EEN ZOET ALTERNATIEF VOOR HET ZOUTE GREVELINGENMEER


| 13-03-2021 |

Commentaar op de brief van G.S. aan P.S. dd. 03.11.2020  (.pdf) over een zoet of zout Grevelingenmeer.

Met verbazing heb ik de brief van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van 3 november 2020 gelezen over een zoet of zout Grevelingenmeer. Ter informatie wil ik graag inhoudelijk op enige aspecten ingaan vanuit de kennis van getijbeweging, dichtheidsstromen en mengingsverschijnselen. Die kennis is essentieel om het gedrag van zowel een zout als een zoet Grevelingenmeer te doorgronden. Deze kennis is echter in hoge mate verloren gegaan.

Het is nu de tijd om de problematiek van een zoet of zout Grevelingenmeer op tafel te leggen en met open mind opnieuw af te wegen. Zeeland staat op een kruispunt van wegen. Biologen zijn ontevreden over het beschermde ecosysteem, zoals het zich manifesteert. Men heeft moeite om die natuur te accepteren en staat op het punt forse kostbare ingrepen te doen. Tevens doet de steeds verder afnemende beschikbaarheid aan zoet water zich gevoelen. Zeeland wil daarom komen tot een Zeeuws Deltaplan Zoetwater. In de opzet van dat plan blijkt zoetwaterbeleid volledig ondergeschikt te zijn aan zoutwaterbeleid. Voor gedegen waterbeleid zijn beide niet te scheiden. Wil men zoetwaterbeleid serieus nemen voor de toekomst van de mens in Zeeland, dan zal ook het huidige zoutwaterbeleid onderwerp van debat moeten worden.

Uit de brief van Gedeputeerde Staten spreekt een bijzondere passie voor zoutwater milieus. Alsof er geen reële andere keuze zou kunnen bestaan. Desalniettemin is er een overmaat aan zoutwatermilieus in de wereld. In tegenstelling tot zoetwatermilieus, die zeer schaars zijn en in biodiversiteit niet onderdoen. Zoetwatermilieus zijn van levensbelang voor de mens. Enige relativering van zoutwater milieus, hoe mooi die ook kunnen zijn, is zeer gewenst.

Daarnaast schetst de brief een onjuist beeld van het functioneren van een zoet meer en schrijft het zo als onrealistisch weg. De wens van het passiebeeld lijkt de vader van de gedachte. De brief maakt het ene groot en het andere klein. Gaat het nu allereerst om de passie van mensen of om het levensbelang van de mens. Eerst de mens, anders is er ook geen passie.

Het is met name op de beeldvorming van het zoete meer, waarop ik nader inhoudelijk wil ingaan.

Ik verkeer in de omstandigheid in de jaren zeventig met kennis op bovengenoemd gebied gewerkt te hebben bij de waterloopkundige afdeling van de Deltadienst voor het noordelijk- en zuidelijk deltabekken. Ik heb het fundamenteel en toegepast onderzoek gedaan naar de ontzilting van het Grevelingenmeer en het Zeeuwse meer met ondersteuning van het Waterloopkundig Laboratorium. De huidige Brouwerssluis is qua grootte en plaats gebaseerd op de maatgevende situatie van sluis met dichtheidsscherm in de ontziltingsfase. Ja, een dichtheidsscherm is kostbaar, maar zal slechts een beperkt deel bedragen van de kosten van de nieuwe 10x zo grote sluis in de Brouwersdam. De gewenste nieuwe sluis is voor het gevoelde waterkwaliteitsprobleem onnodig en waarover los daarvan gerede twijfel bestaat of deze invloed kan hebben op het waterkwaliteitsprobleem en hoe. Onlangs kwam ik nog een vijftal ontwerpvarianten van het dichtheidsscherm tegen door de directie Sluizen & Stuwen. Ontegenzeggelijk zullen de ontwerpen in de huidige tijd er heel anders uitzien door eigentijdse mogelijkheden. Sneller en goedkoper uit te voeren dan toen. Er is niets onrealistisch aan. Er is uitgebreid onderzoek naar het dichtheidsscherm gedaan. Het zou goed zijn als de provincie haar stelling over onrealisme in officiële brieven onderbouwt. Kennelijk draagt de provincie geen kennis van het gedegen wetenschappelijk onderzoek, dat gedaan is.

Het water dat via de Haringvlietsluizen “overtollig” wordt afgevoerd is in beginsel beschikbaar voor het Grevelingenmeer. Dat is in het overgrote deel van het jaar het geval. Er hoeft zo geen wijziging in de verdeelsleutel te worden aangebracht.

Het is goed voor ogen te houden, dat er veel minder menging tussen zout en zoet plaats vindt bij de ontzilting en nog minder na ontzilting dan bij het zoute meer. Het dichtheidsverschil is immers een orde groter. Een zoet meer is qua interne waterbeweging veel stabieler dan het zoute meer. Het is in hoge mate een tweelagenstroming door de sterke stratificatie tussen zoute onderlaag en de zoete bovenlaag. Het dichtheidsscherm zorgt voor een selectieve onttrekking van de onderlaag. In het begin van de ontzilting zal bij de instroom via de hoog gelegen sluis in de Grevelingendam (nog aan te leggen) een mate van menging optreden tot een zekere diepte van de zoete bovenlaag is bereikt. Er zal zich zo een overgangslaag in zoutgehalte vormen van beperkte hoogte tussen de zoute onderlaag en de zoete bovenlaag. Deze wordt tegen het einde van de ontzilting mede afgezogen.

Wel zal zich bij het zoete meer ook thermische stratificatie, net als bij het zoute meer, optreden. Echter deze zwakke stratificatie in de zomermaanden komt lang niet zo hoog zoals in het zoute meer aan de orde is. (In het zoute meer hebben de zwakke dichtheidsverschillen in zoutgehalte en temperatuur invloed op elkaar.) Ook hierin kan het dichtheidsscherm een positieve rol spelen als dat gewenst wordt en aanvoer van zoetwater beschikbaar is.

Het gaat ook niet om continu “spoelen”, zoals de brief vermeldt. Bij het zoete meer gaat het om een bufferfunctie. Het is van groot belang dat zoet water in een overvloedige situatie, alvorens het de Noordzee bereikt, zo goed en zo lang mogelijk geborgen en gebruikt wordt. De zoete buffer zorgt er voor dat de nog steeds toenemende verzilting van het grondwater van de aanliggende eilanden eerst tot staan wordt gebracht en vervolgens langzaam doch blijvend ontzilt. Het zorgt voor optimale weerstand tegen de toenemende verziltingsdruk van de zee. Op de zeer lange duur zal een acceptatie van een zoutere onderlaag aan de orde zijn. Het Grevelingenmeer blijft dan als buffer fungeren tegen verzilting van de Brabantse delta en weerstand tegen verzilting van het grondwater van de eilanden maximaal houden. De verziltingsdruk vanuit het Grevelingen naar het Volkerak-Zoommeer is weggenomen.

Zowel het waterschap als de landbouwsector zijn zeer gebaat bij het zoete meer. Het waterschap kan op het eiland een flexibel (zoet)waterbeheer voeren. Het grondwater in de bovenlagen kan versneld ontzilt worden. Dat geeft een langdurig blijvend effect. De landbouwsector kan optimaal flexibel over zoet water uit het meer beschikken. Natuurlijk zijn daar ook grenzen aan. Als in droge perioden het laagste toelaatbare peil wordt bereikt kan nog verder zoet water onttrokken worden door via de Brouwerssluis en het dichtheidsscherm water uit de voordelta in te laten, waardoor de zoute onderlaag tijdelijk toeneemt. Als er weer hogere afvoeren zijn wordt het meer aangevuld en de zoute onderlaag weer selectief afgevoerd.

De provincie hoeft niet te vrezen, dat bij de inlaatpunten op het Grevelingenmeer het zoutgehalte niet aan de norm kan voldoen. De zoutbelasting vanuit het Grevelingenmeer naar de Krammer is immers vervallen. Als de doorvoer op het traject Volkerak-Krammer al een lichte zoutbelasting op zou doen, dan geldt dat alleen in de beginfase van de doorvoer. Voor het meer verwaarloosbaar.

N.B. Als het zoutgehalte van de wateren op de eilanden hoger is dan het water in de Grevelingenmeer, ook al zou het niet aan de norm voldoen, dan kan het heel goed als doorspoeling van watergangen gebruikt worden.

Elke verlaging van het zoutgehalte op het Grevelingenmeer is welkom en helpt mee aan het verlagen van het zoutgehalte van het grondwater op de eilanden.

Het meer kan een rol spelen bij hele hoge afvoeren. Het doet de spreiding van de afvoer in de delta vergroten. Belangrijk i.v.m. zeespiegelstijging. En het kan voorzien in extra berging als daar de maatregelen voor genomen worden.

Hoewel het mijn discipline niet is, verbaast het, dat het voorkomen van de zuurstofloze onderlaag van het zoute meer niet als integraal onderdeel van het ecosysteem wordt beschouwd met eigen leven en functie voor het geheel, waaronder denitrificatie. Een ecosysteem is niet alleen maar aaibaar. Het is onnatuurlijk om dit afzonderlijk als een waterkwaliteitsprobleem op te vatten. Ook bij een zoet meer zal het voorkomen van een zeer beperkte zoute onderlaag integraal deel uitmaken van het ecosysteem met eigen functies voor het geheel.

Beknopt heb ik e.e.a. in een artikel “Zoet Grevelingen voor Zeeland van levensbelang!” samengevat, dat o.a. door H2O gepubliceerd is.

Ir. W.B.P.M. Lases, maart 2021.

P.S. De provincie dacht op basis van ervaringen met het Volkerak-Zoommeer eenzelfde soort beeld voor het Grevelingenmeer te kunnen schetsen. Het zijn echter onvergelijkbare situaties. Beide wateren verschillen wezenlijk in geometrie, functie en waterhuishouding. Het Volkerak-Zoommeer is grotendeels een kanaal en ondiep met intensieve beroepsvaart, die voor veel menging zorgt. In tegenstelling tot het Grevelingenmeer. Ja, het Volkerak-Zoommeer kent een mate van doorspoeling, zoals dat gebruikelijk is bij sloten en kanalen. Bij een echt meer is dat anders. Bij het Grevelingenmeer staat de bufferfunctie centraal. Er is helaas te weinig over nagedacht.

Wil Lases


VERANDERENDE TIJDEN

 


 

| 24-06-2019 | 13:50 uur |

|  SCHOUWEN |

Afgelopen maand is het nieuwe algemene bestuur van het waterschap Brabantse Delta, als onderdeel van het inwerkprogramma op excursie geweest. Vroeger noemde we dat in waterschapkringen een schouw! We schouwde (bekeken) wat de situatie was. Bij z’n schouw presenteerden het waterschap en haar medewerkers zich aan het bestuur en lieten zich van de beste kant zien. Zodat alles er tiptop uitzag. Dat bleek nu toch wel iets anders. Bij het eerste te schouwen object, een stuw in de Mark, een kapotte/verbleekte peilschaal grotendeels bedekt met bruine aanslag!

Daarna met de bus naar Oosterhout waar de openbare ruimte van o.a. de Hildebrandlaan was vergroend. Een prachtig gemeentelijk project om de bebouwde omgeving meer klimaatbestendiger te maken. Jammer alleen dat ondanks de vele openbare parkeerplaatsen de burgers niet mee genomen zijn om hun gronden wat minder versteend te maken!

Toen in Oosterhout naar de inlaatduiker die in tijden van droogte het Mark/Vlietsysteem van zoetwater van uit het Wilhelminakanaal kan voorzien. De omgeving was niet bepaald schoongemaakt nu het bestuur de boel kwam bekijken! Dat was vroeger wel anders! Daarna voorzag het programma in een bezoek aan de Marksluis. Vroeger zou dit ‘hoge’ bezoek verwelkomt worden door een medewerker van Rijkswaterstaat die met trots en trillende stem de bezoekers welkom zou heten en ZIJN sluis, het ‘mooiste’ waterstaatkundige werk waar Nederland trots op mag zijn, later zien. Niets van dat al! De poort werd voor de neus van de bezoekers gesloten en op slot gedaan. De tijd van een medewerker zat erop. De bezoekers mochten van achter het hek de uitleg krijgen van een waterschapmedewerker over hoe ‘goed’ het waterschap met Rijkswaterstaat wel samenwerkte! Dit soort sluizen die vroeger vrij toegankelijk waren zijn verboden gebied verklaard voor onbevoegden. Inclusief de bedreiging met artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht. Er moest maar met Maasbracht gebeld worden met het Nautisch Centrum.

Het enige goede voor mij als Bergenaar was dat het hekwerk dat deze ‘onbevoegden’ buiten hield gemaakt was door Hekbouw een Bergs bedrijf.   Vroeger kon ik nog met mijn zoon of een paar opa zeggers Neerlandstrots bezoeken en hun laten proeven aan de prachtige/machtige werken die de waterbouwers die Nederland maakten tot stand hadden gebracht en dit kleine landje ‘groot’ hadden gemaakt. Nu zijn zelfs de bestuurders van een waterschap al niet meer welkom! De tijden zijn veranderd!

 

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 178: “DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE” EN ZE…

 

| 07-04-2019 | 17.45 uur |


 

OVER WATER 178: “DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE” EN ZE… 

 

“DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE”

Deze week stond in de Dagelijkse Nieuwsbrief van Binnenlands Bestuur een column van Piet van Mourik met de uitdagende titel “Democratisch waterschap is farce”. Piet van Mourik is directeur van de Stichting De regisserende Gemeente en afgestudeerd in sociale geografie, planologie en in organisatie- en bestuurskunde. De auteur maakt gehakt van de bestuurssamenstelling van de waterschappen en vraagt zich ‘honderd jaar na invoering van het algemeen kiesrecht’ af of een waterschap wel een democratisch gestuurd orgaan is? Hij noemt de geborgde zetels een “verkapt censuskiesrecht uit een vervlogen verleden”. Hij ziet onomkeerbare patronen in de samenleving zich af tekenen. ‘Waar snel en vrij surfende professionals zich ontwikkelen tot netwerken van deskundigen’. Hij ziet een ‘klein clubje boeren met onvervreemdbare rechten en oppert de vraag of het aantal geborgde zetels moet blijven’. Zijn conclusie: “In het licht van de maatschappelijke machtsverschuiving moet Provinciale Staten aan de bak om de democratische balans te herstellen. Zij zijn immers de instantie dat over de uiteindelijke hoeveelheid geborgde zetels gaat. En omdat provincies ook nog de ruimtelijke inrichting van gemeenten bepalen, geldt afdoen met ‘er is geen liberaal of socialistisch waterbeheer’ als nepnieuws”. Hij ziet de maatschappelijke veranderingen (de tijdgeest) “als gruwel voor de boeren maar topic voor de komende provinciale agenda”.

Soms verbaas ik mij over mensen als de heer van Mourik. In zijn column onderschrijft hij dat waterschappen “op het gebied van kennis van watertechniek en doorrekeningen wereldwijd op ongekende hoogte staan”. Ik denk dan, waarom beseft hij niet hoe waterschappen daar zijn gekomen? Andere Nederlandse decentrale overheden staan met hun kennis zeker niet wereldwijd op ongekende hoogte. Samenwerken doen ze wel maar niet of nauwelijks op technisch gebied op de taken die zij uitvoeren. De waterschappen werken al vele jaren samen in STOWA verband om hun kennis te vergroten en breder te verspreiden. Gemeenten en provincies hebben niet zo’n kenniscentrum. Waterschappen hebben in het verleden geleerd vele jaren vooruit te denken. Iets wat politiek gedreven gemeenten en provincies hebben verleerd. De waan van de dag is daar vaak bepalend. Dat kennisniveau en kennisimago van de waterschappen werd al opgebouwd toen dat nog ‘Boerenrepublieken’ waren geleid door besturen die zonder politieke binding op persoonlijke titel en deskundigheid gekozen werden. Sinds 1993 heb ik (als stadsjongen en geen boer) bij 9 verschillende waterschappen in besturen gezeten. Van Domburg tot Winterswijk, in echte ‘Boerenrepublieken’ tot waterschappen waar de ingezetenen de dienst uitmaakten, heb ik ervaringen opgedaan. Tot 2009 zaten in die besturen vooral mensen die deskundig waren of die de benodigde deskundigheden snel verwierven. Na de politisering zag ik dat in hoog tempo veranderen. De politici die toen kwamen hadden vooral hun politieke doelstellingen in het oog en verwierven in de vaak korte tijd dat ze in het bestuur zaten niet die deskundigheden die ik noodzakelijk acht. Besturen betekende voor hen gemiddeld echt iets anders dan voor degenen die vóór 2009 de bestuurszetels vulden. De uitzondering? De geborgde zetels. Daar bleef de deskundigheid en betrokkenheid bij het waterschap en haar taken veel meer behouden. Ik heb ook mogen functieneren op Unie niveau. Mijn constatering is, als lid van een ingezetene fractie, dat het kennisniveau van de Dagelijks bestuursleden afkomstig uit de geborgde zetels gemiddeld aanzienlijk hoger lag dan van de DB leden afkomstig uit de ingezetenen. Ik zie ook in mijn eigen waterschap de neergang in kennis en een oprukkende korte termijn gerichtheid bij de meeste ingezetenen fracties. Ik ben bang dat als de geborgde zetels afgeschaft zouden worden de bestuurlijke kennisafbraak versneld door zal gaan. En uiteindelijk de waterschappen ondergebracht zullen worden bij de provincies of onder een rijksdienst. Wat dat zal betekenen voor Nederland als wereldwijde kennisbron voor waterbeheer laat zich raden. Ik denk daar vermoedelijk heel anders over dan de heer van Mourik.  

ZE…

De afgelopen week stond in het kader van de onderhandelingen over een nieuw bestuursakkoord en  over de aard en samenstelling van een nieuw dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Twee inhoudelijke onderhandelingsronden en een één-op-één gesprek met de informateur/formateur Huub Hieltjes. Impressies/gedachten over de eerste onderhandelingsronde zijn te lezen in het artikel “Heroverwegen”, waarin mijn eerste opmerking was: “Ik werd er niet blij van”. Ook de tweede onderhandelingsronde was voor mij weinig vreugdevol.

Mijn droevige constatering is dat sommige partijen nog steeds denken dat er verkiezingen zijn,  waarbij in de ‘moderne tijd’ van alles geroepen wordt zonder stil te hoeven staan bij de realiteit van alle dag. Je kan dan als VVD nog steeds ervan uitgaan dat je programma haalbaar is. Te vinden in het Verkiezingsprogramma VVD Waterschap Brabantse Delta: “We vinden dat het streven moet zijn de waterschapsbelasting niet te laten stijgen. Indien dit vanwege de veiligheid niet mogelijk is, mogen de lasten voor inwoners en bedrijven maximaal met de inflatiecorrectie worden verhoogd.”
De absolute noodzaak om bepaalde zaken echt aan te pakken zou voor iedereen helder moeten zijn. En dat gaat over meer dan alleen de veiligheid. Denk dan aan klimaatadaptatie (inclusief de samenwerking met gemeenten (stedelijk- en buitengebied), waterberging, robuust watersysteem, hittestress, verdroging, enz.), de aanpak van medicijnresten, de dreiging van boetes vanuit Brussel inzake de KRW, de investeringsachterstand van de waterzuiveringen, baggeren en een voortvarende aanpak van eventuele dijkverbeteringen zodat de doelstellingen ruim voor 2050 dus tijdig gehaald worden. Kernpunt van een nieuw bestuursakkoord zou moeten zijn dingen goed te doen.

Er zijn partijen die iedere verhoging van de tarieven afwijzen en er is de verkiezingswinnaar die normaliter de inspirerend leider van een nieuwe coalitie zou moeten zijn die tariefsverhogingen alleen omwille van de veiligheid accepteert. Voor het VVD denken is dat mogelijk haalbaar als je uitgaat van ‘we doen alleen de kerntaken binnen de bestaande wettelijke normen’. Feitelijk ben je dan uitsluitend uitvoerend en is het waterschap klaar om opgeheven te worden en toegevoegd te worden aan een ministerie als ‘zelfstandig’ bestuursorgaan waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister. Als je zelf geen beleid maakt, heb je ook geen politiek bestuur meer nodig. Dat is vast meer passend in het Haagse partijkartel-denken. Voorbijgaan aan de nieuwe uitdagingen is buitengewoon kortzichtig. Als er feitelijk geen ander programma is dan het beperken van de kosten en je als bestuurder pas hoeft na te denken als er wettelijke normen zijn, hoef je over de ontwikkelingen in de maatschappij niet na te denken, laat staan daar beleid op te ontwikkelen. Waarom zou je nadenken over de uitdagingen die het klimaat je stelt? Wacht maar tot de normen er zijn en als je programma je beperkt tot veiligheid, dan hoef je zelfs met die nieuwe normen niet snel in actie te komen want de normen schrijven bijvoorbeeld voor dat de dijken naar de huidige normen pas in 2050 op orde hoeven te zijn. Al die andere opgaven kunnen dus uitgesteld worden!

Buiten het ‘geld’ was er nog een andere ontnuchtering. Een klein werkgroepje kwam met de volgende definitie van innovatie: “Innovatie als bewezen applicatie van buiten onze organisatie, inclusief sociale innovatie. Innovatie is alleen datgene wat de werking heeft bewezen (in Nederland of daarbuiten)”.  Dit is innovatie op zijn Chinees: kopiëren! Dit is zelfs een ontkenning van de creativiteit van de eigen organisatie. Het is zelfs een verbod op de uitvoering van eigen ideeën.
Wat ik persoonlijk nog erger vind is het freerider-gedrag dat uit de tekst spreekt. Toen ik de presentatrice van de stelling (VVD) daar op aansprak, kwam het antwoord: ‘ik ben een bestuurder van de Brabantse Delta niet van de rest van Nederland’. Dit bepleitte freerider-gedrag van een overheid is, in mijn ogen, asociaal gedrag. Een bestuurder van een waterschap onwaardig. Ik kreeg dezelfde gevoelens van afkeer als ten tijde van de cross border lease besluiten toen de Amerikaanse belastingbetalers mee gingen betalen aan onze investeringen mede ten bate van Amerikaanse financiële instellingen. Voor mij niet acceptabel en moreel verwerpelijk. Ik stemde toen ook tegen. Kan ik hier een collegiaal bestuur mee vormen?

In het één op één gesprek met de informateur/formateur kreeg ik de vraag welke coalitiecombinaties Ons Water wenselijk achtte? Een combinatie met de VVD was, gezien het voorgaande, niet de eerste keuze, terwijl de VVD wel de grootste was bij de verkiezingen en ik graag de wensen van de kiezers respecteer. De afgelopen jaren hebben Ons Water en ik goed kunnen samenwerken met de VVD. Maar de tijd en de opgaven waren anders. Bij de start in 2009 was er een ernstige crisis. Burgers en bedrijven stonden in de overlevingsstand. Het waterschap investeerde bijna jaarlijks minder dan de begroting mogelijk maakte. Kortom: alle reden om de tarieven laag te houden en de sinaasappel (het waterschap) in de sapcentrifuge te leggen. Maar op een bepaald moment is iedere druppel er wel uit en wordt het een organisatie die zaken gaat uitstellen die niet uitstelbaar zouden moeten zijn. Als voorbeeld de uitgestelde investeringen in de rioolwaterzuiveringen. Maar wat ik bijna nog erger vind is het (bestuurlijke)gedrag waar het toe heeft geleid. Als voorbeeld het project: “Sloten, oevers en dijken op orde” waarbij het waterschap keurovertredingen aanpakte. Duizenden burgers en bedrijven werden aangepakt. Soms moesten bomen en beplantingen wijken die er al tientallen jaren stonden. Op zich was dat goed. Want gezien de soms extreme buien moet de doorstroming gegarandeerd worden. Maar, hoe zit het met ons eigen gedrag? Het waterschap heeft al jaren een oplopende achterstand van te baggeren wateren. Hoezo keur? Hoezo vastgelegd profiel? Gelijke monniken, gelijke kappen. Nu is het echt tijd de opgaven van nu aan te pakken. En ja dat kost geld. En als wij ‘de waterautoriteit’ willen zijn moeten we daar inhoud aan geven. Ook in samenwerkingsverbanden met gemeenten moet het eerst gaan om de inhoud daarna pas over het geld en wie wat betaalt en waarom.  Als het andersom wordt, komt er niets van de grond en worden zaken uitgesteld.

Er komt vast een goed en doortimmerd bestuursakkoord met prachtige, door de afdeling voorlichting geformuleerde, volzinnen waar je niet tegen kan zijn. Maar dat is slechts papier en/of het bevindt zich in de digitale cloud een wereld vol van mooie dromen, waar vermoedelijk zelfs 50plus (de partij die tegen iedere verhoging is van de tarieven) voor zal zijn. Voor mij zal dat het teken zijn tegen te stemmen. Ik wil als nabij de Kuip geborene geen woorden maar daden zien. Ik begrijp dat er partijen zijn die een kleinere overheid willen. Maar overheden tot anorexia patiënt bezuinigen mag niet het doel zijn, want dan zal uiteindelijk de dienstverlening steeds meer gevaar lopen en er onder lijden.
Ook in het samenwerkingsverband Ons Water/West-Brabant Waterbreed zijn er reserves bij een eventuele verandering van de samenstelling van het DB. ‘Men weet wel wat men heeft en niet helemaal wat men krijgt’. Ik begrijp die terughoudendheid. Maar juist landbouwers weten wat een goede dienstverlening en een goed functionerend waterschap voor hen en hun bedrijfsvoering betekenen. Zowel mijn boeren als de fractie ongebouwd weten hoe goed het koppel VVD/bedrijven in het DB de voorbije jaren is geweest in het vooruitschuiven van noodzakelijke uitgaven. Gaan we dat weer vier jaar accepteren, vanwege het geld? Of kiezen we voor een waterschap dat haar taken blijvend goed uitvoert en zich voorbereid op de klimaatsveranderingen, die iedereen kan waarnemen, en houden wij West-Brabant geschikt voor goed boeren, goed werken en goed leven!  

Als wij willen dat verkiezingen er toe doen, dat gemaakte plannen er toe doen, dan is het niet vanzelfsprekend dat de uitkomst van deze verkiezing, ruim tien jaar na de eerste van dit waterschap, er toe leidt dat alles jaar na  jaar bij het oude blijft onder het motto: Ze dronken een glas, deden een plas en alles bleef zoals het was.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 177: HEROVERWEGEN

 

| 02-04-2019 | 18.15 uur |


 

OVER WATER 177: HEROVERWEGEN 

 

Maandagavond (1 april) was de eerste ‘inhoudelijke’ ronde, die zou moeten leiden tot een bestuursakkoord. Ik werd er niet blij van. Als je in bestuurlijk Nederland al lang meedraait, zie je tendensen die anderen niet zien. Simpelweg omdat ze die ervaringen niet hebben en dus vaak niet weten hoe de geschiedenis tot stand is gekomen. Ook zie je parallellen die anderen niet zien. Als voorbeeld de systematische uitholling van de Kamers van Koophandel, die uiteindelijk leidde tot de opheffing van de zelfstandige Regionale Kamers van Koophandel en de instelling in november 2014 van een Centrale Kamer van Koophandel als zelfstandig bestuursorgaan, waarvan het bestuur benoemd word door de minister van Economische Zaken. Toen ik in 1993 toetrad tot het bestuur van de Kamer van Koophandel West-Brabant was dat een KvK die, samen met werkgevers- en werknemersorganisaties en gemeenten, economische beleid en projecten ontwikkelde voor de regio. Ik maakte enige tijd deel uit van het Dagelijks Bestuur en was plv-voorzitter en lid van de commissie toerisme en recreatie. Die commissie onderzocht en stimuleerde de toeristische/recreatieve sector van West-Brabant. Van de commissie waren tal van recreatieondernemers lid. Het was een tijd waarin samenwerkingsverbanden en projecten tot stand kwamen waarin de KvK een rol vervulde als smeerolie. En toen kwam de focus op kerntaken en de tarieven! Economische beleid en ontwikkeling waren geen kerntaak en de tarieven moesten omlaag. Hoewel het om zeer bescheiden bedragen ging werd alles gefocust op verlaging van de jaarlijkse bijdrage. Gevolg: de KvK werd uiteindelijk alleen nog maar een administrateur. De regionale economische rol werd geleidelijk uitgekleed en afgebouwd. De economische deskundigheid en de daarop gebaseerde smeerolierol verdween en daarmee de reden van bestaan. Feitelijk werden de KvK’s in 2014 genationaliseerd en ondergebracht bij het ministerie van Economische Zaken als ‘zelfstandig’ bestuursorgaan waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister. 

Waarom dit verhaal over de geschiedenis van KvK’s? Ik zie een parallel. De KvK’s hielden, net als de waterschappen, hun eigen broek op met een eigen heffingssysteem dat voor de volle honderd procent de kosten dekten. En geen politici aan het roer, maar belanghebbenden uit het bedrijfsleven (werkgevers en werknemers) uit de eigen regio. Dat paste niet in het partijkartel. Waterschappen houden ook al honderden jaren hun eigen broek op en hadden tot 2008 ook geen politici aan het roer, maar belanghebbenden die op eigen titel en deskundigheid waren gekozen. Sommige politici en partijen wensten de opheffing van de waterschappen. In November 2011 sprak zelfs een meerderheid van de Tweede Kamer zich daarvoor uit. De provincies konden het waterbeheer er wel bij doen. Een andere optie was omvorming van de waterschappen tot gedecentraliseerde rijksdiensten die rechtstreeks onder Rijkswaterstaat zouden vallen. Feitelijk de KvK variant. Met de politisering van de waterschappen werd in 2008 de eerste nagel in de toekomstige doodskist geslagen. Met de komst van politici begon de afbraak van de deskundigheid in de waterschapsbesturen en nu begin ik de alternatieven in de route naar de begraafplaats te zien. Focus op ‘kerntaken’ en geld. De inhoud wordt steeds meer ondergeschikt aan het geld.

Soms is er alle reden om te bezien wat de motivatie was om bij de staatsinrichting van Nederland als één van de weinige landen in de wereld zo iets in stand te houden als de waterschappen. Ze deden goed werk en hadden de bestuurlijke deskundigheid. Zelfs keizer Napoleon dacht er zo over toe hij het in 1798 opgerichte Bureau van de Waterstaat na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Franse Keizerrijk (met uitzondering van Noord-Brabant) als 16e inspectie toegevoegde aan de Franse waterstaatsorganisatie. De waterschappen bleven! Later kwam daarbij het argument dat besluiten over zo iets fundamenteels als waterveiligheid en de kosten daarvan niet afgewogen zouden moeten worden ten opzichte andere overheidstaken. Met de komst van steeds meer politici neem ik het zelfde waar als wat gebeurde bij de KvK. Steeds meer discussies over geld en steeds minder over de inhoud. Een inhoud die bij waterschappen bij uitstek gaat over de lange termijn. Voor politici is het per definitie moeilijk om hun huidige kiezers te belasten met hogere tarieven voor zaken die vooral ten nutte komen van de kiezers van hun opvolgers. Dit geld in het bijzonder voor politici van een partij waarvan de achterban al hard op weg is de zes planken bestemming te bereiken. Maar ook bij politici van een zogenaamde bestuurlijke partij zie ik weinig realistische benadering van geen of weinig tariefverhogingen, terwijl de absolute noodzaak van bepaalde zaken zich onder hun neus opdringt. Klimaatadaptatie, dijkversterkingen, de aanpak van medicijnresten, de dreiging van boetes vanuit Brussel inzake de KRW , enz. De KRW-doelstellingen, die de Nederlandse regering en de voltallige Nederlandse delegatie in het toenmalige Europese parlement in 2001 aanvaardden, hadden in 2015 gerealiseerd moeten zijn. Er is uitstel verkregen uiterlijk tot 2027. Het zijn politici van dezelfde partijen die verplichtingen aangingen die nu, vanwege de kosten, op de rem trappen. Denken ze werkelijk dat de Zuid-Europese politici, die wij zo graag kapittelen, de kans laten liggen om ons boetes op te leggen. Een land met een overschot op de betalingsbalans van ruim 83 miljard en een begrotingsoverschot van 11 miljard vindt het te duur om aan de zelfopgelegde regels te gaan voldoen? Ze zullen lachend ons de kiezen uittrekken en wat graag die betweters uit Nederland forse boetes opleggen. Dan zijn we jaren ‘zuinig’ geweest en mogen de kiezers van na 2027 alsnog de kosten maken en de boetes van mogelijk tientallen miljoenen per waterschap betalen. 26 jaar de tijd om iets te bereiken en het nog niet voor elkaar krijgen. Dit is pas een ondermijning van je bestaansrecht. In Over Water 51 (2016) werd de onhaalbaarheid van de KRW-doelstellingen al aangetipt. Reken erop dat Zuid-Europese (water)ambtenaren met grote belangstelling lezen wat wij wel of niet doen en schrijven, en welke excuses (geld) we maken. Zelfs mijn brief uit 2005 werd een keer geciteerd met de conclusie: jullie wilden dit zelf, jullie dachten het te kunnen voor 2015, wat zeur je nu als bestuurder in een rijk land met ‘water expertise’?.    

Over de aanpak van medicijnresten publiceerde Ons Water met regelmaat in 2015, in 2016 en in 2018. Er valt geen ontsnappen aan. Een ja, dat gaat meer geld kosten. Of veronachtzamen we de regelgeving en de volksgezondheid? Eens de reden om riolen aan te leggen en het rioolwater te gaan zuiveren. 

Normaliter vind ik dat winners bij verkiezingen beloond moeten worden. Maar als een winnaar feitelijk steeds meer stappen zet richting het graf van een systeem dat goed is, moeten Ons Water en ik andere alternatieven overwegen. Ik heb het proces van de ondergang van de KvK’s meegemaakt. Toen herkende ik niet wat er gebeurde en wat de agenda was van de politici en wetgevers. Nu herken ik het wel. De politisering (2008), de focus op kerntaken, de focus op de tarieven, de focus op hoofdlijnen (want de kennis en interesse voor meer ontbreekt), de introductie van stemwijzers en de veralgemenisering van de stellingen (liegende en dromende politici), de DESTABILISERENDE unie voorstellen (CAB), tot de provinciale regelgeving toe, die feitelijk artikel 40 lid 1 van de waterwet (het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden) omzeilt en streeft naar beroepsbestuurders.

Toen ik op maandagavond in de eenzaamheid van mijn KA’tje naar huis reed dacht ik: werk ik hier aan mee of wordt het tijd voor andere bondgenoten? Het heroverwegen is begonnen. Want als het waterschap begraven wordt is dit land aan de ‘godenzonen’ van Den Haag overgeleverd en wie of wat ontvangt dan de hardste klappen?

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 176: HOE VERDER? EN DE GROOTSTE!?

 

| 30-03-2019 | 09.00 uur |


 

OVER WATER 176: HOE VERDER? EN DE GROOTSTE!?

 

HOE VERDER?

Verkiezingsuitslagen horen vertaald te worden in nieuw voorgenomen beleid en, als er programmatisch overeenstemming is te bereiken, ook in de samenstelling van de dagelijkse besturen (GS, en de DB’s van de waterschappen). Nu moeten de politieke partijen in de provincies en de waterschappen aan de slag om de uitslagen te vertalen in toekomstig beleid en de samenstellingen van Gedeputeerde Staten en de Dagelijkse Besturen van de waterschappen. Hierbij moeten tegenstellingen, die in de verkiezingen zijn uitvergroot, door praten en onderhandelen in ons coalitieland grotendeels worden weggepoetst met toch zo veel mogelijk recht doen aan de zwenkingen die het electoraat heeft gemaakt. Op provinciaal niveau ligt er de opgave de FvD mensen en ideeën in te passen in de politieke systemen en het beleid. Ik ben blij dat ik daar niet over hoef na te denken. 

Bij de waterschappen ligt er een ander verhaal. De verschillen zijn minder groot en de wijzigingen in de opvattingen van de kiezer geringer. Maar als je meerdere verkiezingen naast elkaar zet zijn die wijzigingen er wel. Als voorbeeld mijn eigen waterschap de Brabantse Delta. Bij de eerste verkiezing (eind 2008) haalde de VVD 3 zetels en was het CDA de grootste partij. Toen besloot Ons Water samen met West-Brabant Waterbreed één fractie te vormen (6 zetels). De VVD mocht toen als ‘juniorpartner’ aansluiten in het DB. Voor een werkbare meerderheid was de VVD niet nodig. Alle vijf de DB leden afkomstig uit de fracties vulden ieder 0,5 formatieplaats in.
De verkiezingen in 2015 brachten beperkte verschuivingen. De VVD won een zetel en werd in één klap van nummer vijf in de uitslag nummer één. Ook Ons Water won een zetel maar bleef nummer drie in de uitslag achter het CDA. VVD, CDA en Ons Water hadden vier zetels. De verschillen in stemmental waren beperkt tot minder dan 2000. De ‘juniorpartner’ werd de leider van de onderhandelingen. De partijsamenstelling van het DB veranderde niet en ieder van de DB leden vulde weer 0,5 formatieplaats in. De verkiezingen nu brengen op het oog weinig verschuiving in de partijvoorkeuren. Alleen het CDA zakt verder weg in de kiezersgunst en de VVD kreeg er weer een zeteltje bij.

De vraag nu is: hoe verder? Programmatisch lijkt voorzetting van het huidige DB niet onlogisch. Maar is dat bij 7 zetels voor Ons Water/West-Brabant Waterbreed, 5 zetels voor de VVD, 3 voor het CDA, 3 voor ongebouwd en 3 voor bedrijfsgebouwd wel zo logisch? Beleidsmatig komen er tal van veranderingen op het waterschap af. Klimaatadaptatie zal steeds meer aandacht en geld vergen. De nieuwe toetsingen van onze dijken zullen vermoedelijk een grotere dijkverbeteringsopgave betekenen dan tot nu toegedacht. Willen we boetes vanuit Brussel voorkomen zal er een versnelling moeten komen van de realisering van de Kader Richtlijn Water doelstellingen. Hier ligt een combinatie met de klimaatadaptatie als het gaat over bijvoorbeeld waterbergingen voor de hand. Ook zal de waterzuivering meer geld en tijd gaan vergen. De aanpak van medicijnresten in het afvalwater kan niet langer uitgesteld worden. Ook is het de vraag of een aantal uitgestelde investeringen in de waterzuiveringen op korte termijn gerealiseerd moeten worden. Ook de Unie voorstellen omtrent de financiering van de waterschappen zullen veel denkkracht en discussies vergen. De afgelopen jaren heeft de gecombineerde fractie van Ons Water/West-Brabant Waterbreed uitbreiding van het DB van 2,5 naar 3 formatieplaatsen tegen gehouden. Nu denk ik dat we gezien de grote opgaven en de geleidelijke groei van onze taak er niet aan ontkomen. Wat zou deze genoemde opgaven, gecombineerd met de verkiezingsuitslag, voor de samenstelling van het DB moeten betekenen? De verkiezingswinst van de VVD, die twee keer achter elkaar de verkiezingen won (nu 5 zetels), zou vertaald dienen te worden in de samenstelling of taakverdeling binnen het DB. Er viel immers “wat te kiezen”. Maar voor mij geldt ook dat de combinatie van Ons Water en West-Brabant Waterbreed, met ook twee keer een betere verkiezingsuitslag (nu 7 zetels) in de samenstelling van het DB tot uiting moet kunnen komen. Vrij vertaald: als de VVD met 5 zetels in het DB naar 2 zetels zou gaan, is het logisch dat ook de Ons Water combinatie met West-Brabant Waterbreed met 7 zetels naar 2 zetels in het DB zou gaan. Wie is dan het mogelijke ‘slachtoffer’? Logischerwijs het CDA dat bij twee waterschapsverkiezingen achter elkaar door de kiezers tot verliezer is gemaakt. Wat overwogen zou kunnen worden is dat coalitiefracties, de fracties die wel het programma voor de komen de jaren onderschrijven, maar niet zelf de ‘poppetjes’ leveren, te betrekken bij de selectie van de ‘poppetjes’. Dat kan het bestuurlijk draagvlak verder versterken.
Zelf wil ik graag dat de fracties van ongebouwd en bedrijfsgebouwd vertegenwoordigd blijven in het DB. Zij vertegenwoordigen ondernemers, die een buitengewoon groot belang hebben in de taakuitoefening van het waterschap. In het licht van de waterschaptraditie belang-betaling-zeggenschap past het ook dat deze fracties (ieder 3 zetels) in het DB vertegenwoordigd blijven. Zij hebben ook geen verkiezingen verloren. Huub Hieltjes, de VVD informateur/formateur bij het waterschap Brabantse Delta, wens ik veel succes bij zijn taak.

Ik ben benieuwd hoe de onderhandelingen zowel op provinciaal en op waterschapniveau zullen uitpakken en of de gewijzigde kiezers voorkeuren zowel in beleid als in zetels in de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant en het DB van het waterschap tot uiting zullen komen.
Als verkiezingen er echt toe doen, zoals veel traditionele politici beweren, staan ons zowel op provinciaal- als op waterschapniveau de nodige bestuurlijke veranderingen te wachten. Of blijkt straks: ze dronken een glas en deden een plas en alles bleef zoals het was? Bij de kiezer leeft de wens tot verandering. Als die niet of nauwelijks wordt ingevuld kan de Europese verkiezing wel eens heel interessant worden.  

 

DE GROOTSTE!?

Als je de krantenberichten over de verkiezingen leest of uitzendingen over dat onderwerp volgt op radio of TV lijkt het of het de grootste zijn buitengewoon belangrijk is. Op dit moment is de ‘grootste’ in Nederland nog geen 20 % van de stemmen. Een percentage waarmee je  in een districtenstelsel zoals in het Verenigd Koninkrijk of de VS de kans loopt geen enkele zetel te bemachtigen, terwijl de ‘grootste’ zijn ook geen enkele zekerheid biedt. De PvdA stond de afgelopen 70 jaar een paar keer buitenspel terwijl ze de ‘grootste’ waren en verkiezingswinst haalde. Geen verzilvering van de uitslag en geen verandering toen een groot deel van de kiezers daarom vroeg. De ‘grootste’ en de daaraan verbonden ‘rechten’ zijn vooral een idee van de media en sommige winnende politici. Hiermee worden bij de kiezers verwachtingen gewekt die niet altijd ingevuld worden. De ‘grootste’ vergt ook enige nuancering.

Neem het waterschap Brabantse Delta. Al sinds de start in 2009 is de combinatiefractie Ons Water/ West-Brabant Waterbreed de grootste fractie. 2009-2015 met 6 zetels en vanaf 2015 met 7 zetels. Omdat deze twee groeperingen afzonderlijk de verkiezingen ingaan, zijn wij formeel tot nu toe nooit de ‘grootste’ geweest. Ons Water, mijn eigen club, is slechts de ‘grootste’ in vier gemeenten (Bergen op Zoom, Geertruidenberg, Roosendaal en Steenbergen). West-Brabant Waterbreed bleek nu de ‘grootste’ in vijf gemeenten (Drimmelen, Etten-Leur, Halderberge, Rucphen en Zundert). De VVD, formeel de grootste partij in het waterschap, was de ‘grootste’ in acht gemeenten (Breda,  Gilze-Rijen, Goirle, Loon op Zand, Moerdijk, Oosterhout, Tilburg en Waalwijk). Het CDA was de ‘grootste’ in vier gemeenten (Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Dongen en Woensdrecht). Als je de combinatie fractie van Ons Water/ West-Brabant Waterbreed als één geheel zou beschouwen, wat ze in de bestuurlijke praktijk als fractie vanaf 2009 feitelijk zijn, dan is de VVD nog slechts in één gemeente de ‘grootste’ (Breda) en het CDA nog slechts in twee plattelands gemeenten (Alphen-Chaam en Baarle-Nassau). Hoezo de VVD de ‘grootste’?. Met 1/6 van de zetels in het AB zal de VVD net als iedere andere fractie moeten samenwerken met de anderen. Samenwerken lukt al vele jaren bij de waterschappen. De waterschappen kennen pas sinds 2008 het lijstenstelsel en daarmee partijen. Daarvoor werd ieder bestuurslid op persoonlijke titel en op zijn of haar persoonlijke kwaliteiten gekozen. Dan moet je wel samenwerken om tot meerderheden te komen. Voor organisaties als Ons Water en West-Brabant Waterbreed is het logisch om één fractie te vormen. Dat bundelt kennis en ervaringen en leidt uiteindelijk, ook zonder fractiediscipline, vrijwel altijd tot eensgezindheid. Dat moet echter niet blijven betekenen een ondervertegenwoordiging in het Dagelijks Bestuur. Dat zou geen recht doen aan de verkiezingsuitslag.

Samenwerken leidend tot samenvoeging zouden meer fracties/partijen moeten doen. Dat zou de politieke versnippering verminderen en de bestuurskracht vergroten. Jammer alleen dat de landelijke politiek de voorloper daartoe, de lijstverbinding, wettelijk heeft afgeschaft.       

Louis van der Kallen

 


GEMAAL KEIZERSVEER

 


| jaar 2 | nr. 043 | 16-03-2019 |

| GEMAAL KEIZERSVEER | 

[fbvideo link=”https://www.facebook.com/onswater/videos/656085291487652/” width=”640″ height=”480″ onlyvideo=”1″]

(geluid aanzetten in video).

Gemalen zoals Keizersveer stellen het waterschap in staat te zorgen voor de juiste peilen voor de landbouw en natuur.

 


 

 

JAN SLENDERS OVER DE OVERDIEPSEPOLDER

 


| jaar 2 | nr. 042 | 15-03-2019 |

| JAN SLENDERS OVER DE OVERDIEPSEPOLDER | 

[fbvideo link=”https://www.facebook.com/onswater/videos/2238270073061140/” width=”640″ height=”480″ onlyvideo=”1″]

(geluid aanzetten in video).

De Overdiepsepolder, een Ruimte voor de Rivier project dat het waterschap heeft uitgevoerd. Steeds is het Dagelijks Bestuurslid van Ons Water voor de uitvoering verantwoordelijk geweest. Circa 7 jaar Louis van der Kallen en ruim 15 maanden Jan Slenders.

 


 

 

OVERDIEPSEPOLDER

 


| jaar 2 | nr. 023 | 03-03-2019 |

| OVERDIEPSEPOLDER | 

[fbvideo link=”https://www.facebook.com/onswater/videos/394285384467500/” width=”640″ height=”480″ onlyvideo=”1″]

(geluid aanzetten in video).

Waterveiligheid voor de inwoners van het werkgebied van het waterschap Brabantse Delta en voor de rest van het Maasstroomgebied.

 


 

 

ZWALUWWAND

 


| jaar 2 | nr. 009 | 18-02-2019 |

ZWALUWWAND

[fbvideo link=”https://www.facebook.com/onswater/videos/2033735766919886/” width=”640″ height=”480″ onlyvideo=”1″]

(geluid aanzetten in video).

Een plek waar drie watertaken bij elkaar komen: de waterveiligheid van de dijken van de Amertak en de Donge, de waterkwaliteit en een prachtige zwaluwoeverwand.

 

Google Maps locatie

 


 

 

ZEVENBERGEN

 


| jaar 2 | nr. 008 | 16-02-2019 |

ZEVENBERGEN

[fbvideo link=”https://www.facebook.com/onswater/videos/298808084152501/” width=”640″ height=”480″ onlyvideo=”1″]

(geluid aanzetten in video).

Video over de samenwerking tussen gemeenten en het waterschap bij water in de bebouwde kom en over Cees Huyssoon.

 

Google Maps locatie