. Voorbeelden zijn: benzo(k)fluorantheen, koper en PCB’s

Pagina 113 – hoofdrapport

“Voor een realistische inschatting is aangenomen dat de belasting vanuit het buitenland niet merkbaar zal verminderen in de periode tot 2015”.

VRAAG

  • Als enerzijds een gegeven is dat het buitenland de verantwoordelijke is voor grote delen van de vuillast en uit onderzoek van het RIZA blijkt dat reductie kan, waarom gaat men er dan van uit dat reductie van de belasting vanuit het buitenland in de periode tot 2015 niet realistisch zou zijn?

Pagina 103 – hoofdrapport

“Geconcludeerd mag worden dat KWO’s nog geen bedreiging vormen voor het grondwater in het stroomgebied. Bij een verwachte groei is het echter van belang de richtlijnen voor deze systemen verder uit te werken”.

VRAAG

  • Wiens taak is het eventueel uitwerken van richtlijnen voor KWO?

Pagina 105 – hoofdrapport

“NITG-TNO (1991) heeft onderzoek gedaan naar het effect van de bruinkoolwinning op het grondwater in Nederland, met name in de Centrale Slenk. Daaruit blijkt dat de grondwaterstanden in diepe aquifers onder Nederland, die in direct contact staan met de lagen waaruit bruinkool wordt gewonnen, enkele meters zijn gedaald. Deze daling gaat nog altijd door”.

“De dalingen in de stijghoogte onder de Boomse klei zijn fors, en de mogelijke doorwerking naar het maaiveld (bijvoorbeeld verticaal langs breukvlakken) moet een onderwerp voor verder onderzoek zijn”.

“Duidelijk is dat de bruinkoolwinning een enorme grondwateronttrekking is voor de regio, en ook grensoverschrijdende effecten heeft op het grondwater”.

VRAAG

  • Welke instanties zijn bevoegd om enerzijds nader onderzoek te doen/gelasten naar de effecten van de bruinkoolwinning en welke mogelijkheden/verplichtingen biedt de KRW in deze?

Pagina 106 – hoofdrapport

“Een voorlopige inschatting doet vermoeden dat negatieve effecten van economische groei, de positieve effecten van het waterkwaliteitsbeleid en technologische ontwikkelingen te niet zullen doen”.

Pagina 113 – hoofdrapport)

“De toename van economische activiteiten leidt tot meer emissies. Deze toename wordt gecompenseerd door de effecten van het huidige waterbeleid. De verwachting is dat voortzetting van het huidige beleid zal leiden tot geringe afname van de belasting van het oppervlaktewater in het stroomgebied Maas met nutriënten, zware metalen en de meeste organische microverontreinigingen”.

VRAAG

  • De citaten op pagina 106 en 113 lijken in tegenspraak! Welk citaat is juist?

Pagina 107 – hoofdrapport

“De mate waarin de natuurlijke situatie door hydromorfologische ingrepen is aangepast, en de mogelijke omkeerbaarheid daarvan, bepaalt of een waterlichaam de status ‘sterk veranderd’ krijgt. Alleen als de aanpassing als onomkeerbaar wordt ingeschat, vanwege economische of maatschappelijke belangen, is een waterlichaam sterk veranderd”.

VRAAG

  • Dit lijkt op een opgeven van waterlichamen met de status ‘sterk veranderd’! Wat zijn de economische kwantificeerbare criteria op basis waarvan men tot de voorlopige conclusie komt van onomkeerbaar?

Uit tabel 5.2 blijkt hoe slecht het deelgebied Mark-Vliet eruit springt, zowel op het gebied van bestrijdingsmiddelen als op het gebied van zware metalen.

VRAGEN

  • Is er een verband met het gegeven uit tabel 4.3 (het aantal industriële lozers)?
  • Kloppen de kleuren van zink in tabel 5.3?

Pagina 129 – hoofdrapport

“Door de relatie tussen watergebruiken en kosten in beeld te brengen is het mogelijk ‘prijsprikkels’ in te voeren”.

VRAAG

  • Als enerzijds de terugwinning van de kosten voor waterdiensten dient plaats te vinden en er een prijsprikkel dient te zijn om de watervoorraden efficiënt te benutten, wat betekent dit anderzijds dan voor het terugwinpercentage (100%+)?

Pagina 129 – hoofdrapport

“De waterdiensten zijn ingedeeld in de volgende categorieën; drinkwatervoorziening, riolering, afvalwaterzuivering, grondwaterbeheer en het beheer van regionale watersystemen”.

Pagina 3 – samenvatting

“Lidstaten hebben ervoor te zorgen dat watergebruikers de kosten voor hun rekening nemen”.

Pagina 8 – samenvatting

“De kaderrichtlijn Water heeft het principe ‘de vervuiler betaalt’ uitgebreid naar het meer algemene ‘de gebruiker betaalt'”

VRAGEN

  • Hoe zit het met het bevaarbaar houden van de vaarwegen en de door de scheepvaart veroorzaakte verontreiniging? Is dat geen waterdienst, waarop terugwinning van de kosten moet plaatsvinden?
  • In tabel 6.7 lijkt de landbouw te ontbreken in de kolommen voor ‘zelfgewonnen oppervlaktewater’ en ‘zelfgewonnen grondwater’! Waarom ontbreekt hier het watergebruik van de landbouw?

Pagina 139 – hoofdrapport

“Het stroomgebied Maas telt 136 zwemwaterlocaties (kaart 19b). De zwemwateren zijn niet als aparte waterlichamen begrensd”.

VRAAG

  • Betekent dit dat het gehele betrokken waterlichaam onder de richtlijn 76/160/EEG valt?

Pagina 139 – hoofdrapport (pagina 30 – samenvatting)

“Nutriëntgevoelige gebieden, die op grond van de nitraatrichtlijn (91/676/EEG) als bedreigde zone, of op grond van de Stedelijk Afvalwaterrichtlijn (91/271/EEG) als kwetsbare gebieden zijn aangewezen, moeten in het Register van beschermde gebieden worden opgenomen. Nederland is echter van deze verplichting ontheven, omdat de regering aan de Europese Commissie heeft toegezegd maatregelen te zullen treffen die op grond van beide richtlijnen zijn vereist”.

VRAAG

  • Waaruit bestaan die toegezegde maatregelen?

Pagina 141 – hoofdrapport

“De KRW geeft niet duidelijk aan of ook deze natuurgebieden (EHS en natuurmonumenten) in het register moeten worden opgenomen. Bovendien is niet duidelijk wat het opnemen voor gevolgen heeft. Daarom is besloten deze gebieden (nog) niet in het register op te nemen”.

VRAAG

  • Wat is de planning van opneming van deze gebieden in het register?

Bijlagen

VRAGEN

  • In bijlage 8 pagina 185 is onder nr. NB 41 Nedalco opgenomen als een winning voor menselijke consumptie! Is dit juist?
  • Uit kaart 10 blijkt dat er in het werkgebied van de Brabantse Delta onevenredig veel industriële en andere lozingen (excl. RWZI’s) zijn! Is het beleid ten aanzien van industriële en andere lozers anders dan bij de andere waterschappen?
  • Uit kaart 129 blijkt dat de emissie van Diuron in kg/ha in het gebied van de gemeente Moerdijk relatief hoog is! Is daar een oorzaak aanwijsbaar?
  • Diuron is sinds 1999 verboden in ons land. Hoe is het mogelijk dat in de risico-analyse 2015 Diuron zelfs in 2015 in het gehele werkgebied van Brabantse Delta in de 76 – 100 % klasse zit (kaart 17A)

Hopende op een spoedige beantwoording,

met vriendelijke groet,

L.H. van der Kallen