MOTIE PRIMAIRE WATERKERINGEN – 0040

 


 

M O T I E

 

Het algemeen bestuur van het Waterschap Brabantse Delta in vergadering bijeen op 1 oktober 2008, behandelend de brief van de Unie van 1 juli 2008

Overwegende dat:

– waterveiligheid in brede zin van belang is voor heel Nederland. Met dat voor ogen heeft de Deltacommissie, als één der uitgangspunten geformuleerd (pagina 41 van haar ‘bevindingen’): “Waterveiligheid is een collectieve, nationale verantwoordelijkheid. Dat was het van oudsher en dat blijft zo. De overheid waarborgt dit. Vanuit die collectieve verantwoordelijkheid wordt het solidariteitsbeginsel gehanteerd”.

– de normen waar aan in de brief van de Unie aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat d.d. 1 juli 2008 gerefereerd wordt, dateren uit de jaren zestig van de vorige eeuw.

– “De Deltacommissie vindt dat de normen en de toetssystematiek moeten worden aangepast” (pagina 49) Als streef datum vermeldt de Deltacommissie 2013.

– het nu prematuur is om als waterschappen uit te spreken dat, nadat er voldaan is aan de huidige normen, de waterschappen, inclusief het waterschap Brabantse Delta, bereid zijn vanaf dat moment de verantwoordelijkheid voor de primaire keringen te gaan dragen.

– in de Unie brief opgenomen stelling: “Het stelsel van waterkeringen heeft ons in het verleden veel welvaart gebracht. Mits goed onderhouden zal dat stelsel ook in de komende decennia in staat zijn ons op een goede wijze bescherming te bieden, waarmee een (water)veilig vestigingsklimaat gewaarborgd blijft.” niet houdbaar is, gezien de rapportage van de Deltacommissie en geen basis is voor toekomstig beleid.

– de toekomstige aangescherpte normen tot werkzaamheden aan primaire keringen zullen leiden, die de mogelijkheden van de waterschappen als regionale waterautoriteit verre overstijgen.

Draagt het Dagelijks Bestuur op:

– in het licht van de nieuwe informatie, voortkomende uit de rapportage van de Deltacommissie, de Unie en de Staatsecretaris te informeren dat de brief van de Unie aan de Staatsecretaris niet langer onderschreven wordt door het bestuur van het Waterschap Brabantse Delta.

en gaat over tot de orde van de dag.

 


DIJKBEHEER – 0038

 


 

Bergen op Zoom, 2 september 2008

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Met verbijstering heeft ondergetekende kennisgenomen van de brief van de Unie d.d.1 juli 2008 aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat betreffende het Unie standpunt met betrekking tot de financiering van de primaire waterkeringen.

Zonder uitzondering staat vermeld: “De waterschappen zijn bereid vanaf het hierboven beschreven moment de verantwoordelijkheid voor de primaire keringen te gaan dragen”.

In de vergadering van het Algemeen Bestuur van 25 juni j.l. is er vanuit alle categorieën terughoudend, zo niet afwijzend op dit Unie voorstel gereageerd. De slotopmerking namens het Dagelijks Bestuur bij monde van de voorzitter was: “Ik heb het goed begrepen, ik zal terugrapporteren.” Met die woorden wekte de voorzitter de indruk dat, alvorens nadere stappen gezet zouden worden of verplichtingen aangegaan of toezeggingen gedaan, het Algemeen Bestuur daarbij betrokken zou worden. Dat paste ook in de rest van de discussie over dit onderwerp.

Nederland kent een lange en droevige geschiedenis met waterschappen, die verantwoordelijk waren voor de primaire waterkeringen. De zogenoemde calamiteuze waterschappen waren in de 17e en 18e eeuw een begrip wat stond voor: veel watersnoden, veel doden, veel menselijk leed en veel schaden. Pas toen het Rijk de (financiële) verantwoordelijkheid nam voor de primaire waterkeringen kwam aan die voortdurende rampspoed een einde. Het Rijk is ten aanzien van de financiële gevolgen van decentralisaties notoir onbetrouwbaar gebleken. Men decentraliseert als de kosten en/of risico’s door veranderende omstandigheden (regelgeving, vergrijzing, klimaatwijzigingen) toenemen. De overheid waarnaar het Rijk decentraliseert blijkt negen van de tien keer de klos.

Nu de gevolgen van klimaatveranderingen ongewis zijn, dreigen de waterschappen belast te worden met een zaak van nationaal belang.

Vrijblijvende “slotopmerkingen” als dat “het evident is dat er een rijksbijdrage blijft” (zonder dat vaststaat dat deze kostendekkend is) en dat “een evenwichtige spreiding van de lasten voor burgers, als wel tussen het Rijk en de waterschappen essentieel” (zonder een harde afspraak daarover) zijn van generlei waarde als door de waterschappen via de Unie wordt uitgesproken dat: “de waterschappen bereid zijn vanaf het hierboven beschreven moment de verantwoordelijkheid voor de primaire keringen te gaan dragen”.

Ook de nederigheid in de brief van de Unie is kenmerkend voor de wijze waarop met deze materie wordt omgegaan. Als voorbeeld de frase: “Wij zouden graag daarover met u in gesprek gaan en stellen het op prijs wanneer u daarover advies vraagt aan de adviesorganen, de Commissie van Advies inzake de Waterstaatswetgeving (CAW) en de Raad voor de Financiële verhoudingen (Rfv)”. Hoe zo, ‘op prijsstellen’ het is wel het minste wat dient te gebeuren!

– Wat is de motivering van het Dagelijks Bestuur c.q. de vertegenwoordiger van het waterschap de Brabantse Delta in de Unie om met deze brief in Unie verband in te stemmen?

– Waarom is over de klaarblijkelijk instemming met het Unie standpunt inzake de verantwoordelijkheid voor de primaire waterkeringen niet teruggekoppeld met het Algemeen Bestuur zoals in de vergadering van 25 juni j.l. toegezegd?

Graag omgaande beantwoording zodat een eventuele motie voor de vergadering van 1 oktober kan worden voorbereid.

Hoogachtend,

namens Ons Water

Louis van der Kallen

 


TTIW/WETSUS – 0037

 


 

Bergen op Zoom, 20 augustus 2008

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

In het jaarverslag van de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) 2007 wordt in het artikel: “waterschappen kunnen innovatieve kracht nieuwe ambitieuze waterbedrijven benutten” gesteld dat het jammer is “dat er nauwelijks waterschappen aangesloten zijn bij TTIW/Wetsus”(Technologisch Top Instituut voor Watertechnologie)(Wetsus, centre of excellence for sustainable water technology).

– Is het waterschap Brabantse Delta aangesloten bij TTIW/Wetsus?

Nu kunnen waterschappen activiteiten in dit kader ontwikkelen via het STOWA.

– De vraag is in hoeverre het waterschap Brabantse Delta in dit kader activiteiten kent c.q. ontwikkelt?

Het artikel stelt dat: ‘De publieke zaak dienen én bijdragen aan het versterken van de kansen voor Nederlandse bedrijven geen strijdigheid is’. Ons Water onderschrijft deze stelling.

– In hoeverre werkt het waterschap Brabantse Delta, wel of niet via het STOWA, samen met TTIW/Wetsus bij de ontwikkeling van innovatieve technieken c.q. de toepassing daarvan?

– Indien er sprake is van een samenwerking in deze is het mogelijk een overzicht te ontvangen van de lopende projecten met de gerealiseerde c.q. beoogde resultaten?

Vertrouwende op een spoedige beantwoording,

hoogachtend,

namens Ons Water

Louis van der Kallen

 


OVERWEGING STROOMGEBIED DE SCHELDE – 0036

 


 

Bergen op Zoom, 7 juli 2008

 

Aan het Dagelijks Bestuur

van het Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Vanuit een andere functie heb ik de beschikking gekregen over het stuk “Overwegingen bij het Stroomgebiedbeheersplan Schelde” van het projectbureau kaderrichtlijn water van februari 2008.

De eerste vraag die bij lezing opkomt is: wat is de status van het stuk?

Wat ook opvalt is de vele zaken die gepresenteerd worden als vaststaande feiten, zoals wat er in het stroomgebied gaat gebeuren en de fasering van één en ander.

Vaak staan in het stuk zinnetjes of aanheffingen als:

– “de bestuurders uit het stroomgebied van de Schelde vinden”

– “de bestuurders in het stroomgebied van de Schelde willen”

– “kiezen de bestuurders”

– “de bestuurders kiezen”

– “de bestuurders nemen als uitgangspunt”

Het gaat over water en het gaat over maatregelen die geld kosten en het gaat er over wanneer zaken worden uit gevoerd. Het lijkt of ‘deze bestuurders’ budgetrecht hadden of hebben. Maar wie zijn zij? Omdat het over water gaat en taken die o.a. de waterschappen uitvoeren, komt het ondergetekende voor dat het over de waterschapsbestuurders zou moeten gaan. Maar die hebben over veel van de zaken in het stuk genoemd nog helemaal geen besluit genomen. Of ondergetekende zou wat gemist moeten hebben. Naar aanleiding van de inleiding maakt ondergetekende op dat ‘de bestuurders’ die deel uitmaken van het Regionaal Bestuurlijk Overleg Schelde in het stuk aangeduid worden als “de bestuurders”! Maar dat is zeer bevreemdend, want deze hebben voor zover dit lid van het Algemeen Bestuur van het waterschap Brabantse Delta weet helemaal geen budgetrecht. Noch het recht om allerlei verplichtingen aan te gaan, zoals wanneer welke maatregelen in het kader van de kaderrichtlijn water in het werkgebied van bijvoorbeeld het waterschap Brabantse Delta worden uitgevoerd.

Wat ondergetekende nog het meest bevreemd is dat dit stuk, uit februari 2008, niet ter kennisneming c.q. vaststelling is aangeboden aan het Algemeen Bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Het gaat immers mede over een deel van het territoir van ons waterschap.

Waarom is dit stuk niet aangeboden aan het Algemeen Bestuur? Op welke wijze en wanneer is het Dagelijks Bestuur en of de vertegenwoordiger van het waterschap Brabantse Delta namens ons waterschap gemachtigd of gemandateerd verplichtingen aan te gaan met financiële consequenties?

Het stuk bevat interessante informatie zoals: “Vanaf 2010 zijn de hoogste kosten verbonden aan het plan voor een zout Volkerak-Zoommeer: 170 miljoen euro. Daarvan is 50 miljoen euro nodig voor een alternatieve zoetwatervoorziening.” Graag ontvangt dit AB lid de kostencalculatie waarop deze ‘inschatting’ van 50 miljoen euro is gebaseerd.

“De bestuurders in het stroomgebied hebben hun visie op de Deltawateren beschreven in “De kracht van de Delta””. Is dit stuk voor de AB leden beschikbaar?

Op pagina 51 en 52 worden de regionale wateren in West-Brabant belicht in het kader van een maatregelenpakket inclusief fasering. Wie heeft deze maatregelen en fasering bepaald. “Uitvoering vindt plaats in de periode 2010-2027” en wie heeft klaarblijkelijk de financiering hiervoor vastgesteld? Die wil ik graag een bedankje sturen. Want het is zeer onbaatzuchtig de kosten op zich te nemen. Want in de goede waterschapstraditie geldt immers: ‘wie bepaalt, betaalt’. Het AB van de Brabantse Delta kan het niet zijn, deze heeft immers voor de uitvoering van deze ‘vastgestelde’ werkzaamheden tot op heden, naar ik weet, nog geen kredieten vastgesteld.Terwijl ons AB besloten heeft niet over het graf te regeren, lijkt het er op dat de vertegenwoordiger in het Regionaal Bestuurlijk Overleg Schelde dit wel heeft gedaan.

In Tabel 7 (pagina 68) is aangegeven dat de 50 miljoen euro voor de zoetwatervoorziening komt uit de “impuls in het kader van de watervisie”. Hoe hard is dit en waar is dit vastgelegd?

Bij de kostenverdeling voor de monitoring (pagina 83) valt op dat ons waterschap verhoudingsgewijs veel bijdraagt in de kosten (40.000 euro tegen 10.000 euro waterschap Zeeuwse Eilanden en slechts 6.000 euro waterschap Zeeuws-Vlaanderen) wat is daarvan de reden?

Ondergetekende verzoekt spoedige beantwoording en agendering van het stuk “overwegingen bij het Stroomgebiedbeheersplan Schelde” voor de eerstkomende vergadering van het AB.

Is een dergelijk stuk ook al beschikbaar van het Maasstroomgebied?

Zo ja, dan verwacht ik dat spoedig te ontvangen. Lijkt mij ideale zomerlectuur.

Hoogachtend,

Louis van der Kallen

 


BEREIKTE RESULTATEN – 0035

 


 

Bergen op Zoom, 26 juni 2008

 

Aan het Dagelijks Bestuur

van het Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Dank voor de terbeschikkingstelling van de Eindrapportage 1e Bestuursovereenkomst periode 2004-2007. Na de ontvangst gisteren heb ik met enige schaamte kennisgenomen van de door ons waterschap bereikte resultaten. Ons Waterschap komt er vergeleken met de andere Brabantse waterschappen zeer slecht uit. Bij alle in de grafieken vergeleken resultaten heeft ons waterschap van de vier Brabantse waterschappen het slechtste gepresteerd.

– Bij de verdrogingsbestrijding realiseerde de Brabantse waterschappen gemiddeld 42 % van de te realiseren hectares. Brabantse Delta slechts 12 %.

– Bij waterberging realiseerde de Brabantse waterschappen gemiddeld 16 % van de te realiseren hectares. Brabantse Delta slechts 8 % .

– Bij beek- en kreekherstel realiseerde de Brabantse waterschappen gemiddeld 37 % van de af te ronden kilometers. Brabantse Delta slechts 13 %.

– Bij de ecologische verbindingszones realiseerde de Brabantse waterschappen gemiddeld 32 % van de af te ronde kilometers. Brabantse Delta slechts 16 %.

– Bij de vistrappen realiseerde de Brabantse waterschappen gemiddeld 60 % van de af te ronden aantallen. Brabantse Delta slechts 38 %.

Het bovenstaande is niet iets om trots op te zijn. Hoe is het mogelijk dat ons waterschap zo evident slecht heeft gepresteerd? Wat zijn de verklaringen dat de andere Brabantse waterschappen de doelen sneller weten te realiseren dan het waterschap Brabantse Delta?

Graag een schriftelijk antwoord dat behandeld kan worden in de eerst komende algemene vergadering.

Hoogachtend,

Louis van der Kallen

 


BESTUURSEXPERIMENT – 0034

 


 

Bergen op Zoom, 22 april 2008

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

Geacht Dagelijks Bestuur,

Het Waterschap Rijn en IJssel kent een aantal ‘bestuursexperimenten’ waarbij ambtenaren van het waterschap, samen met het verantwoordelijke DB lid en AB leden uit een gemeente/regio, samen met de portefeuillehouder en gemeenteraadsleden uit de betrokken gemeente, watergerelateerde plannen maken. Dit grotendeels met breed opgezette inspraak-mogelijkheden voor burgers en betrokkenen. Deze ‘bestuursexperimenten’ hebben als doel de afstand tussen het waterschap en burgers en gemeentebestuurders te verkleinen en de aanwezige (gebieds)kennis van alle betrokkenen optimaal te benutten. De gemeenten waar deze ‘bestuursexperimenten’ lopen zijn Rheden en Zutphen.

Mogelijk is een dergelijke werkwijze ook iets voor ons waterschap. Als AB lid, die afkomstig is uit Bergen op Zoom, draag ik in deze graag mijn eigen gemeente voor als mogelijke experiment partner. Binnen de gemeenteraad van Bergen op Zoom is recent een “werkgroep waterbeleid: aandacht voor water” gestart. Een samenwerkingsvorm zoals bij de ‘bestuursexperimenten’ van het Waterschap Rijn en IJssel zou daar mogelijk tot een voor alle partijen optimaal resultaat kunnen leiden.

Vertrouwende op een spoedige beantwoording,

hoogachtend,

Louis van der Kallen

 


DEELNEMERS AAN HET BESTUURLIJK OVERLEG KRAMMER VOLKERAK INZ. ZOET-ZOUT-CENTRALE – A023

 


 

Bergen op Zoom, 19 april 2008

 

Aan alle deelnemers aan het Bestuurlijk

Overleg Krammer Volkerak

per e-mail

 

Geacht Lid/deelnemer BOKV,

Als aanvulling op mijn inspraak ten aanzien van de “startnotitie planstudie waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer” d.d. 7 november 2007 (zie bijlage), wil ik u wijzen op een publicatie in de Volkskrant van vandaag onder de kop “Zoet plus zout laat lichten branden” en de subkop “Energieopwekking / Ook critici zijn om: contact rivierwater met zeewater kan één kolencentrale vervangen”. Ook in recente televisiespotjes van Essent komt deze energie opwekkingsoptie als duurzame toevoeging aan de energie opwekkingsmethoden van Essent aan de orde. En wat is de geschetste lokatie? De Grevelingendam! Voor die mogelijkheid moet het Krammer/Volkerak/Zoommeersysteem wel zoet blijven. Het aardige van dat artikel is, dat er dan alle reden is om te zorgen dat er het gehele jaar voldoende zoetwater wordt afgevoerd via het Volkerak en daarmede, via doorstroming ook een bijdrage geleverd wordt aan verbetering van de waterkwaliteit van het Krammer/Volkerak/Zoommeersysteem.

Ik roep u op om niet éénzijdig met een tunnelvisie te kijken naar de verziltingsvariant om de problemen van de waterkwaliteit in het Krammer/Volkerak/Zoommeersysteem op te lossen. Kijk integraal naar de (nieuwe) technische mogelijkheden en de brede doelstellingen op milieugebied zoals duurzame energieopwekking en reductie van koolzuurgas.

Vertrouwende op uw wijsheid,

hoogachtend,

namens Ons Water

Louis van der Kallen

Voorzitter

 


GEMEENTEN IN HET WERKGEBIED BRABANTSE DELTA INZ. GROENDAKEN – A022

 


 

Bergen op Zoom, 2 februari 2008

 

Aan de Colleges van B&W

van 20 gemeenten in het werkgebied

van het Waterschap Brabantse Delta

 

per email

 

Geacht College,

Ons Water vraagt aandacht voor de mogelijkheden van waterberging op platte daken en daken met een hellingshoek van maximaal 45 graden. Verkennende onderzoeken (o.a. op het dak van het gemeentearchief van Rotterdam) wijzen uit dat ‘groendaken’ een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van waterkwaliteit en het voorkomen/beperken van wateroverlast. Andere voordelen kunnen zijn:

– energiebesparing door isolatie,

– verlaging van de stadstemperatuur in de zomer,

– groene belevingswaarde,

– beperking van fijnstof in de lucht

– verhoging stedelijke natuurwaarden.

Bij groendaken gaat het om sedumdaken van circa 5 centimeter dikte, die op bestaande en nieuwbouwdaken kunnen worden gelegd. De langzaam groeiende vegetatie is winter en zomerhard en heeft weinig onderhoud nodig. De groene vetplantjes met een geel/rode bloeiwijze leveren een mooier zicht op dan de grauwgrijze kleur van de meeste platte daken.

Ons Water verzoekt uw College de mogelijkheid van groendaken mee te nemen bij de bouwkundige inrichting van uw gemeente, alsmede bij de opstelling en uitvoering van eventuele waterplannen.

Hoogachtend,

namens Ons Water

Louis van der Kallen

 


B&W GEMEENTE BERGEN OP ZOOM INZ. IGA – A021

 


 

Bergen op Zoom, 31 januari 2008

 

Aan het College van

Burgemeester en Wethouders

der Gemeente Bergen op Zoom

Postbus 35

4600 AA Bergen op Zoom

 

Betreft:          Integrale gebiedsanalyse (IGA) Cruijslandse kreken

 

Geacht College,

Hoewel het gebied van de IGA Cruijslandse kreken nagenoeg volledig buiten het gemeentelijk territoir van de gemeente Bergen op Zoom valt, neemt de BSD fractie de vrijheid te wijzen op één van de in deze IGA voorgestelde maatregelen, welke een aanzienlijk effect kan hebben op de natuurkwaliteiten van onze waterloop de Zoom.

De voorgestelde maatregel betreft het middels een regelkunstwerk in de droge maanden (mei tot en met november) afkoppelen van de Bleekloop van de Zoom en het aankoppelen van deze waterloop aan de Smalle Beek. Het effect zal zijn dat de watertoevoer naar de Zoom in het droge seizoen zal verminderen met alle gevolgen voor de natuur in de benedenloop van de Zoom.

De motivatie is gelegen in het feit dat het waterschap ‘de watervoerendheid van de Zoom minder belangrijk vindt dan die van de Smalle Beek vanwege de functie waternatuur die niet geldt voor watergebonden fauna.’.

Op deze wijze houden wij wel de lasten van de Bleekloop (watertoevoer als er teveel water zou zijn), maar niet de lusten van de Bleekloop (watertoevoer om droogvallen van de Zoom in de zomer te voorkomen c.q. uit te stellen). Het Nationaal Bestuursakkoord Water behelst niet afwentelen. Hier wordt feitelijk het droogvallen in het droge seizoen afgewenteld. Hieronder zal de natuurkwaliteit in Bergen op Zoom lijden.

De BSD fractie verzoekt Uw College in een vroegtijdig stadium bij het waterschap kenbaar te maken dat de gemeente Bergen op Zoom deze maatregel onwenselijk vindt.

Graag een schriftelijke reactie

Met vriendelijke groet,

Louis van der Kallen

 


INVENTARISATIE – 0033

 


 

Bergen op Zoom, 3 januari 2008

Dagelijks Bestuur van het
Waterschap Brabantse Delta

per e-mail [email protected]

Geacht Bestuur,

Het culturele erfgoed langs het water biedt zich gaandeweg aan als een gemeenschappelijke drager voor plannen waarmee waterbeheer, recreatie, natuur en landbouw een forse impuls krijgen. Met als effect een toenemende kans op de realisatie van waterplannen. Ondergetekende zou graag zien dat het waterschap er nadrukkelijk voor zou kiezen in te spelen op de kansen die monumenten en andere cultuurhistorische elementen bieden. Dat zou een bijdrage kunnen leveren aan de kwaliteit van de omgeving van de bewoners en bedrijven in ons werkgebied. De cultuurhistorische waarde van een locatie, gebied of streek kan dienen als inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen. Hierbij kan de hedendaagse visie op cultuurhistorie centraal staan: niet meer behoud door bescherming, maar behoud door ontwikkeling.

Ondergetekende pleit dan ook voor een inventarisatie van: archeologisch waardevolle ondergronden en historische landschappelijke elementen, als aanvulling op de reeds geschiede inventarisatie van de cultuurhistorische objecten. Die een prachtige start zijn voor verdere stappen naar beleidsvorming op dit gebied.
Een dergelijke inventarisatie acht ondergetekende nodig om goed zicht te krijgen op wat er aan archeologische waarden en historische landschappelijke elementen in het werkgebied van het waterschap Brabantse Delta aanwezig is. Daarbij zou ook een globale schets van de kansen voor (her)ontwikkeling meegenomen kunnen worden. Met een dergelijke inventarisatie kan voorkomen worden dat waardevolle archeologische waarden en historische landschapselementen verloren gaan en wordt behoud tot in lengte van jaren bevorderd.

Ondergetekende beseft dat behoud van archeologische waarden en historische landschappen alsmede het culturele erfgoed toe op heden niet vanzelfsprekend meegenomen wordt bij de taakuitoefening van het waterschap. Het verdrag van Malta heeft op dit punt aan aantal aandachtspunten toegevoegd waarmee het waterschap bij de uitoefening van haar taken, door wet en regelgeving gedwongen, rekening dient te houden. Laat ook op dit punt het waterschap haar verantwoordelijkheid in en aan de maatschappij ten volle op zich nemen.

Restauratie of (her)ontwikkeling van cultuurhistorisch waardevolle elementen en objecten aan of nabij het water, het zogeheten watererfgoed kan daarin een rol spelen. Ondergetekende pleit er voor om te komen tot de opstelling van een cultuurhistorisch beleid door het waterschap. De motivatie in deze is tweeledig:
1. het voldoen aan de nieuwste wettelijke eisen
2. het actief bijdragen aan het behouden van het watererfgoed.

Elementen van dat beleid dienen dan te zijn:
1. monumenten (historische bouwkunst),
2. elementen en structuren in het landschap van cultuurhistorische waarde en
3. archeologie

Cultuurhistorische aspecten krijgen, net als water, binnen de ruimtelijke ordening steeds meer gewicht. Provincies en gemeenten zijn bezig hier voor beleid te ontwikkelen. In actuele waterhuishoudingsplannen van provincies is cultuurhistorie dan ook als actueel thema opgenomen (zie bijvoorbeeld het nieuwe waterhuishoudingsplan van Gelderland). Het is de verwachting dat ook bij de komende vernieuwing van het waterhuishoudingsplan van Noord Brabant dat het geval zal zijn. Het gevolg voor het waterschap zal zijn dat het steeds vaker om een degelijke onderbouwing van plannen op het vlak van cultuurhistorie gevraagd zal worden.

Nu op elk overheidsniveau regels zijn of worden opgesteld en beleid is of wordt ontwikkeld om ons cultuurhistorisch erfgoed te beschermen, is het voor de uitvoering en financiering van toekomstige waterschapsplannen raadzaam om met die regelgeving en beleidsvorming rekening te gaan houden. In de eerste plaats omdat de wet dit in toenemende mate vereist. Maar ook en vooral om, waar mogelijk, andere overheden als ‘partners’te kunnen betrekken bij het behouden of (her)ontwikkelen van het watererfgoed en de financiering van waterschapsplannen.

Ondergetekende heeft het gevoelen dat tot op heden binnen de organisatie en het bestuur onvoldoende wordt beseft dat, sinds de Nederlandse uitwerking van het verdrag van Malta o.a. middels de vaststelling van de Wet op de archeologische monumentenzorg, niet alleen werking heeft op archeologische monumenten boven water, maar ook van kracht is voor archeologische monumenten onder water!

Uw reacties tegemoet ziende,

met vriendelijke groet,

Louis van der Kallen