LEDEN TWEEDE KAMER INZ. VERZILTING – A024

 


 

Lepelstraat, 14 april 2009

Aan de leden van de Tweede Kamer

per e-mail

 

Geachte leden van het parlement,

Als akkerbouwer boer ik in een gebied waar verzilting reeds problematisch is en in de toekomst bij verzilting van het Volkerak-Zoommeer steeds problematischer zal worden.

Verzilting is zeker in de toekomst een immens probleem.

In de jaren negentig is er een commissie aan de slag gegaan om integraal het gewenste waterbeheer voor de 21e eeuw in beeld te brengen, te weten de commissie Tielrooij, in opdracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Unie van Waterschappen.

De verwachting van ondergetekende was dan ook dat bij de ontwikkeling van gedachten over zaken als verzilting en het toekomstig waterbeheer met de inhoud van de rapportage Waterbeheer 21e eeuw rekening zou worden gehouden. Ik kan niet anders dan constateren dat dit helaas, als het gaat over de blijvende beschikbaarheid van zoet water, niet of nauwelijks het geval is.

WB21 ging niet alleen over een te veel aan water, maar behandelde nadrukkelijk ook de beschikbaarheid in relatie met de behoefte aan zoet water.

Door de ontwikkelingen in klimaat, bodemdaling en zeespiegelstijging, alsmede veranderingen in het beheer en gebruik van de bodem, veranderen de beschikbaarheid en de behoefte aan zoet water. WB21 zegt daar op een aantal plaatsen iets over. Het meest markant en helder op pagina 72 van het basisrapport: “Specifiek voor Laag Nederland speelt het probleem van de verzilting. Door de zeespiegelstijging en de bodemdaling neemt de verzilting toe in de lage polders langs de kust in Zuidwest Nederland en achter de Hollandse duinenrij.

Dit zal consequenties hebben voor het grondgebruik, met name voor landbouw en natuur.

Door toenemende verzilting en drogere zomers zal de vraag naar zoet water voor doorspoeling en beregening in West Nederland toenemen.

De aanvoer van zoet water zal echter juist afnemen. In Zuidwest Nederland zal de beschikbaarheid van zoet water in toenemende mate een knelpunt worden voor de daar aanwezige glastuinbouw, vollegronds-tuinbouw, bollenteelt en ook de akkerbouw.

De commissie wil daarom aandringen op het aanleggen van zoetwatervoorraden binnen de regio’s. Ook de verdeling van rivierwater over diverse watervragers verdient een kritische afweging”, einde citaat WB21.

Ook in het in januari 2009 door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat uitgegeven boekje “Waterhuishouding en waterverdeling in Nederland” bevestigt dit beeld. Enkele citaten:

–         “De combinatie van zeespiegelstijging en lagere rivierafvoeren in de zomer kan niet anders dan tot meer verzilting leiden. De zouttong zal dieper landinwaarts doordringen en ook het aantal dagen dat inlaatpunten van zoet water onbruikbaar zijn, zal toenemen” (pagina 69).

–         “De hoeveelheid zout in de ondergrond zal toenemen. Daar zijn drie oorzaken voor aan te wijzen: een naijl-effect van vroegere inpolderingen, bodemdaling en de stijging van de zeespiegel. Als gevolg daarvan zal de kweldruk toenemen en zal het kwelwater dat uit de ondergrond omhoog stroomt, bovendien zouter worden. Met name in de kustzones van Zeeland, Friesland en Groningen wordt een aanzienlijke stijging verwacht, maar ook sommige polders in Noord-Holland, Zuid-Holland en Flevoland krijgen ermee te maken.” (pagina’s 66 en 68)

Kijkend naar de verdringingsreeks (pagina 51), bij zoetwatertekorten, zullen o.a. landbouw en industrie hier grote schade van gaan ondervinden.

Wat ondergetekende opvalt is de berusting in dit proces van verzilting dat ik waarneem bij veel bestuurders en bij Rijkswaterstaat (RWS). Alsof de verzilting onafwendbaar is en we de economische rampspoed, die de verzilting in toenemende mate veroorzaakt, niet meer af kunnen wenden.

Ter illustratie enkele citaten uit het ontwerp Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015 met als titel “werken aan een robuust watersysteem” van RWS uitgegeven december 2008.

Uit het programma Zuidwestelijke Delta van het Beheer- en Ontwikkelingsplan:

–         “Door zeespiegelrijzingen en steeds meer lage rivierafvoeren in de zomer zullen de gebruiksfuncties in het gebied zich op de langere termijn moeten aanpassen aan de toenemende verzilting van het hoofdwatersysteem. Vooral de zoetwatervoorziening van de landbouw, de industrie en het drinkwater zal anders moeten worden geregeld. Het proces van verzilting zal plaatselijk worden versneld door herstel van estuariene kwaliteiten van het watersysteem. ” (pagina 42)

–         “Het kan ook zijn dat de zoetwatervoorziening voor drinkwater, proceswater en landbouwwater niet langer kan worden gegarandeerd gezien de toenemende verzilting.” (pagina 43)

In het Beheer- en Ontwikkelingsplan is het volgende citaat te lezen: “Het Volkerak-Zoommeer, waar uiterlijk in 2015 weer zout water zal worden toegelaten…”(pagina 83), alsof de staatsecretaris al heeft besloten en we opgehouden zijn met nadenken.

Er dreigt een zoetwatertekort voor grote delen van het beneden rivierengebied in de toekomst. De huidige watertoevoer van het Lek-Waal-Maas-systeem gaat, ingeval van normale en geringe toevoer, vrijwel uitsluitend via de Nieuwe Waterweg naar de Noordzee. Onvoldoende wordt er beseft, dat de rivierafvoeren in de zomer af zullen nemen ten opzichte

van wat we gewend zijn. De zomers in West Europa worden de laatste jaren droger en de verwachting van klimatologen is dat dit proces van klimaatverandering doorgaat.

Niet alleen de Maasafvoer vermindert in de zomer, ook het karakter van de Rijn verandert. Door het proces van terugtrekkende gletschers (reeds ca. 100 jaren aan de gang, maar de afgelopen decennia versnellend) wordt de Rijn steeds meer regen- en steeds minder smeltrivier en daardoor minder afvoer in de zomer.

Het proces van minder afvoer wordt in toenemende mate versterkt door een ander gebruik van het rivierwater. Niet alleen in Nederland zal steeds meer grondwatergebruik voor drinkwater en industrie omgezet worden in water gewonnen uit de rivier en andere oppervlaktewateren.

Ook bovenstrooms gaat dit proces door. Ook de landbouw zal door de drogere zomers meer water uit de rivieren betrekken. Kortom, het is zeer de vraag hoeveel water minimaal onze grenzen zal bereiken. Met name de waterverdeling van de Rijn, IJssel, Lek en Waal kan vanwege de eisen van de scheepvaart de hoeveelheid water voor het doorspoelen van onze wateren wel eens (ver) onder het vereiste minimum drukken.

Tot zover de schets van het waterbeslag, die duidelijk maakt dat het zomers knijpen wordt om, zonder hydrologische ingrepen, de huidige watervoorziening voor scheepvaart, industrie, landbouw en drinkwater zeker te stellen. Voldoende zoet water op ieder moment is geen vanzelfsprekende zaak meer. Met dit toekomstbeeld gaat desondanks binnenkort het Haringvliet op een kier met als gevolg meer zoet water wat anders dan via de Nieuwe Waterweg naar zee gaat.

Het wordt tijd voor een heroverweging van de noodzaak om middels verzilting de algenproblematiek op het Volkerak-Zoommeer aan te pakken. Nog enkele feiten, ter overdenking in dit kader, uit het programma Zuidwestelijke Delta van het Beheer- en Ontwikkelingsplan:

–         Uit figuur 3.2 (pagina 56) is te concluderen dat de stikstofconcentratie bij het meetpunt Steenbergen in 2007 structureel ten opzichte van 1998 met meer dan 50 % is gedaald.

–         Uit figuur 3.2. (pagina 56) is te concluderen dat de fosfaatconcentratie in de Vliet bij Steenbergen in 2007 structureel ten opzichte van 1998 met circa 30 % is gedaald.

–         Als tussentijdse maatregel is een pilot ‘actief biologisch visbeheer’ voorzien voor het Volkerak- Zoommeer in de periode 2010-2015. (pagina 80)

–         “Het lijkt erop dat bijna alle wateren in 2027 aan de nutriëntendoelstellingen kunnen voldoen”. (pagina 80)

–         Uit tabel 4.5b (pagina 86) blijkt helder dat zowel voor het Volkerak als voor het Zoommeer de parameters (fosfaat, stikstof en fytoplankton) tot 2015 verbeteren.

–         Voor het Haringvliet Oost, het Hollands Diep en Amer is de verwachting dat in 2015 de waterkwaliteit op het vlak van vrijwel alle parameters (inclusief fosfaat en stikstof)  de waardering gaan krijgen GEP (Goed Ecologisch Potentieel). Ook de Macrofyten/fytobenthos en macrofauna verbeteren in die wateren.

–         In de samenvatting milieueffectrapport waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer van 30 maart 2009 is vermeld: ‘lijkt er vanaf 2005 een trend waarneembaar van afnemende fosfaatgehaltes in het Volkerak- Zoommeer en lagere chlorofylgehaltes, afgaande op de metingen bij het meetpunt Steenbergen in het Volkerak’.

Leggen we het hoofd in de schoot en accepteren we de giga economische schades als gevolg  van de verzilting of zoeken we naar alternatieven die de beschikbaarheid van voldoende zoet water garanderen? Beseffen we voldoende welke industrieën en land- en tuinbouw gebieden om zeep geholpen worden door de acceptatie van verzilting in het algemeen en het Volkerak-Zoommeer in het bijzonder? Het natuurlijk zuiveringsvermogen en tal van maatregelen die we nu al nemen in het kader van WB 21, de KRW en Natura 2000 leiden tot de vermelde verbeteringen.

De politiek lijkt voornemens een belangrijke bron van zoet water op te geven in een tijd dat grote tekorten van dat kostelijke goedje dreigen. Het gaat kapitalen kosten. Volgens de “samenvatting milieueffectrapport waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer” is de netto contante waarde (NCW) van de investeringen en het onderhoud 25,9 miljoen euro. De NCW van de negatieve effecten 307,0 miljoen euro en de NCW van de mitigerende maatregelen 438,2 miljoen euro. De werkelijkheid zal zeker hoger zijn want de ‘Opbrengstderving voor glastuinbouw in het beheersgebied van hoogheemraadschap Delfland als gevolg van een zout Volkerak-Zoommeer, is wegens het ontbreken van gegevens over de wijze waarop en de mate waarin het oppervlaktewater in Delfland in de glastuinbouw wordt gebruikt, niet meegenomen’.

In WB21 was te lezen: “De commissie wil daarom aandringen op het aanleggen van zoetwatervoorraden binnen de regio’s. Ook de verdeling van rivierwater over diverse watervragers verdient een kritische afweging”. Waarom negeert men dit advies?

Geachte volksvertegenwoordigers, bezint eer gij begint met maatregelen die grote, niet te overziene, gevolgen hebben voor onze land- en tuinbouw, drinkwatervoorziening en industrie en daarmee voor het economisch fundament van onze samenleving. Bekijk of andere meer duurzame oplossingen geen alternatieven bieden en tegelijkertijd de zoetwatervoorziening voor alle belanghebbenden zekerstellen. Geen uitvoering van het Kierbesluit en geen verzilting van het Volkerak-Zoommeer. Pak het ‘lek’ op de Nieuwe Waterweg aan. Maak nu reeds, en niet pas na 2050, een sluisvoorziening die bij geringe rivierafvoeren gebruikt kan gaan worden en gebruik rivierwater om ook andere wateren, bij voldoende afvoer, zomer en winter door te spoelen. Overweeg of een doorbraak tussen Goeree en Overflakkee een oplossing kan zijn om in de Grevelingen een estuariene zoet-zout-overgang te laten ontstaan. Dan stromen meer wateren door en krijgt de Grevelingen en de Oosterschelde de nutriënten om de kraamkamers te worden en te blijven van de Delta.

Dan kan ik als gewone boer ook aan de slag blijven en samen met mijn collega’s in land- en tuinbouw ook uw eten op een duurzame wijze produceren en middels onze producten een bijdrage leveren aan onze economie en onze export.

Hopende op Uw inzet en vertrouwende op Uw inzichten,

met de meeste hoogachting,

Hoogachtend,

Namens Ons Water

C.W.F.M. Ooms
Lid steunfractie Ons Water/Waterbreed van het waterschap Brabantse Delta

 


WESTERMAR KAN IJSSELMEERKUST REDDEN


WESTERMAR KAN IJSSELMEERKUST REDDEN

Door: Sjerp de Jong

Door het vormen van een nieuw meer in het IJsselmeer kan er worden voorkomen dat de Friese steden en dorpen moeten worden aangepast. Dit najaar verscheen het rapport “Samen werken met water, bevindingen van de Deltacommissie 2008”. In dit rapport wordt uitgegaan van een bovengrens van de mogelijkheden van de gedane aannames. Dit is wat anders dan wat het meest waarschijnlijk is. Reden van deze werkwijze: de grote mate van onzekerheid en de lange duur van de voorspellingen. Maar door geregeld waar te nemen hoe het werkelijk gaat en te vergelijken met het voorspellingsmodel kan men de stand bijhouden. En dan later bijsturen.

 Voor het IJsselmeer is van belang aanbeveling nummer 11. Deze luidt: “Het peil van het IJsselmeer wordt met maximaal 1,5 m verhoogd. Daarmee kan tot na 2100 onder vrij verval worden gespuid op de Waddenzee. Het peil van het Markermeer wordt niet verhoogd. Het IJsselmeer behoudt zijn strategische functie als zoetwaterreservoir voor Noord-Nederland, Noord-Holland en, vanwege de dieper indringende zouttong in de Nieuwe Waterweg, voor West-Nederland.

Tot 2050: Uitvoer van de maatregelen om de peilstijging te realiseren, kan geleidelijk gebeuren. Gestreefd moet worden naar een zo groot mogelijke zoetwatervoorraad rond 2050. Onderzocht moet worden welke maatregelen nodig zijn om de inrichting van de benedenloop van de IJssel en het Zwarte Water aan te passen aan een verhoging van het IJsselmeerpeil met 1,5 m.

Tot 2100: Afhankelijk van de gefaseerde aanpak zijn nog maatregelen nodig om tot een peilstijging van 1,5 m te komen.”

Gevolgen
Het IJsselmeer heeft nu een zomerpeil van 20 centimeter beneden NAP. De stijging met 150 centimeter zou dan 130 centimeter boven NAP zijn. Dat heeft nogal wat consequenties voor de IJsselmeerkust. De historische structuur van het huidige landschap wordt aangetast. De waardevolle stads- en dorpgezichten lopen gevaar en moeten achter een dijk worden weggestopt. De toegang vanuit de Friese boezem tot het IJsselmeer wordt moeilijker door sluizen. Recreatiemogelijkheden, die ontwikkeld zijn, verdwijnen of moeten opnieuw worden opgebouwd. Bij de buitendijkse bebouwde gebieden moet men bedenken dat bij herstructurering van bedrijventerreinen en bij nieuwbouw van woningen, de gebouwen en terreinen op een beduidend hoger niveau gebouwd moeten worden. De buitendijks gelegen landbouw- en natuurgebieden langs het IJsselmeer gaan grotendeels verloren. Er ontstaat kwel in het westen van Fryslân. Een positief gevolg is dat het verhogen van het IJsselmeerpeil betekent dat er meer water beschikbaar is voor aanvoer naar de Friese boezem. Bij Lemmer en Teroelsterkolk wordt in de zomer water ingelaten voor Groningen en Fryslân. Dit kan in de toekomst bij droogte, en om verzilting, tegen te gaan gunstig zijn.

Opmerkingen
De plannen van de Deltacommissie geven toch wel aanleiding tot opmerkingen.
De vraag is of een verhoging van 150 centimeter nodig is. Het is alleen bij het meest extreme KNMI scenario dat de huidige strategie niet toereikend is om in droge zomers de waterbehoefte van Noord- en West Nederland te dekken. De vraag is of dit meest extreme scenario ooit zal worden behaald. Zeespiegels dalen en rijzen nou eenmaal altijd en niemand kan daarover zeer precies voorspellen. De klimaatdiscussie is totaal irrelevant in deze, we wonen in een gebied wat nou eenmaal kan overstromen. Wel is het zo dat, naarmate de zeespiegel meer rijst, en/of het land sneller inklinkt, de kosten van het droogpompen en het tegengaan van de verzilting toenemen. Tot op de centimeter voorspellen heeft niet zoveel zin. Een systeem van “worse case scenario” is niet zo erg als je maar een goed systeem van monitoren kiest en geen beslissingen neemt, die later overbodig blijken te zijn. Een systeem van gefaseerde uitvoering, waar de beslissingen later worden genomen op grond van de gerealiseerde veranderingen, verdient de voorkeur.

De Deltacommissie baseert zich op de zomer, met tekorten aan zoet water. In de andere seizoenen zijn er geen tekorten. Het regime kan in de andere seizoenen anders zijn dan in de zomer. De commissie spreekt zich daar niet over uit.

Het Markermeer wordt buiten de plannen voor hoog water in het IJsselmeer gehouden. Zou het Markermeer wel verhoogd worden, dan was 110 centimeter verhoging al genoeg geweest. Als redenen hiervoor noemt de commissie dat er al een afscheiding is tussen IJsselmeer en Markermeer door de Houtribsluizen en teven hoeven dan de (landschappelijk waardevolle geachte) waterkeringen van Noord-Holland niet te worden aangepast. Ook geeft een gelijkblijvend peil helderheid over de ontwikkelingen van Almere en Amsterdam volgens de Deltacommissie. Willen wij in Fryslân ook niet zo’n positie? Ook om het IJsselmeer maar te verdiepen (in het midden) en dit zoet water dan maar op te pompen als het nodig is, is niet meegenomen.

Grotere spuicapaciteit
Duidelijk is dat de spuicapaciteit moet worden vergroot in de afsluitdijk. De afsluitdijk moet ook worden vernieuwd. Voornamelijk in de winter is een grotere afvoer vanuit de rivieren te verwachten. Maar ook Fryslân heeft een grotere spuicapaciteit nodig. Via het Lauwersmeer en bij Harlingen kan er nu op de Waddenzee gespuid worden. Bij wind uit de noordelijke streken is de ebstand soms te hoog om (veel) water te spuien. De boezem heeft maar een beperkte capaciteit. Pompen bij Stavoren (Hooglandgemaal) en Lemmer ( Woudagemaal) bieden dan uitkomst. In extreme omstandigheden worden de poldergemalen stilgelegd. Door het maken van een dijk in het IJsselmeer is er een mogelijkheid om naast het Lauwersmeer een tweede afstromingsmeer te maken. Ik noem dit meer maar even voor het gemak de Westermar. Dat meer zou dan 3 kilometer uit de Friese IJsselmeerkust komen, vanaf Kormwerderzand tot aan Lemmer. Havens van Stavoren (Johan Friso kanaal) en Lemmer ( Prinses Margrietsluis) kunnen wel of niet direct aan het IJsselmeer of aan het tussenmeer, de Westermar, komen te liggen. Als de Westermar wordt onderbroken door een vaarweg dan kunnen via een U-buis de delen gekoppeld worden. Makkum en Workum kunnen sluizen krijgen voor de scheepvaart. In de Westermar is in de zomer een peil vergelijkbaar met het huidige peil (-20 centimeter beneden NAP) te verwachten. In het winterhalfjaar moet er een peil, gebaseerd op de ebstand op de Waddenzee, te realiseren zijn van ongeveer – 0,75 tot 1 meter beneden NAP. Compensatie voor het verkleinen van het IJsselmeer kan worden gevonden door het Markermeer enkele centimeters hoger op te zetten in de zomer. In de zomer zijn geen stormen en de dijken worden gebouwd op winterpeil.

Dit plan zou een lozingscapaciteit opleveren voor de Friese boezem. Steden en dorpen hoeven niet te worden aangepast. Afstroming geniet de voorkeur boven pompen: dit is ook een uitgangspunt bij de Deltacommissie. Afstromen gaat in de regel ook sneller dan pompen. Dit zou in ieder geval tot 2030 als afstroming gebruikt kunnen worden en afhankelijk van de zeespiegelrijzing vermoedelijk ook daarna. De sluizen van Kornwerderzand kunnen zo ingericht worden dan niet alleen het Friese water maar ook het IJsselmeerwater kan worden geloosd. Financiering moet mogelijk zijn uit het Deltafonds.

Door deze optie kan Fryslân beschermd worden door een extra meer, een goedkope en veilige afstroming, een extra dijk, extra werkgelegenheid en extra kansen op gebied van recreatie en veiligheid.


VOORSTEL TOT LANDELIJK INTEGRAAL WATERBEHEER


VOORSTEL TOT LANDELIJK INTEGRAAL WATERBEHEER

Door: W. Borm en C. Huijgens

Inleiding
Bij hoge rivierafvoeren ligt de Biesbosch op de overgang van doorvoer naar noodberging. Stagnatie van doorstroming in het Hollandsch Diep vergroot op zo´n tijdstip het overstromingsrisico in de regio ten oosten van Moerdijk. Met een andere inrichting van de Zeeuwse Delta is dit te voorkomen.
De wisselende beschikbaarheid van zoet water blijkt voor herinrichting een beperkende factor. Daarom hebben we de samenhang tussen de zoetwaterafvoeren van de Zeeuwse Delta, het IJsselmeer en de Nieuwe Waterweg in onderstaand advies betrokken.

Een sluis in de Nieuwe Waterweg
Om de indring van zout tegen te gaan leiden we momenteel het meeste rivierwater door de Nieuwe Waterweg naar zee. Gigantische hoeveelheden zoet water raken we zo kwijt. Doen we dat niet, dan gaan diverse zoetwaterinnamepunten verloren. Met de stijging van het zeeniveau wordt het op termijn voor de veiligheid van de Rijnmond en de Drechtsteden onvermijdelijk dat er sluizen in de Nieuwe Waterweg komen. Waarom, met dat toekomstbeeld, nu al niet het besluit genomen die sluizen aan te brengen?

Wanneer de Maeslantkering niet goed functioneert zijn de gevolgen voor het achterland desastreus. Een sluizencomplex in de Nieuwe Waterweg betekent extra beveiliging. Door “het lek van Holland” te dichten vormt de beschikbaarheid van zoet water geen beperkende factor meer voor landelijke integrale waterhuishouding. Hoewel de scheepvaartsector niet zit te wachten op een extra hindernis, komt er spoedig een onderzoek naar een `afsluitbaar open´ Rijnmond. Zodra er sluizen komen is er zoet water voorhanden om de delta gezond te maken, kan men onder meer de verzilting van de landbouwgronden in Zuid-Holland tegengaan en is er genoeg voorraad om aan de vraag naar zoet water te voldoen. De aanleg van de zeesluizen is een kostbare, maar effectieve investering om Nederland klimaatbestendig te maken. Hiermee krijgt men de veiligheid én het waterbeheer van Nederland op orde.
Uit ecologisch oogpunt zijn permanente en geleidelijke overgangen van zout naar zoet belangrijk. Voor de veiligheid, landbouw en economie speelt het terugdringen van de toenemende rivieropwaartse invloed van de zee een rol. Beide zijn haalbaar door verlenging van de routes naar zee.

Een gezonde Zeeuwse Delta
Drie zaken die van belang zijn om in de Zuidwestelijke Delta de veiligheid te waarborgen en de maatregelen van Ruimte voor de Rivier te laten werken zijn:
– het gebruik van de voormalige zeegaten als noodberging voor het rivierwater,
– het behoud van verval en doorstroming bij hoge rivierafvoeren en
– meer spuimogelijkheden naar zee.
Daar is weinig twijfel over, maar hoe zit het met natuur en milieu?

De weg naar een gezonde delta
Met de Deltawerken bleef het zoute getijdenmilieu in de Oosterschelde behouden. Het rivierwater wordt door de Nieuwe Waterweg en het Haringvliet naar zee afgevoerd en de voormalige zeegaten zijn van elkaar gescheiden. De Zeeuwse oppervlaktewateren werden kwalitatief minder en scoren intussen op veel punten ‘slecht ‘ of ‘ontoereikend’. De Tweede Kamer wil voortvarend werken aan het gezond maken van de Zuidwestelijke Delta in combinatie met de bijstelling van de veiligheidsnormen voor hoogwater.
Doorstroming is meestal de oplossing voor de ontstane problemen als vermesting, blauwalgen, wisselingen en abrupte overgangen van milieu, zuurstofloosheid en zandhonger. Doorstroming middels rivierwaterafvoer en getijden.
Het zoete rivierwater dat nu via de kortste weg wordt geloosd, dient zoveel mogelijk door de wateren van de delta te gaan, zich te mengen met het zoute water onder invloed van getijdendynamiek en pas bij de stormvloedkering in zee te stromen. Zo wordt de Oosterschelde de levensader van een duurzame en gezonde delta.

De rivieren als ruggengraat van de EHS
In de stroomgebieden van de rivieren is tientallen jaren gewerkt aan onder meer beekherstel, vispassages, natuurvriendelijke oevers en vloeiweiden. Deze maatregelen worden pas echt effectief bij een blijvende overgang van zout naar zoet. De natuurlijke relatie tussen rivieren en zee kan zich dan herstellen en de rivieren kunnen de ruggengraat gaan vormen van de Ecologische Hoofdstructuur, het netwerk van de Nederlandse natuur.

De Kier en wisselende milieuomstandigheden
Het complex van de Haringvlietsluizen vormt vanaf 1970 de regelkraan van de Nederlandse rivierwaterhuishouding. Door alleen te spuien, lozen we er zoetwatervis in zee en kunnen trekvissen onze rivieren niet bereiken. Het plan ontstond om enkele sluisdeuren de klok rond op een kier te zetten, maar door lage rivierafvoeren in de zomer en door sluitingen als gevolg van hoge zeewaterstanden kan de Kier maar 6 tot 8 maanden per jaar werken. Het Kierproject is veel te rooskleurig voorgespiegeld. Het zout mag niet verder dan 8 km ten oosten van de sluizen binnendringen. Met zo´n beperking is ecologisch weinig winst te behalen. Milieuwisselingen, abrupte overgangen en zoetwaterschokken staan haaks op het streven naar gezonde deltawateren. Op 1 januari 2009 zijn de sluizen op een kier gezet. Het komend jaar zal een beeld geven van de gevolgen. Spoedig is een heldere afweging mogelijk.

Toelichting bij de schets voor doorstroming
Het deltamilieu is gebaat met doorstroming voor het oplossen van de huidige problemen. Dit kan door te meanderen, zonder hinder voor de scheepvaart. Het rivierwater gaat daarom in de schets met een S-bocht naar zee.
De zee komt relatief verder weg te liggen en stroomsnelheden nemen af. Hierdoor is het achterland beter beschermd tegen hoge zeewaterstanden en opwaaiende westenwind.

Schets voor doorstroming:

doorstroming delta2

Dit vermindert de gevreesde landinwaartse invloed van zee, als gevolg van zeespiegelstijging of lage zomerafvoeren, en maakt tevens een permanente en geleidelijke overgang van zout naar zoet mogelijk. Het Haringvliet blijft zoet, de Grevelingen krijgt doorstroming met gereduceerd getij en de Oosterschelde wordt weer een estuariummonding. Het huidige zoute en stilstaande milieu in de Grevelingen ondergaat de grootste veranderingen. Dit verandert in een getijdengebied met doorstroming en overgangen van brak naar zout. Bij extreem hoge rivierafvoeren wordt van tevoren op drie plaatsen gespuid en kan de op dat moment maximaal haalbare bergingscapaciteit gebruikt worden. Dit garandeert de afwatering van onder meer het gebied van het Waterschap de Brabantse Delta. Het water van het Hollandsch Diep kan blijven doorstromen, zodat stagnatie met de gevreesde peilverhoging in de Biesboschregio uitblijft en de kans op overstroming in het Rijnmondgebied vermindert. De Oosterschelde blijft onder alle omstandigheden zout. Doorstroming en getijden zijn gunstig voor schelpdierculturen en het aangevoerde sediment kan op de lange termijn de onbalans die zandhonger veroorzaakt herstellen. Bij hoge rivierenafvoeren spuien de Haringvlietsluizen tijdig het overtollige rivierwater lozen om tijdelijke verzoeting van de Oosterschelde voorkomen. De te nemen maatregelen spreken voor zich: een doorsteek tussen Stellendam en Melissant, er komen extra spuimogelijkheden in de Brouwersdam en ga zo maar door.

Integrale planvorming
Nu de kwaliteit van Rijn en Maas is verbeterd, wordt het tijd om de visgronden van de Noordzee en de delta weer te voeden met de door de rivieren meegevoerde voedingsstoffen. Stabilisering van het zoete milieu in het Haringvliet zal een positieve invloed hebben op aangrenzende natuurgebieden. Dit is ook economisch van belang en voorkomt verdere verzilting van het grondwater. Momenteel wordt nog overwogen om de randmeren tegen Brabant zout te maken om de symptomen van overmatige bemesting te bestrijden. Bij voldoende beschikbaarheid van zoet water, kan dit door de randmeren stromen om deze te reinigen en het water te verversen. Zoet water in de randmeren gaat de verzilting van West-Brabant tegen. De scheepvaart door het Zoommeer heeft hierbij geen getijden.
Een gezonde delta is op termijn goed voor recreatie, landbouw, scheepvaart, industrie, visserij, schelpdiercultuur, natuur en milieu. Langs de rivieren wordt inmiddels gericht gewerkt volgens de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier. Aansluitend is de delta aan zet.

Een veilig en duurzaam systeem rond de Afsluitdijk
De huidige Afsluitdijk voldoet niet meer aan de eisen. In augustus 2008 verscheen dan ook het rapport “Toekomst Afsluitdijk, acht integrale visies”. De veiligheid waarborgen is van nationaal belang, maar daarnaast spelen natuur en milieu een grote rol. De voorkeur heeft een duurzame vorm van rivierwaterafvoer met herstel van de ecologische relaties in combinatie met maximale veiligheid.

De samenhang van de Zuidwestelijke Delta en het IJsselmeer
In het rapport “Samen werken met water” van de Deltacommissie wordt voorgesteld het waterpeil van het IJsselmeer op termijn te verhogen. Dit advies stuit op praktische problemen. Het voorstel vereist hoge investeringen en aanpassingen die niet in een kort tijdsbestek gerealiseerd kunnen worden en het verkleint de kansen voor herstel van een natuurlijke overgang van zout naar zoet. Voor de zoetwatervoorraad van Nederland is het eenvoudiger om het zoete oppervlak in het IJsselmeer veilig te stellen, in combinatie met het behoud van de zoetwatervoorraden in de Zuidwestelijke Delta. In de Zeeuwse Delta kan bovendien de waterberging bij hoge rivierafvoeren zodanig worden vergroot, dat rivierwateropvang in het IJsselmeer minder urgent is.

Bouwen met de natuur
Er is in de verkenning “Toekomst Afsluitdijk” voorgesteld om het voorland in te zetten voor de veiligheid door ondiepten te verhogen. Op deze wijze ontstaat een meegroeiende voorzeewering met vooroevers. In de vorm van een voordijk met golfbrekers kan deze de Afsluitdijk tegen het robuuste water beschermen en tevens een ecologische meerwaarde geven aan de Waddenzee. Een tweede voorstel is de aanleg van een natuurdijk aan de binnenzijde van de afsluitdijk voor de opvang van zilte overslag en opwaaiing.

Combineren tot een gezond systeem
Het IJsselmeer moet als zoetwaterreservoir onder alle omstandigheden zoet blijven. Daarnaast wordt het water van West-Nederland via het IJsselmeer afgevoerd. Een permanente en geleidelijke overgang van zout naar zoet is ecologisch van belang en draagt ertoe bij dat de IJssel weer in het natuurlijke systeem terugkeert. Hierbij dienen milieuwisselingen, zoetwaterschokken en abrupte overgangen voorkomen te worden. Dit vraagt om een gecontroleerde verbinding met de Waddenzeedynamiek in plaats van zoet water te spuien in zee.

Schets voor doorstroming:

afsluitdijk2

We stellen een combinatie voor van een voordijk en een natuurdijk, aansluitend op het verhoogde Makkummerzand. Wellicht een kostbare aangelegenheid, maar de dijken kunnen op ondiepten gesitueerd worden en mogen lager blijven dan de Afsluitdijk. De aanleg kan samengaan met baggerwerkzaamheden elders.
De vorm van de schets voor doorstroming is schematisch. Op deze wijze ontstaat een lus van vele tientallen kilometers, waarlangs het rivierwater wordt afgevoerd via een open verbinding met zee, zonder dat er van indring van zout in het IJsselmeer sprake is. Met afwisselende kribben gaat het water meanderen, waardoor de af te leggen weg naar de Waddenzee nog eens aanzienlijk wordt vergroot en de stroomsnelheid afneemt.
Voor noodsituaties is een stormvloedkering in de Afsluitdijk aan de zijde van Noord Holland gewenst. Bij hoge rivierafvoeren kan de bestaande spuisluis aan de Friese kant worden ingezet. Met de zeespiegelstijging gaat het peil van het IJsselmeer geleidelijk omhoog en blijft spuien onder vrij verval mogelijk. Scheepvaart, recreatie en visserij
De gemotoriseerde scheepvaart blijft gebruik maken van de aanwezige schutsluizen. Voor het nieuwe estuariene gebied naast de Afsluitdijk komen ongekende mogelijkheden voor natuurgerichte recreatie en ongemotoriseerd verkeer. Een open verbinding naar zee herstelt de visrijkdom met trekvissen die hier oorspronkelijk via de Zuiderzee onze zoete wateren opzochten.

Slot
Tal van innovatieve en prestigieuze plannen bereiken ons via de media. Brainstorming over een toekomst met het water is een goede zaak, zolang we realistisch blijven en de beschikbare middelen zinvol gebruiken. Dat laatste was niet altijd mogelijk. Diverse lopende projecten, bestaande voorzieningen en gebiedsinrichtingen zijn immers gebaseerd op een onzekere toekomst.
Het Nationaal Waterplan geeft zekerheid en kan veel wijzigen. Ten oosten van de Nieuwe Waterweg liggen zoetwatergetijdengebieden die mettertijd zullen verdwijnen. Natuurgebieden die ontstaan zijn na de Deltawerken hebben vaak al een erkende status en hoge waarden, maar sommige zullen sterk veranderen. Plannen in het Haringvliet die rekenen op terugkeer van getijden kunnen weleens niet doorgaan. Daarentegen ontstaan er nieuwe en duurzame getijdengebieden bij het herstel van de estuariene dynamiek.
De komende veranderingen vragen hoe dan ook van velen flexibiliteit om bestaande idealen los te laten en alsnog achter een keuze te gaan staan die op termijn het beste is voor veiligheid, economie en milieu. Zodra het raamwerk voor de totale planvorming is vastgesteld, kan in het verlengde van de PKB Ruimte voor de Rivier effectief gewerkt worden.
Het eindresultaat dient de huidige situatie ruimschoots te verbeteren en de richting te bepalen voor een klimaatbestendig Nederland.


VERKIEZINGEN 3 – 0048

 


Bergen op Zoom, 22 november 2008

 

Aan het Stembureau van het

Waterschap Brabantse Delta

Per email

 

Geacht Stembureau,

Dank voor de beantwoording van onze brieven van 14 en 16 november.

Ons verzoek aan het stembureau, in het schrijven van 16 november, “om ook een uitslag te geven van de stemmen die op basis van het niet overeenkomen van het geboortejaar met de code op de antwoordenveloppe ongeldig verklaard zijn”, is echter in uw schrijven niet beantwoord. Nu de voorzitter van de Unie van Waterschappen Siebe Schaap in een telefoongesprek met Peter Vonk, de voorzitter van AWP, heeft verwezen naar 5 á 6 % ongeldige stemmen hecht Ons Water zeer aan het tellen van ook die (ongeldige) stemmen om met het daarmee te verkrijgen inzicht te kunnen beoordelen of de voor kiezers mogelijk verwarrende stemprocedure aangemerkt moet c.q. kan worden als: ernstige onregelmatigheden die van substantiële invloed zijn geweest op de verkiezingsuitslag.

Hoogachtend,

Namens Ons Water

L.H. van der Kallen

 


KRIJGT DE BIESBOSCH NOG EEN HART VOOR VOGELS?


KRIJGT DE BIESBOSCH NOG EEN HART VOOR VOGELS?

Nederland kent twintig Nationale Parken. De eigenaren, beheerders en andere betrokkenen dragen er samen de verantwoordelijkheid voor de bescherming en ontwikkeling van de kwaliteit van de natuur. Als we ons richten op het huidige beleid en beheer van De Biesbosch, dan geeft dit reden tot zorg, met name de werkzaamheden in de Zuiderklip.

Zorg om kwaliteitsverlies
Zoals de pers al diverse malen berichtte, is er in de Zuiderklip met Europese subsidies een geul gegraven. Men is van plan de dijken die de polder beschermen spoedig door te steken, waarna het verontreinigde rivierwater binnen kan stromen. De achterliggende gedachte is dat bij hoog water een betere en snellere afvoer zal plaatsvinden van het rivierwater. Over het nut hiervan zijn de meningen verdeeld. Maar laten we eerst eens kijken naar de voorheen aanwezige waarde van de polder. Als we de kwaliteit beoordelen kijken we naar planten- en diersoorten die eisen stellen aan hun leefomgeving. Je zoekt naar zeldzame soorten die een toegevoegde waarde hebben voor het Nationale Park. De polders Turfzakken herbergden voorheen vele moeras- en watervogels. Het gebiedseigen water, gevoed door regen en kwel, vormde vanwege de vele waterorganismen voor deze vogels een rijke voedselbron. Eigen observaties en tellingen en die van anderen, geven aan dat dit gebied, voordat het graafwerk startte, belangrijk was voor o.a. de grote en kleine zilverreiger, de lepelaar, zomer- en wintertaling. Dit zijn vogels van de Rode Lijst, zeldzame soorten die extra bescherming verdienen. Ook broedden er rietvogels als rietzanger, rietgors, waterral en karekiet. Aangezien zoetwatermoerassen in Nederland schaars zijn, is dit een voor de hand liggende keuze als over de toekomst van het gebied nagedacht wordt. Het feit dat men bij de graafwerkzaamheden vele grote modderkruipers heeft gevonden, bevestigt dat er sprake was van een biotoop dat alleen kon bestaan dankzij de goede waterkwaliteit binnen de dijken.

Problemen buitendijks
Wat het buitendijkse watermilieu betreft wordt de Biesbosch in het PlanMER Beheerplan Rijkswateren 2010-2015 van 1 augustus 2008 vernoemd als Sense of Urgency: Gebieden waar de waterkwaliteit snel moet worden aangepakt. Dit begrip wordt toegekend indien binnen 10 jaar mogelijk onherstelbare schade ontstaat (met betrekking tot waterconditie of beheer). Met deze geconstateerde milieukwaliteit neemt het project Zuiderklip onnodige risico´s in het hart van het Vogel- en Habitatrichtlijngebied en Nationaal Park De Biesbosch. Aan het bestemmingsplan is goedkeuring onthouden en voor het project is nog altijd geen milieueffectrapport (MER) gemaakt en de Habitattoets is niet op de juiste wijze uitgevoerd. Niet voor niets hebben de West-Brabantse Vogelwerkgroep en de plaatselijke vereniging Madese Natuurvrienden hun bedenkingen geuit bij het huidige project.

Kerngebied
De Zuiderklip kan de natuurkern worden, die elk Nationaal Park nodig heeft. In potentie zou het de locatie kunnen zijn waar weer roerdompen, grote karekieten, zwarte sterns en lepelaars gaan broeden. Als het beleid en beheer daarop gericht wordt, kan het gebied een reservoirfunctie vervullen voor de omgeving op momenten dat er elders bedreigingen of verlies van populaties ontstaan.. Het is voor natuurkenners duidelijk dat de buitendijkse gebieden van de Biesbosch veel minder natuurwaarde hebben. Langs de Amer en in de kreken zien we vogels die we in elk stadspark tegenkomen.

rene van gils biesb

René van Gils speurend naar vogels in de Biesbosch. Foto: C.Huijgens

Binnendijkse kansen
Kleine binnendijkse natuurpolders, zoals De Noorderplaat, De Kindem en de Lange Plaat, met dezelfde condities als gesloten Zuiderklippolders, zijn rijk aan natuur. De Zuiderklip is vele malen groter. Voor een heuse natuurkern hoeft hier niet veel meer te gebeuren. Een goede beheersing van het waterpeil en waterkwaliteit en een beheer gericht op ontwikkeling van rietvelden en moerassen. De graafmachines mogen verdwijnen. Voorwaarde is wel dat de dijken dicht blijven en de doorsteek aan de westzijde gesloten wordt. De verantwoordelijken voor het Nationaal Park dienen te streven naar een beleid dat gericht is op duurzaamheid en kwaliteit voor een gevarieerd en rijk leven. Dan pas maakt de Biesbosch haar status als Nationaal Park waar!

René van Gils
Contactpersoon Vogelbescherming Nederland


VERKIEZINGEN 2 – 0047

 


 

Bergen op Zoom, 16 november 2008

 

Aan het Stembureau van het

Waterschap Brabantse Delta

Per email

 

Geacht Stembureau,

Gisteren, zaterdag 15 november, is er bij de inwoners van het werkgebied van het waterschap Brabantse Delta een per adres unieke kaart op de deurmat gevallen die niet alleen per adres uniek was maar ook per straat. Tijdens de straatcampagne is ondergetekende herhaalde malen aangesproken over deze grove vorm van geldverspilling en milieubederf. De kaart, gedrukt op glanzend foto papier, bevat gezien haar aard veel milieubedervende stoffen, hetgeen naar het inzicht van Ons Water niet bijdraagt aan een goed milieuvriendelijk imago van het waterschap. Tevens straalt de kaart niet het kostenbewustzijn uit dat Ons Water voorstaat.

Wat ook veel ontvangers van de kaart verbaast is dat het waterschap klaarblijkelijk geen verstand heeft van wie de kans loopt op natte voeten. De kaart met de tekst “Houdt u op nummer….. de voeten liever droog?”, met een afbeelding waar het water tot het straatnaambordje reikt, werd ook bezorgd op plaatsen waar de straat op bijvoorbeeld 13 meter boven ANP ligt en de omgeving veel lager. Kortom hiermee wordt een verkeerd en gelukkig onjuist beeld gegeven. Wie verzint nu zo iets onzinnigs en duur?

Als vervolg op ons schrijven van 14 november verzoekt Ons Water Uw stembureau om ook een uitslag te geven van de stemmen die op basis van het niet overeenkomen van het geboortejaar met de code op de antwoordenveloppe ongeldig verklaard zijn. Dan kan inzicht verkregen worden van de gevolgen van de voor kiezers verwarrende stemprocedure.

Hoogachtend,

Namens Ons Water

L.H. van der Kallen

 


SAMENWERKING – 0046

 


Bergen op Zoom, 15 november 2008

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Het Waterschapsbedrijf Limburg onderzoekt de samenwerkingsmogelijkheden met de Limburgse industrie op het gebied van afvalwaterzuiveringen. In de visie van dat waterschapsbedrijf kan samenwerking het overnemen van de waterzuivering op het terrein van de bedrijven betekenen, maar ook het delen van expertise of het delen van menskracht.

Is dit een na te volgen initiatief of ontwikkelt Brabantse Delta op dit vlak reeds aktiviteiten?

In afwachting van uw beantwoording,

Hoogachtend,

Namens Ons Water

L.H. van der Kallen

 


VERKIEZINGEN – 0045

 


 

Bergen op Zoom, 14 november 2008

 

Aan het Stembureau van het

Waterschap Brabantse Delta

Postbus 5520

4801 DZ Breda

 

Geacht Stembureau,

De afgelopen 24 uur heb ik veel reacties gehad over de gevolgde stemprocedure bij de lopende verkiezing. Met name ouderen en allochtonen voelen zie ernstig benadeeld. Reeds heden morgen om circa 7.00 uur verzond ik in dit kader naar Anton Merks een mail met mijn ervaringen. In veel gezinnen van ouderen maakt, zo is gebleken, één persoon de post open en sorteert deze. Dit zelfde geldt in nog sterkere mate voor gezinnen van allochtonen, die vaak een wat traditionele rolverdeling kennen. Ook is door de relatief veel voorkomende mindere taalbeheersing in allochtone gezinnen vaak één persoon verantwoordelijk voor en belast met de postafhandeling. Vaak zijn dat de oudere kinderen, terwijl vader de post al heeft opengemaakt.

Het feit dat achteraf niet meer is te reconstrueren bij welk persoon het stembiljet hoort, is er de oorzaak van dat veel stembiljetten van ouderen en allochtonen ongeldig zullen worden verklaard, omdat code en geboortejaar niet meer zullen kloppen.

Een lijst zoals Ons Water, met twee allochtonen kandidaten, is in deze extra getroffen want op deze wijze zullen juist deze kandidaten een aantal voorkeurstemmen missen en daarmee de gehele lijst stemmen. Ook een partij als het CDA zou op deze wijze onevenredig in haar belang getroffen kunnen worden omdat die partij relatief meer oudere kiezers kent.

De nu voor veel kiezers volstrekt onbekende stemprocedure had veel beter via de media gecommuniceerd dienen te worden.

Nu aantoonbaar bepaalde groepen kiezers, lijsten en kandidaten in haar belang onevenredig zijn getroffen, verzoekt de kiesvereniging Ons Water het stembureau van de Brabantse Delta de lopende verkiezing ongeldig te verklaren.

Hoogachtend,

Namens Ons Water

L.H. van der Kallen

 


AANBESTEDINGEN – 0043

 


 

Bergen op Zoom, 10 november 2008

 

Aan de leden van het Algemeen Bestuur

van het Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geachte Collega’s,

Met enige verwondering heb ik de rapportage van Ernst &Young gelezen inzake het “Rechtmatigheidsonderzoek 2008” van aanbestedingsdossiers van 1 april tot 1 oktober 2008.

Het lijkt er op dat ons DB noch een aantal gunnende ambtenaren de lessen van het dossier 4e Bergboezem begrepen hebben of willen begrijpen.

Met het mandateren aan de sectorhoofden om tot een bedrag van € 150.000 afwijkende besluiten te nemen, legt het DB besluiten over afwijkende gunningen weer in handen van één persoon (het sectorhoofd). Dat is nu precies wat fout is gegaan in het verleden waar projectleiders veelvuldig gunningen uit de hand verrichtten (voor hun project) aan één enkele partij. Nu kan dat weer gebeuren met niet middels de dossiers controleerbare motieven, zoals als: ‘er is slechts één leverancier’. Waren er geen alternatieve producten, met meerdere leveranciers? Is de af te nemen dienst of product patentrechtelijk beschermd of door een vergunningverlenende instantie voorgeschreven?

In een ander geval claimt de betreffende projectleider dat de doorlooptijd ‘bij deze leverancier korter zou zijn dan bij andere leveranciers’. Was dat dan absoluut nodig? Is dat met offertes of mails onderbouwd? Was dat een selectievoorwaarde?

In weer een ander geval was er sprake van een motivatie gelegen in een tijdelijke overbrugging van een periode tot een Europese aanbesteding (geen autorisatie). Weer op informatie van de projectleider. Weer geen stukken die het onderbouwen.

Het lijkt er op dat, om het verhaal werkelijk tussen de oren te krijgen, er drastischer maatregelen nodig zijn, zoals het intrekken van een mandaat dat de kat op het spek bindt. Wanneer is dit mandaatbesluit genomen en wat waren de motieven van het DB in deze? Van wie is dit voorstel tot mandatering gekomen?

Feitelijk zijn dit soort afwijkingen alleen rechtmatig gemaakt door de mandatering. Het lijkt er op dat het DB of de ambtelijke leiding zich liever niet bemoeit met aanbestedings/gunningsbesluiten. Het wordt tijd dat dit veranderd. Mijn verzoek is het bovenstaande te betrekken in uw fractieberaden, zodat er eventueel een AB brede motie kan worden ingediend om dit mandaatbesluit in te trekken.

Met vriendelijke groet,

namens Ons Water

Louis van der Kallen

 


BLEEKLOOP – 0044

 


 

Bergen op Zoom, 10 november 2008

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Tijdens de presentatie van het waterbeheersplan aan de regiocommissies op 6 november j.l., werd door de inleider de indruk gewekt dat afkoppeling van het zuidelijk deel van de Bleekloop op de Zoom een gevolg is van het voorontwerp PWP 2010-2015. Hij verwees in deze ondergetekende naar de provinciale PWP procedure.

Bestudering van het voorontwerp PWP 2010-2015 versie 6 leverde, op dat punt, geen nadere informatie op. In bijlage 3 van het voorontwerp (KRW bijlage waterplan versie 5) komt wel een voorbeeld van een fact-sheet voor. Mogelijk is de kennis van de inleider afkomstig van een fact-sheet die wel bekend is bij de deskundigen van het waterschap, maar nog niet voor het publiek bekend gemaakt.

Indien het waterschap bekend is met de fact-sheets van de Zoom en de Bleekloop, stelt ondergetekende het op prijs kennis te kunnen nemen van deze fact-sheets zodat, in het kader van de vaststelling van het PWP, actie kan worden ondernomen richting GS en PS.

Is het waterschap in het bezit van bedoelde informatie en kan deze aan ondergetekende ter beschikking worden gesteld?

In afwachting van uw beantwoording,

Hoogachtend,

Namens Ons Water

L.H. van der Kallen