(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 22: VOEDSELSCHAARSTE OOSTERSCHELDE

 

| 13-03-2015 | 19:30 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 22

 

Voedselschaarste Oosterschelde

 


mosselsDe landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten. 
 

Het (basisvoedsel) de nutriëntengehalten zoals nitraten en fosfaten dalen al tientallen jaren in de Europese kustwateren en dus ook in de Oosterschelde. De hoofdoorzaak van die daling is dat vanaf de jaren zeventig de Europese landen op grote schaal rioolwaterzuiveringsinstallaties zijn gaan bouwen en er vrijwel geen ongezuiverde lozingen meer zijn op oppervlaktewateren. Toen was het hard nodig dat die rioolwaterzuiveringsinstallaties er kwamen want de vervuiling door riolen was ontzettend en een bedreiging voor al het leven in onze wateren en voor de volksgezondheid. Maar die ongezuiverde lozingen bevatten wel grote hoeveelheden nutriënten die het voedsel waren voor de onderkant van de voedselketen. Het lijkt er op dat het zuiveren is doorgeschoten en er feitelijk een tekort is ontstaan aan deze nutriënten. Tal van micro-organismen hebben te weinig te eten en als zij te weinig te eten hebben dan daalt de biomassa in de Oosterschelde en daarmee de beschikbaarheid van voedsel voor tal van vissoorten zoals wijting, dikkoppen en kabeljauw die weer tot voedsel dienen voor de bruinvissen en de zeehonden. Ook de omvangrijke schelpdierenteelt begraast de afgenomen biomassa aan micro-organismen. In de zomer van 2014 werden hierover vragen over gesteld in de staten van Zeeland.

Nu hoor je geluiden dat verzilting van het Volkerak-Zoommeer hier de oplossing voor is. Dat is slechts ten dele waar. Natuurlijk is het zo dat het water van het Volkerak-Zoommeer nu nog rijker is aan nutriënten dan het water van de Oosterschelde. Maar een getijdeslag op het Volkerak-Zoommeer van enkele decimeters zal niet tot een relevante toename leiden van de hoeveelheid nutriënten in de Oosterschelde. Terwijl al jaren ook de hoeveelheid nutriënten in het Volkerak-Zoommeer dalende is. Wat voor de Oosterschelde de oplossing kan zijn is het soepeler omgaan met de rigide wetgeving op rioollozingen. Beperkte lozingen van huishoudelijk rioolwater kan hier een oplossing zijn. Wetten en verordeningen verbieden dat echter. Ook de beheersing van de risico’s verbonden aan bijvoorbeeld de voedselveiligheid ten aanzien van commerciële visvangst en de mosselteelt spelen hiermee. Helder moet zijn dat aan alle maatregelen die we in het verleden hebben genomen, buiten voordelen, ook nadelen zitten. Dat betreft de afsluitingen van de zeegaten en de compartimentering, maar ook aan het zuiveren van al het rioolwater. Als straks alles voldoet aan de Kader Richtlijn Water dan zal blijken dat we het kind (rijke visgronden voor de kust en bloeiende mosselcultures) met het waswater hebben weggegooid en dat de rol van de Oosterschelde als kraamkamer vrijwel stil is gevallen. Het wordt tijd voor meer integraal denken in plaats van hapsnap oplossingen voor een deelbelang/deelprobleem. Het wordt misschien wel tijd voor wat ‘woeste gedachten’ zoals het bemesten van de Oosterschelde met bijvoorbeeld rioolslip uit een selecte groep van zuiveringsinstallaties (bijvoorbeeld waar we zeker van zijn dat er uitsluitend huishoudelijk afvalwater opgeloosd is). Hier is misschien wel geld te besparen in plaats van de uitgave van honderden miljoenen aan de verzilting van het Vokerak-Zoommeer.

Louis van der Kallen

 


RAP BATTLE AD VAN DER WEGEN / LOUIS VAN DER KALLEN

 


 

RAP BATTLE AD VAN DER WEGEN / LOUIS VAN DER KALLEN

 

 

BINNENSCHELDE(N)

 

A:
Ik ben Ad van der Wegen
De Partij van de Arbeid
Ik ben ’t helemaal zat
Met die blauwalgenstrijd
Al die ecologen
Met hun natuurlijk behoud
Hebben jammerlijk gefaald
Maak het Zoommeer weer zout! 

L:
Ik ben Louis van der Kallen
De partij is Ons Water
De natuur vraagt geduld
Dat evenwicht komt later.
Opnieuw investeren
Lijkt me helemaal niet goed
Hou je hand op de knip
En laat het dus zoet!

A:
O daar heb je ‘m weer
Hij vind echt alles te duur
Hij is niet van ’t zoet
Maar meer van het zuur.
De eeuwige criticaster
Zó recalcitrant
De mini-luis in de pels
Van Nederland waterland. 

L:
Ach de oud-wethouder
Wil ook in de krant
Maar wie is nou deskundig?
Wie heeft het verstand?
Ik heb die ervaring
In ’t dagelijks bestuur
Dus nu een beetje dimmen
Met dat forse postuur. 

A:
Lekker belangrijk hoor
Al die vergadertijd
Ik ben het wachten beu
Kom op met de geit
Veel teveel bestuurders
Hebben sprookjes verteld
Ik wil zo snel mogelijk weer
Lekker zwemmen in ’t Scheld 

L:
Wacht nou eens even
Met dat zoet of dat zout
Ik heb een idee
Waar ook jij wel van houdt
Geen gekissebis en
Beweeg je stijve kop
We gaan samen eerst graven
Slaan de hand aan de schop 

A:
Ja daar zouden we zeker
Mee kunnen beginnen
Zo’n zes meter diep
Binnenschelde ontginnen
Maar dat kost wel heel veel
Zo’n enorme hoop grond
Met wat huizen erop
Krijgen we ’t misschien rond 

L:
Uitdiepen die bak.
Ja, daar kunnen we elkaar vinden
We zijn niet voor niets
Sociaal-democratische vrinden
We sluiten de rijen
En staken de strijd
Op de Brabantse Wal
Verrijst een nieuwe tijd 

Samen:
We sluiten de rijen
En staken de strijd
Op de Brabantse Wal
Verrijst een nieuwe tijd

 


VERZILTING ANTWERPS KANAALPAND, KENMERK 0066

 


Bergen op Zoom, 10 maart 2015

 

Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen
 T.a.v Marc Van Peel
Havenhuis
Entrepotkaai 1
2000 Antwerpen (B) 

 

Betreft:          Verzilting Antwerps Kanaalpand, kenmerk 0066 

 

Geachte heer van Peel,

De Nederlandse regering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten.

Voor het Gemeentelijk Havenbedrijf  Antwerpen kan het van belang zijn deze ontwikkelingen te volgen om dat de verzilting van het Volkerak-Zoommeer (de Rijn-Scheldeverbinding) gevolgen kan hebben voor het beheer van de haven van Antwerpen.  

Op pagina 134 van de Milieueffectrapport bij de Rijksstructuurvisie (oktober 2014) is te lezen: “Een zout Volkerak-Zoommeer leidt tot hogere zoutgehaltes in de havendokken van Antwerpen en het Antwerps Kanaalpand.” De verzilting van het Antwerps Kanaalpand kan gevolgen hebben voor de scheepvaart en de bescherming van schepen en installaties tegen corrosie. De Rijn-Scheldeverbinding is nu in principe een geheel zoetwatersysteem. Als dat gedeeltelijk zout wordt, vergt dat een andere benadering van de corrosieproblematiek voor bijvoorbeeld de schepen die afwisselend door zoet en zout water varen. Dit gaat fors meer geld aan onderhoud van de schepen vergen. Het overgrote deel van de vrachtschepen, die gebruik maken van het Volkerak-Zoommeer, zijn ontworpen en worden onderhouden voor zoet water.   

Als waterpartij die zich keert tegen de verzilting en de desastreuze gevolgen daarvan op de natuur en het economische verkeer tussen Nederland en België hebben wij de vrijheid genomen u op deze ontwikkeling te wijzen.  

hoogachtend,

Namens Ons Water

L.H. van der Kallen

 


(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 21: TOEKOMSTIGE BEDREIGING

 

| 07-03-2015 | 09:45 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 21

 

Toekomstige bedreiging 


ouwerkerkse kreek bij 20De landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten.
 

In droom of nachtmerrie 2 en droom of nachtmerrie 3 ben ik reeds ingegaan op de dreiging van mariene algensoorten zoals ze onder andere in de Oostzee voorkomen en ook in een verzilt Volkerak-Zommeer voor zouden kunnen gaan komen. Dat leidde tot een paar ver van ons bed reacties. Toch is het de afgelopen jaren ook in de regio herhaald voorgekomen dat een mariene algensoort Alexandrium Ostenfeldii in de Ouwerkerkse Kreek Oost tot bloei kwam.

In augustus 2012 werd zelfs groot alarm geslagen nadat duidelijk was geworden dat een hond was overleden. In de maag van het dier werden de algen aangetroffen. De hond had gezwommen in de Ouwerkerkse Kreek. Het zwemmen in de kreek werd verboden. Tegelijkertijd werd het opvissen van mosselen uit een deel van de Oosterschelde voor korte tijd stopgezet. Herhaald werd het water van de kreek behandeld met waterstofperoxide.

De betrokken algensoort Alexandrium Ostenfeldii komt veel voor in de noordelijke zoute en zilte wateren in Europa. Alexandrium Ostenfeldii kunnen giftige stoffen produceren (paralytische schelpdieren toxine PST). PST is een verzameling neurotoxines die werken door het blokkeren van zenuwen. Zij zijn gevaarlijk voor de mens en kunnen zelfs leiden tot ademstilstand en de dood. De 2012 uitbraak was zo ernstig dat de noodzaak ontstond tot een multidisciplinaire aanpak, daarom werd besloten op te schalen naar GRIP 3. Om lering te kunnen trekken uit deze casus is een evaluatierapport opgesteld. GRIP 3 werd afgekondigd omdat er veel partijen betrokken waren, er mogelijk een risico was voor de volksgezondheid en de waterkwaliteit in het geding was. Daarnaast speelde de mogelijke economische impact van het incident op de schelpdierensector mee.  

De Ouwerkerkse Kreken zijn zilt door zoute kwel en rijk aan nutriënten en organisch materiaal. Een verzilt Volkerak-Zoommeer gaat tal van plaatsen bevatten die ideaal zijn voor de Alexandrium Ostenfeldii. Duidelijk zal zijn dat een relatief kleine kreek met een beperkt watervolume nog te behandelen is met waterstofperoxide. Dat is echter voor een groot watervolume als het Volkerak-Zoommeer bijna een illusie en in ieder geval een kostbare aangelegenheid. 

Louis van der Kallen

 


ZOUTE LESSEN

 

| 04-03-2015 | 10:30 uur |


 

ZOUTE LESSEN

 

vrede van utrecht 02Verzilting is in grote delen van Nederland al eeuwen een probleem. In de moderne tijd, waarin we steeds meer kennis hebben van de problemen in de wereld, blijkt dat verzilting van kust- en woestijngebieden een mondiaal probleem is. Grote landbouwgebieden, die bevloeid werden, zijn zodanig verzilt dat ze onbruikbaar zijn geworden. 

 
In grote delen van Nederland is verzilting al heel lang een probleem. Een probleem waar voor wij eeuwen zoeken naar oplossingen en manieren om er mee om te gaan. Zo is er een ziltproefbedrijf op Texel waar onderzoek wordt gedaan naar zilte teelten. In december 2013 is Perry de Louw gepromoveerd op een proefschrift met als titel ‘Saline Seepage in deltaic areas‘, met als één van de belangrijkste conclusies dat ‘zoute wellen de belangrijkste verziltingsbron zijn in onze polders’. Deltares wijdde er ter gelegenheid van de promotie een symposium aan.
 
Is het allemaal nieuw? Zeker niet. Het verdrag van de Vrede van Utrecht (1713) bevatte al een artikel: de grens moest zodanig worden vastgelegd dat er bij dreigende vijandelijkheden zoet waterinundaties konden worden uitgevoerd in plaats van zoute om verzilting van rijke landbouwgronden te voorkomen. Dit werd vormgegeven in het Barrièretraktaat van 1715, waarin 22 polders werden toegevoegd aan Staats-Vlaanderen (nu ons Zeeuws-Vlaanderen). Verzilting door de inundaties met zout water was verwoestend gebleken voor de kwaliteit van de landbouwgronden en zelfs strijdende partijen begrepen dat, als ze welvaart en eten wilden, ze met het verzilten van goede landbouwgronden moesten stoppen en waren zelfs bereid (veroverde) polders daarvoor op te geven. 

Een ander voorbeeld van de strijd tegen verzilting is te vinden in een advies van de opzichter-generaal van ’s lands zeewercken’ uit 1777, toen op 6 januari 1777 de heren van de heerlijkheid Zaamslag het recht kregen om de schorren ten noorden van de Groote Huissenspolder te bedijken. In zijn rapport aan de Raad van State was de motivering: dat de achterliggende Groote Huissenspolder bevrijd zou worden van de  ‘quellinge’ van het zoute water.  

Het grote belang van het tegengaan van verzilting van West-Brabant is reeds eerder door de landsregering terzijde geschoven. Als voorbeeld: Toen Engelse troepen in de zomer van 1809 landden in Zeeland, viel Schouwen snel in hun handen. Het opperbevel was van mening dat de landerijen van West-Brabant geïnundeerd moesten worden. De toenmalige Heemraad Van der Pluym (tevens wethouder van Breda) van het Heemraadschap van de Mark en Dintel spoedde zich naar de Generale Staf met het verzoek aan de Koning niet de sluizen bij Dintelsas te openen vanwege de rampzalige gevolgen voor de sluis in aanbouw en de inundatie met verzilt water. De Koning luisterde. Maar vijf dagen later gaf de minister van oorlog alsnog het bevel de onvoltooide sluizen te openen met alle verwoestende gevolgen voor het bouwwerk van dien en de verzilting van de kostbare landerijen, terwijl de inundatie volgens de waterstaatsdeskundigen net zo goed via de Roode Vaart had plaats kunnen vinden. Sluismeester Jan van Haaften moest onder druk van overste Hennekin de sluizen openen, waarna de vloed “als een veelvraat zijn verloren domein hernam en de sluis in aanbouw grote schade opliep de oogst verloren ging en de bodem voor jaren verzilte”. (Bron: de geschiedenis van het Hoogheemraadschap van de Mark en de Dintel van de hand van G.W.G. van Bree).  

Vanaf 22 november 1819 werd er een plan van aanpak van wederdichting (herstel van de sluis) en een kanaalplan voor het Mark/Dintel systeem voor belangstellenden op het gemeentehuis van Oudenbosch gedurende dertig dagen ter visie gelegd. De reacties bleven niet uit. Eén van de vele die reageerden was de stad Breda met tal van suggesties en grieven. Breda was ongerust voor de lange droge zomers en het daardoor droogvallen van de rivier. “Men zal dan om de scheepvaart te gerieven de sluis te Dintelsas openen en zout water inzetten, onbruikbaar voor de behoeften van menschen en vee; verwoestend voor de weinige fabrijken en trafijken, die aan de stad van haren vorigen welvaart zijn overgebleven; en verderfelijk voor de gezondheid van allen.”

Toen leidde inspraak al tot rake opmerkingen over zout water en haar bedreigingen.   

Verzilting is altijd een aandachtspunt geweest voor waterschappen in hun zorg voor de kwaliteit en productiviteit van landbouwgronden. Als voorbeeld dat ik recent gelezen heb in “Van water tot land, Polders en waterschappen in midden Zeeuws-Vlaanderen 1600-1999” op pagina 135, handelend over de start in 1965 van het waterschap De verenigde Braakmanpolders:
“Aanvankelijk bleef de taak van het nieuwe waterschap beperkt tot de traditionele waterstaatstaken, te weten de wering van het buitenwater, het beheer van het binnenwater, het beheer van de polderwegen en waterlopen en het tegengaan van de verzilting.”
Ook de waterschappen van nu hebben wat Ons Water betreft nog steeds de taak verzilting tegen te gaan.
 
Louis van der Kallen

 


CORNÉ WELTEN

 


 

 CORNÉ WELTEN

 

Drie en een halve meter. Zo hoog komt bij mij het water in huis op het moment dat de dijken het begeven (https://www.overstroomik.nl)

De dijken, onze dijken, de dijken van het waterschap. Eén van de kerntaken van het waterschap Brabantse Delta. Maar ook het zuiveren van het rioolwater, de waterhoogten en de bescherming van de natuur. Zij doet dit niet alleen. In de voortdurende veranderende waterwereld is momenteel sprake van een intense samenwerking met waterschappen onderling en gemeenten. Ook de gemeente Drimmelen.  

In de gemeente Drimmelen ben ik werkzaam in het prachtige werkgebied van het water. Zeg maar gerust in de breedste zin van het woord. Hier kwam ik, jaren geleden voor het eerst in aanraking met het waterschap. De interesse was snel gewekt naar dit overheidsorgaan. Vandaar dat ik in 2005 mee heb gedaan met de waterschapsverkiezingen. Op eigen titel ben ik destijds gekozen in het algemeen bestuur. De vorige ronde heb ik door studie helaas over moeten slaan. De MBA is echter met goed gevolg afgerond en ik heb weer tijd en energie voor wat anders. Een rol in het bestuur van het waterschap past wederom perfect in het plaatje.

Stem daarom op 15 maart op ONS WATER.

 


MARC AUGUSTIJN


IMG_7118

MARC AUGUSTIJN: 48 jaar en fanatiek sportvisser.

 
De reden dat ik me beschikbaar heb gesteld is de geplande verzilting van het Volkerak – Zoommeer. Jarenlang heb ik de discussie hierover langs de zijlijn gevolgd. Steeds hopende dat men wel zou inzien dat dit plan onverantwoord is, ecologisch maar ook financieel.
 
Groot was dan ook mijn verbazing dat de regering toch besloten heeft om het Volkerak Zoommeer te verzilten.
Ondanks dat de overlast van blauwalgen geheel is verdwenen, blijft de politiek vasthouden aan achterhaalde plannen. Het dreigt een prestige project te worden dat kost wat kost door moet gaan.
 
Afgelopen jaar kwam ik in contact met Louis van der Kallen, die zich enorm inspant om dit plan als nog van tafel te krijgen. Ik vind het dan ook een eer om op de lijst te staan en wil me graag inzetten om dit prachtige natuurgebied te behouden.


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 20: WAT IS DE WAARHEID?

 

| 28-02-2015 | 11:00 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 20

Wat is de waarheid? 

 

oestersDe landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten. 

In het kader van het schriftelijk overleg over de ontwerp-rijksstructuurvisie hebben de Tweede Kamer fracties van de VVD, de PvdA, de SP en het CDA schriftelijke vragen gesteld, die door de Minister van Infrastructuur en Milieu, Schultz van Haegen, zijn beantwoord.

In de komende afleveringen van (natte/zoute) droom of nachtmerrie zal ik de inhoud van die antwoorden nader beschouwen.  

Op pagina 2 van het antwoord is gesteld: “De uitgevoerde analyses in het kader van de MKBA leiden wel tot de conclusie dat er substantiële mosselbaten zijn omdat het terugbrengen van getij op de Grevelingen en zout en getij op het Volkerak-Zoommeer kweekcondities voor schelpdieren (met name mosselen en oesters) creëert, die vergelijkbaar zijn met die van vóór de Deltawerken.” De vraag is of dit waar kan zijn? Voor de Deltawerken was het zoutgehalte  van de Oosterschelde, de Krammer, het Vokerak en wat nu het Zoommeer is, aanzienlijk lager. Ook was het water voedselrijker omdat zoet voedselrijk Rijn en Maas water deze wateren bereikte en voor een zoet/zout overgangsmilieu zorgde. Het komt mij voor dat hier de wens de vader van de gedachte is.  

Op pagina 4 van het antwoord is gesteld: “De zoetwatermaatregelen maken onderdeel uit van het pakket maatregelen behorend bij Deltabeslissing Zoetwater. Deze maatregelen zijn geprogrammeerd en geagendeerd in het kader van het Deltafonds. Daarbij is alleen sprake van een financiële bijdrage van regionale overheden en dus niet van een separate bijdrage van ondernemers.” Dit is een deels misleidend antwoord. Als regionale overheden een bijdrage leveren, zal die zich altijd vertalen naar hogere belastingen. Soms is dat zelfs één op één het geval. Bijvoorbeeld hoe een eventuele bijdrage door het waterschap vertaald zou worden in de tarieven. Als het waterschap in het kader van de zoetwatervoorziening voor de landbouw geld investeert, zal dat rechtstreeks en volledig doorwerken in de tarieven (hectareheffing) voor de landbouwers. Dus ook al betaalt het waterschap, uiteindelijk betalen dan de landbouwondernemers dit voor de volle 100 % terug. Dus dat ondernemers geen ‘separate’ bijdrage leveren is op papier juist, maar in harde euro’s op termijn feitelijk een onwaarheid.  

Op pagina 5 van het antwoord is gesteld: “De waterkwaliteit in de Grevelingen verbetert autonoom niet. Voor het Volkerak-Zoommeer is er de afgelopen jaren wel sprake van een lichte verbetering van de waterkwaliteit. Dat komt door de dalende nutriëntenbelasting (fosfaat en stikstof) vanuit de omringende wateren en gebieden. Deze daling is het gevolg van de uitvoering van de Nitraatrichtlijn en de emissiewetgeving die onder de Kaderrichtlijn Water valt. De prognose is echter dat de gehaltes aan nutriënten in het Volkerak-Zoommeer in ieder geval tot 2021 te hoog blijven om te voldoen aan de eisen die de Kaderrichtlijn Water aan stilstaande zoete meren stelt.” Het antwoord klopt, maar toch is enige relativering op zijn plaats. Impliciet erkent het antwoord dat de gehaltes aan nutriënten vermoedelijk blijven dalen. Bij de waterkwaliteit is echter geen sprake van “een lichte verbetering van de waterkwaliteit” maar van een forse! (zie natte 15). Het is juist dat de kans groot is dat tot 2021 de KRW eisen niet gehaald zullen worden. Maar dat is voor misschien wel 90 % van de KRW wateren in Nederland het geval. Die gaan we dan toch niet allemaal verzilten?? 

Louis van der Kallen

 


CV WIL BORM


borm wil

PERSOONLIJKE GEGEVENS

 

Naam                                     Wil Borm

Adres                                     Klaverweide 9

Woonplaats                          4874MD Etten-Leur

Geboortedatum                   5 november 1953

Geboorteplaats                    Made

Burgerlijke staat                  Gehuwd en twee dochters reeds uitwonend

 

Opleiding
Docent Biologie

Motivatie
Als kind was ik al vertrouwd met de dynamiek van de oude Biesbosch, waar ik de estuariene dynamiek aan den lijve heb ervaren. Na de afsluiting van het Haringvliet in 1970 volgde ik de veranderingen van het milieu en het ecosysteem op de voet. Vanaf de oprichting in 1976 van de Vereniging Madese Natuurvrienden, waarvan ik eerst voorzitter en uiteindelijk 25 jaar bestuurslid mocht zijn, richtte ik me vooral op voorlichting en educatie over de Biesbosch. Dit middels het opzetten van de Biesboschgidsencursus, deelname en voorzitterschap van het Natuurbeschermingsplatform Biesbosch, lid van de Gebruikersraad Nationaal Park de Biesbosch, de Werkgroep Biesbosch en tenslotte de Adviesgroep Borm & Huijgens.

Door mijn brede biologische en landschapshistorische interesse groeide al snel het besef dat zowel de natuurlijke processen als ‘de hand van de mens’ in samenhang ons land hebben gevormd en dat water hierin altijd een verbindende rol heeft gespeeld.

Bij water hangt alles met alles samen. Het beleid van het ‘Waterschap Nederland’ is dan ook bepalend voor de waterbeheerplannen van de waterschappen en andersom. Het huidige Deltaprogramma wordt in mijn ogen nog te ad hoc samengesteld en mist een lange termijn visie.

Kennis en inzicht van de natuurlijke processen en waterloopkundige mogelijkheden, die vaak meer aanwezig zijn bij de waterschappen, zijn noodzakelijk om te komen tot landelijke samenhangende planvorming voor een klimaatbestendig Nederland.

Als Adviesgroep Borm & Huijgens zijn wij inmiddels tien jaar actief om te streven voor landelijk integraal waterbeheer en het herstel van estuariene dynamiek in een nieuwe en voortgaande vorm.

U kunt meer vernemen op onze website www.adviesgroepbormenhuijgens.nl.


 

LEVEN MET DE NATUUR VAN DE WESTERSCHELDE, EEN ANDER BELEID

 

| 25-02-2015 | 07:00 uur |


 

LEVEN MET DE NATUUR VAN DE WESTERSCHELDE, EEN ANDER BELEID

Op weg naar een natuurlijke balans van de Westerschelde

 

Het is ontnuchterend te constateren, dat het huidige natuurherstelbeleid voor de Westerschelde helemaal geen effect heeft op een natuurherstel van de zeearm Westerschelde. Integendeel, de Westerschelde blijft zand en slib verliezen, is al te ruim en wordt steeds ruimer. De tendens van verschuiving van ondiepe naar diepere natuur wordt niet gestopt. Aan het huidige beleid ontbreekt de fysische natuur als grondslag.

Het leidt zelfs niet tot een natuurcompensatie in lijn met de verloren natuur, die door verschuiving in diepte verloren is gegaan in de dynamische ontwikkeling van de Westerschelde, als gevolg van menselijk ingrijpen. Die is alleen in het water van de Westerschelde te vinden. Niet lokaal op het land. Er zijn diverse mogelijkheden. Een voorbeeld is het waterschapsplan met uitbreiding van vooroevers, maar ook het aanbrengen van zandbuffers.

Het is in de Westerschelde te doen, niet op het land
De groene projecten in polders langs de Westerschelde zijn op zich staande projecten, die niet duurzaam ontworpen zijn en voortgekomen uit eenzijdig oppervlakte denken zonder rekening te houden met de invloed van de Westerschelde en de natuurhistorie van het landschap. Er worden om die projecten doorgang te doen vinden veel onjuiste beweringen gedaan.

HetZwinNatuur is altijd in beweging. Een bepaalde tijd gerelateerde natuur in stand houden, zoals in het Zwin, kan niet. Het maakt deel uit van een groter geheel. Daar tegen in willen werken, werkt niet. Het is ook het kenmerk van de groene projectontwikkeling langs de Westerschelde: tegen de natuur ingaan. Daarnaast leidt het tot extra ruimte voor de zee, voor extra verzilting en ook langzaam maar zeker van verzilting van het grondwater naar het achterland. Het huidige beleid stimuleert zelfs de achteruitgang in veiligheid.

Het is wel mogelijk om de Westerschelde in een betere balans van natuurlijke ontwikkeling te brengen. Het gaat hier om het kunnen redresseren van menselijke ingrepen, niet van de natuurlijke ontwikkeling. Doen we dat niet, dan komt de noodzaak van een kering in de monding steeds sneller dichter bij. Van het Schelde estuarium, dat uitvloeit in de zeearm Westerschelde, mag verwacht worden dat het slib en zand meevoert ten gunste van de Westerschelde. Dit gebeurt niet vanwege de veel te ruim gemaakte Zeeschelde en de zandvangen in de zijrivieren. Daarnaast wordt nog altijd zand gewonnen in de Zeeschelde en de Westerschelde.  De Westerschelde verliest slib en zand aan de Zeeschelde en slib aan het Land van Saaftinge (en in de toekomst aan de groene projecten). Alleen de zee levert ons, als teken dat de Westerschelde te ruim is, sediment in de vorm van slib. Dat doet de Noordzee al enige eeuwen, omdat de Westerschelde door de omvangrijke militaire inundaties aan het einde van de 16e eeuw de Westerschelde te zeer was geërodeerd en polders definitief verloren zijn gegaan.

Wat er primair gedaan moet worden om een verdere achteruit gang te voorkomen is stoppen met zandwinning en het terug leveren van Vlaamse zijde van het jaarlijkse verlies aan slib en zand aan de Zeeschelde (beleidstechnisch is daar van Vlaamse zijde voor wat betreft het slib zeker oren naar). Vervolgens kan er worden overgegaan naar een betere balans. Uit studie is gebleken dat voor stimulering van ondiepe natuur er meer uitbreiding gewenst is van de platen dan van de vooroevers.  Het plan van het waterschap kan ruimschoots voorzien in de ontwikkeling van de vooroevers. Hoewel de kritiek is dat het kriboplossingen zijn, zijn het wel gronden, die meedoen aan de dynamica van de stroming van de Westerschelde. Dat ontbreekt ten enen male aan de groene projectontwikkeling in de polders. Voor de uitbreiding van platen is er een goede oplossing in de vorm van het strategisch aanbrengen van zandbuffers (zandmotors) in de Westerschelde. Zand, omdat in de huidige sedimentbalans blijkt dat, los van verlies, het zand deels door slib wordt vervangen. De Westerschelde bestaat uit morfologische eenheden van hoofd- en nevengeulen, waar ingespeeld kan worden op de behoefte. De stroming verspreidt het zand en stimuleert de aangroei van de platen. Als gevolg daar van, zal het onderhoudsbaggerwerk van de vaargeulen toenemen en daarmee het slim terugstorten. Die consequentie moet de verstoorder nu eenmaal nemen.

Ir. W.B.P.M. Lases