Waterschaarste lijkt geen Nederlands probleem. Tot nu toe is dat de meeste jaren ook zo. Toch is de verwachting dat door klimaatveranderingen ook in Nederland zomerse droogteproblemen en waterschaarste in toenemende mate een probleem kunnen worden, waarmee de land- en tuinbouw maar ook transport over water in de (nabije) toekomst geconfronteerd kunnen worden.
Het tot op heden meest droge jaar dat ik heb mee mogen maken was 1976. De droogte was toen bijna dagelijks het nieuwsthema waar het journaal mee begon. Het leidde zelfs tot een uitgebreid onderzoek door Ir. P.K.M van der Heijde, met steun van de Dienst Grondwaterverkenning TNO, Rijkswaterstaat, Directie Waterhuishouding en Waterbeweging en de Subcommissie voor Hydrogeologie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Om een echt beeld te krijgen van de zomer van 1976 en onze mogelijke toekomst is het filmpje ‘de hondsdagen van 1976‘ het bekijken waard. Hittestress leidde in de zomer van 2003 in Frankrijk tot bijna 15.000 extra sterfgevallen en in Europa als geheel tot circa 70.000 extra sterfgevallen. De hittegolf van 1976 zouden die getallen ruim overtroffen hebben.
Toenemende oversterfte door hittegolven en waterschaarste is een probleem dat volgens een onderzoek, gepubliceerd in 2016 Science Advances, circa 4 miljard mensen treft.
Nu zijn er min of meer acute problemen in miljoenen steden als Kaapstad, Jakarta, Mexico City en vele anderen. In 2040, zo is de verwachting, zullen zonder ingrijpende maatregelen in heel veel landen ernstige watertekorten ontstaan, die ontwrichtend kunnen werken op het leven en werken in die landen. Het World Resources Institute (WRI) heeft in een uitgebreide rapportage geschetst welke landen, zonder de aanpak van dit probleem, getroffen zullen worden.
Het is de hoogste tijd voor een stevige aanpak. Mondiaal maar zeker ook op Europese en Nederlandse schaal. Ook voor gemeenten als Bergen op Zoom moet er over de volle breedte van het gemeentelijk beleid gewerkt gaan worden aan klimaatadaptatie en de aanpak van hittestress.
Een goed idee komt van Studio Marco Vermeulen “Dutch Smart Thermal Grid” een open warmtenetwerk, waar diverse partijen in concurrentie geothermie, restwarmte en zonnewarmte kunnen aanbieden. Hierbij worden tal van voorbeelden genoemd waaronder één van Rijkswaterstaat: de studie om van de A37 een zonneroute te maken.
Steeds meer mensen worden er zich van bewust dat er iets moet gebeuren aan de opwarming van de aarde en de oorzaak en gevolgen van de klimaatverandering. Behoor jij daarbij? Kijk dan eens op https://350.org Dat is een goed idee!
Een ander goed idee komt van Jacob Douenias en Ethan Frier afgestudeerd aan de Carnegie Mellon’s School of Architecture in Pittsburgh, Pennsylvania. Wat behelst het gebruik van fotosynthetische algen in meubelen. Het verdient verdere uitwerking en komt nu nog futuristisch over maar ik denk dat de mogelijkheden groot kunnen zijn. Nieuwsgierig? Kijk eens op de website van “living things“.
Soms kom je iets tegen waarvan je, op basis van de omschrijving en wat (commerciële) filmpjes, denkt: dit is de toekomst! De neveldouche is daarvan een voorbeeld. 50 tot 70 % (afhankelijk van welke website je bekijkt) minder (warm) water gebruik en een meer luxe stoomcabine achtige ervaring. Geïnteresseerd in de technische uitleg? Of in een uitleg die je een warm gevoel geeft? Op de website is zelfs te berekenen hoeveel je in water, gas, CO2 uitstoot en geld bespaart.
Er zijn steeds meer initiatieven die hergebruik van materialen stimuleren. De techniek maakt hergebruik steeds meer mogelijk en jonge onderzoekers weten door hergebruik ook esthetisch aantrekkelijke producten te maken. Tom van Soest is zo’n onderzoeker/ontwerper die middels het hergebruik van bouwmaterialen de wereld duurzamer en mooier maakt. Wilt u weten hoe? Kijk eens op: https://www.stonecycling.com/
23 maart 2018
Ter lering en vermaak, maar ook ter ontspanning na de verschrikkelijke nederlaag van afgelopen woensdag, ben ik deze dag weer naar de PAL lezing geweest in het Provinciehuis van Zuid-Holland. In de statenzaal van Zuid-Holland, direct achter de mooie deuren heb ik onderhand een vaste plek. Het is ook prettig bekenden te ontmoeten die niet gelijk beginnen over de voor mij en de BSD dramatische verkiezingen.
De lezing ging dit keer over ‘Vrijkomende agrarische bebouwing – Kwaliteit, Kansen en Knelpunten’ en werd gegeven door Edo Gies, senior onderzoeker en adviseur Regionale ontwikkeling en ruimtegebruik bij Wageningen Environmental Research voorheen Alterra en van commentaar voorzien door Arie Verhorst, provinciaal voorzitter van LTO Noord in Zuid Holland.
Edo Gies zijn lezing was grotendeels gebaseerd op een eerder onderzoek “Ruimte voor de toekomst in het landelijk gebied. Trendverkenning 2020-2030 voor gemeenten met veel landelijk gebied” uitgevoerd in opdracht van de VNG.
De aangeduide trends waren:
Het platteland wordt steeds meer een multifunctionele leef- en werkomgeving.
Schaalvergroting van (agrarische)bedrijven en voorzieningen gaat gelijk op met een toename van kleinschalige en lokale initiatieven van burgers en bedrijven.
Technologische innovatie kan juist op het platteland de bedrijvigheid en de leefbaarheid vergroten.
De kwaliteit van de leefomgeving in het landelijk gebied staat onder druk.
Initiatieven van burgers en bedrijven brengen oplossingen voor lokale problemen, maar niet zonder de betrokkenheid van gemeenten.
De Zuid-Hollandse situatie laat zien dat er steeds meer agrarisch bebouwing zal zijn de vrijkomen voor een ander gebruik. 2/3 van de bedrijven gaf in een onderzoek aan geen opvolger te hebben. Ook zijn er al een fors aantal bedrijven die feitelijk gestopt zijn, maar marginaal en formeel door boeren om fiscale redenen. Als je formeel stopt moet je afrekenen met de fiscus en dat bleek vaak een financiële of emotionele drempel. Als een ander te voorzien probleem werd genoemd de wettelijk verplichte asbestsanering. Over enkele jaren moet die afgerond zijn en bij stoppers is dat een probleem. Investeringen in vervanging terwijl je geen opvolger hebt of wilt stoppen is een haast niet te nemen drempel. Dit vergt bestuurlijke aandacht van gemeenten en provincies ter bewustwording en ondersteuning.
Arie Venhorst bepleitte buiten de ‘ruimte voor ruimte regeling’ een ‘bouwblok voor bouwblok regeling’ om te komen tot sanering van agrarische bouwblokken en zo verpaupering van het buitengebied te voorkomen. Het overwegen waard. Ik roep de provincies dan ook op dit politiek bestuurlijk op te pakken.
OVER WATER 128: NATUURONTWIKKELING, DE GLASAAL EN SYNCHRONE BESLUITVORMING
Op internet kom ik soms iets tegen wat me blij maakt en hoop geeft voor de toekomst. Als waterschapbestuurder en liefhebber van (water)natuur wil ik twee van die zaken deze week onder de aandacht brengen.
Het eerste is een natuurontwikkelproject waarin delen van een agrarische bedrijf omgevormd zijn tot landgoed Leijkant nabij Tilburg en toegevoegd aan het Natuurnetwerk Brabant. Dit omvat onder andere het weer laten meanderen van een beek en de aanleg van een bos en twee kikkerpoelen.
Het tweede is een monitoringsproject waarbij wordt gekeken naar de ontwikkeling van de aantallen glasaal met als oogmerk bewustwording en als doel de glasaal het makkelijker te maken vanuit de Noordzee onze binnenwateren te bereiken.
Gelezen
“Synchrone besluitvorming” (2017), een boek over versterkend handelen van tussenpersonen in meervoudige besluitvorming van onderzoeker Jitske van Popering-Verkerk. Het is een promotieonderzoek naar de complexe besluitvorming in de Zuidwestelijke Delta rond het programma Zuidwestelijke Delta. Mede naar aanleiding van de besluitvorming rond het dijkversterkingsproject Geertruidenberg/Amertak werd ik al in het voorwoord getroffen door de vragen: “Hoe komt het dat overheden keer op keer elkaar de wind uit de zeilen nemen, om zo eerder hun eigen doel te bereiken? Hoe komt het dat overheden elkaar vooral de loef afsteken, in plaats van ruimte aan elkaar geven? Hoe komt het dat overheden vaker op ramkoers liggen, dan dezelfde koers varen? Het proefschrift van Jitske is een prachtige reconstructie van 18 jaar ‘samenwerken’ in de Zuidwestelijke Delta, maar de voorgaande vragen zijn in mijn beleving nauwelijks beantwoord.
Het proefschrift bevat een veelheid van aanbevelingen. Mijn kort door de bocht conclusie, op basis van het proefschrift, is netwerken om te komen tot een meer synchrone besluitvorming!
Naar aanleiding van het voorgaande boek heb ik ook gelezen “Management in netwerken” (2007) geschreven door Max Herold. Het onderstaande citaat van Max Herold laat de andere kant zien van de netwerkbenadering.
“Daarbij sluiten ook twee bezwaren tegen een netwerkbenadering aan: Bij besluitvorming in netwerken is het proces en het spel belangrijker dan de inhoud: feiten en causaliteiten zijn immers ‘slechts’ sociale constructies en onderhandelbaar. Wanneer inhoud sterk wordt gebagatelliseerd, lijkt het spel van de besluitvorming alleen nog maar door macht te worden bepaald. Het laatste argument kan men natuurlijk ook omdraaien: een netwerkbenadering gaat uit van de gedachte dat iedere partij in een netwerk een eigen perspectief op de werkelijkheid heeft en dus ook gerechtvaardigde belangen heeft.”
Door het lezen van beide boeken is mijn inzicht in dit soort processen wel gegroeid, Maar of ik en/of mijn opvolgers als bestuurders, met als opdracht dijken te versterken en die dijken ook voor te bereiden op een duurzame veilige toekomst, er echt iets aan hebben, waag ik te betwijfelen. Voor waterschapbestuurders, die net als ik, gevormd zijn in niet politieke waterschappen rest straks alleen de herinnering aan een tijd dat het nog ging om de inhoud en de toekomst van de generaties na ons. Politiek blijkt een systeem dat gericht is op de korte termijn, terwijl waterbeheersing en waterveiligheid, naar mijn gevoel, gericht dienen te zijn op de lange termijn, tot honderden jaren toe.
Met het besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Cora van Nieuwenhuizen om fors geld te steken in een gezonde natuur en water heeft de tongen in West-Brabant en Bergen op Zoom weer los gemaakt.
Voor het Grevelingenmeer wordt €75 miljoen ingezet om een doorlaat te maken in de Brouwersdam, zodat het water in het meer doorlopend wordt ververst waardoor de natuur zich herstelt. Dat is voor het Grevelingenmeer hard nodig. Het Grevelingenmeer is op grotere diepten dood. En het water aan de oppervlakte is van een bedroevende kwaliteit en steeds minder toeristisch aantrekkelijk. Het Grevelingenmeer is stilstaand zout water. Met de 75 miljoen van de Rijksoverheid en het extra geld van de provincies Zeeland, Zuid-Holland en enkele gemeenten gaat het zoute water ververst worden door een getijdeslag van circa 50 centimeter.
Sommigen bepleiten al jaren de terugkeer van zout water in het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem in de hoop dat de waterkwaliteit van dat systeem dan verbeterd. Het is goed te realiseren dat, als er in de Oesterdam en of Philipsdam een dergelijke doorlaat zou worden gemaakt, de eventuele getijdeslag veel kleiner zal zijn. Hierdoor kan een verzilt Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem soortgelijke problemen krijgen als nu in de Grevelingen. De gedachte dat het bij een zout Zoommeer makkelijk en goedkoop zal zijn de Binnenschelde te verzilten gaat niet geheel op. Het waterpeil van de Binnenschelde ligt bijna 1,5 meter hoger dan het Zoommeer. Alle verversing moet dan door inpompen en aflaten kunstmatig tot stand worden gebracht, een blijvende kostbare zaak.
De gevolgen van een verzilting van het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem zijn groot. Zoetwater gebrek voor de landbouw, verzilting van de bodem tot Oudenbosch toe, waardoor veel teelten lagere opbrengsten geven. Meer en andere corrosieve effecten op het scheepvaartverkeer op de Rijn-Schelde verbinding (ik schreef daar eerder over). De gevolgen voor Bergen op Zoom zijn ook de mogelijke zoutindringing van de bodem van de Bergse Plaat met risico’s voor de funderingen. Zoute lucht geef ook hogere onderhoudskosten aan huizen en gebouwen. Verven en metalen corroderen en verweren sneller. Op de website van Ons Water schreef ik in dit dossier al meer dan 40 artikelen.
Het is jammer dat velen geen afscheid kunnen nemen van een soort van zoute nostalgie. Nooit meer 1953 heeft geleid tot de aanleg van de dammen. Dat heeft gevolgen. De natuur past zich geleidelijk aan. De ervaren overlast is al van een volstrekt andere orde dan in 2003 toen de discussie zoet/zout startte. De fosfaat- en nitraatgehalten (de voedingstoffen van de algen) dalen al jaren. De natuur doet gratis het goede werk en er komt een moment dat de biotoop in het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem in evenwicht is. De plannenmakerij duurt al circa 15 jaar. De onzekerheid over de verzilting van het Krammer, Volkerak-Zoommeer systeem, en als afgeleide de Binnenschelde, duurt voort en dat is meer dan vervelend. Het wordt tijd dat de overheid en de politici bij zinnen komen en de plannenmakerij afblazen als volkomen overbodig en te risicovol.
En voor de Bergenaren: Jammer dat de krabben aan onze kust zijn verdwenen. Maar we hebben er veiligheid, minder onderhoudskosten en bij vorst een mooie ijsvlakte om te schaatsen voor terug gekregen. En ook tijdens de vastenavondperiode voelen we ons echt niet minder krabben omdat ze voor onze kusten verdwenen zijn.
Tuinbezitters kunnen meer doen om wateroverlast na hoosbuien of gevolgen van langdurige droogte en hitte te beperken. Soms kan dat al met kleine slimme en simpele aanpassingen aan de tuin.
De doelstelling van het handboek is tuincentra te helpen hun miljoenen bezoekers te informeren, inspireren en te activeren. Het bevat praktische tips over bruikbare producten en aanpassingen aan de tuin. Bijvoorbeeld: zorgen voor een gezonde bodem en voor meer schaduw, welke planten te gebruiken en hoe beter water op te vangen.
De overheden beseffen dat de problemen veroorzaakt door de klimaatveranderingen het beste aangepakt kunnen worden in samenwerking tussen overheden om tuinbezitters de handvatten aan te reiken waarmee zij aan de slag kunnen.
ZOET/ZOUT
Met het besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Cora van Nieuwenhuizen om fors geld te steken in een gezonde natuur en water heeft de tongen in West-Brabant en Bergen op Zoom weer los gemaakt.
Voor het Grevelingenmeer wordt €75 miljoen ingezet om een doorlaat te maken in de Brouwersdam, zodat het water in het meer doorlopend wordt ververst waardoor de natuur zich herstelt. Dat is voor het Grevelingenmeer hard nodig. Het Grevelingenmeer is op grotere diepten dood. En het water aan de oppervlakte is van een bedroevende kwaliteit en steeds minder toeristisch aantrekkelijk. Het Grevelingenmeer is stilstaand zout water. Met de 75 miljoen van de Rijksoverheid en het extra geld van de provincies Zeeland, Zuid-Holland en enkele gemeenten gaat het zoute water ververst worden door een getijdeslag van circa 50 centimeter.
Sommigen bepleiten al jaren de terugkeer van zout water in het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem in de hoop dat de waterkwaliteit van dat systeem dan verbeterd. Het is goed te realiseren dat, als er in de Oesterdam en of Philipsdam een dergelijke doorlaat zou worden gemaakt, de eventuele getijdeslag veel kleiner zal zijn. Hierdoor kan een verzilt Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem soortgelijke problemen krijgen als nu in de Grevelingen. De gedachte dat het bij een zout Zoommeer makkelijk en goedkoop zal zijn de Binnenschelde te verzilten gaat niet geheel op. Het waterpeil van de Binnenschelde ligt bijna 1,5 meter hoger dan het Zoommeer. Alle verversing moet dan door inpompen en aflaten kunstmatig tot stand worden gebracht, een blijvende kostbare zaak.
De gevolgen van een verzilting van het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem zijn groot. Zoetwater gebrek voor de landbouw, verzilting van de bodem tot Oudenbosch toe, waardoor veel teelten lagere opbrengsten geven. Meer en andere corrosieve effecten op het scheepvaartverkeer op de Rijn-Schelde verbinding (ik schreef daar eerder over). De gevolgen voor Bergen op Zoom zijn ook de mogelijke zoutindringing van de bodem van de Bergse Plaat met risico’s voor de funderingen. Zoute lucht geef ook hogere onderhoudskosten aan huizen en gebouwen. Verven en metalen corroderen en verweren sneller. Op de website van Ons Water schreef ik in dit dossier al meer dan 40 artikelen.
Het is jammer dat velen geen afscheid kunnen nemen van een soort van zoute nostalgie. Nooit meer 1953 heeft geleid tot de aanleg van de dammen. Dat heeft gevolgen. De natuur past zich geleidelijk aan. De ervaren overlast is al van een volstrekt andere orde dan in 2003 toen de discussie zoet/zout startte. De fosfaat- en nitraatgehalten (de voedingstoffen van de algen) dalen al jaren. De natuur doet gratis het goede werk en er komt een moment dat de biotoop in het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem in evenwicht is. De plannenmakerij duurt al circa 15 jaar. De onzekerheid over de verzilting van het Krammer, Volkerak-Zoommeer systeem, en als afgeleide de Binnenschelde, duurt voort en dat is meer dan vervelend. Het wordt tijd dat de overheid en de politici bij zinnen komen en de plannenmakerij afblazen als volkomen overbodig en te risicovol.
En voor de Bergenaren: Jammer dat de krabben aan onze kust zijn verdwenen. Maar we hebben er veiligheid, minder onderhoudskosten en bij vorst een mooie ijsvlakte om te schaatsen voor terug gekregen. En ook tijdens de vastenavondperiode voelen we ons echt niet minder krabben omdat ze voor onze kusten verdwenen zijn.
OVER WATER 127: MEDICIJNRESTEN IN WATER: EEN GROEIEND PROBLEEM
Mede door de vergrijzing gebruiken we in Nederland steeds meer medicijnen waarvan de resten uiteindelijk in sloten en rivieren terecht komen. Dat is niet goed voor het waterleven en problematisch bij de bereiding van drinkwater.
Volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) komen er in Nederland per jaar circa 140.000 kilo medicijnresten in het water terecht en dat wordt mede door de vergrijzing steeds meer. In de Ketenaanpak Medicijnresten uit Water werken de Rijksoverheid, de waterschappen, de drinkwaterbedrijven, gemeenten, de farmaceutische industrie en partijen uit de zorgsector aan het terugdringen van medicijnresten in oppervlakte- en grondwater. De afgelopen periode is er veel geïnvesteerd om het probleem inzichtelijk te krijgen. Via de hotspotanalyse van onderzoeksinstituut STOWA is er een inschatting op welke RWZI’s van de waterschappen de grootste knelpunten zitten. De hotspotanalyse geeft een inschatting waar de knelpunten het grootst zijn. Bijvoorbeeld locaties met relatief veel lozingen op een klein water of beek. Ook specifieke functies, zoals bijvoorbeeld oppervlaktewater als bron voor drinkwaterbereiding, zijn hierbij van belang. Regionaal vraagt dit om nader onderzoek en analyse. Experimenteren en kennis delen zijn belangrijk. Het verschilt per gebied welke keuzes er gemaakt zullen moeten worden. Regionaal kan het nodig zijn om extra te zuiveren. Het is dan wel nodig dat de veroorzaker van het probleem, de farmaceutische industrie, een bijdrage levert aan de kosten van het extra zuiveren. Maar hier ligt ook een taak voor de burger (geen medicijnen weggooien via het riool), ziekenhuizen en de verzorgingsinstellingen (aparte opvang van urine). Een gezamenlijke aanpak bij de bron – wat er niet in komt, hoeft er ook niet uit – past hierbij en voorkomt onnodige lozingen naar riool- of oppervlaktewater. Hier ligt een taak voor iedereen!