EEN ZOET OF ZOUT GREVELINGENMEER VI

 


| 27-08-2020 |

 

De laatste jaren is er steeds meer te doen over het natuurlijk gedrag van dit meer, terwijl het toch als zodanig onder Natura 2000 is gebracht. Het natuurlijk fenomeen van de jaarlijkse opbouw en afbraak van een zuurstofloze onderlaag in een beperkt deel van het meer wordt als een waterkwaliteitsprobleem ervaren. Doordat de Brouwerssluis het hele jaar geopend is, blijkt dat de maximale zuurstofloze bodemoppervlakte aangroeit tot ca. 15%. Als ‘waterkwaliteitsdoelstelling’ is een maximale bodemoppervlakte van 5% gesteld. Daarnaast zijn er extra wensen van biologen om veel meer getij op het meer te realiseren. Er vindt een ware propagandaslag in de media plaats om een 10x zo grote sluis in de Brouwersdam te kunnen realiseren. Dit op basis van beweringen dat de Grevelingen een dood en stilstaand meer zou zijn en deze sluis de oplossing van het probleem. Het zou ook nog klimaatbestendig zijn. Niet dus. De gebezigde begrippen, zijn onwaar, dan wel grotendeels onwaar.

In het begin van de zeventiger jaren werd studie gedaan naar het zoete Grevelingenmeer. Niet alleen naar ontzilting, maar naar bepaalde problemen, die zich in het meer kunnen voordoen. Het voorkomen in diepere meren van een zuurstofloze onderlaag was bekend. Uit de praktijk bleek dat met de wind, zoals die in Nederland voor kwam, het water tot zo’n 15 m diep kon doormengen. In de zomer ontstond dan een lichtere warmere bovenlaag en een zwaardere koudere onderlaag. De bovenlaag werd van zuurstof voorzien, de onderlaag niet. Daar werd de zuurstof verbruikt. Ook toen was de vraag, wat doen we er mee. Als oplossing werd toen bedacht om met mechanische beluchting op enkele diepe punten tijdelijk een verticale stroming te veroorzaken. (Deze eeuw is deze methode door Stigebrandt in Zweden in een (zoute) baai met succes toegepast.) Echter de discussie werd toen principiëler gevoerd. Ook al was die bacterienatuur in de onderlaag niet aantrekkelijk, het had zijn eigen functie. De conclusie was toen, dat elke natuurvorm evenveel recht had om te bestaan. De situatie van een tijdelijke, beperkte zuurstofloze laag werd geaccepteerd, zoals ook in de andere meren daar geen actie op ondernomen werd.

In een zout meer ligt het gecompliceerder. Daar komen ook verschillen in zoutgehalten door de neerslag en het afvloeien van zoet en brak water van de eilanden. Aan de oppervlakte is het zoutgehalte wat lager en het water lichter van gewicht dan dieper in het meer. Het versterkt het effect en de zuurstofloze laag aan de bodem kan hoger komen.

Er is geen sprake van een dood meer. Ook de zuurstofloze onderlaag is levende natuur. Alleen geen ‘aaibare’, waarmee men wil scoren. Het is ook geen getijloos en stilstaand meer. Via de Brouwerssluis is uitwisseling met de Voordelta onder invloed van het getij. Er is in de bovenlagen altijd stroming als gevolg van de wind. Onderin zijn er waterbewegingen onder invloed van verschillen in dichtheid (gewicht). Daar bouwt o.a. de zuurstofloze onderlaag zich op en wordt ook jaarlijks weer afgebroken.

Het Grevelingenmeer zal door die 10x zo grote sluis als zodanig niet reanimeren. Het water dat vanuit de Voordelta het meer binnenkomt zal in een beperkt gebied direct achter de sluis vertragen. Daar vindt ook de menging plaats. Het is in oppervlakte en diepte beperkt. De opbouw en afbraak van de zuurstofloze onderlaag heeft plaats in de diepe zuidelijke geul. De extra menging door de nieuwe sluis vindt in de bovenlagen van de noordwestelijke hoek van het meer plaats. Een positieve invloed op het waterkwaliteitsaspect van de optredende zuurstofloze onderlaag mag niet verwacht worden. De nieuwe sluis zal alleen kunnen voorzien in de aanvullende wensen van sommige biologen, niet in de waterkwaliteitsdoelstelling.

 

Ir. W.B.P.M. Lases.


 

EEN ZOET OF ZOUT GREVELINGENMEER V

 


| 26-08-2020 |

 

Uit de startnota blijkt dat de beschikbaarheid van zoet water in de provincie heel erg in de knel is gekomen en naar de toekomst toe alleen maar erger wordt. De bewustwording dat dit in belangrijke mate te wijten is aan het gevoerde en nog steeds vigerend verziltingbeleid staat nog in de kinderschoenen en vergt door ingesleten belangenposities kostbare tijd. Er zijn al twee generaties verloren gegaan. Het bewustzijn dat de beschikbaarheid van zoet water van primair en algemeen belang is voor de mens en dat andere belangen van een andere orde zijn. Politici zullen meer oog moeten krijgen voor de toekomstige generaties, waarbij zoetwaterbeleid spoedig leidend dient te worden. De discussie over een zoet Grevelingenmeer zal op korte termijn gedegen gevoerd moeten worden, zodat grote projecten met een ander oogmerk, die in dit verband niet zinvol zijn, kunnen worden voorkomen.

Wanneer prioriteit zal worden gegeven aan een zoet Grevelingenmeer zal dat het pijnlijkst zijn voor de oesterteelt. De mossel- en oesterteelt is evenals de landbouw diep geworteld in de Zeeuwse samenleving.

In de Grevelingen was voor de Deltawerken al oesterteelt. Alleen niet van die omvang als nu mogelijk is in dit beschutte meer zonder de getijstromen en stormvloeden van toen. Na de strenge winter van 1963/1964 en de zeer hoge rivierafvoeren van 1966, die grote schade aan de mossel- en oesterteelt veroorzaakten, heeft de bedrijfstak het Rijk gevraagd om vervroegd via het Deltaschadefonds uitgekocht te kunnen worden. Immers het gehele Zeeuwse meer incl. Grevelingenmeer zou zoet worden. Daarna zijn er weer bedrijven begonnen voor eigen risico. De oesterteelt op het Grevelingenmeer is florerend. Het noodgedwongen opgeven van deze teelt in het meer zal veel zorg en begeleiding eisen.

Een belangrijk knelpunt is ook de omstreden Natura 2000-aanwijzing van het Grevelingenmeer. Het kunstmatige meer is in overdrachtelijke zin een aquarium en onderhevig aan regionale wensen van biologen. Doelstellingen zijn niet eigen aan het meer dat in ontwikkeling is en zich weer moet aanpassen aan nieuwe ‘apparatuur’, zoals sluizen, en beleidswijzigingen. Er is met dit kunstmatige meer geen Europees belang gemoeid. Zodoende is er geen basis voor de Natura 2000-aanwijzing. De aanwijzing in 2013 is door Nederlandse natuurambtenaren opgesteld. De situatie van die tijd dient dan gehandhaafd te worden. Daarin past geen Flakkeese spuisluis of een nieuwe zeer grote sluis in de Brouwersdam. Deze sluizen voegen, afwijkend van de beginselen van Natura 2000, nieuwe functies toe aan het meer. De aanwijzing zorgt tevens voor een barrière om tot een zoet meer te kunnen komen.

Een belangrijk aspect in de aanwijzing vormden de watervogels. Deze zijn echter niet aan het gebied gebonden en komen in geheel noordwest Europa voor. Zij zijn onderhevig aan invloeden elders. Watervogels zullen er altijd in grote aantallen komen ook al is het water zoet of brak.

 

Ir. W.B.P.M. Lases.


 

EEN ZOET OF ZOUT GREVELINGENMEER IV

 


| 25-08-2020 |

 

Het streven van de provincie is volgens de startnotitie van het Zeeuwse Deltaplan Zoet Water om Zeeland in 2050 te voorzien van een robuust zoetwatersysteem, zodat men zelf weerbaar is. Enerzijds door het maken van zoetwaterbergingen (natuurlijke bergingen prima), anderzijds door de aanvoer van zoetwater via pijpleidingen. Is het verwachtingspatroon van dit streven niet erg optimistisch? De verziltingsdruk op het grondwater blijft verder toenemen. Met kunstmatige maatregelen zullen de gevolgen van het verziltingsbeleid verzacht worden en zal er een vorm van beperkte weerbaarheid ontstaan. Het blijft een soort pijnstilling zonder de oorzaak van die toenemende verzilting aan te pakken waar dat kan. De term robuust is in dit verband moeilijk te begrijpen. De vraag naar aanvoer via die leidingen zal almaar verder toenemen. Het zal steeds meer energie vergen. Kan deze niet natuurlijke aanvoer steeds gegarandeerd worden met de benodigde energie?

Wat is nu die veel grotere meerwaarde van een zoet Grevelingenmeer. Door een zoet meer wordt de grens van de verziltingsdruk teruggebracht van de Grevelingendam naar de kust (Brouwersdam). Het zal als buffer functioneren tegen de toenemende verziltingsdruk vanuit zee. Het zoete meer stopt de huidige verziltingsinvloed van het meer op het grondwater van Schouwen-Duiveland en Goeree Overflakkee en natuurlijke afname van de verzilting van het grondwater wordt in gang gezet. Het biedt een optimale bescherming tegen verzilting van het aanliggende land en het achterland. Het is van cruciaal belang voor Schouwen-Duiveland. Het kan vanuit het zoete meer een flexibel en heel duurzaam zoetwaterbeleid voeren met als basis de huidige infrastructuur. Tot op heden nog onmogelijk. Tevens stopt de zoutbelasting vanuit het Grevelingenmeer naar het Volkerak-Zoommeer. Voor de Brouwerssluis zal een zgn. dichtheidsscherm gebouwd moeten worden om eerst het meer te ontzilten (in een aantal maanden) en om later op gezette tijden bij te dragen aan een optimaal zoetwaterbeheer. Er is nog lang nalevering van zoute kwel naar het meer. Het dichtheidsscherm is vanwege de geometrie van het meer een redelijk omvangrijke constructie. Het zorgt er voor om selectief het water aan de bodem van het meer naar de voordelta af te voeren. Als zich later voor de Brouwerssluis aan de bodem zouter water verzamelt, omdat het zwaarder is, zal dat als eerste worden afgevoerd.

Binnen de mogelijke peilvariaties op het meer kan het peil opgezet worden in tijden van hogere afvoeren en gebruikt worden tot het laagst toelaatbare peil in tijden van droogte. Als die droogteperiode langer duurt, kan overwogen worden om dat laagste peil vast te houden door (zout)water uit de voordelta aan de bodem in te laten om zo, binnen grenzen, langer van het zoete water gebruik te kunnen maken. Zodra via hogere afvoeren weer over zoetwateraanvoer beschikt kan worden, wordt als eerste de binnen gelaten zoute onderlaag afgevoerd. Het zoetwaterbeheer van het meer is zo erg flexibel.

Voor die natuurlijke aanvoer van zoetwater naar het meer moet de nog niet aangelegde sluis in het noordelijk deel van de Grevelingendam worden aangelegd. Daarnaast spelen de mogelijke peilvariaties op het zoete Volkerak-Zoommeer een rol en hoe die optimaal te krijgen. Een zoet Grevelingenmeer is de meest duurzame oplossing. Door de toenemende verziltingsdruk uit zee zal het meer op lange termijn vertraagd verzilten met een veel lager zoutgehalte als nu. Zo werkt deze buffer voor de zeer lange termijn ook beschermend voor de Brabantse Delta.

 

Ir. W.B.P.M. Lases.


 

DE ÉÉN ZIJN DOOD

 


| 25-08-2020 |

 

Als iemand overlijdt, is dat een verlies voor zijn omgeving en een verlies aan alles wat in zijn of haar brein is opgeslagen. Maar het betekent ook vaak dat zijn nalatenschap anderen inspireert. Soms is het omdat in een in memoriam zijn of haar werk weer wordt belicht en soms is het omdat de feitelijke, materiële nalatenschap een ‘nieuw leven’ krijgt. Zo hebben vanuit de nalatenschap van de oud-archivaris van Bergen op Zoom Willem van Ham mij een aantal documenten en boeken bereikt die mij aanzetten tot nader onderzoek en beschouwingen naar de waterschapgeschiedenis van onze West-Brabantse regio.
In de stukken die ik uit de nalatenschap ‘Van Ham’ heb mogen ontvangen zaten twee A’4-tjes, vermoedelijk in de jaren vijftig zestig van de vorige eeuw met de typemachine aan beide zijden beschreven en aangevuld met de vulpen. De A’4-tjes bevatten gegevens omtrent de ontwikkeling van de tarieven van meer dan 150 regionale waterschappen over de periode 1914- 1955.
 
Bij de ruim 150 waterschappen op de “Van Ham A’4-tjes” zaten veel namen die ik niet direct kon thuisbrengen. De tarieven verschilden enorm. In 1955 kwam je tarieven tegen van 54 cent per hectare (Brabantse Biesbosch) tot 65 gulden per hectare (Hogerwaard, op de grens van Noord-Brabant en Zeeland). Ook binnen gemeenten konden de tarieven per hectare enorm verschillen. Als voorbeeld de gemeente Bergen op Zoom. Voor waterschap De Zoom 66 cent, voor waterschap De Augusta 12,88 gulden en voor waterschap De Gertruidapolder 50 gulden per hectare.
 
Niet altijd is nu goed te duiden wat dit soort verschillen veroorzaakte. In 1955 waren de meeste waterschappen echte polders. Het grootste deel van de hoge zandgronden waren nog niet gebracht onder waterschapbeheer.
Wat ook verbaasde, is het verloop van de tarieven tussen 1914 en 1955. We komen stijgingen tegen van circa 2200 procent (van 0,12 naar 2,63 gulden per hectare) bij het waterschap de Bovenmark. Maar ook een prijsdalingen zoals van bijvoorbeeld 10 % bij het waterschap Vliert en Ertveld (van 22,53 naar 20,45 gulden per hectare). In 40 jaar een daling van het tarief.
 
Wat nieuwsgierig maakt, is hoe bij fusies de prijsverschillen werden verwerkt. Wat ik graag zou weten, is hoe dat bijvoorbeeld is gegaan bij de vorming van het waterschap de Agger in 1988 waar 13 waterschappen werden samengevoegd tot één nieuw De Agger. De tarieven verschilden in 1955 nog enorm van 0,66 (de Zoom) en 1,00 gulden ( Noordkil van Ossendrecht) als twee laagste tot de 11 andere waterschappen die tarieven hadden tussen de 12,88 (de Augusta) tot 45,25 gulden per hectare (De Zuidpolder onder Ossendrecht). Natuurlijk waren de tarieven in 1988 tijdens de fusie vast anders dan in 1955. Maar de verschillen zullen in 1988 nog steeds groot geweest zijn.
 
Als raadslid maak ik met regelmaat discussies mee over de verschillende tarieven bij verschillende gemeenten. Zeker als bijvoorbeeld weer een vergelijkend onderzoek de media heeft gehaald. Dan wordt over een verschil van 20 % al politiek kabaal gemaakt. In de wereld van de waterschappen is sinds de jaren vijftig het aantal waterschappen door fusies verminderd van circa 2500 (1950) naar 21 nu. Daarbij halveerden soms de tarieven van samengevoegde waterschappen. De desbetreffende boeren en burgers waren blij, maar tegelijkertijd verveelvoudigden voor anderen bij die fusie de tarieven.
 
Ik denk dat toen het waterschap de Zoom en het waterschap de Noordkil opgingen in De Agger in 1988, de boeren en grondeigenaren in het waterschap de Zoom misschien wel tien keer meer gingen betalen terwijl die van Waterschap de Zuidpolder hun tarieven zagen halveren. Destijds zagen we geen tractors oprukken naar de gemeentehuizen of het provinciehuis.
 
 
Ik ben benieuwd hoe de burgers en bedrijven van Steenbergen en Woensdrecht zullen reageren als er een gemeentelijke herindeling komt waarbij bijvoorbeeld de gemeenten Bergen op Zoom, Steenbergen en Woensdrecht samengevoegd worden en zij de aanslagbiljetten zien van de nieuwe Brabantse Wal-gemeente. Van die van Bergen weet ik het wel. Die trekken dan een fleske open. Boeren en grondeigenaren zijn vermoedelijk anders dan burgers! Of zou het komen dat in 1988 de waterschappen nog boerenrepublieken waren en het bestuur hooguit een enkele politicus zoals ik bevatte? Of waren de boeren van toen solidair met elkaar en zouden burgers daar nog iets van kunnen leren?
 
Interesse in de stamboom (meer dan 230 rechtsvoorgangers) van het waterschap Brabantse Delta er uit zie. Kijk dan eens op: Stamboom
Probeer eens de in dit stuk genoemde waterschappen te lokaliseren. Bij drie gaat dat niet lukken want die liggen buiten het werkgebied van de Brabantse Delta.
 

https://kijkopbergenopzoom.nl/opinie-de-een-zijn-dood/

Louis van der Kallen.


 

EEN ZOET OF ZOUT GREVELINGENMEER III

 


| 24-08-2020 |

 

De startnotitie Zeeuwse Deltaplan Zoet Water geeft aan dat in de huidige situatie en met het huidige beleid Zeeland slechts zeer beperkt beschikt over eigen aanvoer van zoet water. Het grote manco van deze nota is juist, dat dit huidige beleid en deze huidige situatie niet ter discussie wordt gesteld, terwijl de nood aan zoet water dit beleid verre overstijgt. Het staat voor de hand liggende fundamentele aanpassingen in de weg.

De provincie heeft zelf steeds de mogelijkheid van aanvoer van zoet afgehouden om het zoutgehalte van de wateren zo hoog mogelijk te krijgen en te houden. Daardoor is in een groter verband een andere verdeling van zoet water afgesproken. De achtergrond van het maximaal houden van het zoutgehalte komt voort uit een wijze van biologisch denken, dat in de zeventiger jaren opgang deed. Basis voor dit denken vormde het onderzoek van de bioloog Remane in de Elbe in 1901. Hij deed onderzoek naar de soortenrijkdom en verwerkte die resultaten in een verband met het zoutgehalte op de Elbe. Het leverde belangrijke tendensen: hoe zoeter het water hoe groter de soortenrijkdom, brakwater heeft de minste soortenrijkdom en hoe zouter het water eveneens des te groter de soortenrijkdom. Bij de zoutgehaltes, die hier voorkomen, ontlopen de maximale soortenrijkdom in zoet en zout water elkaar niet. Men wilde duidelijke keuzes. Brak water was niet interessant, ondanks een andere soortensamenstelling. Bij het zout houden van de wateren werd om deze selectieve reden gekozen voor een beheer, dat zorgde voor zo hoog mogelijke zoutgehaltes. Tot op heden.

De zoutlobby was zo sterk dat de biologische wensen voor zoutwaternatuur boven het primaire levensbelang van zoet water voor de mens gesteld werden, ondanks dat men op de hoogte was van de almaar toenemende verziltingsdruk vanuit zee.

Echter 97% van al het water op aarde is zout. Er is in het geheel geen gebrek aan zoutwaternatuur en de mens kan er niet van leven. Van het weinige zoete water op aarde is slechts 0.25% vrij water beschikbaar in de vorm van rivieren en meren. Het is uiterst schaars en kwetsbaar voor verzilting.

Het totale jaarlijkse aanbod aan zoetwater in de vorm van rivierafvoer en neerslag is sinds de Deltawerken van dezelfde orde van grootte gebleven. Alleen de extremen zijn toegenomen. Er was toen voldoende zoetwater voor een zoet Zeeuws Meer en nu ook. Zeker voor een zoet Grevelingenmeer als er gebruik gemaakt wordt van de hogere afvoeren. Het plan Spaargaren (zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg) zou nog veel meer ruimte bieden.

Door Nederland stroomt heel wat van dat schaarse zoete water, dat in de pieken te snel naar zee wordt afgevoerd. Er is grote behoefte aan grootschalige opslag in tijden van overschot om het zoete water zo lang mogelijk vast te houden, te bergen en te benutten als weerstand tegen de verziltingsdruk vanuit zee. Het Grevelingenmeer is hier ideaal voor.

De politieke wil moet er zijn om tot een ander beleid te komen en een aangepaste zoetwaterverdeling.

 

Ir. W.B.P.M. Lases.


 

EEN ZOET OF ZOUT GREVELINGENMEER II

 


| 23-08-2020 |

 

Het gevoerde verziltingbeleid van de provincie duurt nu twee generaties. Het is geen wonder dat het nog aanwezige zoete water in de provincie steeds verder in het gedrang komt en marginaliseert. Onbegrijpelijkerwijs worden er geen concessies gedaan aan dit beleid en wordt doorgegaan met het blijven blokkeren van de natuurlijke (duurzame) aan- en doorvoer van zoet rivierwater. Voorheen was dat er wel volop bij hoge afvoeren. Zo wordt het zoutgehalte in de wateren gemaximaliseerd. Er worden zoutwaterprojecten uitgevoerd door o.a. hoog gelegen zoetwater bufferende gronden af te graven om aan de zee toe te voegen. Dit gebeurt ook bij laag gelegen gronden. Zo neemt de weerstand tegen verzilting verder af. Hoe hoger het zoutgehalte, hoe sterker de verzilting. Aangezien het grondwater van het aangrenzende land heel traag, maar gestaag hier op reageert, kost het tijd voor dat men de gevolgen significant gaat merken. Dat is nu het geval. Om de gevolgen te beperken is een deltaplan zoetwater opgezet. Het zullen enerzijds stimulerende maatregelen zijn om de berging van zoet water te vergroten, broodnodig, anderzijds kostbare kunstgrepen, die veel energie vergen en niet duurzaam zijn. Het doel is om Zeeland in 2050 weerbaar te maken tegen zoetwatertekorten. Het streven is dit ‘robuust’ te maken.

De helder geschreven startnotitie Zeeuwse Deltaplan Zoet Water is positief van toonzetting. De indruk, die wordt gewekt, is dat er echt werk gemaakt gaat worden van zoetwaterbeleid. Heel duidelijk is, dat er een bewustwordingsproces gaande is dat Zeeland zich steeds verder in de nesten werkt wat de beschikbaarheid van zoet water betreft. Helaas ziet het plan er veel mooier uit dan de werkelijkheid zal zijn. Het verzacht tijdelijk de problematiek. In feite is het flankerend beleid voor het ongewijzigde verziltingbeleid van de wateren in Zeeland. De verziltingproblematiek van het land is een direct gevolg van het maximeren van het zoutgehalte van de Zeeuwse wateren, inclusief het Grevelingenmeer. Het heeft weinig effect als men met oogkleppen op zoetwaterbeleid alleen richt op het land zonder het verziltingbeleid van de wateren aan te pakken. Hoe lager het zoutgehalte van de wateren is, zoveel minder zal de verziltingproblematiek van het land zijn.

De provincie rekent zich hiermee kortstondig rijk. Het duurt één, misschien twee generaties en is er weer kostbare tijd verloren. Zo blijft de provincie in haar eigen zwaard vallen. De tijd is meer dan rijp om tot een fundamenteel ander beleid te komen. Een radicale ommezwaai om weer voluit te kiezen voor een zo natuurlijk mogelijk zoetwaterbeleid. Niet via pijpleidingen, maar via open aanvoer van rivierwater. Geen quasi, maar echt robuust zoetwaterbeheer. Nu de politieke wil en durf. Een uiterst effectieve stap is direct in gang te zetten en ver voor 2050 te realiseren: een zoet Grevelingenmeer. Het huidige zoute, kunstmatige Grevelingenmeer kent sinds 2013 een omstreden Natura 2000-aanwijzing en uit de media blijkt dat biologen en de projectgroep Grevelingenmeer niet tevreden zijn met het huidige zoute meer. Zo wordt door hen een grote, zeer kostbare, ingreep gewenst. Een nieuwe 10x zo grote extra sluis in de Brouwersdam als de huidige Brouwerssluis om de huidige waterkwaliteitsdoelstelling te verwezenlijken. Het kan niet aangetoond worden, dat dit doorlaatwerk een positief effect daar op heeft. Voor een zoet Grevelingenmeer zal voor deBrouwersdam een dichtheidsscherm geplaatst moeten worden en een sluis in het noordelijk deel van de Grevelingendam voor de natuurlijke aanvoer van zoet rivierwater in lijn met de Brouwerssluis. Beide constructies samen zijn veel minder kostbaar dan de gewenste extra, voor het waterbeheer niet zinvolle, sluis in de Brouwersdam voor het zoute meer.

 

Ir. W.B.P.M. Lases.


 

EEN ZOET OF ZOUT GREVELINGENMEER I

 


| 22-08-2020 |

 

Het Grevelingenmeer is ontstaan door noodzakelijke infrastructurele werken in het kader van het Deltaplan. Het Deltaplan zou zorgen voor optimale veiligheid en zoetwaterbeheer. Deze twee zaken zijn van nature met elkaar verbonden, omdat de mens niet zonder grond onder de voeten en niet zonder zoet water kan leven. Toch worden momenteel deze twee voor de mens primaire belangen gescheiden gehanteerd om ondergeschikte belangen te dienen.

De Grevelingendam, een wantijdam, werd eerst aangelegd om de bouw van de Brouwersdam te vereenvoudigen en kwam in 1965 gereed. In 1971 werd de Brouwersdam afgebouwd. Het meer was steeds bedoeld als zoetwatermeer. Bijna vijftig jaar geleden werd gedegen studie gedaan naar de beschikbaarheid van zoet water en hoe het meer zo effectief mogelijk ontzilt kon worden. Daarvoor moest er een sluis in de Brouwersdam komen. De plaatskeuze en de grootte van de Brouwersluis werden daarop bepaald. De sluis wordt momenteel gebruikt om het meer zo zout mogelijk te houden.

De sluis werd gerealiseerd in een tijd, 1978, dat er volop discussie was rond het meer. Allereerst speelde in die tijd de waterkwaliteit van het rivierwater. Reden om het meer vooralsnog zout te houden. De wet verontreiniging oppervlaktewateren werd in 1971 van kracht. Al geruime tijd voldoet het rivierwater aan de beoogde waterkwaliteit. Voorts was er discussie onderling tussen biologen. In de eerste jaren van het meer was het water heel helder en ontwikkelde het zoute meer qua soorten zich opvallend anders dan de voordelta met b.v. hele kleine vissoorten. Het was qua biodiversiteit een welkome aanvulling. (De intensieve recreatie was er nog niet.) Anderzijds een groep biologen, die graag zoveel mogelijk terug wilden naar het verleden met heus getij. Beiden hadden de bittere noodzaak van het Deltaplan niet begrepen om ons te beschermen tegen de steeds verder uitschurende zeearmen, de toename van het getij annex stormvloeden en de verzilting van de wateren landinwaarts. Het was meedeinen op de opkomende discussie rond een open Oosterschelde. Er ontstond een machtige zoutlobby, die tot nu toe bepalend was voor hetwaterbeleid van de provincie en die van de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta.

Nog altijd is er die hang naar een onrealistisch herstel van het verleden, met grote negatieve consequenties, waarbij het ontbreekt aan inzicht in de wezenlijke veranderingen in de nietbiologische (abiotische) natuur, die de grondslag vormt voor de biologische (biotische) natuur. Om ons zo goed mogelijk te verdedigen tegen de toenemende verziltingsdruk vanuit zee, is het voor de toekomstige generaties noodzakelijk om het zoete water zo dicht mogelijk bij de kust te brengen en te houden. Het Grevelingenmeer is daar bij uitstek geschikt voor.

In wezen is het Grevelingenmeer een groot aquarium of het nu zout, brak of zoet is. De abiotische natuur van het meer staat garant voor een rijk watervogelleven, ongeacht de aard van het water.

 

Ir. W.B.P.M. Lases.


 

IN MEMORIAM CEES HUIJSSOON

 


| 17-08-2020 |

 

Cees was niet alleen in hart en nieren raadslid, Cees was in mijn herinnering ook een waterschapsman met hart voor water en met een goed oog voor het belang voor water in zijn omgeving. Ik heb Cees mee mogen maken als lid van het Algemeen Bestuur van het Waterschap Brabantse Delta (2004-2008). Ik kende in hem een loyale medestrijder voor de waterbelangen van de boeren, burgers en buitenlui. Cees bracht in zijn waterschapwerk mede de kennis in die hij op deed als raadslid maar ook de kennis die hij opgedaan had in zijn functioneren als waterschapbestuurder bij het voormalige waterschap Land van Nassau waar hij naar mij kennis circa tien jaar lid was van het Algemeen Bestuur.


Cees was een loyale collega die vanaf 2008 op de kieslijst stond van Ons Water. Bij de laatste verkiezing (2018) had Cees als lijstduwer nog eens helder geformuleerd wat hij belangrijk vond. Dat deel van zijn nalatenschap is te lezen op LINK

Hij sprak toen de volgende wens uit: “In het verleden heb ik vijftien jaar deze belangen mede mogen behartigen en ik spreek de vurige wens uit dat onze partij ook in de toekomst actief mag meebesturen in het waterschap Brabantse Delta.”
Namens Ons Water en mij zelve, bedank ik Cees voor zijn vriendschap, zijn collegialiteit, loyaliteit, zijn wijze lessen en zijn inzet voor het waterschapwerk. Cees, Vaar Wel.

 

Louis van der Kallen

 


TOEKOMST VAN ONS ZOETWATER

 


| 15-08-2020 |

 

De afgelopen 18 jaar heb ik veel geschreven over de (voorgenomen) verzilting van het Volkerak/Zoommeer. Voor de liefhebber kijk het dossier maar eens door (www.onswater.com). Wat politici zeker eens zouden moeten lezen, is mijn afscheidsrede in de Staten van Brabant over dit onderwerp d.d. 23 juni 2003 over de toen geagendeerde Integrale Visie Deltawateren. Veel van wat ik toen zei, is reeds uitgekomen. De toenemende droogteperiodes, de zoetwatertekorten, de toenemende verzilting, het lijkt allemaal nieuw maar is het niet. Het is voorspeld en het zal verder toenemen. Het is tijd voor een gedegen heroverweging van het totale waterbeleid in onze delta.
 
Zoete Zeeuwse meren vormden de gouden belofte van de Deltawerken voor de zoetwatervoorziening van Zeeland en West-Brabant. De plannen werden aangepast toen werd besloten de stormvloedkering in de Oosterschelde aan te leggen. Door de slechte waterkwaliteit van de Rijn werd de verzoeting van het Grevelingenmeer uitgesteld en uiteindelijk afgeblazen. Zo werden de Zeeuwse wateren – die altijd de doorvoer van zoet rivierwater kenden – zouter dan ooit.
 
De Grevelingen kan nog altijd verzoet worden. Door de voortschrijdende verzilting en de steeds drogere zomers wordt de beschikbaarheid van zoet water in Zeeland als maar kleiner. Het kan anders! Het Grevelingenmeer is in te richten als zoetwaterbuffer. Nu is het de tijd voor een heroverweging van de totale herinrichting van de Delta.
 
Een andere inrichting van het gebied, te beginnen met herstel van de afvoer van rivierwater door Volkerak/Zoommeer/Grevelingensysteem, kan de kwaliteitsproblemen (blauwalgen, zuurstofloosheid in de diepere delen) grotendeels oplossen. De verbinding maken door de Grevelingendam is in strijd met de Natura 2000-status van het Grevelingenmeer. Gezien de zeer slechte kwaliteit van het Grevelingenmeer is deze Natura 2000-status feitelijk zonder betekenis. Het Grevelingenmeer is geen natuur van een ‘buitengewoon Europees belang’. De aan de status verbonden instandhoudingsdoelen zijn volstrekt onhaalbaar! Tijd dus voor een aanpassing.
 
Dus terug naar natuurlijke processen en naar maatregelen voor klimaatbestendigheid en naar het benutten van kansen om te komen tot zoet/zoutovergangen en een meer estuariën milieu.
 
De geleidelijke verzoeting van het Grevelingenmeer is van groot belang in de strijd tegen de verzilting waarbij het meer zich kan ontwikkelen naar het oorspronkelijke doel van de Deltawerken: een zoet milieu. De landbouw op Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee kan daarvan profijt hebben. Nu de voorgenomen verzilting van het Volkerak-Zoommeer op een route ligt naar afstel wordt het tijd verzoeting van het Grevelingenmeer te overwegen. Zeker nu er ook steeds meer geluiden komen om ook de toekomst van de Oosterschelde te gaan bekijken in het licht van de mogelijke gevolgen van de zeespiegelstijging en de daardoor noodzakelijke aanpassing van de stormvloedkering. Misschien wordt dat tussen nu en 50 tot 75 jaar wel een vaste dam.
 
In het licht van de waterveiligheid, riviernoodberging, waterkwaliteit, verzilting en de zoetwatervoorziening is het nu de tijd om met andere ogen naar onze delta te gaan kijken.

 

Louis van der Kallen.