AANBESTEDING WERKZAAMHEDEN WATERGANGEN, KENMERK 0054

 


Bergen op Zoom, 15 september 2014

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Betreft:          aanbesteding werkzaamheden watergangen, kenmerk 0054

 

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

 

Vanuit landbouwers uit ons werkgebied bereiken de fractie Ons Water/Waterbreed opmerkingen dat bij de toekomstige aanbestedingen van opschoonwerkzaamheden aan onze watergangen niet meer uitgegaan zou worden van eerst maaien met de klepelmaaier en daarna met de schanskorf de watergang leeghalen. Het gevolg is dat op akkerbouwpercelen in het najaar veel meer ‘vegetatie’ uit de watergangen wordt gedeponeerd dan in het verleden. Voor akkerbouwers zou dit zeer bezwaarlijk/schadelijk zijn omdat ook in het najaar percelen bewerking kunnen behoeven.

Dit leidt voor de fractie Ons Water/Waterbreed tot de volgende vragen:

  • Is er grond voor deze opmerkingen?
  • Zo ja, wat is de motievering van deze verandering in het bestek?
  • Is bij deze mogelijk voorgenomen verandering in het bestek rekening gehouden met de voor akkerbouwers in het kleigebied gebruikelijke bedrijfsvoering?

Mocht de mogelijke verandering in het bestek inderdaad uw voornemen zijn, dan heeft de fractie Ons Water/Waterbreed hier ernstige bezwaren tegen. Wij verzoeken dan uw DB dit eventuele voornemen te heroverwegen daarbij betrekkend de bedrijfsvoering van akkerbouwers in onder andere het kleigebied.

In afwachting van uw beantwoording,

hoogachtend,

Namens de fractie Ons Water/Waterbreed

L.H. van der Kallen

 


KLACHTEN WATERSPORTONDERNEMERS, KENMERK 0053

 


Bergen op Zoom, 15 september 2014

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Betreft:          klachten watersportondernemers, kenmerk 0053

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Er bestaan binnen de watersportwereld in West-Brabant tal van ergernissen over wat er op en rond de wateren, die in beheer zijn van het waterschap Brabantse Delta, gebeurt.

Benedensas
De huidige afstelling van de lichten (dubbel groen) wordt als een oorzaak gezien van de met regelmaat optredende gevaarlijke situaties en ergernissen, alsmede de veroorzaker van verbale reacties naar de tegenliggende partij. In de beleving van met name bezoekers uit andere regio’s, die de situatie ter plaatse niet kennen, betekent groen licht: ik heb vrije doorgang en dus zijn ze dan geneigd zich qua snelheid en alertheid daar naar te gedragen. Als er dan van de andere kant (waar ook een groen licht brandt) plots een tegenligger opdoemt, ontstaan er met regelmaat gevaarlijke situaties en volgen er soms verwijten over en weer. Het dringende verzoek is bij een situatie, die nu leidt tot beide richtingen groenlicht (dubbelgroen), de lichten uit te doen. Iedereen weet dan: ik moet zelf goed uitkijken.

Een tweede ergernis in de sluis van Benedensas is dat de voetgangersbrug regelmatig wordt “vastgezet” zodat doorvaart niet mogelijk is. Uit niets is andere gebruikers gebleken dat hierop gehandhaafd wordt.

Een derde ergernis is de storingen die veroorzaakt worden door de bediening voetgangersbrug. Door onkundige of opzettelijke handelingen treedt er met regelmaat een storing op in de bediening van de voetgangersbrug met hinder voor het scheepvaartverkeer tot gevolg. Wat zijn de mogelijkheden om hier verbeteringen in aan te brengen? In het verslag ‘bespreking waterschap Brabantse Delta met watersportbedrijven en verenigingen rond Steenbergse Vliet, gehouden op 2 april 2013′ is te lezen: “Er wordt in de vergadering op aangedrongen geen sleutel aan mensen te geven die de brug daarmee kunnen bedienen omdat hier oneigenlijk gebruik van gemaakt kan worden.” De sleutel is minimaal in één geval wel verstrekt. Dit wordt als onrechtvaardig en onjuist ervaren. Hoe wordt dit teruggedraaid?

Een vierde ergernis is het niet handhaven van het verbod om langer dan 3 uur af te meren (zie foto’s brugbeheer 01 t/m 03). Met regelmaat liggen schepen daar meerdere dagen en wordt er overnacht. Ook liggen er vaak boten langdurig aan de grote palen (zie foto palen) midden in het water afgemeerd. Dit alles ter vermijding van havengelden/passantengeld, terwijl vaak wel gratis gebruik wordt gemaakt van de faciliteiten die de recreatieondernemer in de omgeving biedt.

Andere gebruikers van de aanmeermogelijkheid, waar een verbod geldt om langer dan 3 uur afgemeerd te liggen, zijn de elektrische boten van één ondernemer in de omgeving (zie ook foto brugbeheer 04). Feitelijk liggen die schepen er vrijwel permanent (er is voor die schepen zelfs een stroomaansluiting gemaakt). Buiten dat dit een overtreding is van het verbod geeft het anderen de indruk dat dit mag en ook zij er dus langer dan 3 uur mogen liggen c.q. verblijven. Gaarne handhaving van dit verbod om langer dan 3 uur aan te meren! Dit kan eenvoudig indien er bij voorbeeld iedere 3,5 uur automatisch een foto wordt gemaakt. Of stel een overnachtingverbod in en handhaaf dit strikt.

Een vijfde ergernis is de aanwezigheid van een permanent ponton van een recreatie ondernemer, terwijl hier geen noodzaak voor lijkt.

Een zesde ergernis is dat de gebruikers van de scheepshelling opstoppingen veroorzaken. Het in of uit het water halen van bootjes duurt ca 15-20 minuten. Op diverse dagen staan er dan 4 of 5 auto’s met boten te wachten, waardoor de ingang wordt geblokkeerd voor reguliere ligplaatshouders en ook nog voor de hulpdiensten. Een oplossing zou kunnen zijn de toegangsweg naar de ingang te verbreden en er twee-richtingsverkeer van te maken. Een andere mogelijkheid is om een deel van het gras te verharden zodat ze daar kunnen wachten. Graag voor dit probleem uw aandacht.

Dintelsas (Mandersluis)
Er wordt in de sluis soms aangelegd om goederen te lossen. Dit hindert dan in hoge mate de doorvaart. Uit niets is andere gebruikers gebleken dat hierop gehandhaafd wordt.

Bovensas
Een deel van dit sluizencomplex is jaren geleden geheel gerestaureerd. Dit deel is echter nog steeds niet opengesteld omdat er vervuilde grond in ligt. Dit is niet het voorbeeld wat van een overheid verwacht mag worden. Openstelling is ook wenselijk omdat dit sluisdeel, ondanks de geringe doorvaarhoogte, voor een deel van de recreatievaart een alternatief kan zijn ingeval van een storing of werkzaamheden aan de andere sluisdoorgang.

Wanneer wordt de vervuilde grond opgeruimd en dit sluisdeel opengesteld?

Woonark
Sinds een aantal maanden ligt er een woonark afgemeerd in de Steenbergsche Vliet (ter hoogte van het aquaduct, zie foto woonark 01). Naar zeggen van de klager zijn het waterschap en de gemeente hier al een paar maanden van op de hoogte. Waarom is hier nog niet gehandhaafd en wanneer gaat dat wel gebeuren?

Illegale bewoning
Bijgaand een foto van brievenbussen, zoals deze gesitueerd zijn bij de jachthaven/verkoophaven Prinsenlanden aan de Sasdijk in Dinteloord. Hier lijkt sprake te zijn van illegale bewoning van in deze haven afgemeerde boten. Wie is hier verantwoordelijk, de gemeente of de beheerder van het water, het waterschap? Welke acties kan het waterschap hier ondernemen?

Bebakening Vliet
In het verslag ‘bespreking waterschap Brabantse Delta met watersportbedrijven en verenigingen rond Steenbergse Vliet, gehouden op 2 april 2013’ is te lezen: “HvK (Hans van Kapel) deelt mee dat het budget hiervoor geschrapt is en vraagt of een eenvoudige bebakening met staken voorlopig voldoende is, dit is met het onderhoud te regelen”. De aanwezige ondernemers gingen er vanuit dat de bebakening met staken zou gebeuren. Nu is het gebeurd met dobbers/drijvers. Zij hadden liever staken gezien. Waarom zijn de natuur en uitzicht vriendelijke staken vervangen door de dobbers/drijvers? Kan de afbakening met staken alsnog plaatsvinden?

hoogachtend,

Namens de fractie Ons Water/Waterbreed

L.H. van der Kallen

brievenbussen brugbeheer 01 brugbeheer 02 brugbeheer 03 brugbeheer 04 palen woonark 01

 


BRUGBEHEER, KENMERK 0052

 


Bergen op Zoom, 25 augustus 2014

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Betreft:          Brugbeheer, kenmerk 0052

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Met enige regelmaat word ik benaderd over het brugbeheer door het waterschap. Als voorbeeld de  als bijlage toegevoegde email, die ik via, via mocht ontvangen. De mail, inclusief verbeteringsvoorbeelden, laat helder zien welke problemen de recreatievaart tegenkomt bij het gebruik van de West-Brabantse wateren. Van de beheerder van de Jachthaven de Schapenput heb ik begrepen dat hij dit soort klachten met regelmaat heeft doorgestuurd naar het waterschap echter zonder het gewenste resultaat. Hij gaf tevens aan dat er in dit kader in juli het brugbeheer geëvalueerd zou worden. Maar dit is niet doorgegaan omdat ‘de nieuwe regeling’ nog maar net ingevoerd was.

  • Wat is in dit kader de stand van zaken?
  • Wat is er met de klachten over de jaren 2013 en 2014 gedaan?
  • Wanneer vindt de aangekondigde evaluatie plaats en met wie?

In afwachting van uw beantwoording,

hoogachtend,

Namens de fractie Ons Water/Waterbreed

L.H. van der Kallen

 


EEN ANDERE KIJK OP HET VERZILTEN VAN HET VOLKERAK/ZOOMMEER

 

| 15-08-2014 | 02:15 uur |


EEN ANDERE KIJK OP HET VERZILTEN VAN HET VOLKERAK/ZOOMMEER

Als watersportondernemer zie ik dat de voorstanders van verzilting van het Volkerak/Zoommeer (VZM) zich langs alle kanten rijk rekenen en goed zijn in het erbij slepen van papieren voordelen zonder een afweging te maken in de zin van: wat zijn de nadelen?

Als voorbeeld het verhaal dat de waterrecreatie in het gebied van de Steenbergsevliet stagneert. Dat dit aan de waterkwaliteit van het ET VZM zou liggen heeft slechts ten dele enige grond. Dat de boel stagneerde in ons gebied en met name bij onze jachthaven heeft niets te maken met een zout/zoet VZM maar met het feit dat iemand er 35 jaar over moet doen eer er (normale) medewerking gegeven wordt aan vergunningen. Wij zijn de jachthaven begonnen toen het VZM op een vast peil kwam en de sluis open bleef staan. Bereikbaarheid is voor een bedrijf van levensbelang. Het aantal passanten in Steenbergen nam ook toe toen er niet meer geschut behoefde te worden. Dat bereikbaarheid heel belangrijk is blijkt uit het feit dat er nu al ligplaatshouders van ons naar Dintelmond gegaan zijn door het geklungel met het bruggetje op het Benedensas. Als er weer geschut moet gaan worden om op het VZM te komen gaat dit ten koste van de havens die aan de West-Brabantse rivieren liggen, dit tast de rentabiliteit aan. Wij gaan een lagere bieding doen voor de exploitatie van de haven van Steenbergen als het zeker is dat er weer geschut moet gaan worden.

Jachthaven de Schapenput heeft al sinds de aanleg in 1991 een wachtlijst. Dus om onze haven aantrekkelijk te maken hebben wij geen zout VZM nodig, in tegendeel zelfs. Naast het schutten zijn er nog meer voordelen om op zoet water te liggen, een boot (met name stalen boten) heeft minder onderhoud nodig, men kan zijn boot met havenwater wassen (dus niet met drinkwater), men heeft minder last van aangroei van het onderwaterschip en er kan dus geen of minder agressieve antifouling gebruikt worden, zoet water is beter voor de koeling van de motor.

Bovenstaande argumenten zijn allemaal in mijn eigen belang, maar hebben effect op het algemeen belang wat gediend is met meer en blijvende recreanten.

Zoals bekend woon en ken ik al heel mijn leven (vanaf 1949) het Volkerak. Toen in 1969 het Hellegat werd afgesloten met de Volkerakdam werd het water bij vloed en harde wind in ons gebied hoger opgestuwd. Met name de bewoners van Carolinapolder in Dinteloord hebben angstige jaren meegemaakt. Het water stond regelmatig tot aan de kruin van de dijk. In 1975 was het Schelde-Rijkanaal gereed en dat gaf enige verluchting. Veilig waren wij pas in 1987 toen de Philips- en Oesterdam dicht gingen. Er wordt makkelijk gezegd “met de kennis van nu hadden we het nooit zo gedaan”. Laat ik je vertellen: dit wordt alleen maar (na)gezegd door mensen die nooit achter een zeedijk die op knappen staat hebben gewoond.

Vroeger, bij een volledig tij, kon je lekker zwemmen vanaf de zandplaten die volledig onder water kwamen bij vloed. Om er te komen moest je vanaf het Benedensas tot je knieën door de modder lopen om bij de zandplaten te komen. De stukken grond die niet ieder tij onder water kwamen te staan waren begroeid en, zoals altijd met planten en dieren, sterven dingen af en gaan rotten. Dit brengt uiteraard stank met zich mee. Vroeger concentreerde zich dat tegen de zeedijk aan. Daar lagen hele ruggen ‘veek’, zoals men dat toen noemde, en dit veek zette men in de winter op hopen en verbrandde dit in het voorjaar. Ook in zout water komt, naast vis en schelpdieren, allerlei plantengroei tot ontwikkeling zoals klappers, zeesla, zeewier, etc. en ook dit sterft af en gaat rotten. Dat er nu beweerd wordt dat er met een zout VZM schoon zwemwater ‘gegarandeerd’ wordt, vind ik zeer discutabel. Dat de natuur reageert is zeker, maar hoe dat weet niemand. Als men een 100% schoon zwemwater wil moet men in een chloorbad gaan zwemmen!!

Overigens is het water tegenwoordig zo schoon in het VZM dat er heel goed gezwommen kan worden. Het doorzicht (en dat is belangrijk om in te zwemmen) is nog nooit zo goed geweest en ik kan dat weten omdat ik elke maand wel een keer over Volkerak vaar.

Er wordt gepraat over een ‘dode bak water’. Dat is niet waar. Het water is schoon, er zit volop vis en de plantengroei is zo veel dat we er last van krijgen bij de bereikbaarheid van de jachthavens.

De stelling ‘milieu is belangrijker dan natuur’ onderschrijf ik. Hiermee wordt bedoeld dat indien je zorgt voor een goed milieu, dan past de natuur zich aan. Andersom niet en ik neem de vrijheid de volgende uitspraak van Chiel Jacobussen (hoofdecoloog van het Zeeuwslandschap) te citeren en te onderschrijving: “terwijl de beleidsmakers en lobbyisten vergaderden trok de natuur haar eigenplan”.

Velen kennen mij en weten hoe begaan ik ben met het milieu en de natuur en het gebruik hiervan. Ik denk dat ik met dit verhaal argumenten aangedragen heb voor mijn standpunt om het VZM zoet te laten.

Voor het zout maken van het VZM heb ik maar weinig andere echte argumenten gezien dan de blauwalg en die is ondertussen praktisch verdwenen. Al jaren vraag ik “waarom is een zout VZM goed voor de recreatie?” Nu heb ik nog steeds het gevoel dat er een weg ingeslagen is waar men niet meer op terug wil komen. Het heeft iets weg van “tunnelvisie”

Misschien is het een tussenoplossing om het plan 10 jaar in de ijskast te zetten en te kijken wat de natuur doet.

Kees de Neve
Watersportondernemer te Steenbergen


DOORSLAANDE REGELGEVING

 


paarse orchideeDe zeven veehouderijen op Schiermonnikoog veroorzaken volgens rekenmodellen een stikstofdepositie op het beschermde duinlandschap van 900 tot 2.000 mol per hectare per jaar, afhankelijk van de plek op het eiland. Uit de metingen die sinds 2012 voor het hele duinlandschap worden gedaan blijkt de depositie circa 600 mol per hectare per jaar. De metingen zijn echter niet rechtsgeldig. De berekeningen bepalen wel het beleid. De overheid heeft de veehouders op Schiermonnikoog daarom gevraagd maatregelen te treffen om de stikstofdepositie op het beschermde duingebied terug te dringen. 

Sinds 2012 wordt er op zes plekken op het eiland het jaar rond de ammoniakconcentratie vastgesteld door het RIVM. Die bedraagt 2 tot 5 microgram per m3 afhankelijk van de plek op het eiland.  Er is weinig onderzoek beschikbaar naar de relatie tussen de gemeten ammoniakconcentraties in de lucht en de stikstofdeposities op de vegetatie. Afgaande op beschikbare onderzoeken in het Verenigd Koninkrijk en van Wageningen UR is becijferd dat de stikstofdepositie op Schiermonnikoog bij deze gemeten concentraties 600 mol per hectare per jaar bedraagt.

Dat het rekenmodel een te hoge stikstofdepositie berekent, zou ook kunnen worden afgeleid uit een botanisch veldbezoek op Schiermonnikoog in de maand mei. Op die plek van het eiland, waarvoor de hoogste stikstofdepositie wordt berekend, ziet het dan paars van de zeer ammoniakgevoelige orchideeën. Ook de zeer ammoniakgevoelige zonnedauw en veenpluis worden dan in grote aantallen aangetroffen. Deze zeer gevoelige plantensoorten verdragen stikstofdeposities tot maximaal 700 mol per hectare per jaar.

Een rekenmodel wordt door de wetgever belangrijker gevonden dan de werkelijkheid. Het gevolg is dat aan zeven boeren eisen worden gesteld die volstrekt onnodig zijn en hen wel belemmeren in hun bedrijfsvoering. Dit laat zien dat Europese wetgeving die de overheid klakkeloos uitvoert Nederlandse boeren soms onnodig belemmert. In Brussel denken ze het beter te weten dan de natuur zelf en worden boeren in de nabijheid van natuurgebieden, zoals op Schiermonnikoog, onnodig belemmerd in hun bedrijfsvoering.

Ons Water staat voor een beleid dat uitgaat van de werkelijkheid en boeren en bedrijven niet onnodig beperkingen oplegt.


 

VRAGEN INTENTIEVERKLARING VAN EINDHOVEN – 0051

 


Bergen op Zoom, 5 juli 2014

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Betreft:      Vragen intentieverklaring van Eindhoven -kenmerk 0051

Geacht Dagelijks Bestuur,

Naar mijn informatie is recent namens uw DB ondertekend de intentieverklaring van Eindhoven. Een soortgelijke intentieverklaring is opgesteld door het Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn-Oost. In Rijn-Oost is deze, buiten de provincies, de waterschappen en maatschappelijke organisaties, door 75 gemeenten getekend. De intentieverklaring van Eindhoven is slechts ondertekend door één gemeente, te weten Breda.

In het besef dat de zoetwaterproblematiek op onze hoge zandgronden niet wezenlijk anders is dan in Rijn-Oost heeft de fractie Ons Water/West-Brabant Waterbreed de volgende vragen:

  • Waarom heeft in ons gebied slechts één gemeente de intentieverklaring ondertekend?
  • Zijn de gemeenten betrokken geweest bij het overleg dat tot de intentieverklaring van Eindhoven heeft geleid?
  • Zo nee, waren ze uitgenodigd?
  • Zo nee, waarom niet?

In afwachting van uw beantwoording,

hoogachtend,

Namens de fractie Ons Water/Waterbreed

L.H. van der Kallen

 


VERPACHTING – 0050

 


Bergen op Zoom, 10 juni 2014

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur, 

Vanuit schapenhouders in de regio Bergen op Zoom krijgt ondergetekende de vraag of, en zo ja, waarom de verpachting van dijkpercelen aan schapenhouders wordt afgebouwd. Als voorbeeld wordt genoemd het niet meer verpachten van een dijkperceel gelegen zuidelijk van het gemaal De Pals.

De fractie Ons Water/Waterbreed heeft naar aanleiding van het bovenstaande de volgende vragen:

  • Wordt dit dijkperceel en eventueel andere dijkpercelen niet meer verpacht aan schapenhouders?
  • Zo ja, is hier sprake van een beleidswijziging?
  • Indien hier sprake is van een beleidswijziging wat is hier van de reden.

Tot op heden is begrazing door schapen, naar de idee van de fractie Ons Water/Waterbreed, een goede onderhoudsmethode gebleken, met een goede worteling van gras als gevolg en daarmee een duurzaam behoud van een gesloten grasmat. Naar de waarneming van aanliggende agrariërs leiden de één à twee keer maaien per jaar tot meer onkruiden en overlast op hun percelen. Graag een spoedige reactie.

In afwachting van uw beantwoording,

Hoogachtend,

Namens de fractie Ons Water/Waterbreed

L.H. van der Kallen

 


ZOET / ZOUT

| 03-07-2014 | 14:26 uur |


ZOET/ZOUT

volkerak zoommeerDe beslissing over een zoet of zout Volkerak-Zoommeer komt steeds dichterbij. Als lid van de onafhankelijke Ons Water/West-Brabant Waterbreed fractie in het Algemeen Bestuur van het waterschap Brabantse Delta maak ik mij al jaren druk over de mogelijke gevolgen van een eventuele verzilting. Zo ook de gevolgen voor de land- en tuinbouw en de binnendijkse natuur die zeer afhankelijk is van de beschikbaarheid van zoet water. Tot op heden wordt in de aangegeven studies alleen maar uitgegaan van de huidige behoefte van de land- en tuinbouw van zoet water en de hoeveelheden zoet water die nu via het Volkerak-Zoommeer systeem worden ingelaten.

Tot nu toe waren we voor kennis van die mogelijke gevolgen aangewezen op de door Rijkswaterstaat aangeleverde kennis/studies, die veelal de indruk geven: ‘de zoet water voorziening is oplosbaar’ en de boeren krijgen “eerst het zoet dan het zout”.

Mijn gedachte was: leuk die voorspellingen. Maar hoe was het vroeger, voor de aanleg van de compartimentering wat het Volkerak-Zoommeer zoet maakte? Wat was de zoutindringing in onze gebieden? Dat zou een mooie indicatie zijn voor wat er nu op termijn gaat gebeuren als het Volkerak-Zoommeer weer zout zou worden.

Recent kreeg in in handen het “Rapport van de centrale commissie voor de drinkwatervoorziening 1965” met de mooie titel: “De toekomstige drinkwatervoorziening van Nederland.”, gedrukt door de Staatsdrukkerij in 1967. Ik zou zeggen een betrouwbare bron van informatie. En dat de opstellers wisten waarover ze schreven maakte voor mij de volgende zin al duidelijk (pagina 73): “Om bij de Parksluizen aan de Rotterdamse Waterweg bij vloed nog water in te kunnen laten met een relatief laag chloridegehalte zou ten minste een hoeveelheid van 700 m3/sec rivierwater langs de Waterweg moeten worden afgevoerd.” Dat stond in een rapport van bijna 50 jaar geleden! Nu met de kennis van de stijgende zeespiegel en de betere meetmethoden komen de geleerde dames en heren tot de conclusie dat 800 m3/sec. nodig is.

De commissie van toen onder voorzitterschap van Mr. E.H.J. Baron van Voorst tot Voorst waren geen domme jongens.

Uit deze rapportage blijkt dat in 1965 het boezemwater tot ongeveer de westelijke stadsgrens  van Steenbergen meer dan 5000 mg Cl/per liter bevatte. Tot een lijn die in een boog liep van Ossendrecht over Heerle, Kruisland, Stampersgat, Fijnaart en Willemstad bevatte het boezemwater 2000/5000 mg Cl/per liter. Tot een lijn die globaal liep van westelijk Roosendaal over Oud Gastel naar Klundert bevatte het boezemwater 500/1000 mg Cl/per liter. In het besef dat voor de land- en tuinbouw water nodig is met chloride gehaltes beneden de 300 mg per liter moge het duidelijk zijn dat verzilting van het Volkerak-Zoommeer de land- en tuinbouw potenties in het werkgebied van de Brabantse Delta aanzienlijk zal verslechteren en dat dit een veel grotere zoet water aanvoer nodig maakt dan tot op heden door Rijkswaterstaat wordt voorgesteld.

Bezint eer gij verzilt! Is mijn conclusie. De zoet water voorraad in het Volkerak-Zoommeer werd ook in het advies  “Waterbeleid voor de 21e eeuw” van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw onder voorzitterschap van F. Tielrooij al van groot belang verklaard. Niet doen dus dat verzilten.  Ik kan het rapport voor iedereen aanbevelen. Het geeft een bijzondere kijk op de vernieuwingskracht van Rijkswaterstaat.bellenschermDe laatste jaren valt met regelmaat het woord ‘innovatie’. Zo ook bij de ‘nieuwste’ kennis voor de zout terugdringing en het voorkomen van eventuele zoutlekkage door de sluizen naar het Haringvliet. Die ‘slimme’ technische jongens en meisjes hebben naar hun zeggen daar de modernste technieken voor ontwikkeld zoals een bellenscherm. Laat nu in het rapport uit 1965 al vermeld worden dat er onder andere een onderzoek loopt naar de toepassing van “luchtbel-schermen”! Hoezo zijn ze innovatief?  Hoezo zijn ze daadkrachtig? Een techniek die al 50 jaar bekend is wacht nog steeds op uitgebreide toepassing. Als straks bij verzilting de zout indringing veel ernstiger is dan uit de huidige rapporten blijkt, kunnen wij en onze boeren lang wachten en dan is het niet “eerst het zoet en dan het zout” maar zitten we gewoon met de gebakken peren.

U kunt hier het rapport “Waterbeleid voor de 21 eeuw” lezen:  63858537-Waterbeleid-voor-de-21e-eeuw


 

VRAGEN OECD STUDIE – 0049

 


 

Bergen op Zoom, 1 juni 2014

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Betreft: Vragen OECD studie, kenmerk 0049

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Recent is verschenen de OECD studie “Water Governance in the Netherlands, Fit for the future.  In deze brief zal steeds naar aanleiding van een aantal citaten uit dat rapport een aantal vragen/overwegingen door de fractie Ons Water/Waterbreed onder uw aandacht gebracht worden.

Bewustwording

Pagina 68
Raising awareness about flood risks seeks to influence behavior in various ways and can take a number of forms. The focus on emergency preparedness in the multi-layer safety approach can make an important contribution, as emergency simulations both raise awareness and identify potential gaps for improvement.”

Pagina 69
“In general, the property market does not currently reflect flood risks (e.g. via differentiated property prices reflecting various levels of exposure to flood risk), nor are property owners or renters systematically informed about flood risk in the course of property transactions, as is common practice in some other OECD countries. In addition to current efforts to raise awareness (e.g. information provision and awareness-raising campaigns) of flood risk, the government could put in place policy instruments that systematically inform citizens about the flood risk they face and thereby influence their decisions related to exposure and vulnerability.”

Pagina 129
“The private sector can also contribute to better water governance if it is aware of where its responsibilities begin and end. New governance approaches should aim to increase citizens awareness about water management and empower to carry out their responsibilities in this field.”

Pagina 150
A mechanism to provide for informed public debate about the acceptable level of flood risk could be established. It could serve multiple purposes, including raising public awareness of flood risk, solidifying the willingness to pay for current and future flood protection to achieve high levels of safety in recognition of the associated costs, and reinforcing the social contract to commit to a safe Netherlands today and in the future that can secure steady financial flows for flood protection.”

Bovenstaande citaten laten zien dat volgens de opstellers van het rapport het bewustzijn van de risico’s van overstromingen bij inwoners van ons land te gering is.

Het rapport beveelt nadrukkelijk aan onze inwoners meer bewust te maken van de risico’s van overstroming. Het bevreemdt ons dan ook dat de titel van het waterschapsnieuws (uitgave mei 2014) was: “We voelen ons veilig in Nederland, dat kunnen we samen zo houden”.

Een dergelijke titel past naar de opvatting van de fractie Ons Water/Waterbreed niet in een aanpak gericht op verhoging van het bewust zijn van onze ingezetenen ten aanzien van de risico’s van overstromingen. Wat zijn de plannen van uw DB om dat bewustzijn te verbeteren?

Bescherming wateroverlast/Ruimtelijke Ordening

Pagina 21
“As a consequence, ongoing spatial development, at times in highly unfavourable locations from a water management perspective, increases exposure to flood risk, leading to the escalation of costs of water management, today and in the future.”

Pagina 22
“As mentioned above, those who create liabilities (e.g. building in flood-prone areas or polluting freshwater) do not pay the costs associated with their actions (additional costs for protection against flood).”

Pagina 80
“Long-term scenarios for protection from sea level rise. Some experts have already questioned the economic sustainability of the prevailing policies if sea levels rise above a certain threshold. The costs may become prohibitive and alternative options may be considered. Does it make sence to aggregate population and assets in the Randstad? Or could other, less vulnerable locations be considered for some people and/or activities?”

Pagina 109
“Regional water authorities have no competence to stop harmful developments or to encourage municipalities to take adequate measures to safeguard water interests. The responsibility for financing measures aimed at reducing water nuisance and flooding in such cases is also unclear.”

Pagina 112
“Problems still arise with integrated project procedures, especially in cases where spatial planning an water goals clash.”

Pagina 113
“Integrated projects can be hindered by the mismatch between long-term safety goals, short-term economic profits, and development and land-use goals.”

Pagina 152
“Currently, there is an absence of incentives to change the trend of increasing exposure to flood risk. The trend of increasing exposure to flood risk is driven by on going spatial development, at times in highly unfavourable locations, from a water management perspective. This leads to the escalation of costs, today and in the future.”

Pagina 153
“The distribution of the costs and benefits of spatial development perpetuates the ‘snowball’ effect, driving up the long-term cost of water management. Once spatial development has taken place, path dependency restricts the available risk management options, as alternatives to risk prevention become increasingly less feasible, either economically or politically.”

Pagina 155
“decisions about spatial development have direct consequences for water and flood management and the associated cost. At present, residential and commercial development continue to expand their claims to public space in low-lying areas. These spatial developments are among the key cost drivers for water management, locking in futere financial liabilities.”

Pagina 163
“As an instrument to assess the impact on water management of spatial development, the Water Assessment could be strengthened and made more effective in influencing spatial development decisions.

Bovenstaande citaten laten zien dat volgens de opstellers van het rapport de invloed van de waterschappen bij de ruimtelijke planvoorbereiding en ruimtelijke beslissingen volstrekt onvoldoende is c.q. onvoldoende geborgd is in bevoegdheden om tot goede integrale ruimtelijke beslissingen te komen. De waterbelangen worden bij tal van ruimtelijke beslissingen en plannen, naar de opvatting van de opstellers van het rapport, onvoldoende tot hun recht gebracht.

De fractie van Ons Water/Waterbreed herkent zich in hoge mate in deze waarneming, door onafhankelijke buitenlandse deskundigen. Wat is uw DB van plan, eventueel in Unie verband, om deze zienswijze op de landelijke politieke agenda te krijgen?

Verantwoording/financiering

Pagina 24
“Provide and oversee a harmonised accounting of expenditure for water management across water management functions in order to improve transparency in tracking water management expenditures and cost recovery. An independent review, commissioned by and reporting to ministers, could help shed light on relative and absolute effeciency, accountability and oversight for the full breadth of water services.”

Pagina 43
“Performance targets could be defined and monitored by a third party to make sure opportunities in both areas (afvalwater verzamelen en zuiveren) are fully exploited.”

Pagina 109
“Regional water authorities have no competence to stop harmful developments or to encourage municipalities to take adequate measures to safeguard water interests. The responsibility for financing measures aimed at reducing water nuisance and flooding in such cases is also unclear.”

Pagina 113
“Thus far, the management of trade-offs between water, spatial planning, coastal defence, urban development, nature conservation, tourism and recreation has been largely relying on a project-based approach.”

Pagina 113
Planning systems should also incorporate information about water costs and risks inherent to different proposals and projects. Specifically, parts of the costs imposed by land-use decisions should accrue to the decision-making agency as well as to the land users.”

Pagina 155
“decisions about spatial development have direct consequences for water and flood management and the associated cost. At present, residential and commercial development continue to expand their claims to public space in low-lying areas. These spatial developments are among the key cost drivers for water management, locking in futere financial liabilities.”

Pagina 155
“The distribution of the costs and benefits of spatial development perpetuates the ‘snowball’ effect. For example, spatial developments may bring significant added value for a specific municipality or region, but may drive up the costs of flood protection for the Netherlands as a whole. Municipalities and provinces reap the benefits of spatial developments, while the regional water authorities and the central government bear the costs.”

“It illustrates the significance of spatial planning decisions for water management, and their impact on the long-term financial sustainability of the system.”

Pagina’s 162/163
“In general, short-term profits from spatial development tend to prevail over long-term water management objectives. This can result in both increased cost of water and flood management, but also increased expected damages in the case of a flood event. There is a need to align incentives, so that those who benefit from spatial development also pay the associated costs.” 

Pagina 234
“the beneficiaries of spatial development typically do not pay the full cost associated with mitigation measures for water management”

Bovenstaande citaten laten zien dat volgens de opstellers van het rapport de kosten van het totale waterbeheer onvoldoende transparant inzichtelijk zijn en dat harmonisatie van de verslaglegging hierbij behulpzaam kan zijn.  

Tevens is op basis van deze citaten te stellen dat de waterschappen vaak geconfronteerd worden met kosten die feitelijk door de besluiten van andere overheden veroorzaakt worden en dat deze kosten geen rol spelen bij de besluitvorming binnen deze overheden. Hierbij is het soms zo dat elders geld wordt verdiend, terwijl de kosten op het bordje komen van het waterschap. Op welke wijze is uw DB, eventueel in Unie verband, van plan om de kosten van het waterbeheer meer inzichtelijk te maken zodat deze op zijn minst worden betrokken bij de besluitvorming over ruimtelijke plannen en zo mogelijk de extra kosten worden gedragen door degene die baat hebben bij die ruimtelijke plannen.   

Zoet water

Pagina 57
“In the past, water supplies have been abundant and the abstraction regimes used in the Netherlands have focused on ensuring flood safety an protecting water quality. However, there is a growing risk of shortage due to a lack of water and increasing salinity as sea water intrudes into the delta and saline groundwater rises.”

“According to Jeuken et al. (2012), estimates of economic loss to the Dutch agricultural sector may reach EUR 700 million in a ‘dry year’ (frequency of 1/10 years) and EUR 1800 in an ‘extreme dry year'(frequency of 1/100 years)”

Pagina 126
“Water safety measures for the implementation of the Delta Programma tend to take the bigger share of financial resources at hand, leaving projects related to securing freshwater supply under-funded or on hold.”

Pagina 170
“While simple in its structure, adoption of water-sharing arrangements in the Netherlands would require some significant administrative changes. The timeliness of the current Delta Programme means that there is an opportunity to introduce water-sharing regimes gradually.”

Pagina 187
“In fact, since 2006, the quality of the Volkerak-Zoommeer has unexpectedly improved due to the introduction of the quagga mussel that filters the water and removes algae. Whether the improvement of water quality is structural or just temporary is highly uncertain (MER, 2012). In addition, a lack of consensus regarding who should pay for the measures for the Volkerak-Zoommeer has also contributed to the persistent delays in the decision making.” 

In bovenstaande citaten wordt aandacht gevraagd voor de wijze waarop bij zoetwatertekorten de prioriteiten worden gesteld. Er wordt gepleit voor de invoering van een systeem van zoetwater toewijzing, waarbij meer rekening wordt gehouden met de economische/financiële belangen en risico’s bij zoetwatertekorten.

Deelt uw DB deze zienswijze van de onafhankelijke rapporteurs en op welke wijze is uw DB, eventueel in Unie verband, van plan deze opvatting onder de aandacht te brengen van de landelijke beleidsmakers? 

Tot slot wil de fractie van Ons Water/Waterbreed uw DB nadrukkelijk wijzen op het  vermelde citaat op pagina 187.  Wij verzoeken uw DB het vermelde feit, dat de waterkwaliteit van het Volkerak-Zoommeer sinds 2006 is verbeterd, nadrukkelijk onder de aandacht te brengen van de beslissers inzake de mogelijke verzilting van het Volkerak-Zoommeer. Hier kan een gegronde reden zijn om terughoudend te zijn met de verzilting. Als het Volkerak-Zoommeer verzilt wordt gaat een enorme zoetwater capaciteit verloren en dat met een toekomst in beeld van oplopende zoetwatertekorten. 

In afwachting van uw beantwoording,

hoogachtend,

Namens de fractie Ons Water/Waterbreed

L.H. van der Kallen

 


WELKE GARANTIE GEEFT HET DELTAPROGRAMMA?


WELKE GARANTIE GEEFT HET DELTAPROGRAMMA?
Door:  W. Borm, adviesgroepbormenhuijgens.nl

De overheid was genoeg gewaarschuwd, maar na de Watersnoodramp mocht niemand zich afvragen wie er verantwoordelijk was voor de zwakke dijken en voor het gebrek aan coördinatie. Noodhulp moest op gang komen. Niet zeuren, eerst de dijken dicht en de rest kwam later wel. Maar er kwam geen vervolgonderzoek meer, niet in het parlement, niet bij Rijkswaterstaat, niet bij de waterschappen, noch bij de pers. Inmiddels zijn de waterschappen gefuseerd, is er een Unie van Waterschappen en een Adviescommissie Water, beschikken we over het Deltafonds en staat de Deltacommissaris aan het roer. Dat zou een veilig gevoel moeten geven, maar willen we het hoofd boven water houden, dan zou men volgens de Adviesgroep Borm & Huijgens (B&H) bij het Deltaprogramma toch nog van koers moeten veranderen.   

Net de dans ontsprongen
De Sinterklaasstorm toonde de kwetsbaarheid van zandsuppleties voor de kust en rivieroverstromingen, als gevolg van zware regenval, komen in West-Europa steeds meer voor. Puur toeval dat ons nog niets is overkomen. Meer gewaarschuwd kunnen we niet worden en toch lijkt het bijna of men alsnog op een ramp wacht. De landelijke Stuurgroep Deltaprogramma is bij de verzending van de stuurgroepstukken van 4 juni 2014 hierop geattendeerd, maar het blijft de vraag of deze waarschuwing wordt meegenomen. Er is wel wat moed voor nodig om op basis van nieuwe inzichten de planvorming over een andere boeg te gooien.

Averechtse planvorming
Een afsluitbare kustlijn is een eerste prioriteit, maar nog altijd kiest het Deltaprogramma niet voor afronding van de door de Zuiderzeewerken en de Deltawerken ingezette kustlijnverkorting. En dat terwijl bij de komende Schelde Delta Expo van 2 oktober 2014 de Westerscheldepoort een prominente plaats inneemt.

Bij de kustbescherming is niet gekozen voor een duurzame en effectieve methode, maar maakt men, tegen de natuurlijke processen in, gebruik van culminerende en relatief dure zandsuppletie. Een estuarium, waarmee we voldoen aan de internationale afspraken over vismigratie, komt er voorlopig niet. Het tegengaan van verzilting valt niet te rijmen met het binnenhalen van zout en zee-invloed. In een tijd van mondiale zoetwaterschaarste laat men de zoetwatervoorraden slinken, inlaatpunten worden verlegd en het merendeel van het zoete water stroomt blijvend ongebruikt in zee via een open gebleven Nieuwe Waterweg. Zeeuwse eilanden worden hierdoor aan het zoetwaterinfuus gelegd, terwijl men er juist droogte en verzilting dient te voorkomen.

De herijking van de landelijke zoetwaterverdeling (2009-2015) heeft voor zover we weten niet plaatsgevonden. De oude meerlaagsveiligheid is zo goed als verdwenen en een nieuwe bestaat vooral op papier. Tel daar nog eens bij op dat de dijken voor een derde niet eens voldoen aan de verouderde normen van 1960 en u krijgt een beeld van de situatie waarin we ons bevinden.

Snel en ondoordacht
Begin 2009, nog voor de aanvang van de tweede Werkconferentie Zuidwestelijke Delta (ZWD), werd een convenant gesloten om het Volkerak-Zoommeer te verzilten. Dit voornemen heeft vervolgens velen op het verkeerde been gezet en tot op nationaal niveau de gang van zaken beïnvloed. De stuurgroep ZWD besteedde haar planvorming uit aan een landschapsarchitectenbureau, dat een regionaal plan maakte gebaseerd op ‘samenhang per bekken’. Als gevolg van dit al te voortvarend handelen, kwam er het Uitvoeringsprogramma ZWD, dat niet eens bijdraagt aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Het is eerder een ecologisch en waterloopkundig schrikbeeld dan toekomstmuziek. Toch meldt de uitnodiging voor de Conferentie ZWD van 19 juni 2014 het volgende: “De afgelopen vijf jaar heeft de stuurgroep, samen met overheden, ondernemers en maatschappelijke partijen, hard gewerkt aan een strategie die moet zorgen voor een klimaatbestendig veilige, economisch vitale en ecologisch veerkrachtige delta, nu en in de toekomst.”

Dordrecht en Randstad in gevarenzone
Bij hoge rivieraanvoeren wordt het water nog eens versneld doorgevoerd als gevolg van de maatregelen van Ruimte voor de Rivier, zonder dat er voldoende noodberging voorhanden is. De berging die alsnog ingezet gaat worden, het Volkerak-Zoommeer, is marginaal en kwetsbaar. En dat terwijl het mogelijk is om een complete deltaberging te maken in de relicten van de voormalige zeegaten. Deze kunnen omgevormd worden tot een volwaardig estuarium, waarbij doorstroming het milieu verbetert en de zoutgrens verder zeewaarts komt te liggen.

Juist voor Dordrecht en omgeving is het van levensbelang dat zee en rivieren niet in dit stedelijk gebied elkaar ontmoeten, maar dat het omslagpunt opschuift naar de Grevelingen. Met een estuarium kan de situatie uit het oogpunt van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ecologie aanzienlijk verbeteren. 

Gebrek aan participatie
Wanneer we voorlopig de balans opmaken mogen we constateren dat het Deltaprogramma ons landvoor een groot deel verder in de problemen brengt. We vragen ons af waarom de landelijke stuurgroep niet beter anticipeert op de huidige situatie, maar kunnen daar geen eenduidig antwoord op geven. Is er sprake van een gebrek aan zelfreflectie, te weinig koppeling aan een lange termijn visie, wordt er te weinig geadviseerd en onderzocht door deskundigen, kabbelt alles nu eenmaal voort op basis van consensus en draagvlak, is het korte termijn politiek of zijn het persoonlijke belangen die boven het landsbelang gesteld worden?

Door het Directoraat Generaal Ruimte en Water werd in november 2013 het overleg over het gepresenteerde raamwerk voor een tweede Deltaplan eenvoudig afgesloten met de opmerking dat het niet past in het huidige Deltaprogramma en er nauwelijks draagvlak voor is. En daarmee was de kous af; geen onderzoek, geen feiten en geen toetsing aan de wettelijke doelen, waterveiligheid en zoetwatervoorziening. En dat terwijl de gecombineerde visies van meerdere deskundigen meer dan de moeite waard zijn om nader te bestuderen.

De samenstellers van het Deltaprogramma mogen er eens bij stilstaan dat het zelf gecreëerde draagvlak geen garantie biedt tot welslagen.