DE TOEKOMST VAN DE BIESBOSCH

 


 

DE TOEKOMST VAN DE BIESBOSCH

Door: W. Borm en C. Huijgens

De Biesbosch van vroeger wordt gekoesterd. Boeken met historische prenten en sfeerimpressies gaan als zoete broodjes over de toonbank.

Met de ´terug in de tijd doelstelling´ zoetwatergetijdenmilieu voor het Nationaal Park wordt er op papier nog altijd een getijdengebied neergezet, terwijl in werkelijkheid het buitendijkse milieu onder invloed staat van de rivieren.
Sterft de Biesbosch een langzame dood of herrijst ze als natuurgebied?

Veranderend landschap
Dat de oude Biesbosch verdwijnt, is iedere trouwe bezoeker meer dan duidelijk. Hiervan getuigen boeken als “De Biesbosch, het karakter na de grote verandering” en “Van hennip tot netelbos”, onderzoeken en inventarisaties. Afkalving en bodemaanslibbing zijn de belangrijkste processen. Na 1970 nam de verontreiniging van de waterbodems hier ongekende vormen aan. Het buitendijks milieu kreeg een bedenkelijke kwaliteit en bleef vanwege het onregelmatige riviergedrag soortenarm. Robuust en dynamisch, roepen de liefhebbers van zo´n ruig landschap. Kwantiteit, maar geen kwaliteit, waarschuwen de biologen.
Op hogere en geïsoleerde plaatsen hebben vervuiling en verstoring gelukkig minder invloed. Men kan er waardevolle bosontwikkeling en moerasvorming waarnemen.
Geïsoleerde natuurpoldertjes veranderden in ware vogelparadijzen.
In de Biesbosch leidde menig natuurproject tot een teleurstelling. Dit door het streven naar zogenaamde oorspronkelijkheid middels herstelwerkzaamheden, in plaats van in te spelen op veranderingen.
Zelfs veertig jaar na de afsluiting van het Haringvliet werd een poging ondernomen om in de Zuiderklip een zoetwatergetijdenmilieu te krijgen.
Het ontbreken van doorstroming en getij veroorzaakte deze zomer al een brei als erwtensoep, een dikke laag draadalg bedekte het wateroppervlak (zie foto).

afb 1 BB.11-08-09.12

De Zuiderklip bij de observatiepost op 11 augustus 2009 Foto: C. Huijgens

Voor het project Zuiderklip wordt de komende periode aan de hand van een milieueffectrapportage gezocht naar een betere inrichting.

Met een bestemmingswijziging van getijdengebied naar bijvoorbeeld water, moeras, rietvelden en weidevogelgebied kan dit hart van de Brabantse Biesbosch alsnog een natuurfunctie krijgen.
Als er goede milieuvoorwaarden worden geschapen door inrichting en beheer, dan kan de natuur hier zelf een duurzame invulling aan geven.

De Biesbosch op weg naar een Natura 2000 gebied
De Biesbosch staat op de nominatie om een Natura 2000 gebied te worden en de procedure hiervoor gaat al in 2009 van start. De Europese Unie wil hiermee de achteruitgang in biodiversiteit stoppen. Om in aanmerking te komen zijn duurzame en kwalitatief goede ontwikkelingsmogelijkheden vereist.
In opdracht van het ministerie van LNV starten de DLG (Dienst Landelijk Gebied) en Staatsbosbeheer met betrokkenen in september 2009 met het samenstellen van het beheerplan voor de Biesbosch. Het plan gaat de locaties van de in stand te houden natuurwaarden beschrijven, geeft aan waar en in welke mate en in welk tempo natuurwaarden moeten worden ontwikkeld, omschrijft de beleid- en beheersmaatregelen die nodig zijn om de doelen te bereiken of te handhaven, welke bestaande activiteiten hiervoor schadelijk zijn en hoe de uitvoering van het beheerplan verder wordt gemonitord en gefinancierd. Dit beheerplan is al in december 2010 in concept gereed. Als parkbeheerder heeft Staatsbosbeheer invloed op de binnendijkse en hogere delen. Hier kan het nieuwe beheerplan zich op richten. Voor het buitendijks gebied kunnen slecht globale verwachtingen en wensen beschreven worden. Daar bepaalt straks het integraal landelijk waterbeheer de gang van zaken. Het komende Nationaal Waterplan heeft twee hoofddoelen, namelijk waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Welke rol kan de Biesbosch hierin spelen?

De Biesbosch en de waterveiligheid
Bij hoge rivierafvoeren ligt de Biesbosch op de overgang van waterafvoer naar noodberging. Nu krijgt de Noordwaard een belangrijke functie in de nooddoorstroming van het Rijnwater. De doorstromingsfunctie van de Brabantse Biesbosch is echter te verwaarlozen, omdat het water dat via de smalle Bergse Maas wordt aangevoerd gemakkelijk is te verwerken door de rivier de Amer. Het ziet ernaar uit dat hier de rol als wateropvang van grotere betekenis zal zijn.
Het artikel in BN/De Stem van P. de Schipper “Dongemondregio diep onder water bij overstroming” van 26 november 2008 maakt de noodzaak en het ruimtetekort wat betreft wateropvangcapaciteit duidelijk. Een overstroming van de Randstad kan onze maatschappij ontwrichten. Bij zeer hoge rivierafvoeren gaat dan ook het Rijnmondgebied dicht en stroomt het water richting Biesbosch en Haringvliet. Nu is het Haringvliet voor tijdelijke rivierwateropvang in de Zuidwestelijke Delta te klein. Stagnatie van doorstroming in het Hollandsch Diep vergroot bij hoge rivierafvoeren het overstromingsrisico in de regio ten oosten van Moerdijk.
Zuidwest Nederland voelt nu al nattigheid.
Veel zal afhangen van de keuzes die gemaakt gaan worden voor de inrichting van de Zuidwestelijke Delta. Alleen als daar de noodberging- en spuimogelijkheden maximaal benut worden kan het overstromingsgevaar in de Biesboschregio worden beperkt.

afb 2 kaart Dongemond

Overstromingskaart Dongemondregio Kaart: BN/De Stem

De Biesbosch en de zoetwatervoorziening
Regionale zoetwatervoorziening is afhankelijk van de aanvoer uit het hoofdwatersysteem. De herijking van de zoetwaterverdeling in Nederland start in 2009 en dient in 2015 afgerond te zijn. Deze verdeling bepaalt onder meer de inrichtingmogelijkheden voor de wateren van de Zuidwestelijke Delta. De kans bestaat dat het Volkerak-Zoommeer, het op een na grootste zoetwaterbassin van Nederland, zout gaat worden. Het zoete water van het Haringvliet dreigt vervolgens door de Kier (experimentele doorstroming van zout water bij de Haringvlietsluizen), door achterwaartse verzilting via het Spui en door zoutindring bij de Volkeraksluizen te worden besmet. Het tijdelijk of definitief in onbruik raken van innamepunten van zoet water maakt het noodzakelijk om alternatieve voorzieningen aan te brengen en voor tijden van schaarste voorraadvorming te creëren.

Toen in de zestiger jaren in de Biesbosch de spaarbekkens werden aangelegd zagen velen het verdwijnen van de landbouwpolders als een bedreiging. Toch maakten deze bekkens de weg vrij voor de instelling van een Nationaal Park. Uiteindelijk bleek een vierde spaarbekken overbodig.
Zoetwatervoorraden in open verbinding met het riviersysteem lopen het risico dat ze verontreinigd kunnen worden. De enige kwalitatief hoogwaardige voorraadvorming die zekerheid geeft, is die in spaarbekkens. Tot nu toe zijn er in de Biesbosch drie aangelegd. Met het te verwachten verlies aan zoetwaterbuffers neemt de vraag toe en is het niet denkbeeldig dat er weer gedacht gaat worden over de aanleg van een of meer spaarbekkens in de Biesboschregio. Gezien de locatie en de bestaande infrastructuur ligt deze keuze voor de hand.
Mocht er afgezien worden van de verzilting van het Volkerak-Zoommeer en kunnen bij de herijking van de zoetwaterverdeling in Nederland de zoetwatervoorraden in de Zuidwestelijke Delta behouden blijven, dan zijn de bestaande bekkens in de Biesbosch voldoende.

De beste combinatie
Veel is nog onzeker wat betreft de buitendijkse Biesbosch.
Als we eindigen met een duurzaam Nationaal Waterplan, een bij hoge rivierafvoeren overstroombare Noordwaard, schone kunstmatige meren in de vorm van spaarbekkens en een nieuw beheerplan voor de natuurpolders en hogere gronden, dan is deze combinatie het best haalbare voor de toekomst van het Nationaal Park.
Wellicht voldoet de Biesbosch hiermee aan de normen voor Natura 2000.


INSPRAAKPUNT ONTWERP NATIONAAL WATERPLAN INZ. INSPRAAKREACTIE ONW – A025

 


 

Bergen op Zoom, 11 mei 2009

 

Inspraakpunt

Ontwerp Nationaal Waterplan

Postbus 30316

2500 GH Den Haag

 

Geachte heer/mevrouw,

Ons Water/West-Brabant Waterbreed, een onafhankelijk samenwerkingsverband dat opkomt voor het kwalitatieve behoud en de toekomst van de Nederlandse wateren en een goed en efficiënt beheer daarvan, wenst via dit schrijven een inspraakreactie te geven op het ontwerp Nationaal Waterplan (ONW). Ter illustratie zal soms verwezen worden naar andere documenten, omdat deze ook mede onderleggers c.q. bouwstenen zijn van het ontwerp Nationaal Waterplan.

Strategie – visie
Nederland krijgt in toenemende mate problemen met het waterbeheer. De bodem daalt in het westelijk deel. De grond klinkt bij een fors aantal bemalen percelen in. Als gevolg van klimaatveranderingen stijgt de zeespiegel en nemen neerslaghoeveelheden en neerslagintensiteiten toe. De bodemdaling is een geologisch proces dat grotendeels tot stand komt zonder menselijk ingrijpen.

De inklinking van de bemalen gronden is een proces van honderden jaren, dat mede door het peilbeheer de laatste honderd jaar is versneld. Steeds vaker zijn gronden in gebruik genomen die voor dit gebruik niet of minder geschikt waren. Dit proces gaat nog steeds door.

Het Nationaal Waterplan gaat uit van de KNMI 2006 scenario’s en de verwachtingen van de Deltacommissie voor de plausibele bovengrens op de lange termijn. Dit wordt vertaald in een Rijnafvoer van 18.000 m3/s en een Maasafvoer van 4.600 m3/s en een zeespiegelstijging tot maximaal 130 cm tot 2100.

Wat op valt is dat, ondanks de andere benadering van het klimaatscenario dan bij de PKB/MER Ruimte voor de Rivier, de maximaal gehanteerde rivierafvoeren gelijk zijn gebleven. De onderbouwing hiervan is niet gegeven.

Er is nagedacht over de toekomst en de houdbaarheid van het totale Nederlandse watersysteem in relatie met het huidige en toekomstige gebruik van gronden. Er is de erkenning dat de verdediging van de dijkringen 13 en 14 (grote delen van Zuid- en Noord-Holland en Utrecht) op langere termijn, bij voortzetting van het huidige beleid, moeilijker zo niet onmogelijk wordt. De risico’s nemen toe. In het besef dat de Nederlandse economie een plotseling en onvoorzien verlies van de dijkringen 13 en 14 (belangrijke economische dragers) moeilijk zo niet onmogelijk te boven kan komen, zou het voorzorgprincipe moeten leiden tot een ander beleid. Bijvoorbeeld ten aanzien van investeringen in infrastructuur en economie. Dit Nationaal Waterplan zou in deze bredere, economische, context geplaatst moeten worden. Dit is helaas niet het geval!

Plangebied
Beperkt zich tot Nederland. Uit de tekst blijkt op geen enkele wijze hoe de Nederlandse maatregelen ter voorkoming van overstromingen aansluiten bij die van onze buurlanden.

Ter illustratie:

Bij overstroming vanuit de Rijn in Duitsland is het zeer wel mogelijk dat het water aan de verkeerde kant van de waterkering ons land binnen komt en grote delen van het beheersgebied van het waterschap Rijn en IJssel inundeert (tot enkele meters toe). Het betrokken waterschap beschikt over inundatie scenario’s die laten zien wat er gebeurt als Duitsland haar hoogwaterbeschermingsbeleid niet op orde zou brengen. Ook als waterkeringen in België het begeven, kunnen grote delen van Zeeuws Vlaanderen via de ‘achterdeur’ overstroomd raken. Het Nationaal Waterplan heeft de pretentie, na uitvoering, Nederland en haar bevolking tot in lengte van jaren te beschermen tegen overstromingen. Gezien het voorgaande is dit voor genoemde delen van het land, zonder afstemming en zekerstelling met België en Duitsland, niet het geval.

Afwentelen
Bij Ons Water/West-Brabant Waterbreed ontstaat bij het lezen van het ontwerp Nationaal Waterplan het gevoel dat het principe/beginsel van ‘niet afwentelen’ verlaten is of in de onderste lade van het bureau van de opstellers is verdwenen.

Reeds in de Vierde Nota waterhuishouding (1998) was er sprake van het oog hebben voor ‘afwentelen’. Als één van de criteria voor de aanpak van emissies in die Nota geldt het voorkomen van afwenteling. Dit betekent dat “behalve met de kwaliteitseisen in het eigen gebied tenminste rekening wordt gehouden met benedenstrooms gelegen watersystemen.”

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw van professor Tielrooij (2000) schreef, in opdracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Unie van Waterschappen, in haar advies de volgende uitgangspunten: “Het watersysteem moet betrouwbaar, duurzaam en bestuurbaar zijn. Water moet ook worden gezien als bondgenoot. Problemen mogen niet worden afgewenteld. Voortdurend moet de afweging worden gemaakt tussen vasthouden, bergen en afvoeren van water. En tenslotte moet water meer ruimte krijgen…. Het huidige systeem van waterbeheer kent vele mogelijkheden tot afwenteling. Te vaak leggen burgers en overheden hun problemen op het bord van de ander of sluiten de ogen voor de toekomst. De Commissie meent dat het uitgangspunt ‘niet afwentelen’ moet gelden voor het watersysteem zelf, voor de bestuurlijke verantwoordelijkheden en voor de kosten.”

Ook in de Kaderrichtlijn Water (Richtlijn 2000/60/EG) was sprake van aandacht voor de risico’s van afwentelingsgedrag. Zo luidt artikel 4 lid 8: “Bij toepassing van de leden 3, 4, 5, 6 en 7 dragen de lidstaten er zorg voor dat zulks het bereiken van de doelstellingen van deze richtlijn in andere waterlichamen in hetzelfde stroomgebieddistrict niet blijvend verhindert of in gevaar brengt”

In bijlage 1 van het Nationaal Bestuurakkoord Water (NBW) ondertekend op 2 juli 2003, herbevestigd in het NBW-actueel is te lezen: “Het waterbeleid van de 21e eeuw is gebaseerd op het principe van niet-afwentelen (bestuurlijk, financieel en geografisch, in de tijd en op elk schaalniveau).”

In de hoogwaterrichtlijn (Richtlijn 2007/60/EG) luidt artikel 7.4: “In het belang van de solidariteit mogen overstromingsrisicobeheerplannen die in een lidstaat worden opgesteld geen maatregelen omvatten die door hun omvang en gevolgen leiden tot een aanzienlijke toename van het overstromingsrisico in stroomopwaarts of stroomafwaarts gelegen andere landen in hetzelfde stroomgebied of deelstroomgebied, tenzij deze maatregelen gecoördineerd werden en door de betrokken lidstaten in het kader van artikel 8 een overeengekomen oplossing bereikt werd.”

Het beginsel van ‘niet afwentelen’ van waterproblemen is nationaal en internationaal op veel manieren vastgelegd. Toch moet Ons Water/West-Brabant Waterbreed constateren dat in het voorliggende ontwerp Nationaal Waterplan afwentelen vaak ‘de oplossing’ is van vele problemen.

Van Dale verstaat onder afwentelen (in figuurlijke betekenis): “een last overdragen op anderen”.

In een artikel in H2O (17-2006) gebruikte de auteurs (Paul Baan en Frans Klijn) de volgende werkdefinitie: “Het veroorzaken of verergeren van problemen in andere waterbeheersgebieden door activiteiten in het eigen watergebied.” Ons Water/West-Brabant Waterbreed vindt dit een bruikbare werkdefinitie. Wij vinden, in dit kader aanvullend, dat het opzettelijk niet ontwikkelen van eigen oplossingen voor eigen problemen ook onder het begrip afwentelen gevat kan worden.

Voorbeeld IJsselmeer e.o.
Wat zijn de gevolgen voor andere gebieden door de volgende voornemens?

– Pagina 7/8 (ONW): “In het Markermeer-IJmeer biedt dit ook mogelijkheden voor beperkte buitendijkse bebouwingruimte….. Het verlies aan waterbergingscapaciteit als gevolg van de buitendijkse ontwikkelingen hoeft niet te worden gecompenseerd.”

– Pagina 159 (ONW): “Als uitzondering op wat is vastgelegd in de Nota Ruimte hoeft voor deze beschikbaar gestelde ruimte (buitendijkse ontwikkelingen in het IJsselmeergebied) het verlies aan waterbergend vermogen niet te worden gecompenseerd.”

– Pagina 159 (ONW): “Ook neemt het kabinet een principebesluit over grootschalige buitendijkse ontwikkeling bij Almere.”

– Pagina 162 (ONW): “Grootschalige buitendijkse bebouwing is alleen mogelijk in het zuidelijk deel van het IJsselmeergebied, in de gemeenten Amsterdam, Almere en Lelystad. Deze gemeenten krijgen respectievelijk 350 ha, 700 ha en 150 ha ruimte voor nieuwe buitendijkse bebouwing.”

Om het bovenstaande mogelijk te maken en Noord en West Nederland van zoet water te voorzien worden onder andere het Markermeer-IJmeer en de Veluwerandmeren losgekoppeld van het IJsselmeer. Dit betekent dat om dezelfde hoeveelheid zoet water te bergen, als zomervoorraad voor de droogtebestrijding, het peil op het IJsselmeer niet met circa 1,1 meter maar met circa 1,5 meter uiteindelijk verhoogd moet worden (zie ook pagina 27, Ontwerp Beleidsnota IJsselmeergebied (OBIJ)).

Ondanks aanbeveling 2 van de Deltacommissie (“De keuze van wel of geen nieuwbouw op fysisch ongunstige locaties moet gebaseerd zijn op een kosten-batenanalyse. Hierin moeten huidige en toekomstige kosten voor alle partijen zijn berekend. De kosten als gevolg van lokale besluiten moeten niet op een andere bestuurslaag of de samenleving als geheel worden afgewenteld, maar gedragen worden door degenen die ervan profiteren.”) gaan Amsterdam, Almere en Lelystad niet de extra kosten door de extra verhoging van het IJsselmeer dragen. Noch gaan ze, als in de toekomst blijkt dat ook de waterbergingscapaciteit van het Markermeer-IJmeer alsnog nodig is, die kosten dragen.

Dat de totale samenleving de kosten gaat dragen van de initiële verhoging van het IJsselmeer ten behoeve van de zoetwatervoorziening is logisch. Het meerdere is een subsidie van het Rijk en de andere overheden aan de drie genoemde gemeenten.

Voorbeeld Rijnmond e.o.
Wat zijn de gevolgen voor andere gebieden door de volgende voornemens?

– Pagina 29 (ONW): “De combinatie van zeespiegelstijging en toename in de piekafvoeren van de grote rivieren in het benedenrivierengebied wordt het hoofd geboden met een ‘afsluitbaar open’ Rijnmond en het afvoeren van piekafvoeren van de Rijn en Maas via de Zuidwestelijke Delta.”

– Pagina 149 (ONW); Het rijk zal, in navolging van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie, samen met andere overheden onderzoek doen naar een ‘afsluitbaar open’ Rijnmond, waarbij voor- en nadelen zorgvuldig in beeld worden gebracht. Deze keringen kunnen zowel open als dicht staan en zullen het Rijnmondgebied bij hoogwater kunnen afsluiten en de zouttong in de Nieuwe Waterweg terugdringen. Zo kan het Rijnmondgebied veiligheid worden geboden en tegelijk een aantrekkelijk stadsfront en natuurontwikkeling worden gerealiseerd.” Geen woord over waar het water dan naar toe gaat en de gevolgen daarvan. Ook in het artikel over dit onderzoek in het magazine “De Water”, (maart 2009) uitgegeven door het Directoraat-generaal Water van het ministerie van Verkeer en Waterstaat in samenwerking met de

– uitvoeringsorganisatie NBW, wordt wel gerept over de wijze van afvoer maar niet dat het onderzoek de gevolgen op de ontvangende wateren gaat onderzoeken.

– Pagina 71 (ONW): “Urban Flood Management Dordrecht….Aantrekkelijk buitendijks woongebied…. De gemeente Dordrecht is voornemens om op deze wijze zo’n 1000 woningen buitendijks te gaan ontwikkelen.”

Hoe logisch zijn deze plannen rond Dordrecht en Rotterdam? Een aantal citaten uit de notitie “Van Lobith en Eijsden naar zee” van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat wil Ons Water/West-Brabant Waterbreed in dit kader memoreren:

– “Om de waterstand daarbij op hetzelfde niveau te houden en dus van dijkverhoging af te kunnen zien zal het rivierbed verruimd moeten worden, door bijvoorbeeld uiterwaarden te verlagen of dijken te verleggen.”

– “Tekort aan ruimte is vooral op de Waal en Merwede’s te verwachten.”

– “In de PKB is, zowel voor de korte als lange termijn, er voor gekozen om met rivierverruiming de afvoer richting Nieuwe Merwede (‘naar het zuiden’) te stimuleren. De Beneden Merwede wordt ontzien om de omgeving van Dordrecht, waar de situatie al kritiek is, niet onnodig te belasten.”

– “Dit betekent dat op de lange termijn zomerbedverdieping op de Boven en Nieuwe Merwede toch aan het PKB maatregelenpakket moet worden toegevoegd.”

– “Ruimte voor andere ontwikkelingen zoals in de ruimtelijke ordening (woningbouw) lijkt moeilijk in het rivierengebied te vinden.”

Ondanks de (bergings)problemen met water bouwen Rotterdam en Dordrecht al jaren buitendijks en gaan er gewoon mee door. Daarmee anderen belastend met hun waterproblemen. Het verleden neemt geen keer, maar de toekomst kan gekeerd worden!

Als voorbeeld de Dordtse besluiten.
Dordrecht heeft mooie ‘Dordtse’ plannen “de nieuwe Dordtse Biesbosch” in de Dordtse buitendijkse gebieden. Door middel van een presentatie van een medewerkerster van Dordrecht op een bijeenkomst in Goes, op 13 maart 2009, werd de inhoud van de ‘Dordtse’ plannen uit de doeken gedaan. ‘De nieuwe bouwlocaties aan de rivier konden zorgen voor een stevige verhoging van de WOZ waarden! Bouwen in mooi gebied was goed voor het vestigingsimago! Net als voor Rotterdam was bouwen in het buitendijkse gebied, bouwen voor de bovenkant van de markt! De relatie met de rivier voegt gevraagde kwaliteit toe! Dit waren o.a. de stellingen. Bouwen buitendijks was veiliger dan bouwen binnendijks! Buitendijks zou het water bij hoog water hooguit tot je knieën komen. Binnendijks was het risico groot dat je tot boven je kruin in het water kwam te staan. Vreemd genoeg niets over het bergen van het water. Een meestromende nevengeul, in het kader van Ruimte voor de Rivier, was zelfs geschrapt. 35 miljoen rijksgeld voor Dordtse buitendijks plannen. Rijksgeld voor beleid dat in strijd is met het formele rijksbeleid! Kan Dordrecht dan geen water bergen? Zeker wel. Maar zij leggen liever een 1200 hectaren grote bouwlocatie annex recreatieterrein aan dan deze gebieden te gebruiken om rivierwater te bergen. Makkelijker is het grote delen van West-Brabant onder water te zetten als het water geborgen wordt in het Volkerak-Zoommeer. Iedere hydroloog weet te vertellen dat, als je het waterpeil ter plaatse wilt verlagen, je in de buurt dan het water moet bergen. Dit zou heel goed in grote delen van de Sliedrechtse, Dordtse en Hollandse Biesbosch met meer effect kunnen. Maar Dordrecht kiest daar niet voor. Iedere gemeente mag binnen haar eigen autonomie haar eigen keuzen maken. Maar hadden we in het Nationaal Bestuursakkoord nu niet afgesproken dat we niet af zouden wentelen?

Dordrecht kan over deze plannen haar eigen keuzen maken, omdat het “Eiland van Dordrecht” ook grotendeels van de gemeente Dordrecht is. Terwijl bijna overal elders de uiterwaarden en buitendijkse gebieden van Rijkswaterstaat zijn of van Staatsbosbeheer. Dat het Rijk hier 35 miljoen aan bijdraagt, maakt eens te meer duidelijk dat Noord-Brabant nog steeds gezien wordt als Generaliteitsland. Dordtse problemen mogen/moeten wij volgens het Rijk oplossen. Dordrecht bouwt liever voor de eigen welvaart en de rijken, dan rekening te houden met haar buren. Die mogen wel via de rijksbelastingen mee betalen aan het veroorzaken van de wateroverlast die hen via de bergingsplannen op het Volkerak-Zoommeer.

Oorspronkelijk wilde Rijkswaterstaat wat anders. Zo is op te maken uit het volgende citaat uit het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015 – ontwerp Programma Zuidwestelijke Delta, pagina 61: “De voorgestelde maatregel om voor de Dordtse Biesbosch en Nieuwe Merwede de vloedvlakte te vergroten (Polder Biesbosch), is afgevallen vanwege significante schade als gevolg van gedwongen functieveranderingen van gronden die geen eigendom zijn van het Rijk of een natuurbeherende organisatie.” Voor de eigen veiligheid had de gemeente Dordrecht het niet over om circa 500 hectare landbouwgrond, die zij in eigendom hebben en verpachten, voor waterberging in te richten. Dat zou Dordrecht inkomsten schelen. Afwentelen was voor Dordrecht goedkoper. Dordts eigen belang honoreert het Rijk met een subsidie van miljoenen en wie draaien er voor de kosten op? Het ergste is dat met dit beleid de bergingsruimte voor de toekomst ook wordt volgebouwd.

In de PKB 1/RvR was de goede oplossing al te lezen: “Een duurzame veiligheid in het dichtbevolkte Rijnmond en het Drechtstedengebied wordt gewaarborgd door het maximaal vergroten van de bergingscapaciteit van het Rijn-Maas-mondingsgebied” (pag. 47 PKB1/RvR).

De gevolgen van een mogelijke berging van 2 meter water in het Volkerak-Zoommeer:

– problemen met de afwatering van de rivieren van West-Brabant

– problemen met de lozingen via de gemalen en de RWZI’s (opvoerhoogte) in West-Brabant, Goeree-Overflakkee, Tholen, Sint Philipsland

– scheepvaartproblemen (doorvaarthoogten Schelde-Rijnverbinding)

– het onderlopen van alle natuurgebieden (verdrinken o.a. van grote zoogdieren)

– onderlopen van huizen op de kade bij Tholen

– belemmeringen uitbreidingsplannen van Bergen op Zoom (Bergse Haven)

– noodzaak tot aanpassing van alle beroeps- en recreatie havens

– mogelijke toename van de kweldruk in West-Brabant en op de Zeeuwse eilanden.

Goeree-Overflakkee, Tholen, Sint Philipsland en West-Brabant krijgen de rekening voor de Rotterdamse en Dordtse bouwdrang in buitendijkse gebieden en het Rijk kijkt er naar en doet niets. Het ONW barst van de goede voornemens tegen buitendijks bouwen en afwenteling.

Een bloemlezing uit het ONW:

– Pagina 14 (aanbeveling Deltacommissie): “Nieuwe ontwikkeling in buitendijkse gebieden mogen niet belemmerend werken voor rivieren en meren. Bewoners/gebruikers zijn zelf verantwoordelijk voor maatregelen die de gevolgen beperken.”

– Pagina 41: “Voor buitendijkse gebieden, als onderdeel van de ruimtelijke hoofdstructuur, gelden geen wettelijke normen voor de bescherming tegen water. De gebieden zijn primair bedoeld voor afvoeren en bergen van het water.”

– Pagina 44: “De risico’s en kosten als gevolg van lokale besluiten moeten niet op een andere bestuurslaag worden afgewenteld, maar gedragen worden door diegenen die ervan profiteren.”

– Pagina 66: “De buitendijkse gebieden vervullen primair een afvoer- en bergingsfunctie voor water ten behoeve van de veiligheid van het achterland.”

– Pagina 69: “Om waterkeringen in de toekomst te kunnen versterken, is het kabinet van mening dat er ruimte open gehouden moet worden langs de waterkeringen in de vorm van beschermingszones, zoals vastgelegd in de legger van waterschappen.”

– Pagina 69: “Meerlaagsveiligheid wordt opgebouwd in drie lagen: l Preventie als primaire pijler van beleid; 2 Duurzame ruimtelijke planning; 3 Rampenbeheersing op orde krijgen en houden.”

– Pagina 139: “Uitgangspunt blijft daarbij onverkort het behouden van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit voor de rivier.”

– Pagina 141: “Het uitgangspunt is dat de overige extra afvoercapaciteit gerealiseerd kan worden door buitendijkse maatregelen te treffen, zonder deze maatregelen expliciet te benoemen. Om de verwachte hogere afvoeren veilig af te kunnen voeren is echter onder deze voorwaarde vrijwel alle beschikbare buitendijkse ruimte in het bovenrivierengebied nodig voor de veiligheid”

– Pagina 143: “Ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierengebied anticiperen daarbij op de lange termijn verwachtingen door projecten in één keer goed te doen en gebiedsontwikkeling te combineren met rivierverruiming voor de lange termijn.”

– Pagina 144: “De benodigde buitendijkse en (eventuele) binnendijkse gronden dienen ruimtelijk te worden gereserveerd en gronden worden zonodig aangekocht.”

– Pagina 160: “In de Nota Ruimte zijn voor de primaire waterkeringen ruime beschermingszones opgenomen.”

– Pagina 37 (OBIJ): “Als voorwaarde voor alle buitendijkse ontwikkelingen geldt dat ze moeten passen binnen de natuurwetgeving en dat het functioneren van watersystemen nu en in de toekomst niet worden belemmerd.”

De bloemlezing laat zien dat er in het ONW en haar bijlagen veel woorden besteed worden aan de noodzaak niet buitendijks te bouwen. Toch staat het rijk keer op keer toe dat gemeenten bouwen op plaatsen die bestemd zouden moeten worden voor ruimte voor de rivier en voor waterberging. Daarmee stellen ze de waterbeheerders voor voldongen feiten en wentelen ze nog steeds kosteloos de lasten en de kosten af op anderen zoals de waterbeheerders, burgers en bedrijven die wonen en werken langs bijvoorbeeld het IJsselmeer en het Volkerak-Zoommeer.

Ons Water/West-Brabant Waterbreed vindt dit geen goede ontwikkeling en een aanslag op de toekomst en de geloofwaardigheid van rijksvoornemens, zoals verwoord in het ONW. Maak het ONW consistent en stop buitendijkse ontwikkelingen.

Zoetwaterverdeling
Op pagina 6 (ONW) is vermeld: “De hoofdsporen van deze nieuwe strategie zijn een grotere regionale zelfvoorzienendheid en een optimalisatie van de zoetwaterverdeling in het hoofdwatersysteem en de regionale systemen.” Dit klinkt Ons Water/West-Brabant Waterbreed als muziek in de oren. Voor ons betekent deze zin dat gekeken gaat worden hoe het gat/lek dat de naam draagt van De Nieuwe Waterweg gedicht gaat worden en wel op de kortst mogelijke termijn. Maak nu reeds, en niet pas na 2050, een sluisvoorziening die bij geringe rivierafvoeren gebruikt kan gaan worden en gebruik rivierwater om ook andere wateren, bij voldoende afvoer, zomer en winter door te spoelen. Overweeg het sluiten van ‘de kier’ in de Haringvlietsluizen en de mogelijkheid van een doorbraak tussen Goeree en Overflakkee. Dat kan een oplossing zijn en kan in de Grevelingen een estuariene zoet-zout-overgang laten ontstaan. Dan stromen meer wateren door en krijgt de Grevelingen en de Oosterschelde de nutriënten om de kraamkamers te worden en te blijven van de Delta.

‘Afsluitbaar open Rijmond’
Op pagina 7 (ONW) is vermeld: “In navolging van het advies van de Deltacommissie, zal het rijk samen met andere overheden onderzoek doen naar een ‘afsluitbaar open’ Rijnmond.”

Betrek daar ook bij de overheden, die belanghebbend zijn bij de ontvangende benedenstroomse wateren.

Voldoende bergingscapaciteit
Op pagina 8 (ONW) is vermeld: “Het Noordelijk Deltabekken en het Volkerak-Zoommeer zullen voldoende capaciteit voor afvoer en berging moeten bieden om de toename van de afvoer van de grote rivieren te kunnen verwerken.” Koppel het Markermeer-IJmeer niet van het IJsselmeer af. Gebruik het gehele voormalige Zuiderzee systeem voor de waterberging. Dat verdeelt de lasten eerlijker.

Gebruik buiten het Volkerak-Zoommeer systeem ook de Grevelingen voor de berging bij grote afvoeren (zoals aangeven op kaart 23 pagina 179, ONW en in aanbeveling 8 van de Deltacommissie). Dit maakt de problemen voor het Volkerak-Zoommeer aanzienlijk kleiner. Als daarbij een doorbraak tussen Goeree en Overflakkee wordt gemaakt kunnen meerdere problemen tot een oplossing komen.

Beschermingszones
Op pagina 43 (ONW) is vermeld: “Het huidige juridische instrumentarium (voor het hoofdwatersysteem) biedt voldoende mogelijkheden om ruimtelijke reserveringen voor tien jaar of langer te kunnen maken.” “Voor het kustfundament geldt bijvoorbeeld een beschermingszone voor mogelijke versterkingen in de komende tweehonderd jaar.”

Op pagina 39 (OBIJ) is vermeld: “In de Nota Ruimte is een beleidsuitspraak opgenomen over de 275 meter brede beschermingszone rond primaire waterkeringen – een zone van 100 m landinwaarts en een zone van 175 m buitendijks – waarbinnen in principe geen bebouwing mag plaatsvinden. Deze beschermingszone is ingesteld met het oog op mogelijke toekomstige dijkversterkingen.”

Voor Ons Water/West-Brabant Waterbreed is het van de gekken dat voor buitendijkse gebieden feitelijk gekeken wordt naar de korte termijn (zie de bouwwoede van bijvoorbeeld Rotterdam en Dordrecht) en voor de kust terecht een beschermingszone wordt gehanteerd voor de lange termijn (200 jaar).

Het wordt tijd dat ook voor de bescherming tegen rivierwater op planologische harde wijze ruimte wordt gereserveerd (voorberging en afvoer) gericht op de lange termijn van bijvoorbeeld 200 jaar. Anders blijven gemeenten RWS en waterschappen voor voldongen feiten stellen en feitelijk afwentelen op anderen. Een beleidsuitspraak zonder wettelijke verankering werkt niet, zo blijkt.

Ons Water/West-Brabant Waterbreed heeft met instemming kennis genomen van de aangekondigde verkenning naar de wijze waarop kosten-baten- en risicoanalyses moeten worden uitgevoerd bij nieuwbouwactiviteiten op fysisch ongunstige locaties (pagina 46, ONW). Hierbij vragen wij ook de kosten van anderen, zowel beneden- als bovenstrooms, te betrekken, die zij ook in de verre toekomst moeten maken als gevolg van deze nieuwbouwactiviteiten.

Peilhandhaving Brabantse kanalen/zoetwatervoorziening
Op de kaart afgebeeld op pagina 84 (ONW) is aangegeven dat ‘peilhandhaving op de Brabantse kanalen moeilijk wordt’. Nergens in het ONW is op dit thema en de mogelijke maatregelen ingegaan. Voor Ons Water/West-Brabant Waterbreed is dit een belangrijk thema aangezien bij een mogelijke alternatieve zoetwatervoorziening, bij verzilting van het Volkerak-Zoommeer systeem, deze kanalen een belangrijke leverancier van zoet water zouden moeten zijn.

Met instemming hebben wij op pagina 88 (ONW) kennisgenomen van de tekst: “Ook zal worden bekeken in hoeverre bestaande zoetwaterbekkens in de Zuidwestelijke Delta behouden kunnen worden en hoe de zoetwatervoorziening kan worden gecompenseerd als deze als gevolg van het herstel van de zoet-zoutgradiënt verdwijnen.” Wat ons echter steekt is de tekst op pagina 91 (ONW) met betrekking tot de “Reële prijsbepaling zoetwatervoorziening”. Voor Ons Water/West-Brabant Waterbreed is het uitgangspunt dat diegenen, die besluiten nemen die kosten veroorzaken voor anderen, die door hen veroorzaakte kosten volledig dragen. Ook kan het niet zo zijn dat boeren in Zeeland en West-Brabant voor behoud van bestaande zoetwaterrechten, waarvoor in het verleden door hen is geïnvesteerd, zouden moeten gaan betalen, terwijl boeren elders (de Randstad) voor nieuwe voorzieningen niets hoeven te betalen.

Financiering groenblauwe diensten
Met instemming heeft Ons Water/West-Brabant Waterbreed kennis genomen van het kabinetsstandpunt weergegeven in ‘Health check Gemeenschappelijk Landbouw Beleid’ dat Europese inkomenstoeslagen sterker gekoppeld dienen te worden aan het realiseren van maatschappelijke waarden, zoals het instandhouden van landschap, natuur, een vitaal platteland, duurzaam waterbeheer en de zorg voor milieu en dierenwelzijn (pagina 107, ONW). Hopelijk kan op deze wijze inhoud gegeven worden aan een rechtvaardiger financiering van door boeren geleverde groenblauwe diensten.

Functioneel aanbesteden
Wat is in het kader van de vermelding op pagina 135 (ONW) ” functioneel aanbesteden”?

Ontwerp Beleidsnota Waterveiligheid (OBW)
Met interesse heeft Ons Water/West-Brabant Waterbreed kennis genomen van het kabinetsvoornemen erop in te zetten dat provincies en gemeenten bij de ruimtelijke inrichting expliciet gaan afwegen of het nodig en wenselijk is de gevolgen van een overstroming (aantal slachtoffers, economische schade en ecologische schade) te beperken. Met name met als oogmerk te komen, in gezamenlijkheid met provincies, gemeenten en waterschappen, tot de ontwikkeling van overstromingsrisicozonering (pagina 28 OBW). Wij hopen dat dit zal leiden tot een ander beleid. Zeker als het gaat over: waar willen wij als land nog woningbouw en bedrijfsvestigingen stimuleren en deze met de aanleg van infrastructuur ondersteunen? Er is meer Nederland dan alleen de Randstad!

Verzilting
Ons Water/West-Brabant Waterbreed onderschrijft de stelling op pagina 22 (OBIJ); “Ook het beoogde herstel van de zoet-zout-gradiënt in de Zuid-Westelijke Delta genereert extra vraag naar zoet water.”

Uit het gehele ONW inclusief de bijlagen spreekt een aanvaarding van de verzilting als een feit waaraan niet te ontkomen valt.

Leggen we het hoofd in de schoot en accepteren we de giga economische schades als gevolg van de verzilting of zoeken we naar alternatieven die de beschikbaarheid van voldoende zoet water garanderen? Beseffen we voldoende welke industrieën en land- en tuinbouwgebieden om zeep geholpen worden door de acceptatie van de verzilting.

Bezint eer gij begint met maatregelen die grote, niet te overziene, gevolgen hebben voor onze land- en tuinbouw, drinkwatervoorziening en industrie en daarmee voor het economisch fundament van onze samenleving.

Bekijk of andere, meer duurzame, oplossingen alternatieven bieden en tegelijkertijd de zoetwatervoorziening voor alle belanghebbenden zekerstellen.

Geen uitvoering van het Kierbesluit en geen verzilting van huidige zoete deltawateren.

Pak het ‘lek’ op de Nieuwe Waterweg aan.

Maak nu reeds, en niet pas na 2050, een sluisvoorziening die bij geringe rivierafvoeren gebruikt kan gaan worden en gebruik rivierwater om ook andere wateren, bij voldoende afvoer, zomer en winter door te spoelen.

Overweeg of een doorbraak tussen Goeree en Overflakkee een oplossing kan zijn om in de Grevelingen een estuariene zoet-zout-overgang te laten ontstaan. Dan stromen meer wateren door en krijgt de Grevelingen en de Oosterschelde de nutriënten om de kraamkamers te worden en te blijven van de Delta.

Vertrouwende op een serieuze behandeling van onze reactie.

Hoogachtend,

Namens de fractie Ons Water/West-Brabant Waterbreed

H.J.M. Poppelaars

L.H. van der Kallen

voor nadere informatie 0164-265158

 


OP WEG NAAR EEN GEZONDE ZUIDWESTELIJKE DELTA


OP WEG NAAR EEN GEZONDE ZUIDWESTELIJKE DELTA

W. Borm en C. Huijgens april 2009

Probleemstelling
Het merendeel van het rivierwater stroomt boven Brabant naar het westen en zo´n 15 procent gaat langs de Veluwe naar het IJsselmeer. Om de indring van zout via de Nieuwe Waterweg tegen te gaan wordt hier zo´n 70 tot 80 % van de totale rivierafvoer in zee geloosd. Wanneer het niet lukt, krijgt het Haringvliet te maken met achterwaartse verzilting en worden innamepunten van zoet water onbruikbaar.
Op jaarbasis gaat hier een gigantische hoeveelheid kostbaar zoet water verloren, water dat we veel beter kunnen gebruiken. Een gezonde Zuidwestelijke Delta krijgt op deze wijze geen enkele kans.
Met het oog op een toekomstig zoetwatertekort is er een Nationale Verdringingsreeks opgesteld. Op de vierde en laatste plaats staan scheepvaart, landbouw, natuur, industrie, waterrecreatie en binnenvisserij. Zij zullen als eersten moeten inleveren. De belangrijkste landelijke wateropgaven zijn intussen in beeld gebracht.
Een wateropgave is een geconstateerd probleem dat opgelost moet worden. De Zuidwestelijke Delta en het IJsselmeergebied vertonen de meeste problemen. Vooral de rivieropwaartse invloed van de zee lijkt niet te stoppen. Ook de Randstad heeft het niet gemakkelijk. Zij kampt onder meer met verzilting, risicotoename, bodemdaling en piekafvoeren.
Een overstroming van de Randstad zou voor lange tijd onze economie ontwrichten. Om de Randstad in tijden van nood veilig te stellen wordt een Afsluitbaar Open Rijnmond voorgesteld. Bij extreem hoge rivierafvoeren gaat het Rijnmondgebied potdicht en al het water mag geheel door de Zuidwestelijke Delta worden opgevangen. Die is hier niet op berekend en het water hoopt zich op boven West-Brabant.

Een stappenplan
De getoonde opstapeling van problemen en sommige lapmiddelen hebben bij ons de uitspraak uitgelokt. “Stop met die flauwekul! Pak het goed aan.”
Met de stijging van het zeeniveau wordt het op termijn voor de veiligheid van de Randstad onvermijdelijk dat er sluizen in de Nieuwe Waterweg komen. Waarom, met dat toekomstbeeld, nu al niet het besluit genomen die sluizen aan te brengen? Zodra die sluizen er zijn, is er voldoende zoet water voor een gezonde Nederlandse waterhuishouding.
Een tweede stap is een herziene zoetwaterverdeling over het hoofdwatersysteem. Hiervoor is een centrale regie nodig. Voor elke stroomroute kunnen het minimum, het maximum toelaatbare en de optimale capaciteit worden vastgesteld. Nu zullen de piekafvoeren vrijwel geheel door de Zuidwestelijke Delta opgevangen moeten worden. Laten we hopen dat de maximale opvangcapaciteit en spuimogelijkheden voldoende blijken.
Wanneer bekend is in hoeverre de waterverdeling door de regelkranen gegarandeerd kan worden, kunnen de regionale stuurgroepen gaan werken aan de samenhangende deelplannen.
Een gesloten kering blokkeert de scheepvaart en stuurt alle rivierwater naar de Zuidwestelijke Delta. Bij een open Maeslantkering krijgt zoutindring een kans en gaan gigantische hoeveelheden zoet water verloren. Zeesluizen achter deze kering geven niet alleen extra veiligheid, maar ook getijloze zoete havens en helpen om de gecombineerde wateropgave voor de Randstad op te lossen.

Maeslantkering.2

Met voldoende zoet water is veel mogelijk
Planvorming en belangenbehartiging loopt regelmatig vast door de beperkte of wisselende beschikbaarheid van zoet water. We tonen nu een mogelijk inrichtingsvoorstel voor de Zuidwestelijke Delta, dat we toelichten op
Veiligheid
Duurzaam en gezond
Economische belangen

Veiligheid
Met een doorsteek door Goeree-Overflakkee kan de gehele Zuidwestelijke Delta (op de Westerschelde na) ingezet worden als noodberging en zijn er drie spuimonden beschikbaar om zodra het mogelijk is het overtollig water te lozen. Het water in het Hollandsch Diep kan veel langer doorstromen.

HPIM45562

Dit is nodig om de maatregelen van RvR te laten werken en piekafvoeren op te vangen. Door de verlengde route naar zee, komt de zee relatief verder weg te liggen en wordt de landinwaartse invloed van zee teruggedrongen.

Duurzaam en gezond
De kwaliteit van de nu nog geïsoleerde deltawateren zal door doorstroming verbeteren. Het water mag langzaam meanderend wegvloeien en natuurlijke processen mogen duurzaam voortgaan. De ecologische relatie tussen zee en rivieren wordt hersteld middels geleidelijke overgangen van zoet naar zout in een blijvende estuariene dynamiek. Trekvissen kunnen het jaarrond de rivieren bereiken en de rivieren kunnen eindelijk de ruggengraat gaan vormen van de ecologische hoofdstructuur.

Economische belangen
Visserij en recreatie varen er wel bij. De Oosterschelde blijft zout en de door het water meegevoerde voedingsstoffen verbeteren de situatie voor schelpdierculturen. De zoetwatervoorraden van het Haringvliet en aan de Brabantse zijde blijven behouden. Het Waterschap Brabantse Delta kan onder vrij verval blijven afwateren.
De verzilting wordt een halt toegeroepen en de Rijn-Schelde Corridor blijft zoet en getijloos. Met een dergelijke indeling wordt het streefbeeld voor de Zuidwestelijke Delta uit het concept Nationaal Waterplan werkelijkheid.

Een alliantie voor een gezonde delta
De aanleg van zeesluizen in de Nieuwe Waterweg vormt de sleutel voor een samenhangend en succesvol Nationaal Waterplan. Wanneer we tot een breed consortium komen, dat een eenduidige mening laten horen als inspraakreactie op het ontwerp Nationaal Waterplan, dan hoeft de Zuidwestelijke Delta niet alleen de piekafvoeren voor heel Nederland te verwerken, maar mag ze ook ecologisch en economisch gezond te worden.


LEDEN TWEEDE KAMER INZ. VERZILTING – A024

 


 

Lepelstraat, 14 april 2009

Aan de leden van de Tweede Kamer

per e-mail

 

Geachte leden van het parlement,

Als akkerbouwer boer ik in een gebied waar verzilting reeds problematisch is en in de toekomst bij verzilting van het Volkerak-Zoommeer steeds problematischer zal worden.

Verzilting is zeker in de toekomst een immens probleem.

In de jaren negentig is er een commissie aan de slag gegaan om integraal het gewenste waterbeheer voor de 21e eeuw in beeld te brengen, te weten de commissie Tielrooij, in opdracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Unie van Waterschappen.

De verwachting van ondergetekende was dan ook dat bij de ontwikkeling van gedachten over zaken als verzilting en het toekomstig waterbeheer met de inhoud van de rapportage Waterbeheer 21e eeuw rekening zou worden gehouden. Ik kan niet anders dan constateren dat dit helaas, als het gaat over de blijvende beschikbaarheid van zoet water, niet of nauwelijks het geval is.

WB21 ging niet alleen over een te veel aan water, maar behandelde nadrukkelijk ook de beschikbaarheid in relatie met de behoefte aan zoet water.

Door de ontwikkelingen in klimaat, bodemdaling en zeespiegelstijging, alsmede veranderingen in het beheer en gebruik van de bodem, veranderen de beschikbaarheid en de behoefte aan zoet water. WB21 zegt daar op een aantal plaatsen iets over. Het meest markant en helder op pagina 72 van het basisrapport: “Specifiek voor Laag Nederland speelt het probleem van de verzilting. Door de zeespiegelstijging en de bodemdaling neemt de verzilting toe in de lage polders langs de kust in Zuidwest Nederland en achter de Hollandse duinenrij.

Dit zal consequenties hebben voor het grondgebruik, met name voor landbouw en natuur.

Door toenemende verzilting en drogere zomers zal de vraag naar zoet water voor doorspoeling en beregening in West Nederland toenemen.

De aanvoer van zoet water zal echter juist afnemen. In Zuidwest Nederland zal de beschikbaarheid van zoet water in toenemende mate een knelpunt worden voor de daar aanwezige glastuinbouw, vollegronds-tuinbouw, bollenteelt en ook de akkerbouw.

De commissie wil daarom aandringen op het aanleggen van zoetwatervoorraden binnen de regio’s. Ook de verdeling van rivierwater over diverse watervragers verdient een kritische afweging”, einde citaat WB21.

Ook in het in januari 2009 door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat uitgegeven boekje “Waterhuishouding en waterverdeling in Nederland” bevestigt dit beeld. Enkele citaten:

–         “De combinatie van zeespiegelstijging en lagere rivierafvoeren in de zomer kan niet anders dan tot meer verzilting leiden. De zouttong zal dieper landinwaarts doordringen en ook het aantal dagen dat inlaatpunten van zoet water onbruikbaar zijn, zal toenemen” (pagina 69).

–         “De hoeveelheid zout in de ondergrond zal toenemen. Daar zijn drie oorzaken voor aan te wijzen: een naijl-effect van vroegere inpolderingen, bodemdaling en de stijging van de zeespiegel. Als gevolg daarvan zal de kweldruk toenemen en zal het kwelwater dat uit de ondergrond omhoog stroomt, bovendien zouter worden. Met name in de kustzones van Zeeland, Friesland en Groningen wordt een aanzienlijke stijging verwacht, maar ook sommige polders in Noord-Holland, Zuid-Holland en Flevoland krijgen ermee te maken.” (pagina’s 66 en 68)

Kijkend naar de verdringingsreeks (pagina 51), bij zoetwatertekorten, zullen o.a. landbouw en industrie hier grote schade van gaan ondervinden.

Wat ondergetekende opvalt is de berusting in dit proces van verzilting dat ik waarneem bij veel bestuurders en bij Rijkswaterstaat (RWS). Alsof de verzilting onafwendbaar is en we de economische rampspoed, die de verzilting in toenemende mate veroorzaakt, niet meer af kunnen wenden.

Ter illustratie enkele citaten uit het ontwerp Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2010-2015 met als titel “werken aan een robuust watersysteem” van RWS uitgegeven december 2008.

Uit het programma Zuidwestelijke Delta van het Beheer- en Ontwikkelingsplan:

–         “Door zeespiegelrijzingen en steeds meer lage rivierafvoeren in de zomer zullen de gebruiksfuncties in het gebied zich op de langere termijn moeten aanpassen aan de toenemende verzilting van het hoofdwatersysteem. Vooral de zoetwatervoorziening van de landbouw, de industrie en het drinkwater zal anders moeten worden geregeld. Het proces van verzilting zal plaatselijk worden versneld door herstel van estuariene kwaliteiten van het watersysteem. ” (pagina 42)

–         “Het kan ook zijn dat de zoetwatervoorziening voor drinkwater, proceswater en landbouwwater niet langer kan worden gegarandeerd gezien de toenemende verzilting.” (pagina 43)

In het Beheer- en Ontwikkelingsplan is het volgende citaat te lezen: “Het Volkerak-Zoommeer, waar uiterlijk in 2015 weer zout water zal worden toegelaten…”(pagina 83), alsof de staatsecretaris al heeft besloten en we opgehouden zijn met nadenken.

Er dreigt een zoetwatertekort voor grote delen van het beneden rivierengebied in de toekomst. De huidige watertoevoer van het Lek-Waal-Maas-systeem gaat, ingeval van normale en geringe toevoer, vrijwel uitsluitend via de Nieuwe Waterweg naar de Noordzee. Onvoldoende wordt er beseft, dat de rivierafvoeren in de zomer af zullen nemen ten opzichte

van wat we gewend zijn. De zomers in West Europa worden de laatste jaren droger en de verwachting van klimatologen is dat dit proces van klimaatverandering doorgaat.

Niet alleen de Maasafvoer vermindert in de zomer, ook het karakter van de Rijn verandert. Door het proces van terugtrekkende gletschers (reeds ca. 100 jaren aan de gang, maar de afgelopen decennia versnellend) wordt de Rijn steeds meer regen- en steeds minder smeltrivier en daardoor minder afvoer in de zomer.

Het proces van minder afvoer wordt in toenemende mate versterkt door een ander gebruik van het rivierwater. Niet alleen in Nederland zal steeds meer grondwatergebruik voor drinkwater en industrie omgezet worden in water gewonnen uit de rivier en andere oppervlaktewateren.

Ook bovenstrooms gaat dit proces door. Ook de landbouw zal door de drogere zomers meer water uit de rivieren betrekken. Kortom, het is zeer de vraag hoeveel water minimaal onze grenzen zal bereiken. Met name de waterverdeling van de Rijn, IJssel, Lek en Waal kan vanwege de eisen van de scheepvaart de hoeveelheid water voor het doorspoelen van onze wateren wel eens (ver) onder het vereiste minimum drukken.

Tot zover de schets van het waterbeslag, die duidelijk maakt dat het zomers knijpen wordt om, zonder hydrologische ingrepen, de huidige watervoorziening voor scheepvaart, industrie, landbouw en drinkwater zeker te stellen. Voldoende zoet water op ieder moment is geen vanzelfsprekende zaak meer. Met dit toekomstbeeld gaat desondanks binnenkort het Haringvliet op een kier met als gevolg meer zoet water wat anders dan via de Nieuwe Waterweg naar zee gaat.

Het wordt tijd voor een heroverweging van de noodzaak om middels verzilting de algenproblematiek op het Volkerak-Zoommeer aan te pakken. Nog enkele feiten, ter overdenking in dit kader, uit het programma Zuidwestelijke Delta van het Beheer- en Ontwikkelingsplan:

–         Uit figuur 3.2 (pagina 56) is te concluderen dat de stikstofconcentratie bij het meetpunt Steenbergen in 2007 structureel ten opzichte van 1998 met meer dan 50 % is gedaald.

–         Uit figuur 3.2. (pagina 56) is te concluderen dat de fosfaatconcentratie in de Vliet bij Steenbergen in 2007 structureel ten opzichte van 1998 met circa 30 % is gedaald.

–         Als tussentijdse maatregel is een pilot ‘actief biologisch visbeheer’ voorzien voor het Volkerak- Zoommeer in de periode 2010-2015. (pagina 80)

–         “Het lijkt erop dat bijna alle wateren in 2027 aan de nutriëntendoelstellingen kunnen voldoen”. (pagina 80)

–         Uit tabel 4.5b (pagina 86) blijkt helder dat zowel voor het Volkerak als voor het Zoommeer de parameters (fosfaat, stikstof en fytoplankton) tot 2015 verbeteren.

–         Voor het Haringvliet Oost, het Hollands Diep en Amer is de verwachting dat in 2015 de waterkwaliteit op het vlak van vrijwel alle parameters (inclusief fosfaat en stikstof)  de waardering gaan krijgen GEP (Goed Ecologisch Potentieel). Ook de Macrofyten/fytobenthos en macrofauna verbeteren in die wateren.

–         In de samenvatting milieueffectrapport waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer van 30 maart 2009 is vermeld: ‘lijkt er vanaf 2005 een trend waarneembaar van afnemende fosfaatgehaltes in het Volkerak- Zoommeer en lagere chlorofylgehaltes, afgaande op de metingen bij het meetpunt Steenbergen in het Volkerak’.

Leggen we het hoofd in de schoot en accepteren we de giga economische schades als gevolg  van de verzilting of zoeken we naar alternatieven die de beschikbaarheid van voldoende zoet water garanderen? Beseffen we voldoende welke industrieën en land- en tuinbouw gebieden om zeep geholpen worden door de acceptatie van verzilting in het algemeen en het Volkerak-Zoommeer in het bijzonder? Het natuurlijk zuiveringsvermogen en tal van maatregelen die we nu al nemen in het kader van WB 21, de KRW en Natura 2000 leiden tot de vermelde verbeteringen.

De politiek lijkt voornemens een belangrijke bron van zoet water op te geven in een tijd dat grote tekorten van dat kostelijke goedje dreigen. Het gaat kapitalen kosten. Volgens de “samenvatting milieueffectrapport waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer” is de netto contante waarde (NCW) van de investeringen en het onderhoud 25,9 miljoen euro. De NCW van de negatieve effecten 307,0 miljoen euro en de NCW van de mitigerende maatregelen 438,2 miljoen euro. De werkelijkheid zal zeker hoger zijn want de ‘Opbrengstderving voor glastuinbouw in het beheersgebied van hoogheemraadschap Delfland als gevolg van een zout Volkerak-Zoommeer, is wegens het ontbreken van gegevens over de wijze waarop en de mate waarin het oppervlaktewater in Delfland in de glastuinbouw wordt gebruikt, niet meegenomen’.

In WB21 was te lezen: “De commissie wil daarom aandringen op het aanleggen van zoetwatervoorraden binnen de regio’s. Ook de verdeling van rivierwater over diverse watervragers verdient een kritische afweging”. Waarom negeert men dit advies?

Geachte volksvertegenwoordigers, bezint eer gij begint met maatregelen die grote, niet te overziene, gevolgen hebben voor onze land- en tuinbouw, drinkwatervoorziening en industrie en daarmee voor het economisch fundament van onze samenleving. Bekijk of andere meer duurzame oplossingen geen alternatieven bieden en tegelijkertijd de zoetwatervoorziening voor alle belanghebbenden zekerstellen. Geen uitvoering van het Kierbesluit en geen verzilting van het Volkerak-Zoommeer. Pak het ‘lek’ op de Nieuwe Waterweg aan. Maak nu reeds, en niet pas na 2050, een sluisvoorziening die bij geringe rivierafvoeren gebruikt kan gaan worden en gebruik rivierwater om ook andere wateren, bij voldoende afvoer, zomer en winter door te spoelen. Overweeg of een doorbraak tussen Goeree en Overflakkee een oplossing kan zijn om in de Grevelingen een estuariene zoet-zout-overgang te laten ontstaan. Dan stromen meer wateren door en krijgt de Grevelingen en de Oosterschelde de nutriënten om de kraamkamers te worden en te blijven van de Delta.

Dan kan ik als gewone boer ook aan de slag blijven en samen met mijn collega’s in land- en tuinbouw ook uw eten op een duurzame wijze produceren en middels onze producten een bijdrage leveren aan onze economie en onze export.

Hopende op Uw inzet en vertrouwende op Uw inzichten,

met de meeste hoogachting,

Hoogachtend,

Namens Ons Water

C.W.F.M. Ooms
Lid steunfractie Ons Water/Waterbreed van het waterschap Brabantse Delta

 


WESTERMAR KAN IJSSELMEERKUST REDDEN


WESTERMAR KAN IJSSELMEERKUST REDDEN

Door: Sjerp de Jong

Door het vormen van een nieuw meer in het IJsselmeer kan er worden voorkomen dat de Friese steden en dorpen moeten worden aangepast. Dit najaar verscheen het rapport “Samen werken met water, bevindingen van de Deltacommissie 2008”. In dit rapport wordt uitgegaan van een bovengrens van de mogelijkheden van de gedane aannames. Dit is wat anders dan wat het meest waarschijnlijk is. Reden van deze werkwijze: de grote mate van onzekerheid en de lange duur van de voorspellingen. Maar door geregeld waar te nemen hoe het werkelijk gaat en te vergelijken met het voorspellingsmodel kan men de stand bijhouden. En dan later bijsturen.

 Voor het IJsselmeer is van belang aanbeveling nummer 11. Deze luidt: “Het peil van het IJsselmeer wordt met maximaal 1,5 m verhoogd. Daarmee kan tot na 2100 onder vrij verval worden gespuid op de Waddenzee. Het peil van het Markermeer wordt niet verhoogd. Het IJsselmeer behoudt zijn strategische functie als zoetwaterreservoir voor Noord-Nederland, Noord-Holland en, vanwege de dieper indringende zouttong in de Nieuwe Waterweg, voor West-Nederland.

Tot 2050: Uitvoer van de maatregelen om de peilstijging te realiseren, kan geleidelijk gebeuren. Gestreefd moet worden naar een zo groot mogelijke zoetwatervoorraad rond 2050. Onderzocht moet worden welke maatregelen nodig zijn om de inrichting van de benedenloop van de IJssel en het Zwarte Water aan te passen aan een verhoging van het IJsselmeerpeil met 1,5 m.

Tot 2100: Afhankelijk van de gefaseerde aanpak zijn nog maatregelen nodig om tot een peilstijging van 1,5 m te komen.”

Gevolgen
Het IJsselmeer heeft nu een zomerpeil van 20 centimeter beneden NAP. De stijging met 150 centimeter zou dan 130 centimeter boven NAP zijn. Dat heeft nogal wat consequenties voor de IJsselmeerkust. De historische structuur van het huidige landschap wordt aangetast. De waardevolle stads- en dorpgezichten lopen gevaar en moeten achter een dijk worden weggestopt. De toegang vanuit de Friese boezem tot het IJsselmeer wordt moeilijker door sluizen. Recreatiemogelijkheden, die ontwikkeld zijn, verdwijnen of moeten opnieuw worden opgebouwd. Bij de buitendijkse bebouwde gebieden moet men bedenken dat bij herstructurering van bedrijventerreinen en bij nieuwbouw van woningen, de gebouwen en terreinen op een beduidend hoger niveau gebouwd moeten worden. De buitendijks gelegen landbouw- en natuurgebieden langs het IJsselmeer gaan grotendeels verloren. Er ontstaat kwel in het westen van Fryslân. Een positief gevolg is dat het verhogen van het IJsselmeerpeil betekent dat er meer water beschikbaar is voor aanvoer naar de Friese boezem. Bij Lemmer en Teroelsterkolk wordt in de zomer water ingelaten voor Groningen en Fryslân. Dit kan in de toekomst bij droogte, en om verzilting, tegen te gaan gunstig zijn.

Opmerkingen
De plannen van de Deltacommissie geven toch wel aanleiding tot opmerkingen.
De vraag is of een verhoging van 150 centimeter nodig is. Het is alleen bij het meest extreme KNMI scenario dat de huidige strategie niet toereikend is om in droge zomers de waterbehoefte van Noord- en West Nederland te dekken. De vraag is of dit meest extreme scenario ooit zal worden behaald. Zeespiegels dalen en rijzen nou eenmaal altijd en niemand kan daarover zeer precies voorspellen. De klimaatdiscussie is totaal irrelevant in deze, we wonen in een gebied wat nou eenmaal kan overstromen. Wel is het zo dat, naarmate de zeespiegel meer rijst, en/of het land sneller inklinkt, de kosten van het droogpompen en het tegengaan van de verzilting toenemen. Tot op de centimeter voorspellen heeft niet zoveel zin. Een systeem van “worse case scenario” is niet zo erg als je maar een goed systeem van monitoren kiest en geen beslissingen neemt, die later overbodig blijken te zijn. Een systeem van gefaseerde uitvoering, waar de beslissingen later worden genomen op grond van de gerealiseerde veranderingen, verdient de voorkeur.

De Deltacommissie baseert zich op de zomer, met tekorten aan zoet water. In de andere seizoenen zijn er geen tekorten. Het regime kan in de andere seizoenen anders zijn dan in de zomer. De commissie spreekt zich daar niet over uit.

Het Markermeer wordt buiten de plannen voor hoog water in het IJsselmeer gehouden. Zou het Markermeer wel verhoogd worden, dan was 110 centimeter verhoging al genoeg geweest. Als redenen hiervoor noemt de commissie dat er al een afscheiding is tussen IJsselmeer en Markermeer door de Houtribsluizen en teven hoeven dan de (landschappelijk waardevolle geachte) waterkeringen van Noord-Holland niet te worden aangepast. Ook geeft een gelijkblijvend peil helderheid over de ontwikkelingen van Almere en Amsterdam volgens de Deltacommissie. Willen wij in Fryslân ook niet zo’n positie? Ook om het IJsselmeer maar te verdiepen (in het midden) en dit zoet water dan maar op te pompen als het nodig is, is niet meegenomen.

Grotere spuicapaciteit
Duidelijk is dat de spuicapaciteit moet worden vergroot in de afsluitdijk. De afsluitdijk moet ook worden vernieuwd. Voornamelijk in de winter is een grotere afvoer vanuit de rivieren te verwachten. Maar ook Fryslân heeft een grotere spuicapaciteit nodig. Via het Lauwersmeer en bij Harlingen kan er nu op de Waddenzee gespuid worden. Bij wind uit de noordelijke streken is de ebstand soms te hoog om (veel) water te spuien. De boezem heeft maar een beperkte capaciteit. Pompen bij Stavoren (Hooglandgemaal) en Lemmer ( Woudagemaal) bieden dan uitkomst. In extreme omstandigheden worden de poldergemalen stilgelegd. Door het maken van een dijk in het IJsselmeer is er een mogelijkheid om naast het Lauwersmeer een tweede afstromingsmeer te maken. Ik noem dit meer maar even voor het gemak de Westermar. Dat meer zou dan 3 kilometer uit de Friese IJsselmeerkust komen, vanaf Kormwerderzand tot aan Lemmer. Havens van Stavoren (Johan Friso kanaal) en Lemmer ( Prinses Margrietsluis) kunnen wel of niet direct aan het IJsselmeer of aan het tussenmeer, de Westermar, komen te liggen. Als de Westermar wordt onderbroken door een vaarweg dan kunnen via een U-buis de delen gekoppeld worden. Makkum en Workum kunnen sluizen krijgen voor de scheepvaart. In de Westermar is in de zomer een peil vergelijkbaar met het huidige peil (-20 centimeter beneden NAP) te verwachten. In het winterhalfjaar moet er een peil, gebaseerd op de ebstand op de Waddenzee, te realiseren zijn van ongeveer – 0,75 tot 1 meter beneden NAP. Compensatie voor het verkleinen van het IJsselmeer kan worden gevonden door het Markermeer enkele centimeters hoger op te zetten in de zomer. In de zomer zijn geen stormen en de dijken worden gebouwd op winterpeil.

Dit plan zou een lozingscapaciteit opleveren voor de Friese boezem. Steden en dorpen hoeven niet te worden aangepast. Afstroming geniet de voorkeur boven pompen: dit is ook een uitgangspunt bij de Deltacommissie. Afstromen gaat in de regel ook sneller dan pompen. Dit zou in ieder geval tot 2030 als afstroming gebruikt kunnen worden en afhankelijk van de zeespiegelrijzing vermoedelijk ook daarna. De sluizen van Kornwerderzand kunnen zo ingericht worden dan niet alleen het Friese water maar ook het IJsselmeerwater kan worden geloosd. Financiering moet mogelijk zijn uit het Deltafonds.

Door deze optie kan Fryslân beschermd worden door een extra meer, een goedkope en veilige afstroming, een extra dijk, extra werkgelegenheid en extra kansen op gebied van recreatie en veiligheid.


VOORSTEL TOT LANDELIJK INTEGRAAL WATERBEHEER


VOORSTEL TOT LANDELIJK INTEGRAAL WATERBEHEER

Door: W. Borm en C. Huijgens

Inleiding
Bij hoge rivierafvoeren ligt de Biesbosch op de overgang van doorvoer naar noodberging. Stagnatie van doorstroming in het Hollandsch Diep vergroot op zo´n tijdstip het overstromingsrisico in de regio ten oosten van Moerdijk. Met een andere inrichting van de Zeeuwse Delta is dit te voorkomen.
De wisselende beschikbaarheid van zoet water blijkt voor herinrichting een beperkende factor. Daarom hebben we de samenhang tussen de zoetwaterafvoeren van de Zeeuwse Delta, het IJsselmeer en de Nieuwe Waterweg in onderstaand advies betrokken.

Een sluis in de Nieuwe Waterweg
Om de indring van zout tegen te gaan leiden we momenteel het meeste rivierwater door de Nieuwe Waterweg naar zee. Gigantische hoeveelheden zoet water raken we zo kwijt. Doen we dat niet, dan gaan diverse zoetwaterinnamepunten verloren. Met de stijging van het zeeniveau wordt het op termijn voor de veiligheid van de Rijnmond en de Drechtsteden onvermijdelijk dat er sluizen in de Nieuwe Waterweg komen. Waarom, met dat toekomstbeeld, nu al niet het besluit genomen die sluizen aan te brengen?

Wanneer de Maeslantkering niet goed functioneert zijn de gevolgen voor het achterland desastreus. Een sluizencomplex in de Nieuwe Waterweg betekent extra beveiliging. Door “het lek van Holland” te dichten vormt de beschikbaarheid van zoet water geen beperkende factor meer voor landelijke integrale waterhuishouding. Hoewel de scheepvaartsector niet zit te wachten op een extra hindernis, komt er spoedig een onderzoek naar een `afsluitbaar open´ Rijnmond. Zodra er sluizen komen is er zoet water voorhanden om de delta gezond te maken, kan men onder meer de verzilting van de landbouwgronden in Zuid-Holland tegengaan en is er genoeg voorraad om aan de vraag naar zoet water te voldoen. De aanleg van de zeesluizen is een kostbare, maar effectieve investering om Nederland klimaatbestendig te maken. Hiermee krijgt men de veiligheid én het waterbeheer van Nederland op orde.
Uit ecologisch oogpunt zijn permanente en geleidelijke overgangen van zout naar zoet belangrijk. Voor de veiligheid, landbouw en economie speelt het terugdringen van de toenemende rivieropwaartse invloed van de zee een rol. Beide zijn haalbaar door verlenging van de routes naar zee.

Een gezonde Zeeuwse Delta
Drie zaken die van belang zijn om in de Zuidwestelijke Delta de veiligheid te waarborgen en de maatregelen van Ruimte voor de Rivier te laten werken zijn:
– het gebruik van de voormalige zeegaten als noodberging voor het rivierwater,
– het behoud van verval en doorstroming bij hoge rivierafvoeren en
– meer spuimogelijkheden naar zee.
Daar is weinig twijfel over, maar hoe zit het met natuur en milieu?

De weg naar een gezonde delta
Met de Deltawerken bleef het zoute getijdenmilieu in de Oosterschelde behouden. Het rivierwater wordt door de Nieuwe Waterweg en het Haringvliet naar zee afgevoerd en de voormalige zeegaten zijn van elkaar gescheiden. De Zeeuwse oppervlaktewateren werden kwalitatief minder en scoren intussen op veel punten ‘slecht ‘ of ‘ontoereikend’. De Tweede Kamer wil voortvarend werken aan het gezond maken van de Zuidwestelijke Delta in combinatie met de bijstelling van de veiligheidsnormen voor hoogwater.
Doorstroming is meestal de oplossing voor de ontstane problemen als vermesting, blauwalgen, wisselingen en abrupte overgangen van milieu, zuurstofloosheid en zandhonger. Doorstroming middels rivierwaterafvoer en getijden.
Het zoete rivierwater dat nu via de kortste weg wordt geloosd, dient zoveel mogelijk door de wateren van de delta te gaan, zich te mengen met het zoute water onder invloed van getijdendynamiek en pas bij de stormvloedkering in zee te stromen. Zo wordt de Oosterschelde de levensader van een duurzame en gezonde delta.

De rivieren als ruggengraat van de EHS
In de stroomgebieden van de rivieren is tientallen jaren gewerkt aan onder meer beekherstel, vispassages, natuurvriendelijke oevers en vloeiweiden. Deze maatregelen worden pas echt effectief bij een blijvende overgang van zout naar zoet. De natuurlijke relatie tussen rivieren en zee kan zich dan herstellen en de rivieren kunnen de ruggengraat gaan vormen van de Ecologische Hoofdstructuur, het netwerk van de Nederlandse natuur.

De Kier en wisselende milieuomstandigheden
Het complex van de Haringvlietsluizen vormt vanaf 1970 de regelkraan van de Nederlandse rivierwaterhuishouding. Door alleen te spuien, lozen we er zoetwatervis in zee en kunnen trekvissen onze rivieren niet bereiken. Het plan ontstond om enkele sluisdeuren de klok rond op een kier te zetten, maar door lage rivierafvoeren in de zomer en door sluitingen als gevolg van hoge zeewaterstanden kan de Kier maar 6 tot 8 maanden per jaar werken. Het Kierproject is veel te rooskleurig voorgespiegeld. Het zout mag niet verder dan 8 km ten oosten van de sluizen binnendringen. Met zo´n beperking is ecologisch weinig winst te behalen. Milieuwisselingen, abrupte overgangen en zoetwaterschokken staan haaks op het streven naar gezonde deltawateren. Op 1 januari 2009 zijn de sluizen op een kier gezet. Het komend jaar zal een beeld geven van de gevolgen. Spoedig is een heldere afweging mogelijk.

Toelichting bij de schets voor doorstroming
Het deltamilieu is gebaat met doorstroming voor het oplossen van de huidige problemen. Dit kan door te meanderen, zonder hinder voor de scheepvaart. Het rivierwater gaat daarom in de schets met een S-bocht naar zee.
De zee komt relatief verder weg te liggen en stroomsnelheden nemen af. Hierdoor is het achterland beter beschermd tegen hoge zeewaterstanden en opwaaiende westenwind.

Schets voor doorstroming:

doorstroming delta2

Dit vermindert de gevreesde landinwaartse invloed van zee, als gevolg van zeespiegelstijging of lage zomerafvoeren, en maakt tevens een permanente en geleidelijke overgang van zout naar zoet mogelijk. Het Haringvliet blijft zoet, de Grevelingen krijgt doorstroming met gereduceerd getij en de Oosterschelde wordt weer een estuariummonding. Het huidige zoute en stilstaande milieu in de Grevelingen ondergaat de grootste veranderingen. Dit verandert in een getijdengebied met doorstroming en overgangen van brak naar zout. Bij extreem hoge rivierafvoeren wordt van tevoren op drie plaatsen gespuid en kan de op dat moment maximaal haalbare bergingscapaciteit gebruikt worden. Dit garandeert de afwatering van onder meer het gebied van het Waterschap de Brabantse Delta. Het water van het Hollandsch Diep kan blijven doorstromen, zodat stagnatie met de gevreesde peilverhoging in de Biesboschregio uitblijft en de kans op overstroming in het Rijnmondgebied vermindert. De Oosterschelde blijft onder alle omstandigheden zout. Doorstroming en getijden zijn gunstig voor schelpdierculturen en het aangevoerde sediment kan op de lange termijn de onbalans die zandhonger veroorzaakt herstellen. Bij hoge rivierenafvoeren spuien de Haringvlietsluizen tijdig het overtollige rivierwater lozen om tijdelijke verzoeting van de Oosterschelde voorkomen. De te nemen maatregelen spreken voor zich: een doorsteek tussen Stellendam en Melissant, er komen extra spuimogelijkheden in de Brouwersdam en ga zo maar door.

Integrale planvorming
Nu de kwaliteit van Rijn en Maas is verbeterd, wordt het tijd om de visgronden van de Noordzee en de delta weer te voeden met de door de rivieren meegevoerde voedingsstoffen. Stabilisering van het zoete milieu in het Haringvliet zal een positieve invloed hebben op aangrenzende natuurgebieden. Dit is ook economisch van belang en voorkomt verdere verzilting van het grondwater. Momenteel wordt nog overwogen om de randmeren tegen Brabant zout te maken om de symptomen van overmatige bemesting te bestrijden. Bij voldoende beschikbaarheid van zoet water, kan dit door de randmeren stromen om deze te reinigen en het water te verversen. Zoet water in de randmeren gaat de verzilting van West-Brabant tegen. De scheepvaart door het Zoommeer heeft hierbij geen getijden.
Een gezonde delta is op termijn goed voor recreatie, landbouw, scheepvaart, industrie, visserij, schelpdiercultuur, natuur en milieu. Langs de rivieren wordt inmiddels gericht gewerkt volgens de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier. Aansluitend is de delta aan zet.

Een veilig en duurzaam systeem rond de Afsluitdijk
De huidige Afsluitdijk voldoet niet meer aan de eisen. In augustus 2008 verscheen dan ook het rapport “Toekomst Afsluitdijk, acht integrale visies”. De veiligheid waarborgen is van nationaal belang, maar daarnaast spelen natuur en milieu een grote rol. De voorkeur heeft een duurzame vorm van rivierwaterafvoer met herstel van de ecologische relaties in combinatie met maximale veiligheid.

De samenhang van de Zuidwestelijke Delta en het IJsselmeer
In het rapport “Samen werken met water” van de Deltacommissie wordt voorgesteld het waterpeil van het IJsselmeer op termijn te verhogen. Dit advies stuit op praktische problemen. Het voorstel vereist hoge investeringen en aanpassingen die niet in een kort tijdsbestek gerealiseerd kunnen worden en het verkleint de kansen voor herstel van een natuurlijke overgang van zout naar zoet. Voor de zoetwatervoorraad van Nederland is het eenvoudiger om het zoete oppervlak in het IJsselmeer veilig te stellen, in combinatie met het behoud van de zoetwatervoorraden in de Zuidwestelijke Delta. In de Zeeuwse Delta kan bovendien de waterberging bij hoge rivierafvoeren zodanig worden vergroot, dat rivierwateropvang in het IJsselmeer minder urgent is.

Bouwen met de natuur
Er is in de verkenning “Toekomst Afsluitdijk” voorgesteld om het voorland in te zetten voor de veiligheid door ondiepten te verhogen. Op deze wijze ontstaat een meegroeiende voorzeewering met vooroevers. In de vorm van een voordijk met golfbrekers kan deze de Afsluitdijk tegen het robuuste water beschermen en tevens een ecologische meerwaarde geven aan de Waddenzee. Een tweede voorstel is de aanleg van een natuurdijk aan de binnenzijde van de afsluitdijk voor de opvang van zilte overslag en opwaaiing.

Combineren tot een gezond systeem
Het IJsselmeer moet als zoetwaterreservoir onder alle omstandigheden zoet blijven. Daarnaast wordt het water van West-Nederland via het IJsselmeer afgevoerd. Een permanente en geleidelijke overgang van zout naar zoet is ecologisch van belang en draagt ertoe bij dat de IJssel weer in het natuurlijke systeem terugkeert. Hierbij dienen milieuwisselingen, zoetwaterschokken en abrupte overgangen voorkomen te worden. Dit vraagt om een gecontroleerde verbinding met de Waddenzeedynamiek in plaats van zoet water te spuien in zee.

Schets voor doorstroming:

afsluitdijk2

We stellen een combinatie voor van een voordijk en een natuurdijk, aansluitend op het verhoogde Makkummerzand. Wellicht een kostbare aangelegenheid, maar de dijken kunnen op ondiepten gesitueerd worden en mogen lager blijven dan de Afsluitdijk. De aanleg kan samengaan met baggerwerkzaamheden elders.
De vorm van de schets voor doorstroming is schematisch. Op deze wijze ontstaat een lus van vele tientallen kilometers, waarlangs het rivierwater wordt afgevoerd via een open verbinding met zee, zonder dat er van indring van zout in het IJsselmeer sprake is. Met afwisselende kribben gaat het water meanderen, waardoor de af te leggen weg naar de Waddenzee nog eens aanzienlijk wordt vergroot en de stroomsnelheid afneemt.
Voor noodsituaties is een stormvloedkering in de Afsluitdijk aan de zijde van Noord Holland gewenst. Bij hoge rivierafvoeren kan de bestaande spuisluis aan de Friese kant worden ingezet. Met de zeespiegelstijging gaat het peil van het IJsselmeer geleidelijk omhoog en blijft spuien onder vrij verval mogelijk. Scheepvaart, recreatie en visserij
De gemotoriseerde scheepvaart blijft gebruik maken van de aanwezige schutsluizen. Voor het nieuwe estuariene gebied naast de Afsluitdijk komen ongekende mogelijkheden voor natuurgerichte recreatie en ongemotoriseerd verkeer. Een open verbinding naar zee herstelt de visrijkdom met trekvissen die hier oorspronkelijk via de Zuiderzee onze zoete wateren opzochten.

Slot
Tal van innovatieve en prestigieuze plannen bereiken ons via de media. Brainstorming over een toekomst met het water is een goede zaak, zolang we realistisch blijven en de beschikbare middelen zinvol gebruiken. Dat laatste was niet altijd mogelijk. Diverse lopende projecten, bestaande voorzieningen en gebiedsinrichtingen zijn immers gebaseerd op een onzekere toekomst.
Het Nationaal Waterplan geeft zekerheid en kan veel wijzigen. Ten oosten van de Nieuwe Waterweg liggen zoetwatergetijdengebieden die mettertijd zullen verdwijnen. Natuurgebieden die ontstaan zijn na de Deltawerken hebben vaak al een erkende status en hoge waarden, maar sommige zullen sterk veranderen. Plannen in het Haringvliet die rekenen op terugkeer van getijden kunnen weleens niet doorgaan. Daarentegen ontstaan er nieuwe en duurzame getijdengebieden bij het herstel van de estuariene dynamiek.
De komende veranderingen vragen hoe dan ook van velen flexibiliteit om bestaande idealen los te laten en alsnog achter een keuze te gaan staan die op termijn het beste is voor veiligheid, economie en milieu. Zodra het raamwerk voor de totale planvorming is vastgesteld, kan in het verlengde van de PKB Ruimte voor de Rivier effectief gewerkt worden.
Het eindresultaat dient de huidige situatie ruimschoots te verbeteren en de richting te bepalen voor een klimaatbestendig Nederland.


VERKIEZINGEN 3 – 0048

 


Bergen op Zoom, 22 november 2008

 

Aan het Stembureau van het

Waterschap Brabantse Delta

Per email

 

Geacht Stembureau,

Dank voor de beantwoording van onze brieven van 14 en 16 november.

Ons verzoek aan het stembureau, in het schrijven van 16 november, “om ook een uitslag te geven van de stemmen die op basis van het niet overeenkomen van het geboortejaar met de code op de antwoordenveloppe ongeldig verklaard zijn”, is echter in uw schrijven niet beantwoord. Nu de voorzitter van de Unie van Waterschappen Siebe Schaap in een telefoongesprek met Peter Vonk, de voorzitter van AWP, heeft verwezen naar 5 á 6 % ongeldige stemmen hecht Ons Water zeer aan het tellen van ook die (ongeldige) stemmen om met het daarmee te verkrijgen inzicht te kunnen beoordelen of de voor kiezers mogelijk verwarrende stemprocedure aangemerkt moet c.q. kan worden als: ernstige onregelmatigheden die van substantiële invloed zijn geweest op de verkiezingsuitslag.

Hoogachtend,

Namens Ons Water

L.H. van der Kallen

 


KRIJGT DE BIESBOSCH NOG EEN HART VOOR VOGELS?


KRIJGT DE BIESBOSCH NOG EEN HART VOOR VOGELS?

Nederland kent twintig Nationale Parken. De eigenaren, beheerders en andere betrokkenen dragen er samen de verantwoordelijkheid voor de bescherming en ontwikkeling van de kwaliteit van de natuur. Als we ons richten op het huidige beleid en beheer van De Biesbosch, dan geeft dit reden tot zorg, met name de werkzaamheden in de Zuiderklip.

Zorg om kwaliteitsverlies
Zoals de pers al diverse malen berichtte, is er in de Zuiderklip met Europese subsidies een geul gegraven. Men is van plan de dijken die de polder beschermen spoedig door te steken, waarna het verontreinigde rivierwater binnen kan stromen. De achterliggende gedachte is dat bij hoog water een betere en snellere afvoer zal plaatsvinden van het rivierwater. Over het nut hiervan zijn de meningen verdeeld. Maar laten we eerst eens kijken naar de voorheen aanwezige waarde van de polder. Als we de kwaliteit beoordelen kijken we naar planten- en diersoorten die eisen stellen aan hun leefomgeving. Je zoekt naar zeldzame soorten die een toegevoegde waarde hebben voor het Nationale Park. De polders Turfzakken herbergden voorheen vele moeras- en watervogels. Het gebiedseigen water, gevoed door regen en kwel, vormde vanwege de vele waterorganismen voor deze vogels een rijke voedselbron. Eigen observaties en tellingen en die van anderen, geven aan dat dit gebied, voordat het graafwerk startte, belangrijk was voor o.a. de grote en kleine zilverreiger, de lepelaar, zomer- en wintertaling. Dit zijn vogels van de Rode Lijst, zeldzame soorten die extra bescherming verdienen. Ook broedden er rietvogels als rietzanger, rietgors, waterral en karekiet. Aangezien zoetwatermoerassen in Nederland schaars zijn, is dit een voor de hand liggende keuze als over de toekomst van het gebied nagedacht wordt. Het feit dat men bij de graafwerkzaamheden vele grote modderkruipers heeft gevonden, bevestigt dat er sprake was van een biotoop dat alleen kon bestaan dankzij de goede waterkwaliteit binnen de dijken.

Problemen buitendijks
Wat het buitendijkse watermilieu betreft wordt de Biesbosch in het PlanMER Beheerplan Rijkswateren 2010-2015 van 1 augustus 2008 vernoemd als Sense of Urgency: Gebieden waar de waterkwaliteit snel moet worden aangepakt. Dit begrip wordt toegekend indien binnen 10 jaar mogelijk onherstelbare schade ontstaat (met betrekking tot waterconditie of beheer). Met deze geconstateerde milieukwaliteit neemt het project Zuiderklip onnodige risico´s in het hart van het Vogel- en Habitatrichtlijngebied en Nationaal Park De Biesbosch. Aan het bestemmingsplan is goedkeuring onthouden en voor het project is nog altijd geen milieueffectrapport (MER) gemaakt en de Habitattoets is niet op de juiste wijze uitgevoerd. Niet voor niets hebben de West-Brabantse Vogelwerkgroep en de plaatselijke vereniging Madese Natuurvrienden hun bedenkingen geuit bij het huidige project.

Kerngebied
De Zuiderklip kan de natuurkern worden, die elk Nationaal Park nodig heeft. In potentie zou het de locatie kunnen zijn waar weer roerdompen, grote karekieten, zwarte sterns en lepelaars gaan broeden. Als het beleid en beheer daarop gericht wordt, kan het gebied een reservoirfunctie vervullen voor de omgeving op momenten dat er elders bedreigingen of verlies van populaties ontstaan.. Het is voor natuurkenners duidelijk dat de buitendijkse gebieden van de Biesbosch veel minder natuurwaarde hebben. Langs de Amer en in de kreken zien we vogels die we in elk stadspark tegenkomen.

rene van gils biesb

René van Gils speurend naar vogels in de Biesbosch. Foto: C.Huijgens

Binnendijkse kansen
Kleine binnendijkse natuurpolders, zoals De Noorderplaat, De Kindem en de Lange Plaat, met dezelfde condities als gesloten Zuiderklippolders, zijn rijk aan natuur. De Zuiderklip is vele malen groter. Voor een heuse natuurkern hoeft hier niet veel meer te gebeuren. Een goede beheersing van het waterpeil en waterkwaliteit en een beheer gericht op ontwikkeling van rietvelden en moerassen. De graafmachines mogen verdwijnen. Voorwaarde is wel dat de dijken dicht blijven en de doorsteek aan de westzijde gesloten wordt. De verantwoordelijken voor het Nationaal Park dienen te streven naar een beleid dat gericht is op duurzaamheid en kwaliteit voor een gevarieerd en rijk leven. Dan pas maakt de Biesbosch haar status als Nationaal Park waar!

René van Gils
Contactpersoon Vogelbescherming Nederland


VERKIEZINGEN 2 – 0047

 


 

Bergen op Zoom, 16 november 2008

 

Aan het Stembureau van het

Waterschap Brabantse Delta

Per email

 

Geacht Stembureau,

Gisteren, zaterdag 15 november, is er bij de inwoners van het werkgebied van het waterschap Brabantse Delta een per adres unieke kaart op de deurmat gevallen die niet alleen per adres uniek was maar ook per straat. Tijdens de straatcampagne is ondergetekende herhaalde malen aangesproken over deze grove vorm van geldverspilling en milieubederf. De kaart, gedrukt op glanzend foto papier, bevat gezien haar aard veel milieubedervende stoffen, hetgeen naar het inzicht van Ons Water niet bijdraagt aan een goed milieuvriendelijk imago van het waterschap. Tevens straalt de kaart niet het kostenbewustzijn uit dat Ons Water voorstaat.

Wat ook veel ontvangers van de kaart verbaast is dat het waterschap klaarblijkelijk geen verstand heeft van wie de kans loopt op natte voeten. De kaart met de tekst “Houdt u op nummer….. de voeten liever droog?”, met een afbeelding waar het water tot het straatnaambordje reikt, werd ook bezorgd op plaatsen waar de straat op bijvoorbeeld 13 meter boven ANP ligt en de omgeving veel lager. Kortom hiermee wordt een verkeerd en gelukkig onjuist beeld gegeven. Wie verzint nu zo iets onzinnigs en duur?

Als vervolg op ons schrijven van 14 november verzoekt Ons Water Uw stembureau om ook een uitslag te geven van de stemmen die op basis van het niet overeenkomen van het geboortejaar met de code op de antwoordenveloppe ongeldig verklaard zijn. Dan kan inzicht verkregen worden van de gevolgen van de voor kiezers verwarrende stemprocedure.

Hoogachtend,

Namens Ons Water

L.H. van der Kallen

 


SAMENWERKING – 0046

 


Bergen op Zoom, 15 november 2008

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Het Waterschapsbedrijf Limburg onderzoekt de samenwerkingsmogelijkheden met de Limburgse industrie op het gebied van afvalwaterzuiveringen. In de visie van dat waterschapsbedrijf kan samenwerking het overnemen van de waterzuivering op het terrein van de bedrijven betekenen, maar ook het delen van expertise of het delen van menskracht.

Is dit een na te volgen initiatief of ontwikkelt Brabantse Delta op dit vlak reeds aktiviteiten?

In afwachting van uw beantwoording,

Hoogachtend,

Namens Ons Water

L.H. van der Kallen