OVER WATER 182: IK BEN NIET REKKELIJK

 

| 05-05-2019 | 14.15 uur |


 

OVER WATER 182: IK BEN NIET REKKELIJK

 

Over water 181 OVER TROTS EN SCHAAMTE van vorige week leverde een aantal reacties op die mij er toe brengen tot een nadere duiding van mijn stelling dat het opstellen van een ‘handreiking’ inzake klimaatadaptatie, door de RKC van het waterschap Brabantse Delta, volstrekt haaks staat op de in artikel 2 van de Verordening rekenkamercommissie waterschap Brabantse Delta omschreven “taak van de commissie”. “De commissie doet onderzoeken naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het waterschapsbestuur gevoerde beleid en bestuur.” Artikel 2 van de verordening en artikel 182 van de Gemeentewet (“De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur”) zijn gebiedend (“de commissie doet onderzoeken”) en (“de rekenkamer onderzoekt”) en limiterend (‘naar gevoerde (beleid en) bestuur’).

Er zijn ook andere geluiden. De VNG stelt bijvoorbeeld dat onderzoek naar toekomstig beleid wel zou kunnen, als een goede voorbereiding van het beleid bijdraagt aan de effectiviteit van het beleid. De Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) stelt dat de wet onderzoek naar toekomstig beleid niet verbiedt en dat steeds meer rekenkamers dit doen. Ik ben het daar niet mee eens. In mijn beleving moet ieder woord in wet- en regelgeving serieus worden genomen. Dus ook het limiterende woord “gevoerde”. Dit is niet voor niets opgenomen en gesteld in de verleden tijd. Dat steeds meer rekenkamers wel onderzoek doen naar toekomstig beleid is voor mij geen valide argument. Als anderen een wet overtreden zonder dat de overheid ingrijpt, mag dat voor een rechtschapen burger geen rechtvaardiging zijn dan ook maar de wet te overtreden. Juist van overheden of aan overheden verbonden organisaties mag verwacht en geëist worden dat zij de wet naar geest en letter volgen. Het niet volgen van de wet door overheden, ondermijnd ‘de overheid’.
Ik verbaas mij keer op keer dat het argument gebruikt wordt: ”Er loopt de discussie over” of ”de wet wordt binnenkort wel aangepast”. Burgers en overheden dienen te handelen naar de op dat moment geldende wet- en regelgeving. Soms wordt de status van degenen die er over discussiëren gebruikt om het niet volgen van de wet te onderbouwen. De VNG, de NVRR, hoogleraar X, jurist Y, enz. Het zal mij ‘worst wezen’ wie iets betoogd. Als de 150 plus 75 in Den Haag een wet hebben vastgesteld, of de Staten, een gemeenteraad of een algemeen bestuur van een waterschap een verordening, is een wettelijke regeling gewoon geldig tot hij word ingetrokken of veranderd.

Al die personen die over bestaande wetgeving wel of niet zinnige, rechtvaardige of goede dingen zeggen, zijn niet de wetgever! Ze gaan er niet over. Het ‘ik wil er wel een uurtje over praten’ van de dijkgraaf in het AB van 24 april is aan mij niet besteed. Ik ben niet rekkelijk! Ik zal de geldende wettelijke bepalingen volgen en verwacht dat ook van een Kroonbenoemde dijkgraaf. Hij is net als een burgemeester of Commissaris van de Koning de representant van de Kroon. Staatsrechtelijk is zijn taak mede te zorgen dat het handelen van een AB conform wet- en regelgeving is. Artikel 2 van de verordening is niet vrijblijvend. Het artikel is, net als de hogere wetgeving waarop het is gebaseerd, gebiedend en limiterend. Een overheid die zijn billen afveegt aan wet- en regelgeving ondermijnd daarmee het eigen gezag en ook het gezag van de wetgever.

Een RKC die zich met toekomstig beleid gaat bemoeien handelt niet alleen in strijd met de wet- en regelgeving, maar komt ook in een mijn inziens ongewenste rol terecht. Zij wordt in zekere mate medeverantwoordelijk voor het beleid dat zij mogelijk in de toekomst zou willen onderzoeken.

     

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 181: OVER TROTS EN SCHAAMTE

 

| 27-04-2019 | 9.30 uur |


 

OVER WATER 181: OVER TROTS EN SCHAAMTE

 

Afgelopen week werd het bestuursakkoord “Samen beter” gepresenteerd en unaniem door het Algemeen Bestuur (AB) aanvaard. Ik mocht daar als onderhandelaar van Ons Water een bijdrage aan leveren. Dat bestuursakkoord bevat alle punten die Ons Water belangrijk vindt. Ook werd er weer één fractie gevormd met West-Brabant Waterbreed, zodat een traditie, die vanaf de totstandkoming van het waterschap Brabantse Delta bestaat, werd voorgezet. Wij zijn daarmee vanaf 2009 de grootste fractie in het Algemeen Bestuur. Nu voor het eerst leveren wij in de persoon van Niels Mureau de eerste loco. Een moment van trots.

Het duurde echter nog geen half uur of de schaamte nam het over. De rekenkamercommissie (RKC) gaat in 2019 als onderzoeksonderwerp een ‘handreiking’ maken inzake klimaatadaptatie. Dit staat volstrekt haaks op de in artikel 2 van de Verordening rekenkamercommissie waterschap Brabantse Delta omschreven “taak van de commissie”. “De commissie doet onderzoeken naar de doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid van het door het waterschapsbestuur gevoerde beleid en bestuur.” Een handreiking is GEEN toets van het GEVOERDE beleid. Geen versterking van de controlerende taak van het AB, maar suggesties voor “bestuurlijke beslispunten”. Hiermee gaat de RKC feitelijk op de stoel van de dijkgraaf zitten die ‘klimaat’ in zijn portefeuille heeft. Hij heeft klaarblijkelijk, naar het inzicht van de RKC, hulp nodig. Beleidsvoorbereiding is een taak van het ambtelijk apparaat. Klaarblijkelijk denkt de RKC dat onze beleidsambtenaren niet in staat zijn om op het vlak van klimaatadaptatie hun werk goed te doen en het AB tijdig de geschikte “bestuurlijke beslispunten” voor te leggen! Voor mij was het gestelde onderzoek dan ook volstrekt strijdig met de taak van een RKC, die geborgd is in onze verordening en in de wetgeving waarop de verordening indirect is gebaseerd. De Waterschapwet kent geen vergelijkbaar artikel als artikel 182 van de Gemeentewet. “De rekenkamer onderzoekt de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur.” RKC’s of Rekenkamers zijn voor waterschappen dan ook niet verplicht. Toch was het bij de start van onze RKC in 2009 de bedoeling om in deze de intenties van de wetgever de opstelling van de Gemeentewet te volgen. Versterking van de controlefunctie van het AB. “De rekenkamercommissie maakt onderdeel uit van een palet aan controle-instrumenten die in combinatie met elkaar moeten leiden tot een beter functionerend en transparanter waterschap“, aldus de adviesnota aan het AB in december 2009. Artikel 109a lid 1 van de Waterschapswet luidt: “Het dagelijks bestuur verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur” dit artikel werd mede als kapstok gebruikt bij de instelling van onze RKC. Ook hier weer onderzoek naar het gevoerde bestuur!

Onze RKC veegt met haar ‘handreiking’ de billen af met onze verordening en de Kroon benoemde portefeuillehouder ‘wil er wel een uurtje over praten’! De ‘wetsovertreders’ werden zonder problemen met grote meerderheden herkozen. De recent afgelegde Eed of Belofte: “Ik zal trouw zijn aan de grondwet en de overige wetten van het rijk” was daarvoor geen belemmering. Die zal, in hun ogen, vast niet gelden voor onze eigen ‘wetten’ de verordeningen. Voor mij rest ten aanzien van onze RKC alleen het budgetrecht. Ik zal vanaf nu, tot de opheffing van de RKC dan ook tegen de begroting stemmen.

Maar dat was niet mijn enige frustratie. De stemming en de aanloop daartoe over de vervulling van de twee vacatures voor de RKC heeft mij in retroperspectief veel geleerd. Toen ik afgelopen dinsdagavond in de rondvraag van de onderhandelingen vroeg waarom op de agenda van het AB bij het agendapunt “benoeming 2 leden Rekenkamercommissie” stond: “de twee voordrachten voor deze commissie vinden plaats na de formatie onderhandelingen” en er niet gewoon de volgende dag gekozen kon worden tussen de kandidaten werd mij door een ambtenaar verteld dat die formulering een vergissing was. Tijdens het AB bleek dat het in de ogen van de dijkgraaf geen vergissing was, want hij drong aan op uitstel en overleg over de voordracht. Ik had dus een onwaarachtig antwoord gekregen.
Ook van een fractiegenoot kreeg ik de bemerking dat hij de stemming had gepeild en ‘ze’ zouden massaal op …… stemmen. De suggestie waarom stemmen als je zeker kan weten dat je verliest. Mijn benadering is dat stemmen altijd nuttig is. Als is het maar om de irritatiegraad te meten. Ik werd weggevaagd. 7 tegen 20. Was het alleen de irritatiegraad? De andere uitslag was nog betekenisvoller.
De partijen die in het DB zitten hadden, op Ons Water/Waterbreed na, zonder uitzondering op één en dezelfde kandidaat gestemd. De DB partijen hadden feitelijk bepaald wie voor de niet DB partijen in de RKC zou gaan zitten. Een ‘aparte’ denkwijze over ‘samen beter’. Oorzaak/motivatie? Het is gissen. Maar het lijkt op angsthazerij. Vooral geen kritisch/deskundig AB lid van buiten de coalitie erin. Ze zouden eens de uitvoering van het beleid kunnen gaan onderzoeken en punten ter verbetering aandragen.

Voor mij is het helder:
– nu ik, noch een ander, de RKC van binnenuit kan gaan bijsturen,
– een ruime meerderheid van het AB de billen afvegen aan de verordening normaal vindt,
– coalitiepartijen gecoördineerd uitmaken wie van de niet coalitie leden in het RKC mag (het is handelen naar de letter van een goede gewoonte, helaas niet naar de geest er van),
– de dijkgraaf, het als Kroon benoemde, acceptabel vindt dat de verordening wordt genegeerd.
– kwaliteit en inhoud naar het schijnt ondergeschikt zijn aan het beheersen van onderzoekuitkomsten,
– er onmiskenbaar onderlinge afspraken zijn gemaakt over wie kiezen ‘we’ in de RKC,
kijk ik volstrekt anders naar de collega partijen die dit DB vormen.
Ik zal tegen de komende begrotingen stemmen. Vooralsnog enkel en alleen vanwege het budget voor een instituut dat zich niet aan onze verordening houdt. Ik zal coalitie-overleggen niet bijwonen, want ze kunnen ook, zo is gebleken stemmingen afstemmen zonder mij. Deelname aan bestuurlijke vernieuwingsbijeenkomst of een dergelijke werkgroep zal ik ook mijden. Samen? Deze periode, klaarblijkelijk niet!

Ik betreur ten zeerste dat noch de dijkgraaf, als portefeuillehouder klimaat, noch iemand anders van het DB duidelijk heeft gemaakt dat onze ambtenaren de primaire taak hebben het beleid voor te bereiden voor DB en AB en daartoe over alle daarvoor benodigde competenties in ruime mate beschikken. Het negeren van wet- en regelgeving en het negeren van de intenties van de wetgever ten aanzien van Rekenkameronderzoek vind ik verwerpelijk en kan, naar mijn gevoel, niet door een bestuur, wat de eed heeft afgelegd, afgedaan worden met ‘ik wil er wel een uurtje over praten’. De ‘zondaars’ werden beloond met herverkiezing.

Hoezo “Samen Beter” als je de aanwezige kwaliteit van de niet DB partijen niet wilt benutten. Je kan mij kwalificeren als een slecht verliezer, maar ik heb in alle RKC’s waarin ik mocht dienen, mij steeds krachtig geweerd tegen pogingen af te wijken van eerst beleid, dan uitvoering, dan toetsen van de uitvoering aan het beleid. Alleen in het geval dat het oude bestuur/ambtelijk apparaat door fusie niets meer kan leren van een rapport, waagde ik een enkele keer vooruit te kijken. Dat bleek vaker geen succes dan wel. Ik zal die benadering ook in het waterschap blijven vasthouden. Ik ben vast in de ogen van de geachte lezer gefrustreerd. Ik ben gewend verkiezingen te verliezen. Ik schaam mij voor het simpele feit dat ik niet in staat ben geweest mijn collega’s in te laten zien dat overtredingen van onze verordening ook iets zegt over hoe zij denken over onze voorgangers en onze wetgevers.
Als bestuurders zich al niet aan onze verordeningen houden hoe willen we dan onze ingelanden er toe brengen zich als ordentelijke burgers te gedragen? Voor degenen die hier misschien iets van willen leren lees eens het boek “Moreel leiderschap” van Alex Brenninkmeijer. Voor minder dan 20 euro kan er een wereld voor je opengaan. Nu de wereld lijkt open te staan voor de taal van de klassieke oudheid is mijn aanbeveling: verdiep je eens in Aristoteles zijn leer voor een goed openbaar bestuur, of Plato (Politeia/De Staat) en de begrippen logos, pathos en ethos.      

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 180: DE FINISH EN WAT IS ER VAN TERECHT GEKOMEN?

 

| 20-04-2019 | 11.00 uur |


 

OVER WATER 180: DE FINISH EN WAT IS ER VAN TERECHT GEKOMEN?

 

De finish

De afgelopen weken heb ik wekelijks verslag gedaan van de onderhandelingen om te komen tot een nieuw bestuursakkoord en een nieuw dagelijks bestuur. Eerst een analyse van de verkiezingsuitslag met de titel “Hoe verder”.  Toen een somber stuk vanwege de weinig realistische houding van de overwinnaar met de titel “Heroverwegen“. Daarna een verslag met de titel “Ze“, waarin ik uiting gaf aan mijn frustraties en aangaf wat voor Ons Water de belangrijkste elementen voor een goed bestuursakkoord zijn. In het artikel “Het vordert” heb ik aangegeven dat, na het gesprek tussen de lijsttrekker van de VVD en mij als lijsttrekker van Ons Water, er ook bij de VVD nu het gevoel is binnengekomen dat ‘de taken goed doen’ belangrijk is. De sfeer in de onderhandelingen was omgeslagen. De ‘inhoud’ stond in de verdere onderhandelingen centraal. Als sluitstuk deze week was de discussie over de financiën, dus de vraag welke tariefstijgingen zijn acceptabel? Ook nu bleek dat ook de VVD primair gaat voor ‘de taken goed doen’. Natuurlijk is het beperken van de tarieven voor iedere fractie de opgave voor de komende vier jaar. Maar de (nieuwe) uitdagingen, mede veroorzaakt door de veranderingen in het klimaat, kosten helaas geld. Dat zullen we de belastingbetalers uit moeten leggen. De voor Ons Water belangrijke zaken staan in het nieuwe bestuursakkoord. Natuurlijk hebben ook wij een aantal compromissen moeten sluiten. Maar de voor ons essentiële zaken zoals onder andere: de veiligheid van onze waterkeringen, aanpak van de achterstanden bij de rioolwaterzuiveringen en het baggeren van vaarwegen en legger waterengangen, alsmede het in overeenstemming brengen van de handelingspraktijk met de regelgeving middels de peilbesluiten, zitten in het nieuwe bestuursakkoord. Nu nog de laatste punten en komma’s en het nieuwe DB kan gekozen worden.
Ik hoop dat ons DB-lid, uit straks de grootste fractie, de eerste loco-dijkgraaf zal worden. Voor Ons Water is het niet alleen logisch dat de grootste fractie die levert, maar ook dat de eerste loco-dijkgraaf komt uit de door de kiezer gekozen fracties. In fracties die zuchten onder de tucht van de kiezer is sprake van meer politieke sensibiliteit dan onder de geborgde fracties die gefocust zijn op de belangen van de categorie die zij vertegenwoordigen. Juist die politieke sensibiliteit is nodig als de dijkgraaf vervangen moet worden. Het gezicht naar buiten van het waterschap in tal van contacten met samenwerkingspartners, zoals andere overheden en de media is, naar mijn inzicht, van groot belang. Ik hoop en vertrouw erop dat onder de nieuwe DB leden dat besef ook aanwezig zal zijn. 
De komende vier jaar zal Ons Water weer met West-Brabant Waterbreed één fractie vormen. Vanuit de kracht van het zijn van de grootste fractie zullen wij met ons zevental het functioneren van het nieuwe DB kritisch maar constructief volgen. De woorden zijn zo dadelijk op papier gezet en in de digitale cloud geslingerd. Nu de daden!

Wat is er van terecht gekomen?

Augustus 2000 kwam “waterbeleid voor de 21e eeuw” uit, het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw. In februari 2001 tekenden het Rijk, de Unie, de VNG en het IPO de Startovereenkomst waterbeleid 21e eeuw en in februari 2002 kwam “Waterbeheer 21e eeuw, WB21: aanleiding, afspraken en maatregelen” uit van de Unie. Met het in juli 2003 ondertekende Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) werd met de uitvoering een begin gemaakt. Via Teleac/NOT werd in 2001 middels acht televisieprogramma het ‘waterbeheer in de 21e eeuw’ uitgelegd. 

Wat is er sinds die tijd op het vlak van: normering, de watertoets, wateropgaven, deelstroomgebiedsvisies en de regelingen rond schade, schadevergoeding en verzekeringen feitelijk tot stand gekomen? Is bij de uitwerking in de stroomgebieden nu echt gekozen voor ruimtelijke maatregelen en is aan de drietrap (vasthouden, opvangen en dan pas afvoeren) consequent inhoud gegeven? Was indien er gekozen werd voor technische oplossingen de motivatie van de waterschappen adequaat en werd deze getoetst door de provincies en/of door het Rijk? Zijn er succesvolle stroomgebiedallianties tot stand gekomen? Wat was de schade van de droge zomer van 2018 geweest als de adviezen uit augustus 2000 al verregaand waren uitgevoerd? Bij de start in 2001 waren er nog 57 waterschappen nu nog 21. Wat heeft deze concentratie opgeleverd? En is er in de ‘baten’ een verschil in de gebieden waar waterschappen wel vergaand fuseerden en waar niet? Is het “waterbeleid voor de 21e eeuw” nu ook werkelijk leidend geweest in de aanpak van de in het advies gesignaleerde waterproblemen?

Dit zijn vragen die ik graag, in een onderzoek op Unie niveau, beantwoord zou willen hebben. Voor mij is het   “waterbeleid voor de 21e eeuw” bepalend geweest in mijn denken. De commissie onder voorzitterschap van oud-gedeputeerde Tielrooij kwam met een gedegen advies. Nu bijna 20 jaar later constateer ik, op basis van mijn waarneming, dat er door politici is gewinkeld in de aanbevelingen en de waan van de dag vaker leidend is geweest dan de adviezen van Tielrooij en zijn kompanen, terwijl de klimaatontwikkelingen aantonen dat de adviezen van bijna 20 jaar geleden op goede gronden waren gebaseerd.   

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 178: “DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE” EN ZE…

 

| 07-04-2019 | 17.45 uur |


 

OVER WATER 178: “DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE” EN ZE… 

 

“DEMOCRATISCH WATERSCHAP IS FARCE”

Deze week stond in de Dagelijkse Nieuwsbrief van Binnenlands Bestuur een column van Piet van Mourik met de uitdagende titel “Democratisch waterschap is farce”. Piet van Mourik is directeur van de Stichting De regisserende Gemeente en afgestudeerd in sociale geografie, planologie en in organisatie- en bestuurskunde. De auteur maakt gehakt van de bestuurssamenstelling van de waterschappen en vraagt zich ‘honderd jaar na invoering van het algemeen kiesrecht’ af of een waterschap wel een democratisch gestuurd orgaan is? Hij noemt de geborgde zetels een “verkapt censuskiesrecht uit een vervlogen verleden”. Hij ziet onomkeerbare patronen in de samenleving zich af tekenen. ‘Waar snel en vrij surfende professionals zich ontwikkelen tot netwerken van deskundigen’. Hij ziet een ‘klein clubje boeren met onvervreemdbare rechten en oppert de vraag of het aantal geborgde zetels moet blijven’. Zijn conclusie: “In het licht van de maatschappelijke machtsverschuiving moet Provinciale Staten aan de bak om de democratische balans te herstellen. Zij zijn immers de instantie dat over de uiteindelijke hoeveelheid geborgde zetels gaat. En omdat provincies ook nog de ruimtelijke inrichting van gemeenten bepalen, geldt afdoen met ‘er is geen liberaal of socialistisch waterbeheer’ als nepnieuws”. Hij ziet de maatschappelijke veranderingen (de tijdgeest) “als gruwel voor de boeren maar topic voor de komende provinciale agenda”.

Soms verbaas ik mij over mensen als de heer van Mourik. In zijn column onderschrijft hij dat waterschappen “op het gebied van kennis van watertechniek en doorrekeningen wereldwijd op ongekende hoogte staan”. Ik denk dan, waarom beseft hij niet hoe waterschappen daar zijn gekomen? Andere Nederlandse decentrale overheden staan met hun kennis zeker niet wereldwijd op ongekende hoogte. Samenwerken doen ze wel maar niet of nauwelijks op technisch gebied op de taken die zij uitvoeren. De waterschappen werken al vele jaren samen in STOWA verband om hun kennis te vergroten en breder te verspreiden. Gemeenten en provincies hebben niet zo’n kenniscentrum. Waterschappen hebben in het verleden geleerd vele jaren vooruit te denken. Iets wat politiek gedreven gemeenten en provincies hebben verleerd. De waan van de dag is daar vaak bepalend. Dat kennisniveau en kennisimago van de waterschappen werd al opgebouwd toen dat nog ‘Boerenrepublieken’ waren geleid door besturen die zonder politieke binding op persoonlijke titel en deskundigheid gekozen werden. Sinds 1993 heb ik (als stadsjongen en geen boer) bij 9 verschillende waterschappen in besturen gezeten. Van Domburg tot Winterswijk, in echte ‘Boerenrepublieken’ tot waterschappen waar de ingezetenen de dienst uitmaakten, heb ik ervaringen opgedaan. Tot 2009 zaten in die besturen vooral mensen die deskundig waren of die de benodigde deskundigheden snel verwierven. Na de politisering zag ik dat in hoog tempo veranderen. De politici die toen kwamen hadden vooral hun politieke doelstellingen in het oog en verwierven in de vaak korte tijd dat ze in het bestuur zaten niet die deskundigheden die ik noodzakelijk acht. Besturen betekende voor hen gemiddeld echt iets anders dan voor degenen die vóór 2009 de bestuurszetels vulden. De uitzondering? De geborgde zetels. Daar bleef de deskundigheid en betrokkenheid bij het waterschap en haar taken veel meer behouden. Ik heb ook mogen functieneren op Unie niveau. Mijn constatering is, als lid van een ingezetene fractie, dat het kennisniveau van de Dagelijks bestuursleden afkomstig uit de geborgde zetels gemiddeld aanzienlijk hoger lag dan van de DB leden afkomstig uit de ingezetenen. Ik zie ook in mijn eigen waterschap de neergang in kennis en een oprukkende korte termijn gerichtheid bij de meeste ingezetenen fracties. Ik ben bang dat als de geborgde zetels afgeschaft zouden worden de bestuurlijke kennisafbraak versneld door zal gaan. En uiteindelijk de waterschappen ondergebracht zullen worden bij de provincies of onder een rijksdienst. Wat dat zal betekenen voor Nederland als wereldwijde kennisbron voor waterbeheer laat zich raden. Ik denk daar vermoedelijk heel anders over dan de heer van Mourik.  

ZE…

De afgelopen week stond in het kader van de onderhandelingen over een nieuw bestuursakkoord en  over de aard en samenstelling van een nieuw dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Twee inhoudelijke onderhandelingsronden en een één-op-één gesprek met de informateur/formateur Huub Hieltjes. Impressies/gedachten over de eerste onderhandelingsronde zijn te lezen in het artikel “Heroverwegen”, waarin mijn eerste opmerking was: “Ik werd er niet blij van”. Ook de tweede onderhandelingsronde was voor mij weinig vreugdevol.

Mijn droevige constatering is dat sommige partijen nog steeds denken dat er verkiezingen zijn,  waarbij in de ‘moderne tijd’ van alles geroepen wordt zonder stil te hoeven staan bij de realiteit van alle dag. Je kan dan als VVD nog steeds ervan uitgaan dat je programma haalbaar is. Te vinden in het Verkiezingsprogramma VVD Waterschap Brabantse Delta: “We vinden dat het streven moet zijn de waterschapsbelasting niet te laten stijgen. Indien dit vanwege de veiligheid niet mogelijk is, mogen de lasten voor inwoners en bedrijven maximaal met de inflatiecorrectie worden verhoogd.”
De absolute noodzaak om bepaalde zaken echt aan te pakken zou voor iedereen helder moeten zijn. En dat gaat over meer dan alleen de veiligheid. Denk dan aan klimaatadaptatie (inclusief de samenwerking met gemeenten (stedelijk- en buitengebied), waterberging, robuust watersysteem, hittestress, verdroging, enz.), de aanpak van medicijnresten, de dreiging van boetes vanuit Brussel inzake de KRW, de investeringsachterstand van de waterzuiveringen, baggeren en een voortvarende aanpak van eventuele dijkverbeteringen zodat de doelstellingen ruim voor 2050 dus tijdig gehaald worden. Kernpunt van een nieuw bestuursakkoord zou moeten zijn dingen goed te doen.

Er zijn partijen die iedere verhoging van de tarieven afwijzen en er is de verkiezingswinnaar die normaliter de inspirerend leider van een nieuwe coalitie zou moeten zijn die tariefsverhogingen alleen omwille van de veiligheid accepteert. Voor het VVD denken is dat mogelijk haalbaar als je uitgaat van ‘we doen alleen de kerntaken binnen de bestaande wettelijke normen’. Feitelijk ben je dan uitsluitend uitvoerend en is het waterschap klaar om opgeheven te worden en toegevoegd te worden aan een ministerie als ‘zelfstandig’ bestuursorgaan waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister. Als je zelf geen beleid maakt, heb je ook geen politiek bestuur meer nodig. Dat is vast meer passend in het Haagse partijkartel-denken. Voorbijgaan aan de nieuwe uitdagingen is buitengewoon kortzichtig. Als er feitelijk geen ander programma is dan het beperken van de kosten en je als bestuurder pas hoeft na te denken als er wettelijke normen zijn, hoef je over de ontwikkelingen in de maatschappij niet na te denken, laat staan daar beleid op te ontwikkelen. Waarom zou je nadenken over de uitdagingen die het klimaat je stelt? Wacht maar tot de normen er zijn en als je programma je beperkt tot veiligheid, dan hoef je zelfs met die nieuwe normen niet snel in actie te komen want de normen schrijven bijvoorbeeld voor dat de dijken naar de huidige normen pas in 2050 op orde hoeven te zijn. Al die andere opgaven kunnen dus uitgesteld worden!

Buiten het ‘geld’ was er nog een andere ontnuchtering. Een klein werkgroepje kwam met de volgende definitie van innovatie: “Innovatie als bewezen applicatie van buiten onze organisatie, inclusief sociale innovatie. Innovatie is alleen datgene wat de werking heeft bewezen (in Nederland of daarbuiten)”.  Dit is innovatie op zijn Chinees: kopiëren! Dit is zelfs een ontkenning van de creativiteit van de eigen organisatie. Het is zelfs een verbod op de uitvoering van eigen ideeën.
Wat ik persoonlijk nog erger vind is het freerider-gedrag dat uit de tekst spreekt. Toen ik de presentatrice van de stelling (VVD) daar op aansprak, kwam het antwoord: ‘ik ben een bestuurder van de Brabantse Delta niet van de rest van Nederland’. Dit bepleitte freerider-gedrag van een overheid is, in mijn ogen, asociaal gedrag. Een bestuurder van een waterschap onwaardig. Ik kreeg dezelfde gevoelens van afkeer als ten tijde van de cross border lease besluiten toen de Amerikaanse belastingbetalers mee gingen betalen aan onze investeringen mede ten bate van Amerikaanse financiële instellingen. Voor mij niet acceptabel en moreel verwerpelijk. Ik stemde toen ook tegen. Kan ik hier een collegiaal bestuur mee vormen?

In het één op één gesprek met de informateur/formateur kreeg ik de vraag welke coalitiecombinaties Ons Water wenselijk achtte? Een combinatie met de VVD was, gezien het voorgaande, niet de eerste keuze, terwijl de VVD wel de grootste was bij de verkiezingen en ik graag de wensen van de kiezers respecteer. De afgelopen jaren hebben Ons Water en ik goed kunnen samenwerken met de VVD. Maar de tijd en de opgaven waren anders. Bij de start in 2009 was er een ernstige crisis. Burgers en bedrijven stonden in de overlevingsstand. Het waterschap investeerde bijna jaarlijks minder dan de begroting mogelijk maakte. Kortom: alle reden om de tarieven laag te houden en de sinaasappel (het waterschap) in de sapcentrifuge te leggen. Maar op een bepaald moment is iedere druppel er wel uit en wordt het een organisatie die zaken gaat uitstellen die niet uitstelbaar zouden moeten zijn. Als voorbeeld de uitgestelde investeringen in de rioolwaterzuiveringen. Maar wat ik bijna nog erger vind is het (bestuurlijke)gedrag waar het toe heeft geleid. Als voorbeeld het project: “Sloten, oevers en dijken op orde” waarbij het waterschap keurovertredingen aanpakte. Duizenden burgers en bedrijven werden aangepakt. Soms moesten bomen en beplantingen wijken die er al tientallen jaren stonden. Op zich was dat goed. Want gezien de soms extreme buien moet de doorstroming gegarandeerd worden. Maar, hoe zit het met ons eigen gedrag? Het waterschap heeft al jaren een oplopende achterstand van te baggeren wateren. Hoezo keur? Hoezo vastgelegd profiel? Gelijke monniken, gelijke kappen. Nu is het echt tijd de opgaven van nu aan te pakken. En ja dat kost geld. En als wij ‘de waterautoriteit’ willen zijn moeten we daar inhoud aan geven. Ook in samenwerkingsverbanden met gemeenten moet het eerst gaan om de inhoud daarna pas over het geld en wie wat betaalt en waarom.  Als het andersom wordt, komt er niets van de grond en worden zaken uitgesteld.

Er komt vast een goed en doortimmerd bestuursakkoord met prachtige, door de afdeling voorlichting geformuleerde, volzinnen waar je niet tegen kan zijn. Maar dat is slechts papier en/of het bevindt zich in de digitale cloud een wereld vol van mooie dromen, waar vermoedelijk zelfs 50plus (de partij die tegen iedere verhoging is van de tarieven) voor zal zijn. Voor mij zal dat het teken zijn tegen te stemmen. Ik wil als nabij de Kuip geborene geen woorden maar daden zien. Ik begrijp dat er partijen zijn die een kleinere overheid willen. Maar overheden tot anorexia patiënt bezuinigen mag niet het doel zijn, want dan zal uiteindelijk de dienstverlening steeds meer gevaar lopen en er onder lijden.
Ook in het samenwerkingsverband Ons Water/West-Brabant Waterbreed zijn er reserves bij een eventuele verandering van de samenstelling van het DB. ‘Men weet wel wat men heeft en niet helemaal wat men krijgt’. Ik begrijp die terughoudendheid. Maar juist landbouwers weten wat een goede dienstverlening en een goed functionerend waterschap voor hen en hun bedrijfsvoering betekenen. Zowel mijn boeren als de fractie ongebouwd weten hoe goed het koppel VVD/bedrijven in het DB de voorbije jaren is geweest in het vooruitschuiven van noodzakelijke uitgaven. Gaan we dat weer vier jaar accepteren, vanwege het geld? Of kiezen we voor een waterschap dat haar taken blijvend goed uitvoert en zich voorbereid op de klimaatsveranderingen, die iedereen kan waarnemen, en houden wij West-Brabant geschikt voor goed boeren, goed werken en goed leven!  

Als wij willen dat verkiezingen er toe doen, dat gemaakte plannen er toe doen, dan is het niet vanzelfsprekend dat de uitkomst van deze verkiezing, ruim tien jaar na de eerste van dit waterschap, er toe leidt dat alles jaar na  jaar bij het oude blijft onder het motto: Ze dronken een glas, deden een plas en alles bleef zoals het was.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 177: HEROVERWEGEN

 

| 02-04-2019 | 18.15 uur |


 

OVER WATER 177: HEROVERWEGEN 

 

Maandagavond (1 april) was de eerste ‘inhoudelijke’ ronde, die zou moeten leiden tot een bestuursakkoord. Ik werd er niet blij van. Als je in bestuurlijk Nederland al lang meedraait, zie je tendensen die anderen niet zien. Simpelweg omdat ze die ervaringen niet hebben en dus vaak niet weten hoe de geschiedenis tot stand is gekomen. Ook zie je parallellen die anderen niet zien. Als voorbeeld de systematische uitholling van de Kamers van Koophandel, die uiteindelijk leidde tot de opheffing van de zelfstandige Regionale Kamers van Koophandel en de instelling in november 2014 van een Centrale Kamer van Koophandel als zelfstandig bestuursorgaan, waarvan het bestuur benoemd word door de minister van Economische Zaken. Toen ik in 1993 toetrad tot het bestuur van de Kamer van Koophandel West-Brabant was dat een KvK die, samen met werkgevers- en werknemersorganisaties en gemeenten, economische beleid en projecten ontwikkelde voor de regio. Ik maakte enige tijd deel uit van het Dagelijks Bestuur en was plv-voorzitter en lid van de commissie toerisme en recreatie. Die commissie onderzocht en stimuleerde de toeristische/recreatieve sector van West-Brabant. Van de commissie waren tal van recreatieondernemers lid. Het was een tijd waarin samenwerkingsverbanden en projecten tot stand kwamen waarin de KvK een rol vervulde als smeerolie. En toen kwam de focus op kerntaken en de tarieven! Economische beleid en ontwikkeling waren geen kerntaak en de tarieven moesten omlaag. Hoewel het om zeer bescheiden bedragen ging werd alles gefocust op verlaging van de jaarlijkse bijdrage. Gevolg: de KvK werd uiteindelijk alleen nog maar een administrateur. De regionale economische rol werd geleidelijk uitgekleed en afgebouwd. De economische deskundigheid en de daarop gebaseerde smeerolierol verdween en daarmee de reden van bestaan. Feitelijk werden de KvK’s in 2014 genationaliseerd en ondergebracht bij het ministerie van Economische Zaken als ‘zelfstandig’ bestuursorgaan waarvan het bestuur benoemd wordt door de Minister. 

Waarom dit verhaal over de geschiedenis van KvK’s? Ik zie een parallel. De KvK’s hielden, net als de waterschappen, hun eigen broek op met een eigen heffingssysteem dat voor de volle honderd procent de kosten dekten. En geen politici aan het roer, maar belanghebbenden uit het bedrijfsleven (werkgevers en werknemers) uit de eigen regio. Dat paste niet in het partijkartel. Waterschappen houden ook al honderden jaren hun eigen broek op en hadden tot 2008 ook geen politici aan het roer, maar belanghebbenden die op eigen titel en deskundigheid waren gekozen. Sommige politici en partijen wensten de opheffing van de waterschappen. In November 2011 sprak zelfs een meerderheid van de Tweede Kamer zich daarvoor uit. De provincies konden het waterbeheer er wel bij doen. Een andere optie was omvorming van de waterschappen tot gedecentraliseerde rijksdiensten die rechtstreeks onder Rijkswaterstaat zouden vallen. Feitelijk de KvK variant. Met de politisering van de waterschappen werd in 2008 de eerste nagel in de toekomstige doodskist geslagen. Met de komst van politici begon de afbraak van de deskundigheid in de waterschapsbesturen en nu begin ik de alternatieven in de route naar de begraafplaats te zien. Focus op ‘kerntaken’ en geld. De inhoud wordt steeds meer ondergeschikt aan het geld.

Soms is er alle reden om te bezien wat de motivatie was om bij de staatsinrichting van Nederland als één van de weinige landen in de wereld zo iets in stand te houden als de waterschappen. Ze deden goed werk en hadden de bestuurlijke deskundigheid. Zelfs keizer Napoleon dacht er zo over toe hij het in 1798 opgerichte Bureau van de Waterstaat na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Franse Keizerrijk (met uitzondering van Noord-Brabant) als 16e inspectie toegevoegde aan de Franse waterstaatsorganisatie. De waterschappen bleven! Later kwam daarbij het argument dat besluiten over zo iets fundamenteels als waterveiligheid en de kosten daarvan niet afgewogen zouden moeten worden ten opzichte andere overheidstaken. Met de komst van steeds meer politici neem ik het zelfde waar als wat gebeurde bij de KvK. Steeds meer discussies over geld en steeds minder over de inhoud. Een inhoud die bij waterschappen bij uitstek gaat over de lange termijn. Voor politici is het per definitie moeilijk om hun huidige kiezers te belasten met hogere tarieven voor zaken die vooral ten nutte komen van de kiezers van hun opvolgers. Dit geld in het bijzonder voor politici van een partij waarvan de achterban al hard op weg is de zes planken bestemming te bereiken. Maar ook bij politici van een zogenaamde bestuurlijke partij zie ik weinig realistische benadering van geen of weinig tariefverhogingen, terwijl de absolute noodzaak van bepaalde zaken zich onder hun neus opdringt. Klimaatadaptatie, dijkversterkingen, de aanpak van medicijnresten, de dreiging van boetes vanuit Brussel inzake de KRW , enz. De KRW-doelstellingen, die de Nederlandse regering en de voltallige Nederlandse delegatie in het toenmalige Europese parlement in 2001 aanvaardden, hadden in 2015 gerealiseerd moeten zijn. Er is uitstel verkregen uiterlijk tot 2027. Het zijn politici van dezelfde partijen die verplichtingen aangingen die nu, vanwege de kosten, op de rem trappen. Denken ze werkelijk dat de Zuid-Europese politici, die wij zo graag kapittelen, de kans laten liggen om ons boetes op te leggen. Een land met een overschot op de betalingsbalans van ruim 83 miljard en een begrotingsoverschot van 11 miljard vindt het te duur om aan de zelfopgelegde regels te gaan voldoen? Ze zullen lachend ons de kiezen uittrekken en wat graag die betweters uit Nederland forse boetes opleggen. Dan zijn we jaren ‘zuinig’ geweest en mogen de kiezers van na 2027 alsnog de kosten maken en de boetes van mogelijk tientallen miljoenen per waterschap betalen. 26 jaar de tijd om iets te bereiken en het nog niet voor elkaar krijgen. Dit is pas een ondermijning van je bestaansrecht. In Over Water 51 (2016) werd de onhaalbaarheid van de KRW-doelstellingen al aangetipt. Reken erop dat Zuid-Europese (water)ambtenaren met grote belangstelling lezen wat wij wel of niet doen en schrijven, en welke excuses (geld) we maken. Zelfs mijn brief uit 2005 werd een keer geciteerd met de conclusie: jullie wilden dit zelf, jullie dachten het te kunnen voor 2015, wat zeur je nu als bestuurder in een rijk land met ‘water expertise’?.    

Over de aanpak van medicijnresten publiceerde Ons Water met regelmaat in 2015, in 2016 en in 2018. Er valt geen ontsnappen aan. Een ja, dat gaat meer geld kosten. Of veronachtzamen we de regelgeving en de volksgezondheid? Eens de reden om riolen aan te leggen en het rioolwater te gaan zuiveren. 

Normaliter vind ik dat winners bij verkiezingen beloond moeten worden. Maar als een winnaar feitelijk steeds meer stappen zet richting het graf van een systeem dat goed is, moeten Ons Water en ik andere alternatieven overwegen. Ik heb het proces van de ondergang van de KvK’s meegemaakt. Toen herkende ik niet wat er gebeurde en wat de agenda was van de politici en wetgevers. Nu herken ik het wel. De politisering (2008), de focus op kerntaken, de focus op de tarieven, de focus op hoofdlijnen (want de kennis en interesse voor meer ontbreekt), de introductie van stemwijzers en de veralgemenisering van de stellingen (liegende en dromende politici), de DESTABILISERENDE unie voorstellen (CAB), tot de provinciale regelgeving toe, die feitelijk artikel 40 lid 1 van de waterwet (het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden) omzeilt en streeft naar beroepsbestuurders.

Toen ik op maandagavond in de eenzaamheid van mijn KA’tje naar huis reed dacht ik: werk ik hier aan mee of wordt het tijd voor andere bondgenoten? Het heroverwegen is begonnen. Want als het waterschap begraven wordt is dit land aan de ‘godenzonen’ van Den Haag overgeleverd en wie of wat ontvangt dan de hardste klappen?

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 176: HOE VERDER? EN DE GROOTSTE!?

 

| 30-03-2019 | 09.00 uur |


 

OVER WATER 176: HOE VERDER? EN DE GROOTSTE!?

 

HOE VERDER?

Verkiezingsuitslagen horen vertaald te worden in nieuw voorgenomen beleid en, als er programmatisch overeenstemming is te bereiken, ook in de samenstelling van de dagelijkse besturen (GS, en de DB’s van de waterschappen). Nu moeten de politieke partijen in de provincies en de waterschappen aan de slag om de uitslagen te vertalen in toekomstig beleid en de samenstellingen van Gedeputeerde Staten en de Dagelijkse Besturen van de waterschappen. Hierbij moeten tegenstellingen, die in de verkiezingen zijn uitvergroot, door praten en onderhandelen in ons coalitieland grotendeels worden weggepoetst met toch zo veel mogelijk recht doen aan de zwenkingen die het electoraat heeft gemaakt. Op provinciaal niveau ligt er de opgave de FvD mensen en ideeën in te passen in de politieke systemen en het beleid. Ik ben blij dat ik daar niet over hoef na te denken. 

Bij de waterschappen ligt er een ander verhaal. De verschillen zijn minder groot en de wijzigingen in de opvattingen van de kiezer geringer. Maar als je meerdere verkiezingen naast elkaar zet zijn die wijzigingen er wel. Als voorbeeld mijn eigen waterschap de Brabantse Delta. Bij de eerste verkiezing (eind 2008) haalde de VVD 3 zetels en was het CDA de grootste partij. Toen besloot Ons Water samen met West-Brabant Waterbreed één fractie te vormen (6 zetels). De VVD mocht toen als ‘juniorpartner’ aansluiten in het DB. Voor een werkbare meerderheid was de VVD niet nodig. Alle vijf de DB leden afkomstig uit de fracties vulden ieder 0,5 formatieplaats in.
De verkiezingen in 2015 brachten beperkte verschuivingen. De VVD won een zetel en werd in één klap van nummer vijf in de uitslag nummer één. Ook Ons Water won een zetel maar bleef nummer drie in de uitslag achter het CDA. VVD, CDA en Ons Water hadden vier zetels. De verschillen in stemmental waren beperkt tot minder dan 2000. De ‘juniorpartner’ werd de leider van de onderhandelingen. De partijsamenstelling van het DB veranderde niet en ieder van de DB leden vulde weer 0,5 formatieplaats in. De verkiezingen nu brengen op het oog weinig verschuiving in de partijvoorkeuren. Alleen het CDA zakt verder weg in de kiezersgunst en de VVD kreeg er weer een zeteltje bij.

De vraag nu is: hoe verder? Programmatisch lijkt voorzetting van het huidige DB niet onlogisch. Maar is dat bij 7 zetels voor Ons Water/West-Brabant Waterbreed, 5 zetels voor de VVD, 3 voor het CDA, 3 voor ongebouwd en 3 voor bedrijfsgebouwd wel zo logisch? Beleidsmatig komen er tal van veranderingen op het waterschap af. Klimaatadaptatie zal steeds meer aandacht en geld vergen. De nieuwe toetsingen van onze dijken zullen vermoedelijk een grotere dijkverbeteringsopgave betekenen dan tot nu toegedacht. Willen we boetes vanuit Brussel voorkomen zal er een versnelling moeten komen van de realisering van de Kader Richtlijn Water doelstellingen. Hier ligt een combinatie met de klimaatadaptatie als het gaat over bijvoorbeeld waterbergingen voor de hand. Ook zal de waterzuivering meer geld en tijd gaan vergen. De aanpak van medicijnresten in het afvalwater kan niet langer uitgesteld worden. Ook is het de vraag of een aantal uitgestelde investeringen in de waterzuiveringen op korte termijn gerealiseerd moeten worden. Ook de Unie voorstellen omtrent de financiering van de waterschappen zullen veel denkkracht en discussies vergen. De afgelopen jaren heeft de gecombineerde fractie van Ons Water/West-Brabant Waterbreed uitbreiding van het DB van 2,5 naar 3 formatieplaatsen tegen gehouden. Nu denk ik dat we gezien de grote opgaven en de geleidelijke groei van onze taak er niet aan ontkomen. Wat zou deze genoemde opgaven, gecombineerd met de verkiezingsuitslag, voor de samenstelling van het DB moeten betekenen? De verkiezingswinst van de VVD, die twee keer achter elkaar de verkiezingen won (nu 5 zetels), zou vertaald dienen te worden in de samenstelling of taakverdeling binnen het DB. Er viel immers “wat te kiezen”. Maar voor mij geldt ook dat de combinatie van Ons Water en West-Brabant Waterbreed, met ook twee keer een betere verkiezingsuitslag (nu 7 zetels) in de samenstelling van het DB tot uiting moet kunnen komen. Vrij vertaald: als de VVD met 5 zetels in het DB naar 2 zetels zou gaan, is het logisch dat ook de Ons Water combinatie met West-Brabant Waterbreed met 7 zetels naar 2 zetels in het DB zou gaan. Wie is dan het mogelijke ‘slachtoffer’? Logischerwijs het CDA dat bij twee waterschapsverkiezingen achter elkaar door de kiezers tot verliezer is gemaakt. Wat overwogen zou kunnen worden is dat coalitiefracties, de fracties die wel het programma voor de komen de jaren onderschrijven, maar niet zelf de ‘poppetjes’ leveren, te betrekken bij de selectie van de ‘poppetjes’. Dat kan het bestuurlijk draagvlak verder versterken.
Zelf wil ik graag dat de fracties van ongebouwd en bedrijfsgebouwd vertegenwoordigd blijven in het DB. Zij vertegenwoordigen ondernemers, die een buitengewoon groot belang hebben in de taakuitoefening van het waterschap. In het licht van de waterschaptraditie belang-betaling-zeggenschap past het ook dat deze fracties (ieder 3 zetels) in het DB vertegenwoordigd blijven. Zij hebben ook geen verkiezingen verloren. Huub Hieltjes, de VVD informateur/formateur bij het waterschap Brabantse Delta, wens ik veel succes bij zijn taak.

Ik ben benieuwd hoe de onderhandelingen zowel op provinciaal en op waterschapniveau zullen uitpakken en of de gewijzigde kiezers voorkeuren zowel in beleid als in zetels in de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant en het DB van het waterschap tot uiting zullen komen.
Als verkiezingen er echt toe doen, zoals veel traditionele politici beweren, staan ons zowel op provinciaal- als op waterschapniveau de nodige bestuurlijke veranderingen te wachten. Of blijkt straks: ze dronken een glas en deden een plas en alles bleef zoals het was? Bij de kiezer leeft de wens tot verandering. Als die niet of nauwelijks wordt ingevuld kan de Europese verkiezing wel eens heel interessant worden.  

 

DE GROOTSTE!?

Als je de krantenberichten over de verkiezingen leest of uitzendingen over dat onderwerp volgt op radio of TV lijkt het of het de grootste zijn buitengewoon belangrijk is. Op dit moment is de ‘grootste’ in Nederland nog geen 20 % van de stemmen. Een percentage waarmee je  in een districtenstelsel zoals in het Verenigd Koninkrijk of de VS de kans loopt geen enkele zetel te bemachtigen, terwijl de ‘grootste’ zijn ook geen enkele zekerheid biedt. De PvdA stond de afgelopen 70 jaar een paar keer buitenspel terwijl ze de ‘grootste’ waren en verkiezingswinst haalde. Geen verzilvering van de uitslag en geen verandering toen een groot deel van de kiezers daarom vroeg. De ‘grootste’ en de daaraan verbonden ‘rechten’ zijn vooral een idee van de media en sommige winnende politici. Hiermee worden bij de kiezers verwachtingen gewekt die niet altijd ingevuld worden. De ‘grootste’ vergt ook enige nuancering.

Neem het waterschap Brabantse Delta. Al sinds de start in 2009 is de combinatiefractie Ons Water/ West-Brabant Waterbreed de grootste fractie. 2009-2015 met 6 zetels en vanaf 2015 met 7 zetels. Omdat deze twee groeperingen afzonderlijk de verkiezingen ingaan, zijn wij formeel tot nu toe nooit de ‘grootste’ geweest. Ons Water, mijn eigen club, is slechts de ‘grootste’ in vier gemeenten (Bergen op Zoom, Geertruidenberg, Roosendaal en Steenbergen). West-Brabant Waterbreed bleek nu de ‘grootste’ in vijf gemeenten (Drimmelen, Etten-Leur, Halderberge, Rucphen en Zundert). De VVD, formeel de grootste partij in het waterschap, was de ‘grootste’ in acht gemeenten (Breda,  Gilze-Rijen, Goirle, Loon op Zand, Moerdijk, Oosterhout, Tilburg en Waalwijk). Het CDA was de ‘grootste’ in vier gemeenten (Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Dongen en Woensdrecht). Als je de combinatie fractie van Ons Water/ West-Brabant Waterbreed als één geheel zou beschouwen, wat ze in de bestuurlijke praktijk als fractie vanaf 2009 feitelijk zijn, dan is de VVD nog slechts in één gemeente de ‘grootste’ (Breda) en het CDA nog slechts in twee plattelands gemeenten (Alphen-Chaam en Baarle-Nassau). Hoezo de VVD de ‘grootste’?. Met 1/6 van de zetels in het AB zal de VVD net als iedere andere fractie moeten samenwerken met de anderen. Samenwerken lukt al vele jaren bij de waterschappen. De waterschappen kennen pas sinds 2008 het lijstenstelsel en daarmee partijen. Daarvoor werd ieder bestuurslid op persoonlijke titel en op zijn of haar persoonlijke kwaliteiten gekozen. Dan moet je wel samenwerken om tot meerderheden te komen. Voor organisaties als Ons Water en West-Brabant Waterbreed is het logisch om één fractie te vormen. Dat bundelt kennis en ervaringen en leidt uiteindelijk, ook zonder fractiediscipline, vrijwel altijd tot eensgezindheid. Dat moet echter niet blijven betekenen een ondervertegenwoordiging in het Dagelijks Bestuur. Dat zou geen recht doen aan de verkiezingsuitslag.

Samenwerken leidend tot samenvoeging zouden meer fracties/partijen moeten doen. Dat zou de politieke versnippering verminderen en de bestuurskracht vergroten. Jammer alleen dat de landelijke politiek de voorloper daartoe, de lijstverbinding, wettelijk heeft afgeschaft.       

Louis van der Kallen

 


DE SLUIS BIJ BENEDENSAS

 

 


| jaar 2 | nr. 049 | 20-03-2019 |

| DE SLUIS BIJ BENEDENSAS | 

[fbvideo link=”https://www.facebook.com/onswater/videos/382871628932085/” width=”640″ height=”480″ onlyvideo=”1″]

(geluid aanzetten in video).

Het sluiscomplex Benedensas is een parel in de kroon van het waterschap Brabantse Delta en dat moet zo blijven.

 


 

 

STRIJBEEKSE HEIDE

 

 


| jaar 2 | nr. 047 | 18-03-2019 |

| STRIJBEEKSE HEIDE | 

[fbvideo link=”https://www.facebook.com/onswater/videos/2080038848711187/” width=”640″ height=”480″ onlyvideo=”1″]

(geluid aanzetten in video).

De Strijbeekse Heide is een prachtig natuur gebied op de hoge zandgronden in de gemeente Alphen-Chaam.

 


 

 

BIJLOOP – PANNENHOEF

 


| jaar 2 | nr. 046 | 17-03-2019 |

| BIJLOOP – PANNENHOEF | 

[fbvideo link=”https://www.facebook.com/onswater/videos/2155954601130938/” width=”640″ height=”480″ onlyvideo=”1″]

(geluid aanzetten in video).

De Bijloop in het natuurgebied de Pannenhoef ligt op de grens van de gemeenten Etten-Leur en Zundert.

 


 

 

LOONSCHE EN DRUNENSE DUINEN

 


| jaar 2 | nr. 045 | 17-03-2019 |

| LOONSCHE EN DRUNENSE DUINEN | 

[fbvideo link=”https://www.facebook.com/onswater/videos/2183675208612395/” width=”640″ height=”480″ onlyvideo=”1″]

(geluid aanzetten in video).

De Loonsche en Drunense duinen zijn het enige nationale park in het werkgebied van het waterschap Brabantse Delta.