(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 20: WAT IS DE WAARHEID?

 

| 28-02-2015 | 11:00 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 20

Wat is de waarheid? 

 

oestersDe landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten. 

In het kader van het schriftelijk overleg over de ontwerp-rijksstructuurvisie hebben de Tweede Kamer fracties van de VVD, de PvdA, de SP en het CDA schriftelijke vragen gesteld, die door de Minister van Infrastructuur en Milieu, Schultz van Haegen, zijn beantwoord.

In de komende afleveringen van (natte/zoute) droom of nachtmerrie zal ik de inhoud van die antwoorden nader beschouwen.  

Op pagina 2 van het antwoord is gesteld: “De uitgevoerde analyses in het kader van de MKBA leiden wel tot de conclusie dat er substantiële mosselbaten zijn omdat het terugbrengen van getij op de Grevelingen en zout en getij op het Volkerak-Zoommeer kweekcondities voor schelpdieren (met name mosselen en oesters) creëert, die vergelijkbaar zijn met die van vóór de Deltawerken.” De vraag is of dit waar kan zijn? Voor de Deltawerken was het zoutgehalte  van de Oosterschelde, de Krammer, het Vokerak en wat nu het Zoommeer is, aanzienlijk lager. Ook was het water voedselrijker omdat zoet voedselrijk Rijn en Maas water deze wateren bereikte en voor een zoet/zout overgangsmilieu zorgde. Het komt mij voor dat hier de wens de vader van de gedachte is.  

Op pagina 4 van het antwoord is gesteld: “De zoetwatermaatregelen maken onderdeel uit van het pakket maatregelen behorend bij Deltabeslissing Zoetwater. Deze maatregelen zijn geprogrammeerd en geagendeerd in het kader van het Deltafonds. Daarbij is alleen sprake van een financiële bijdrage van regionale overheden en dus niet van een separate bijdrage van ondernemers.” Dit is een deels misleidend antwoord. Als regionale overheden een bijdrage leveren, zal die zich altijd vertalen naar hogere belastingen. Soms is dat zelfs één op één het geval. Bijvoorbeeld hoe een eventuele bijdrage door het waterschap vertaald zou worden in de tarieven. Als het waterschap in het kader van de zoetwatervoorziening voor de landbouw geld investeert, zal dat rechtstreeks en volledig doorwerken in de tarieven (hectareheffing) voor de landbouwers. Dus ook al betaalt het waterschap, uiteindelijk betalen dan de landbouwondernemers dit voor de volle 100 % terug. Dus dat ondernemers geen ‘separate’ bijdrage leveren is op papier juist, maar in harde euro’s op termijn feitelijk een onwaarheid.  

Op pagina 5 van het antwoord is gesteld: “De waterkwaliteit in de Grevelingen verbetert autonoom niet. Voor het Volkerak-Zoommeer is er de afgelopen jaren wel sprake van een lichte verbetering van de waterkwaliteit. Dat komt door de dalende nutriëntenbelasting (fosfaat en stikstof) vanuit de omringende wateren en gebieden. Deze daling is het gevolg van de uitvoering van de Nitraatrichtlijn en de emissiewetgeving die onder de Kaderrichtlijn Water valt. De prognose is echter dat de gehaltes aan nutriënten in het Volkerak-Zoommeer in ieder geval tot 2021 te hoog blijven om te voldoen aan de eisen die de Kaderrichtlijn Water aan stilstaande zoete meren stelt.” Het antwoord klopt, maar toch is enige relativering op zijn plaats. Impliciet erkent het antwoord dat de gehaltes aan nutriënten vermoedelijk blijven dalen. Bij de waterkwaliteit is echter geen sprake van “een lichte verbetering van de waterkwaliteit” maar van een forse! (zie natte 15). Het is juist dat de kans groot is dat tot 2021 de KRW eisen niet gehaald zullen worden. Maar dat is voor misschien wel 90 % van de KRW wateren in Nederland het geval. Die gaan we dan toch niet allemaal verzilten?? 

Louis van der Kallen

 


CV WIL BORM


borm wil

PERSOONLIJKE GEGEVENS

 

Naam                                     Wil Borm

Adres                                     Klaverweide 9

Woonplaats                          4874MD Etten-Leur

Geboortedatum                   5 november 1953

Geboorteplaats                    Made

Burgerlijke staat                  Gehuwd en twee dochters reeds uitwonend

 

Opleiding
Docent Biologie

Motivatie
Als kind was ik al vertrouwd met de dynamiek van de oude Biesbosch, waar ik de estuariene dynamiek aan den lijve heb ervaren. Na de afsluiting van het Haringvliet in 1970 volgde ik de veranderingen van het milieu en het ecosysteem op de voet. Vanaf de oprichting in 1976 van de Vereniging Madese Natuurvrienden, waarvan ik eerst voorzitter en uiteindelijk 25 jaar bestuurslid mocht zijn, richtte ik me vooral op voorlichting en educatie over de Biesbosch. Dit middels het opzetten van de Biesboschgidsencursus, deelname en voorzitterschap van het Natuurbeschermingsplatform Biesbosch, lid van de Gebruikersraad Nationaal Park de Biesbosch, de Werkgroep Biesbosch en tenslotte de Adviesgroep Borm & Huijgens.

Door mijn brede biologische en landschapshistorische interesse groeide al snel het besef dat zowel de natuurlijke processen als ‘de hand van de mens’ in samenhang ons land hebben gevormd en dat water hierin altijd een verbindende rol heeft gespeeld.

Bij water hangt alles met alles samen. Het beleid van het ‘Waterschap Nederland’ is dan ook bepalend voor de waterbeheerplannen van de waterschappen en andersom. Het huidige Deltaprogramma wordt in mijn ogen nog te ad hoc samengesteld en mist een lange termijn visie.

Kennis en inzicht van de natuurlijke processen en waterloopkundige mogelijkheden, die vaak meer aanwezig zijn bij de waterschappen, zijn noodzakelijk om te komen tot landelijke samenhangende planvorming voor een klimaatbestendig Nederland.

Als Adviesgroep Borm & Huijgens zijn wij inmiddels tien jaar actief om te streven voor landelijk integraal waterbeheer en het herstel van estuariene dynamiek in een nieuwe en voortgaande vorm.

U kunt meer vernemen op onze website www.adviesgroepbormenhuijgens.nl.


 

LEVEN MET DE NATUUR VAN DE WESTERSCHELDE, EEN ANDER BELEID

 

| 25-02-2015 | 07:00 uur |


 

LEVEN MET DE NATUUR VAN DE WESTERSCHELDE, EEN ANDER BELEID

Op weg naar een natuurlijke balans van de Westerschelde

 

Het is ontnuchterend te constateren, dat het huidige natuurherstelbeleid voor de Westerschelde helemaal geen effect heeft op een natuurherstel van de zeearm Westerschelde. Integendeel, de Westerschelde blijft zand en slib verliezen, is al te ruim en wordt steeds ruimer. De tendens van verschuiving van ondiepe naar diepere natuur wordt niet gestopt. Aan het huidige beleid ontbreekt de fysische natuur als grondslag.

Het leidt zelfs niet tot een natuurcompensatie in lijn met de verloren natuur, die door verschuiving in diepte verloren is gegaan in de dynamische ontwikkeling van de Westerschelde, als gevolg van menselijk ingrijpen. Die is alleen in het water van de Westerschelde te vinden. Niet lokaal op het land. Er zijn diverse mogelijkheden. Een voorbeeld is het waterschapsplan met uitbreiding van vooroevers, maar ook het aanbrengen van zandbuffers.

Het is in de Westerschelde te doen, niet op het land
De groene projecten in polders langs de Westerschelde zijn op zich staande projecten, die niet duurzaam ontworpen zijn en voortgekomen uit eenzijdig oppervlakte denken zonder rekening te houden met de invloed van de Westerschelde en de natuurhistorie van het landschap. Er worden om die projecten doorgang te doen vinden veel onjuiste beweringen gedaan.

HetZwinNatuur is altijd in beweging. Een bepaalde tijd gerelateerde natuur in stand houden, zoals in het Zwin, kan niet. Het maakt deel uit van een groter geheel. Daar tegen in willen werken, werkt niet. Het is ook het kenmerk van de groene projectontwikkeling langs de Westerschelde: tegen de natuur ingaan. Daarnaast leidt het tot extra ruimte voor de zee, voor extra verzilting en ook langzaam maar zeker van verzilting van het grondwater naar het achterland. Het huidige beleid stimuleert zelfs de achteruitgang in veiligheid.

Het is wel mogelijk om de Westerschelde in een betere balans van natuurlijke ontwikkeling te brengen. Het gaat hier om het kunnen redresseren van menselijke ingrepen, niet van de natuurlijke ontwikkeling. Doen we dat niet, dan komt de noodzaak van een kering in de monding steeds sneller dichter bij. Van het Schelde estuarium, dat uitvloeit in de zeearm Westerschelde, mag verwacht worden dat het slib en zand meevoert ten gunste van de Westerschelde. Dit gebeurt niet vanwege de veel te ruim gemaakte Zeeschelde en de zandvangen in de zijrivieren. Daarnaast wordt nog altijd zand gewonnen in de Zeeschelde en de Westerschelde.  De Westerschelde verliest slib en zand aan de Zeeschelde en slib aan het Land van Saaftinge (en in de toekomst aan de groene projecten). Alleen de zee levert ons, als teken dat de Westerschelde te ruim is, sediment in de vorm van slib. Dat doet de Noordzee al enige eeuwen, omdat de Westerschelde door de omvangrijke militaire inundaties aan het einde van de 16e eeuw de Westerschelde te zeer was geërodeerd en polders definitief verloren zijn gegaan.

Wat er primair gedaan moet worden om een verdere achteruit gang te voorkomen is stoppen met zandwinning en het terug leveren van Vlaamse zijde van het jaarlijkse verlies aan slib en zand aan de Zeeschelde (beleidstechnisch is daar van Vlaamse zijde voor wat betreft het slib zeker oren naar). Vervolgens kan er worden overgegaan naar een betere balans. Uit studie is gebleken dat voor stimulering van ondiepe natuur er meer uitbreiding gewenst is van de platen dan van de vooroevers.  Het plan van het waterschap kan ruimschoots voorzien in de ontwikkeling van de vooroevers. Hoewel de kritiek is dat het kriboplossingen zijn, zijn het wel gronden, die meedoen aan de dynamica van de stroming van de Westerschelde. Dat ontbreekt ten enen male aan de groene projectontwikkeling in de polders. Voor de uitbreiding van platen is er een goede oplossing in de vorm van het strategisch aanbrengen van zandbuffers (zandmotors) in de Westerschelde. Zand, omdat in de huidige sedimentbalans blijkt dat, los van verlies, het zand deels door slib wordt vervangen. De Westerschelde bestaat uit morfologische eenheden van hoofd- en nevengeulen, waar ingespeeld kan worden op de behoefte. De stroming verspreidt het zand en stimuleert de aangroei van de platen. Als gevolg daar van, zal het onderhoudsbaggerwerk van de vaargeulen toenemen en daarmee het slim terugstorten. Die consequentie moet de verstoorder nu eenmaal nemen.

Ir. W.B.P.M. Lases

 


(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 19: WIE WORDEN ER BETER VAN?

 

| 21-02-2015 | 13:45 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 19

 

Wie worden er beter van?


jachthavenDe landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten.
 

In deel 12 van deze reeks werd de zienswijze van de jachthavenbedrijven, gevestigd in West-Brabant, behandeld en eindigde het stukje met: voor wie is verzilting dan wel voordelig?  “Ons Water sluit niet uit dat dit de havens zijn langs de Grevelingen. Ook hier lijkt het erop dat de Zeeuwen goede zaken doen met de structuurvisie en West-Brabant wederom aan het kortste eind trekt en de rekening mag betalen!“. Recent bleek mij dat dit een groot deel van de waarheid is. Middels een beroep op de WOB heb ik inzage gekregen in het rapport “Verdienpotentieel zout-Volkerak-Zoommeer” van Royal Haskoning. Dit rapport laat zien dat verzilting een groot voordeel betekent voor de schelpdierenteelt en daardoor ook voor de verpachter: het Rijk. Zie ook deel 10 in deze reeks. Maar het voordeel van het Rijk is veel groter. Verzilting van het Volkerak-Zoommeer betekent voor het Rijk ook dat een derde kolk bij de Krammersluizen niet nodig is. Besparing 74 miljoen euro (pagina 57).

Wat mij echt verbouwereerde is de voorziene stimulans voor de recreatie. Die stimulans zou volgens het rapport “Verdienpotentieel zout-Volkerak-Zoommeer” moeten leiden tot een nieuwe jachthaven bij de Brouwersdam van 500 plaatsen (pagina 31) en een nieuwe jachthaven bij de Krammersluisen van 470 plaatsen (pagina 34). Maar er worden ook nog honderden nieuwe ligplaatsen voorzien aan de Molenplaat en elders in Bergen op Zoom en aan de Speelmansplaten. Het laat zich raden waar de schepen allemaal vandaan zullen komen? Ik schat in dat mijn stelling aan het einde van deel 12 in deze reeks helaas hout zal snijden. Ik herhaal het maar: het lijkt het erop dat de Zeeuwen goede zaken doen met de structuurvisie en West-Brabant aan het kortste eind trekt en de rekening mag betalen! De jachthaveneigenaren, gelegen binnen de straks gesloten sluizen van West-Brabant, zijn bij verzilting de klos.

De Brabantse bestuurders van de gemeenten, provincie en waterschap, die hebben deelgenomen aan de gesprekken die tot de ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer hebben geleid, hebben voor een appel en een ei de belangen van deze ondernemers verkwanseld! Het wordt tijd dat er een ander Brabants geluid gaat klinken in de discussies met het Rijk en de Zeeuwen.

Louis van der Kallen

 


DROMEN

 

| 18-02-2015 | 12:15 uur |


 

DROMEN

 

dreamsRecent is verschenen de “Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder” opgesteld door het ministerie van Economische Zaken. In betere tijden werden dit soort stukken opgesteld door Rijkswaterstaat onder auspiciën van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dat waren doorwrochte stukken, onderbouwd met de vereiste technieken en financiën.

Als je de “Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder” doorleest, is het net een wandeling door de Efteling. Een ware droomwereld. Alsof Nederland een leeg land is waar geen 17 miljoen mensen wonen, werken en recreëren. De geschetste ambities gaan volstrekt voorbij aan de realiteit van alledag en de beperkte beschikbaarheid van geld en ruimte. Laat staan dat er ingegaan wordt op de gevolgen voor de werkelijke economie. Van een ministerie van Economische Zaken verwacht ik enige realiteitswaarde in de gepresenteerde ambities. Natuurlijk dromen mag. Maar niet in de tijd die betaald wordt door de Nederlandse belastingbetaler. Ik heb eerder geschreven over liegende/dromende politici, maar bleef hopen dat ministers en staatsecretarissen op zijn minst in beleidstukken de schijn van geloofwaardigheid op zouden proberen te houden. De vraag is: slikt de Nederlandse burger (op 18 maart kiezer van de provinciale staten en waterschapsbesturen) dit voor zoete koek? Voor al diegenen die houden van sprookjes en prachtige natuurdromen beveel ik lezing van harte aan. Zelf ben ik meer voor: wat is haalbaar? Wat kunnen we ons permitteren? Wat is werkelijk mogelijk? Wat is economisch wenselijk? Wat is reëel?

In deze “Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder” is op pagina 29 te lezen “In zout water zijn er geen blauwalgplagen.”. Voor de werkelijkheid lees eens artikel 2 in de reeks natte/zoute droom of nachtmerrie.

Wel veel opmerkingen over de mogelijke voordelen voor de schelpdiervisserij (het woord schelpdierkwekerij is zoveel mogelijk vermeden) en nauwelijks woorden over de effecten voor de scheepvaart of landbouw. Alsof de landbouwsector geen exporteur is van importantie en watertransport niet één van de kurken is waarop onze economie drijft.

In deze “Natuurambitie Grote Wateren 2050 en verder” wordt door de omschreven ambities de verziltingsdeur wagenwijd opengezet. Terwijl alleen voor het Groene Hart (de Randstad) een mogelijke oplossing wordt aangetipt (pagina 28). Wat in dit kader echt gemist wordt is aandacht voor de effecten op termijn voor de landbouw en de scheepvaart. In bijlage 6 met de mooie titel “Kennisagenda” worden tal van toekomstige onderzoeksvelden aangestipt, maar geen woord over hoe de zoetwatervoorziening buiten het Groene Hart zeker te stellen en ook geen woorden over de levenslijn van onze economie de binnenvaart.

Het wordt tijd dat de VVD minister Kamp en zijn PvdA staatsecretaris Dijksma eens gaan beseffen dat dromen nog geen deuk in een pakje boter slaan. Nederland en ons gebied West-Brabant hebben recht op een realistisch beleid dat haalbaar en betaalbaar is en dat recht doet aan de belangen van de Nederlandse natuur en van de economie en niet alleen aan die van de Randstad.  

Het wordt tijd dat er een ander Brabants geluid gaat klinken in de discussies met het Rijk en de Randstad. ONS WATER, LIJST 3 kan dat leveren.

Louis van der Kallen

 


(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 18: STEEDS MEER NATUURORGANISATIES GAAN OOK VOOR ZOET!

 

| 15-02-2015 | 11:30 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 18

 

Steeds meer natuurorganisaties gaan ook voor zoet!

 

gele lisDe landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten.  

Nu meer zienswijzen inzake de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” bekend worden, blijken steeds meer natuurorganisaties ook voor behoud van de huidige zoete situatie te zijn. Voorbeelden zijn de Stichting Sirene, Natuur en Landschap Goeree Overflakkee (NLGO) en Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland (NVSD) 

De hoofdconclusies in de zienswijze van Stichting Sirene zijn:

1. Het is geen goed besluit. De voordelen wegen niet op tegen de nadelen
2. Het besluit is onzorgvuldig voorbereid
3. Het besluit is niet uitvoerbaar.
Sirene concludeert dat dit besluit voor de natuur meer nadelen heeft dan voordelen en (deels los daarvan) in de juridische zin niet uitvoerbaar is.

Uit de gecombineerde zienswijze van Natuur en Landschap Goeree Overflakkee (NLGO) en Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland (NVSD) zijn de navolgende citaten afkomstig: “We zijn tot de conclusie gekomen dat de RGV eerder een politiek spoor dan een ecologisch spoor beloopt, terwijl het uitgangspunt toch was het verbeteren van zowel de ecologische kwaliteit als de waterkwaliteit van beide gebieden. Dat eerste blijkt niet te gebeuren en het tweede is in ieder geval in het KVZM geen verbetering maar een systeemverandering met alle risico’s van dien. Daarbij is nauwelijks ruimte geboden aan de veranderde inzichten door de ontwikkelingen in de laatste 5 jaren. De ecologische onderbouwing van de MER en natuur effecten studie (NES) zijn naar onze mening onvoldoende en gezien de huidige snelle veranderingen in het KVZM ook sterk gedateerd. Het sterk verminderen van soorten waarvan internationaal waardevolle aantallen in het KVZM voorkomen wordt naar onze mening weggemoffeld en weggeschreven. Wij betreuren de lichtvaardige onderbouwing en gebrekkige inhoud van de MER en de NES. Dit doet geen recht aan de huidige ecologische waarden in beide systemen.”

“Zoet Volkerak-Krammer-Zoommeer behouden, om huidige positieve ontwikkelingen kans te geven.” 

Waren 10 jaar geleden de natuurorganisaties nog eensgezind voor verzilting van het Volkerak-Zoommeer, onder hen zijn er nu steeds meer die vinden dat je niet om de enorme verbetering van de waterkwaliteit heen kunt. Ook zij zijn gaan inzien dat het belangrijk is de huidige zoete natuurwaarden te behouden en een verdere verbetering van de waarden af te wachten en een kans te geven.   

Louis van der Kallen

 


BAGGEREN GROOTE MELANEN, KENMERK 0065

 


Bergen op Zoom, 8 februari 2015

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Betreft:      Baggeren Groote Melanen, kenmerk 0065

 

Geacht Dagelijks Bestuur, 

In het algemeen is het onverstandig wateren, zoals de Groote Melanen, te baggeren in het voorjaar. Op dat moment zitten er mogelijk nog overwinterende amfibieën in de modderlaag verscholen en trekken ook de op het land overwinterende amfibieën naar het water om er hun eitjes af te zetten. Ook voor de meeste vissen is dat het seizoen om hun eitjes af te zetten. Op grond van de algemene zorgplicht, die ook het waterschap heeft, op grond van de Flora- en faunawet is het voorjaar over het algemeen daarom een zeer onverstandige periode om te baggeren. Gaan baggeren terwijl het vervuilende water uit de om te leiden Jankenbergloop en de sloot vanaf het volkstuinenterrein in de Groote Melanen blijft stromen is raar. De werkvolgorde omdraaien is uiteraard veel logischer.

Alle amfibiesoorten zijn wettelijk beschermd en als er zwaarder beschermde soorten voorkomen mag er alleen met een ontheffing in het voorjaar gebaggerd worden. Op Waarneming.nl staat aangegeven dat in het gebied Groote Melanen de Rugstreeppad voorkomt: dat is zo’n zwaarder beschermde soort waarvoor niet zonder ontheffing mag worden gebaggerd. Het waterschap en de gemeente zijn daar door de lokale IVN- afdeling ook op gewezen. Tevens is op de recente informatieavond gevraagd om inzage in het uitgevoerde flora- en faunaonderzoek. Dat is naar mijn informatie nog niet beschikbaar gesteld. Recent is aan een vertegenwoordiger van de IVN- afdeling medegedeeld dat de Rugstreeppad niet in de Groote Melanen zelf, maar 100 meter verderop was aangetroffen en dat er daarom toch in het voorjaar gebaggerd kan worden. Amfibieën zijn mobiel en het feit dat de Rugstreeppad niet in de Groote Melanen is aangetroffen, is geen enkele garantie dat die soort daar niet voorkomt. Zeker in het voorjaar trekt de Rugstreeppad naar water om zich voort te planten.  

  • Wat is de reden dat nu besloten is te baggeren in het voorjaar?
  • Is uitstel tot het najaar mogelijk? 

In afwachting van uw beantwoording/reactie,

hoogachtend, 

Namens de fractie Ons Water/Waterbreed

L.H. van der Kallen  

 


(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 17: HET STOPT NOOIT

 

| 08-02-2015 | 11:30 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 17

 

Het stopt nooit

 

werediDe landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten. 

In artikel 6 in deze reeks omschreef ik reeds de honger naar zoet water en de gevolgen van het Rotterdamse beleid rond de Nieuwe Waterweg vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw. Ik eindigde dat artikel met een verzuchting: “Het wordt tijd dat de landelijke politiek zijn werk gaat doen en doorkrijgt dat vanaf eind jaren vijftig van de vorige eeuw de rest van Nederland gebruikt wordt als zoetwaterleverancier voor de eeuwig hongerige Nieuwe Waterweg. Rotterdam moet ophouden de problemen die haar havenactiviteiten veroorzaken af te wentelen op de rest van Nederland.” 

Deze week werd duidelijk dat Rotterdam gewoon doorgaat met anderen op te zadelen met de gevolgen van haar beleid. Het Havenbedrijf Rotterdam wil de Nieuwe Waterweg wederom verdiepen om de scheepvaart een betere toegang te geven tot het Botlekgebied. Uit een voorbereidende rapportage van november jl. blijkt dat dieper water leidt tot meer instroom vanaf de Noordzee, waardoor de instroom van zout water richting Rotterdam toeneemt en de zoutindringing en de bodemerosie versterkt. Dit zal op termijn weer leiden tot een grotere zoet water vraag vanuit de regio Rotterdam, omdat weer meer inlaatpunten van zoet water voor drinkwater en de landbouw daar zullen verzilten. Het wordt dan zeer de vraag of er voor ons gebied net als in het verleden steeds minder zoet water beschikbaar zal zijn.

Op 4 februari gaf de heer P. Hordijk (provincie Zuid-Holland) in het stadhuis van Bergen op Zoom een presentatie over de plannen met het Volkerak-Zoommeer. Nu kijk ik altijd kritisch naar de betogen van mensen die op de loonlijst staan van de provincie Zuid-Holland en daarmee, voor mij, primair verbonden zijn met de belangen van Rotterdam. Dus ook naar de inhoud of het gebrek daaraan van een presentatie over de voor West-Brabant belangrijke veranderingen aan de waterkwaliteiten van het Volkerak-Zoommeer.

De heer Hordijk stelde dat de waterkwaliteit van het Volkerak-Zoommeer niet geworden was wat men er in 1987 van verwachtte. Wat mij dan altijd opvalt is dat na z’n constatering men niet uitlegt wat de oorzaken daarvan zijn. In artikel 7 in deze reeks heb ik al een tipje van de sluier opgelicht. De hoofdoorzaak is het steeds oplopende gebrek aan zoet water om het Volkerak-Zoommeer door te spoelen en op die wijze de verzilting en de ontwikkeling van blauwalgen tegen te gaan. Dat gebrek aan zoet water kent maar één oorzaak en die is begonnen met de aanleg van de Nieuwe Waterweg en het keer op keer verdiepen daarvan en de aanleg van meer havens langs die Nieuwe Waterweg en het daardoor steeds toenemende (zoute) vloedvolume. Als dit proces niet stopt zal er straks vaker, zelfs voor de inlaat via de Roode Vaart, geen zoet water zijn voor onze landbouw en industrie.

Het wordt tijd dat de oude strijdkreet van de Hertog van Brabant “Were Di” over het Hollands Diep zal klinken. En wij onze kaarten gaan aanpassen en het Hollands Diep veranderen in Brabants Water! Het lijkt nooit op te houden. De heren van Holland blijven proberen zich Brabants bezit toe te eigenen.

Was het eind van de 15e eeuw de graaf van Nassau die de gorzen ten noorden van Gastel en ten westen van Zevenbergen opeisten (hetgeen bestreden werd door de heer van Bergen op Zoom), nu zijn het de havenbaronnen van Rotterdam die ons van het kostbare zoete water willen beroven. Moge de geest van Hertog Jan weer over ons komen. Nu is het niet meer aan de Grote Raad van Mechelen om recht te spreken maar aan het parlement om recht te doen. Helaas is dat voornamelijk een Randstad bedoening. Were Di!

Louis van der Kallen 

 


ONNATUURLIJKE MAXIMALE VERZILTING ZEELAND DREIGT!

 

| 03-02-2015 | 15:00 uur |


 

ONNATUURLIJKE MAXIMALE VERZILTING ZEELAND DREIGT!

 

Deltabeszeeuws wapenlissing legt Zeeland buitensporig in de pekel en verlegt zoutindringing  onnodig landinwaarts naar de West-Brabantse rivieren met effecten voor het grondwater. De Deltabeslissing lost twee oude wensen van biologen in: beperkt getij op het Grevelingen en een zout Volkerak-Zoommeer (VZM). Daarnaast zijn er lobby’s met een heel beperkt belang in vergelijking tot deze rigoureuze en uiterst kostbare ingreep. Hoe verhoudt zich dit tot het algemeen belang en wat is dat algemeen belang? Welke argumenten hebben de beleidsmakers om daar geen rekening mee te houden?

Biologen zeggen getij en zout horen bij Zeeland, maar vergeten dat bij Zeeland ook een belangrijk deel van de afvoer van de grote rivieren hoort en dat er zeer grote verschillen in zout water zijn.

Zout water
In Nederland varieert het zoutgehalte van water van bijna 0 tot 19 gr Cl’/l (Noordzee). Zoet water voor de landbouw heeft een zoutgehalte van 0 tot 0,3 gr Cl’/l. Het maakt slechts 1,5% uit van het gehele interval aan zoutgehaltes. Zoet water is dus uiterst gevoelig en een kostbaar goed. Het zo goed en zo lang mogelijk zoet houden van oppervlakte- en bodemwater is het algemene belang en gaat boven groepsbelangen. De mens leeft op het land en van zoet water en wil net als elke andere soort zo lang mogelijk overleven in de delta. Groepen met tegengestelde belangen moeten zich dat goed bewust zijn. Daarbij komt dat zout water zwaarder is dan zoet water en het zoete(re) water gemakkelijk kan verdringen.

Natuurkrachten
In onze delta zijn we onderhevig aan het spel van natuurkrachten op land en water en op de interactie van zee- en rivierwater. Krachten die vele malen groter zijn dan de mens en die we alleen met inzicht en kennis zo goed mogelijk kunnen geleiden. Inmiddels zijn we de redenen voor het aloude visionaire deltaplan voor de veiligheid en de waterhuishouding weer vergeten. Men heeft totaal geen benul meer van de kracht en de macht van het water. Toch zal zo goed mogelijk aan die lijn moeten worden vastgehouden om op lange termijn te kunnen overleven. Er kleven wellicht bepaalde onvolkomenheden aan het plan in biologische zin, maar deze hoeven niet te leiden tot dit soort onnodige tegendraadse ingrepen met schier onomkeerbare effecten. De laatste vier eeuwen zijn onze zeearmen steeds sterker gaan uitschuren en dieper geworden. De verzilting nam daarmee in het geheel sterk toe. Het zoutgehalte bleef evenwel vanaf de monding afnemen naar de Brabantse wal, waar het zoutgehalte het laagst is onder invloed van de rivierafvoeren. De eilanden konden zich goed redden met de zoetwaterbellen in de duinen en de werpzanden, die hoger dan de zeespiegel lagen. Hoe lager het zoutgehalte in de omgeving van die zoetwaterbellen hoe omvangrijker die zoetwaterbellen waren en kunnen zijn.

Het deltaplan voorzag in het weer sluiten van de kustlijn voor optimale veiligheid en compartimentering om de zoetwaterhuishouding te versterken en een gericht gebruik van zoet water voor de eilanden, zoete Zeeuwse wateren, waaronder een zoet Grevelingenmeer. Daarmee werd vooruit verdedigd, zowel wat de veiligheid betrof als tegen de verzilting.

Met de blijvende toename van de zeespiegel (Nederland kantelt ook) zet de verzilting zich sluipend en ondermijnend door. Primair van belang is het zoete(re) water zoveel mogelijk naar de kust te brengen om de toenemende verzilting van bodem en oppervlaktewater landinwaarts zoveel mogelijk te vertragen. Daar zou maximaal op gestuurd moeten worden. Pas daarna komen de deelbelangen met voorop de landbouw, die de mens voedt. Onder invloed van belangenlobby’s wordt daarentegen de verzilting juist in hoge mate gestimuleerd. Die is landelijk niet uniform van aard en niet van gelijke omvang.

Bewuste verzilting Zeeland
Er is inmiddels geen estuariene natuur meer op de Oosterschelde en in het zoute Grevelingenmeer. Er komt immers geen zoet water van de grote rivieren meer. De Oosterschelde en Grevelingen zijn nog nooit zo zout geweest en zouden dat met de bedoeling van het deltaplan en ook zonder de infrastructuur van het deltaplan in geen eeuwen geweest zijn. (Hoewel buiten dit kader: de Westerschelde is ook nooit zo zout geweest als door de verdiepingswerken voor de haven van Antwerpen en de zandwinning.)  Door de deltabeslissing zal het Grevelingenmeer nog wat in zoutgehalte toenemen, maar het VZM dat al dertig jaar, een mooie ecologische leeftijd, als zoet meer bestaat in het verlengde van een brak leven met mooie ontwikkelingen, wordt volledig ecologisch te niet gedaan voor een echt zout meer met een zoutgehalte van 10 tot 16 gr Cl’/l. Dat is een aanmerkelijk hoger zoutgehalte dan waaraan de west Brabantse rivieren bloot stonden vóór de delta infrastructuur. Hoewel men enerzijds 45 m3/sec aan zoet water denkt te besparen, heeft men anderzijds voor deze rivieren weer 20 m3/sec extra nodig voor verziltingsbestrijding. Het open water (oppervlaktewater) in Zeeland wordt kunstmatig maximaal verzilt. Vanuit het zo zoute open water vindt verdringing van het zoetere grondwater langzaam maar zeker plaats. De vraag naar zoet water op de eilanden en langs de rand van de lagere delen van de Brabantse wal zal daardoor gaan toenemen. Op de eilanden ontstaat steeds meer open water door afgravingen van natuurorganisaties, die een grote drang hebben om parken voor trekvogels te maken zonder respect voor de natuur van het bestaande land en zonder oog te hebben voor negatieve consequenties. Daardoor wordt steeds meer bodemweerstand tegen verzilting weggehaald, worden plas dras gronden maximaal verzilt en wordt het zoetere grondwater in de omgeving verdrongen. Dit heeft grote negatieve consequenties voor de mogelijkheden van zoetwaterbellen van enige omvang. Bovendien worden juist in de duinen en de hoog gelegen randen vakantieparken aangelegd. Niet bevorderlijk voor waterkwalitatief betrouwbaar zoet grondwater en beperkt de omvang. Al met al een sinister vooruitzicht zonder duurzame oplossingen. Het aanleggen van pijpleidingen vanuit het Brabantse om de eilanden van zoet water te voorzien en ’s winters te injecteren in de bodem voor de landbouw is lokaal slechts beperkt haalbaar en niet duurzaam. Technisch interessant, maar geen wezenlijke oplossing. Het is schone schijn. Biologen zien het niet zo zwaar in, want de landbouw kan met de huidige mogelijkheden met minder zoet water toe en de toekomst voor de voeding is voor hun de zilte teelt en schelpdieren. Alsof een niche markt de bevolking zou kunnen voeden.

Een zout VZM 
Om een doel te bereiken, signaleert men doorgaans een waterkwaliteitsprobleem en vervolgens wil men dan een robuuste en duurzame oplossing (voor het eigen doel). Dat geldt ook hiervoor en evenzeer voor het Grevelingenmeer. (N.B. Een waterkwaliteitsprobleem kan zich voor doen als in de gegeven geografische omstandigheden door het handelen van de mens de waterkwaliteit een naar het gevoelen van de mens negatieve wending neemt en men er last van krijgt. Objectivering is dus een eerste vereiste.) Men constateerde blauwalgenbloei  in een beperkte periode in de zomer op het VZM. Esthetisch niet plezierig voor de pleziervaart  en locaal bij stranden veroorzaakt het huidirritatie bij waterminnaars. Bij het groeien naar een ecologische evenwicht komen er altijd uitbarstingen van soorten voor. De blauwalgen bloei is zeer sterk teruggedrongen, niet alleen door mosselen. Men noemde dit een waterkwaliteitsprobleem, maar is in wezen een ecologische eruptie. (Hartekreet: De kunst is geduld te hebben met de natuur en zoveel mogelijk met de vingers er van af te blijven. Het huidige fenomeen van de industrie van maakbare natuur vernielt ten onrechte zeer veel natuur, omdat men zichzelf belangrijker vindt dan de natuur. In die zin is bezinning bij de natuurorganisaties brood nodig. Liever geen aaibare natuur dan parken.) De blauwalg kan dus geen reden zijn voor zo’n drastische maatregel. Blijft de stelling dat men zoet water zou besparen en dat men op termijn te weinig zoet water zou hebben om aan het afgesproken criterium van max. 450 mg Cl’/l te voldoen. Men vergeet dat er vóór de aanleg van de delta infrastructuur er heel veel meer zoet water van de grote rivieren ten goede kwam aan de Zeeuwse wateren, waardoor er een grote schakering aan lagere zoutgehaltes was, van belang voor het grondwater en de zoetwaterhuishouding op de eilanden. Men vergeet dat men aan het potverteren gaat van een gemengde overgangslaag in de bodem, die een buffer vormt tegen een te snelle verzilting. Men rekent zich ten onrechte rijk en waarvoor? Voor een schijntje meer zoet water voor midden- en west Nederland? In kringen van biologen is de noodzaak van een zout VZM ook omstreden en Vlaanderen wenst het ook niet. Tevens wordt door een zout VZM een zoet Grevelingenmeer onmogelijk. Het benodigde zoete water om het VZM zoet te houden is er wel degelijk. Bovendien mag het criterium van 450 mg Cl’/l best wel eens tijdelijk wat hoger zijn.  Men verlaat nu zonder noodzaak een zoet water zone en brengt bewust verzilting verder het land in. Conclusie:  Een zout Volkerak-Zoommeer is onzinnig.

Getij op het Grevelingen
Met een brede bres van 4 meter diep in het noordelijk deel van de Brouwersdam wil men gedempt getij terug brengen op het Grevelingenmeer. Dat meer staat al in open verbinding middels een kokersluis in het zuidelijk deel. Door die verbinding met de Noordzee blijft het meer in hoge mate zout, wat minder dan de Noordzee. Die kokersluis was eigenlijk ontworpen om het Grevelingenmeer zoet te maken en te houden. In het verlengde van een ander beleid inzake de Oosterschelde is ook de beslissing genomen om het Grevelingenmeer vooralsnog zout te houden en niet zoet te maken. Een zoet Grevelingenmeer zou met name voor Schouwen-Duiveland van grote betekenis zijn. Nu doet zich in een deel van het meer thermische en zout gelaagdheid in het water voor. Het gevolg is een zuurstofloze onderlaag met een eigen niet aaibare natuur. Dit fenomeen doet zich in alle diepere meren in Nederland voor. De wind zorgt voor stroming in de meren en kan de zuurstof tot een bepaalde diepte brengen. In Nederland beweegt het grensvlak zich ongeveer tussen de 10 en 15 meter diepte. Door bepaalde omstandigheden wat hoger, maar niet hoger dan 7 meter diep. Bijkomend verschijnsel is dat het onder bepaalde windomstandigheden zeer tijdelijk scheef kan gaan staan en lokaal hoger komen (en elders dieper).  In het Grevelingenmeer bevinden zich in het westelijk deel twee oude diepe zeegeulen tot 35 meter diep en het grensvlak schijnt in de loop van de tijd omhoog gekomen tot ca. 6 meter diep. Er is geen reden te bedenken waarom dit nog verder omhoog zou komen.  Dit voor deze situatie natuurlijke fenomeen wordt alleen hier nu als een waterkwaliteitsprobleem aangemerkt. Waarom mag van de beleidsmakers deze natuurvorm niet bestaan? Duikers (hoeveel?) willen graag dieper duiken en een aaibare natuur zien. Mosselkwekers die in het meer zijn neergestreken willen graag hun oppervlakte aan percelen verder uitbreiden. Voor strandgangers kan, de hele kleine kans bij een bepaalde wind, op een ervaring met zuurstofloos water op zich minder plezierig zijn door stank. De kansen dat men verjaagd wordt door stortbuien is vele malen groter. Wettigen deze hele beperkte belangen zo’n fundamentele grote ingreep, waarbij b.v. een zoet Grevelingenmeer in de toekomst onmogelijk wordt. Een deltabeslissing, die honderden miljoenen kost? (Ook nog met de wens van de pleziervaart om ook een opening in de Grevelingendam te krijgen, waarvoor in de plaats een brug moet komen.) Na uitvoering van de bres in de Brouwersdam is er een mogelijkheid om turbines voor getijde-energie te plaatsen. Ook dat gaat nog eens met extra overheidssubsidie en zal ondanks alle voorinvesteringen nauwelijks rendabel kunnen zijn. Bovendien is onbekend wat die turbines in de bres aan schade aan de zeedieren toebrengt.

Aan de hand van 3D-berekeningen wordt verwacht, dat het getij door de bres een zodanige menging te weeg zal brengen, dat de zuurstofloze laag wordt opgeruimd. Helaas zal dit niet het geval zijn. Deze berekeningen kunnen het verschijnsel gelaagdheid in relatie tot menging niet aan. Wel zal het grensvlak van de zuurstofloze onderlaag om laag worden gebracht. Er zijn echter andere mogelijkheden, dan een bres in de Brouwersdam, om dit te bewerkstelligen, zoals het aanbrengen van een dichtheidsscherm voor de kokersluis. Zo’n scherm is aan de onderkant open en zuigt als een stofzuiger in de laagwaterfase het zuurstofloze water aan de bodem naar de Noordzee en in de hoogwaterfase wordt zuurstofrijk water vanuit de Noordzee naar de onderlaag gevoerd. De kosten hiervoor zijn veel lager en houdt de mogelijkheid van een zoet Grevelingenmeer open. Ook hiervoor is een dichtheidsscherm effectief. Voorts wordt er op gewezen dat afgestorven organisch materiaal naar de bodem zakt en mogelijk eens kan leiden tot stankoverlast. Ook de recreatie veroorzaakt een zekere belasting. Het is maar zeer de vraag of dit als last zal optreden, omdat aan het grensvlak al processen optreden, die een mogelijke stankbelasting tegengaan. Van andere diepe meren in Nederland hoor je hier niets over. In een zoet Grevelingenmeer zou dit een aanleiding voor veenvorming kunnen zijn. Conclusie: een bres in de Brouwersdam is onnodig en ongewenst.

Geen eenheid in zout-zoetbeleid
Een zoet Grevelingemeer zou kunnen functioneren als zuidelijke zoetwaterbuffer, mocht er iets mis gaan met onze enige nationale buffer, het IJsselmeer. De beleidsmakers achten echter de buffer aan zoet water op het Haringvliet en Hollands Diep wel voldoende. Merkwaardig genoeg weerhoudt het hen niet om met een kierbesluit Haringvliet weer zout water op het Haringvliet te brengen, waardoor tegendraads inlaatpunten voor zoet water naar het oosten worden verplaatst.

De voorlopige besparing van 25 m3/sec aan zoet water door een zout VZM komt ten goede aan midden en west Nederland, een druppel op een gloeiende plaat en weinig zinnig. Te meer daar dit gebied planologisch de tering niet naar de nering zet met betrekking tot het zoet water verbruik. Door uitbreidingswijken te blijven plannen en realiseren in dit gebied, waar polders rond de kernen nogal eens op N.A.P.- 5m liggen, wordt alleen maar zout water door onderbemaling aangetrokken en vergt meer een meer zoet water. Daarnaast is er de strijd om het veen te beschermen, dat veel zoet water vergt.  Er wordt hier al lang een achterhoede gevecht geleverd tegen verzilting, terwijl de druk evident is met de ligging beneden de zeespiegel. Het zou veel logischer zijn om zich in dit gebied te gaan voorbereiden, dat het gebied lokaal echt verzilt. Dat zou heel veel zoet water kunnen uitsparen.

Er zijn andere mogelijkheden om aanzienlijke hoeveelheden zoet water te besparen en geen druppels, zoals een kering met schutsluizen in de Nieuwe Waterweg en de inpoldering van de Markerwaard.

Een zout VZM om zoet water te besparen kan geen issue zijn. Men snijdt zich in de vingers!

Ir W.B.P.M. Lases, 02.02.2015

 


(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 16: WAT BETEKENT ZOET OF ZOUT VOOR DE SCHEEPVAART?

 

| 01-02-2015 | 11:30 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 16

 

Wat betekent zoet of zout voor de scheepvaart? 

 

binnenvaartschipDe landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten.

Zoet of zout water betekenen nog al wat voor de corrosiegevoeligheid van de scheepshuid en het daarvoor benodigde onderhoud, verf en kathodische beschermingssystemen. Wat in de MKBA (maatschappelijke kosten/baten analyse) opvalt is dat er geen berekeningen zijn opgenomen voor de meerkosten voor de scheepvaart bij een zout Volkerak-Zoommeer. De Rijn-Schelde verbinding is nu in principe een geheel zoetwatersysteem. Als dat gedeeltelijk zout wordt, vergt dat een volstrekt andere benadering van de corrosieproblematiek voor bijvoorbeeld de schepen die door afwisselend zoet en zout water varen. Dit gaat fors meer geld aan onderhoud van de schepen vergen. Het overgrote deel van de vrachtschepen, die gebruik maken van het Volkerak-Zoommeer, zijn ontworpen en worden onderhouden voor zoet water.
Bepalend voor bijvoorbeeld het kathodische beschermingssysteem is de omgeving waarin het schip zich gaat bevinden. Als schepen afwisselend varen in zoet en zout water dient met dit feit rekening gehouden te worden bij de keuze van het kathodische beschermingssysteem. De keuze van de te gebruiken anodes is afhankelijk van de zoutgehalten van de te bevaren wateren. Bijvoorbeeld zinkanoden voor varen in zout water, aluminiumanoden voor varen in brak water, zoals het IJsselmeer en de riviermondingen, en magnesiumanoden voor varen in zoete binnenwateren.
Ook verfsystemen en onderhoudssystemen, maar feitelijk het hele ontwerp van een schip dienen afgestemd te zijn op de zoutgehalten van de te bevaren wateren. Je zal maar een schip hebben gekocht, afgestemd op zoete binnenwateren en je kan plotseling, omdat het Volkerak-Zoommeer is verzilt, geen vrachten voor de kortste route tussen Rotterdam -Antwerpen meer aannemen. Dat zijn nog eens maatschappelijke kosten! In dit geval afgewenteld op een vaak kleine ondernemer.  

Louis van der Kallen