NATUUR VERTSTERKT KUST


| 12-02-2021 |

MOEDER NATUUR VERSTERKT DE KUST”, kopte Trouw op 25 januari 2021 over (tijdelijke) landinwaartse zeedijkverschuiving als klimaatbestendige, kustversterkende oplossing; dit was voorgesteld door Het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ). Het artikel gaat evenwel helemaal niet over kustversterking, maar gaat om ophoging van polders langs de “kust”, met name langs de Westerschelde. De wijze waarop is verre van efficiënt en brengt grote schade toe aan de zeedijk, die later weer dienst moet doen en toch op hoogte moet worden gehouden om niet steeds vaker overstroomd te kunnen worden.

Wat erger is: het plan kent een dubbele moraal, overigens naast de vele onjuistheden in het artikel. Uitgangspunt blijkt te zijn om de noodzakelijke verkorting van de kustlijn te voorkomen om de ZOUTE milieus binnen ons land te handhaven, te versterken en uit te breiden. Mensen kunnen alleen maar leven in een zoet milieu. Men gaat van de veronderstelling uit dat we land te veel hebben en zout milieu te weinig. Maar wil men de “kust” langs de getijwateren binnen ons land echt versterken om de zeedijken minder snel te hoeven verhogen, dan moet men een lage dijk juist voor de zeedijk leggen. En inderdaad dan zandt en slibt het tussen die twee dijken op. Het voorland komt hoger te liggen en de golfoploop van de zeedijk wordt minder, zoals bij no.1 langs de Zeeuws-Vlaamse kust.

Het gaat ook niet om wisselpolders. Met wisselpolders wordt bedoeld, dat de landbouwer zijn land al dan niet tijdelijk inwisselt voor andere grond, “b.v. een stuk oude poldergrond in het Verdronken Land van Saeftinghe”. Als die polder dan op voldoende hoogte is gekomen, kan geruild ofwel gewisseld worden met een volgende polder enz. Men is dan erg lang bezig, als zo’n cyclus per polder 50 jaar zou duren. Het is ook van belang dat landbouwers gegarandeerde zekerheid over hun land krijgen. Gezien het artikel is dat niet de bedoeling.

Hoogst merkwaardig is, dat men veronderstelt dat het slib via de haven van Antwerpen vanuit België naar de Westerschelde komt. Dat is niet zo. Het slib komt van voor de Belgische kust via de Wielingen de Westerschelde op en bezinkt uiteindelijk in de Antwerpse haven. Dat komt omdat de bodem van de Westerschelde onnatuurlijk diep gebaggerd is.

Niet overal langs de zeedijken van de Westerschelde komt evenveel slib langs. Bovendien wil men liefst eerst de diepst liggende polders ophogen, maar wel zonder de zeedijk tijdelijk niet te laten functioneren. Die polders liggen aan de Zuid-Bevelandse zijde.

Het NIOZ was juist groot voorstander om niet alleen de hooggelegen polders, zoals de Hedwigepolder, Perkpolder en de Oud-Breskenspolder te ontpolderen, maar ook tegen de natuur in af te graven. Men is kennelijk bij het NIOZ bekeerd tot ophoging van de poldergronden. Dan kunnen we al beginnen met Waterdunen, waar schandalig veel is afgegraven en alvast de diepe drempel in de monding van de baai van Perkpolder op te hogen tot een lage dijk en stoppen met het inrichtingsplan Hedwigepolder. Ophogen van die aanliggende polders kan veel beter met behoud van de bestaande infrastructuur.

We moeten stoppen met de propaganda over zilte teelten op het land als oplossing. Men is al decennia lang bezig met proeven en het wil maar niet lukken om daar maar enige productie in te krijgen, omdat die planten heel veel aandacht behoeven en gevoelig zijn voor een bepaalde range van lichte zoutgehaltes. De oude culturen zijn er aan ten onder gegaan.

Kustverkorting blijft de beste oplossingsrichting in deze klimaatdiscussie!

Wil Lases


 

LEVEN MET DE NATUUR VAN DE WESTERSCHELDE, EEN ANDER BELEID

 

| 25-02-2015 | 07:00 uur |


 

LEVEN MET DE NATUUR VAN DE WESTERSCHELDE, EEN ANDER BELEID

Op weg naar een natuurlijke balans van de Westerschelde

 

Het is ontnuchterend te constateren, dat het huidige natuurherstelbeleid voor de Westerschelde helemaal geen effect heeft op een natuurherstel van de zeearm Westerschelde. Integendeel, de Westerschelde blijft zand en slib verliezen, is al te ruim en wordt steeds ruimer. De tendens van verschuiving van ondiepe naar diepere natuur wordt niet gestopt. Aan het huidige beleid ontbreekt de fysische natuur als grondslag.

Het leidt zelfs niet tot een natuurcompensatie in lijn met de verloren natuur, die door verschuiving in diepte verloren is gegaan in de dynamische ontwikkeling van de Westerschelde, als gevolg van menselijk ingrijpen. Die is alleen in het water van de Westerschelde te vinden. Niet lokaal op het land. Er zijn diverse mogelijkheden. Een voorbeeld is het waterschapsplan met uitbreiding van vooroevers, maar ook het aanbrengen van zandbuffers.

Het is in de Westerschelde te doen, niet op het land
De groene projecten in polders langs de Westerschelde zijn op zich staande projecten, die niet duurzaam ontworpen zijn en voortgekomen uit eenzijdig oppervlakte denken zonder rekening te houden met de invloed van de Westerschelde en de natuurhistorie van het landschap. Er worden om die projecten doorgang te doen vinden veel onjuiste beweringen gedaan.

HetZwinNatuur is altijd in beweging. Een bepaalde tijd gerelateerde natuur in stand houden, zoals in het Zwin, kan niet. Het maakt deel uit van een groter geheel. Daar tegen in willen werken, werkt niet. Het is ook het kenmerk van de groene projectontwikkeling langs de Westerschelde: tegen de natuur ingaan. Daarnaast leidt het tot extra ruimte voor de zee, voor extra verzilting en ook langzaam maar zeker van verzilting van het grondwater naar het achterland. Het huidige beleid stimuleert zelfs de achteruitgang in veiligheid.

Het is wel mogelijk om de Westerschelde in een betere balans van natuurlijke ontwikkeling te brengen. Het gaat hier om het kunnen redresseren van menselijke ingrepen, niet van de natuurlijke ontwikkeling. Doen we dat niet, dan komt de noodzaak van een kering in de monding steeds sneller dichter bij. Van het Schelde estuarium, dat uitvloeit in de zeearm Westerschelde, mag verwacht worden dat het slib en zand meevoert ten gunste van de Westerschelde. Dit gebeurt niet vanwege de veel te ruim gemaakte Zeeschelde en de zandvangen in de zijrivieren. Daarnaast wordt nog altijd zand gewonnen in de Zeeschelde en de Westerschelde.  De Westerschelde verliest slib en zand aan de Zeeschelde en slib aan het Land van Saaftinge (en in de toekomst aan de groene projecten). Alleen de zee levert ons, als teken dat de Westerschelde te ruim is, sediment in de vorm van slib. Dat doet de Noordzee al enige eeuwen, omdat de Westerschelde door de omvangrijke militaire inundaties aan het einde van de 16e eeuw de Westerschelde te zeer was geërodeerd en polders definitief verloren zijn gegaan.

Wat er primair gedaan moet worden om een verdere achteruit gang te voorkomen is stoppen met zandwinning en het terug leveren van Vlaamse zijde van het jaarlijkse verlies aan slib en zand aan de Zeeschelde (beleidstechnisch is daar van Vlaamse zijde voor wat betreft het slib zeker oren naar). Vervolgens kan er worden overgegaan naar een betere balans. Uit studie is gebleken dat voor stimulering van ondiepe natuur er meer uitbreiding gewenst is van de platen dan van de vooroevers.  Het plan van het waterschap kan ruimschoots voorzien in de ontwikkeling van de vooroevers. Hoewel de kritiek is dat het kriboplossingen zijn, zijn het wel gronden, die meedoen aan de dynamica van de stroming van de Westerschelde. Dat ontbreekt ten enen male aan de groene projectontwikkeling in de polders. Voor de uitbreiding van platen is er een goede oplossing in de vorm van het strategisch aanbrengen van zandbuffers (zandmotors) in de Westerschelde. Zand, omdat in de huidige sedimentbalans blijkt dat, los van verlies, het zand deels door slib wordt vervangen. De Westerschelde bestaat uit morfologische eenheden van hoofd- en nevengeulen, waar ingespeeld kan worden op de behoefte. De stroming verspreidt het zand en stimuleert de aangroei van de platen. Als gevolg daar van, zal het onderhoudsbaggerwerk van de vaargeulen toenemen en daarmee het slim terugstorten. Die consequentie moet de verstoorder nu eenmaal nemen.

Ir. W.B.P.M. Lases

 


MAXIMALE VERZILTING ZEELAND DREIGT

 

| 22-12-2014 | 11:45 uur |


 

MAXIMALE VERZILTING ZEELAND DREIGT

 

Cristóbal_de_Mondragón_y_Otalora_(Hillebrant_Jacobsz_van_Wouw_I,_1599)Door het beperkte denken over zout en getij is er nu een waterbeleid dat streeft naar een maximaal verzilten van Zeeland, zowel van het oppervlaktewater als het grondwater. Onbegrijpelijk dat niemand zich realiseert zich hoe schadelijk dit zal zijn. Biologen zeggen eenvoudig dat zout bij Zeeland hoort en dat de moderne landbouw niet veel zoet water nodig heeft. Verder ontbreekt elke onderbouwing.

Want welk zoutgehalte hoort bij Zeeland ? Hoe lager het zoutgehalte in de wateren en de bodem hoe beter het zoetwaterbeheer op de eilanden. 

De zoete delta verdween
Toen Mondragon aan het eind van 16e eeuw met 1500 man troepen in de nacht en bij laag water door het Zijpe trok van St-Philipsland naar Schouwen, was het water zoet. De geuzen in hun sloepen konden er niet dicht genoeg bijkomen, omdat het rond de doorwaadbare plaats te ondiep was. In de 70’er jaren (mijn deltadiensttijd) was het er 23 meter diep! In de afgelopen vier, vijf eeuwen zijn de zeegaten steeds dieper geworden en daarmee is het zoutgehalte toegenomen. Door toedoen van de mens drong de zee de zoete delta binnen en uiteindelijk moesten de Deltawerken vanwege veiligheid en waterhuishouding een einde maken aan deze onhoudbare situatie.  

Het defensieve Deltaplan 
Het oorspronkelijke Deltaplan voorzag in een zoet Zeeuws merengebied, dat van eminent belang was voor de zoetwaterhuishouding van de Zeeuwse eilanden en als zoetwaterbuffer. Het plan was een gerichte vorm van vooruit verdedigen om de oprukkende verzilting te vertragen. Vooruit verdedigen hoort, in welke vorm dan ook, het wezenlijke beleid te zijn van het Deltaprogramma. 

Zouter dan ooit
Voordat er Deltawerken waren ging een groot deel van de rivierafvoer via de Zeeuwse wateren. Het zoutgehalte was er een heel stuk lager dan in de Noordzee, ook al was het over het algemeen zout genoeg voor de oester- en mosselteelt. Door het zout houden van de Oosterschelde zonder rivierinvloed is de Oosterschelde nog nooit zo zout geweest. Hetzelfde geldt voor de Westerschelde door de steeds grotere diepten en bijbehorende breedtes. Ik beschik over te weinig gegevens om een echte uitspraak te doen over het Grevelingenmeer, maar verwacht dat het ook zouter is dan vóór de realisatie van de delta-infrastructuur. Nadat Zeeland verstoken bleef van rivierwateraanvoer kwamen de eilanden steeds meer in het zout te liggen en als het aan de huidige plannen ligt dan wordt het straks zouter dan ooit.  

De infrastructuur als gereedschap
De dammen en kunstwerken van de Deltawerken vormen het belangrijkste gereedschap voor de grote waterloopkundige ingrepen. Hiermee zijn zoetwaterstromen te sturen, kan verzilting worden tegengegaan en kunnen watervoorraden behouden blijven. Bij verkeerd gebruik, zoals de plannen voor een Volkerak-Zoommeer en  invoering van getij op het Grevelingenmeer, wordt hetzelfde gereedschap, oorspronkelijk bedoeld tegen verzilting, zelfdestructief toegepast. De verzilting in Zeeland zou in geen eeuwen zo sterk worden als nu door misbruik van de bestaande infrastructuur.  

Gevoel als fundament
Er is geen echte reden om van een stabiel zoet Volkerak-Zoommeer een zout meer te maken. Het is de nostalgische hang van een groep biologen naar de situatie van vóór de Deltawerken, die steun zoekt bij kleine lokale belangen, om vervolgens zo’n fundamentele wissel te trekken. Er is nu sprake van een ecologisch in hoge mate stabiel zoet water meer. Voor welke lobby gaan we dit verzilten? Het is duidelijk dat de bestuurders geen flauw benul hebben van waar ze mee bezig zijn en de deltacommissaris neemt dit nu over. Want als men zo zou redeneren, dan mag al ons land beneden de zeespiegel een zeevlakte worden.  

De Grevelingen weer in het slop
In het Grevelingenmeer wil men beperkt getij toe laten. Met een brug in de Grevelingendam komt er ook wat getij op het VZM. Wat betekent dit voor de Rijndoorvaarhoogte van de bruggen over het Schelde-Rijnkanaal? Gigantisch hoge kosten en waarvoor? Men zal bedrogen uitkomen als men denkt met een opening in de Brouwersdam de thermische stratificatie op te heffen. De huidige angst op omkering van zuurstofloze onderlaag en de zuurstofrijke bovenlaag is ongegrond. Andersom kan dit juist wel optreden in een overgangsfase, nadat een gat in de dam is gerealiseerd.  

Onrendabele getijdencentrale
Veertig jaar geleden is al gekeken naar mogelijkheden van een getijdecentrale in de Oosterschelde. Dit was en is in het geheel niet rendabel.  Gaat nu het Rijk de infrastructuur voor de getijturbines in de Brouwersdam maken en komt er een verruiming van subsidiegelden om het turbineproject in het damgat te ontwikkelen? Dit alles om realisatie kost wat kost door te drukken.  

De hoogste tijd voor verstandig handelen
Er is dan wel in Nederland een directeur zoetwaterbeleid. Het ontbreekt echter aan een verziltingsbeleid, waarbij het zoete water zo ver mogelijk naar de kust wordt gebracht om de sluipend toenemende verzilting maximaal te vertragen en terug te dringen. Vooruit verdedigen zou de basis moeten zijn van het nationale waterbeleid.

Ir. W. B. P. M. Lases
Tiel, december 2014

 


EEN TOEKOMSTVISIE VOOR EEN KLIMAATBESTENDIG NEDERLAND


EEN TOEKOMSTVISIE VOOR EEN KLIMAATBESTENDIG NEDERLAND
Adviesgroep Borm & Huijgens en Adviesgroep Haak & Stokman

Samensmelting planvorming
De ontwikkelde plannen van de Adviesgroep Borm & Huijgens en de Adviesgroep Haak en Stokman hebben een landelijk integrale aanpak, zoals de commissie Veerman beoogde. De plannen zijn ineen geschoven met als inzet een samenhangende invulling van de wateropgaven waarvoor ons land staat; een toekomstvisie voor een klimaatbestendig Nederland.

Vijf voor twaalf
“Nederland moet niet wachten op de volgende watersnoodramp, maar nu met daadkracht gezamenlijk, vanuit een cultuurhistorisch besef, optreden tegen de klimaateffecten.” Dit is de belangrijkste uitkomst van het symposium ‘Waterrijk Nederland vijftig jaar na nu’, dat de Nederlandse Vereniging van Rentmeesters op woensdag 11 november 2009 in Utrecht organiseerde.
Als er niet tijdig begonnen wordt, staat men straks bij diverse wateropgaven met de rug tegen de muur. Het is gunstiger wanneer projecten voor het bereiken van kritieke tijdstippen gerealiseerd kunnen worden. In bestuurlijke en politieke kringen wordt nog altijd de ernst van de problematiek onderschat. Dit blijkt uit het ontbreken van beleid dat gericht is op een omvattend plan, om op tijd tot integrale oplossingen te komen. Het ontbreken van zulk beleid leidde in Nederland in het verleden herhaaldelijk tot rampen (bijvoorbeeld 1953). De belangen van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ecologie dienen behartigd te worden.

De roep om een integrale aanpak
Het advies van de commissie Veerman was geenszins bedoeld als een ´dichtgetimmerd verhaal´. Het ontbreken van een centrale regie leidde er echter toe dat de aanbevelingen spoedig gehanteerd werden als richtlijnen. Daarmee zijn verschillende instanties, zoals regionale stuurgroepen en werkgroepen, zelf aan de slag gegaan en hebben meerdere plannen ontwikkeld. Deze plannen richten zich vaak op sectorale oplossingsrichtingen, op deelgebieden van de centrale problematiek, en dragen meestal een regionaal karakter. Helaas vormt de optelsom van deeloplossingen niet de integrale oplossing die op termijn voor heel Nederland veiligheid en leefbaarheid garandeert.

De route naar de toekomst dient helder te worden
Er dient een duidelijk plan ontwikkeld te worden dat een integrale oplossing beoogt voor de grote opgaven waarvoor ons land staat, zoals:

  • Waterveiligheid door veilige zeeweringen en beheersing van de rivieren
  • Zoetwatervoorziening door het behoud van watervoorraden en het voorkomen van verliezen
  • Ontwikkeling van gezonde estuaria
  • Terugdringen van de voortschrijdende verzilting
  • Realisatie van duurzame energievoorzieningen
  • Verbetering van de infrastructuur Randstad
  • Benutten van economisch rendabele oplossingen..

De ontstane situatie waarin ons land zich bevindt, beperkt de keuzemogelijkheden.

Wat staat ons (land) te doen ?

  • Inventariseren van de bestaande oplossingsrichtingen
  • Verzamelen van de bruikbare elementen daarvan, die samen kunnen leiden tot één integraal plan voor de oplossing van alle opgaven
  • Ontwikkelen op bestuurlijk niveau van een beleid dat dit integrale plan waarborgt

Zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg
Momenteel is 1500 m3/s nodig om de indringing van zout tegen te gaan in de Nieuwe Waterweg. Dat is 40% van de totale rivierafvoer. Naar verwachting neemt in de komende eeuw de minimum zomerafvoer van 1700 m3/s af tot wellicht 700 m3/s (J. van Alphen, RWS Waterdienst, 2009). Dan gaat het met de zoutindringing allang mis. Afsluiting van de Nieuwe Waterweg is onontkoombaar.
Het tegengaan van het grootschalig waterverlies is ook van belang voor de herijking van de zoetwaterverdeling en het behoud van de zoetwatervoorraden.
Voor het zoetspoelen van poldersloten wordt eveneens 40% van al het rivierwater gebruikt. Bij zoetwaterschaarste neemt de vraag juist toe. Ook hier komt men spoedig klem te zitten.

afsluitbaar toekomst

Afb. 1: `Afsluitbaar Open Rijnmond`, tekening T. Rijcken

Maar ook veiligheid speelt een rol bij de Nieuwe waterweg. De faalkans van de Maeslantkering wordt te groot en ook de hoogte van de kering laat te wensen over. Een veiliger afsluiting van de Nieuwe waterweg met schutsluizen in zee lijkt het meest geschikt. Aanleg in zee vormt geen tijdelijke belemmering voor de scheepvaart. Hierbij blijven de westwaarts nog uit te breiden zeehavens van de Europoort open. Er kan tegelijkertijd een spuimogelijkheid ten oosten van de zeesluizen aan de noordzijde van de Nieuwe Waterweg aangelegd worden.

monding Nieuwe Waterweg 4

Afb. 2: Impressie van de open Europoort en de Nieuwe Waterweg met zeesluizen en spuisluizen

Extreme rivierafvoeren
De gletsjerrivier verdwijnt, we verwachten moessonregens en extreme droogte. De rivierafvoeren worden net zo wisselend als het weer. Men waarschuwt voor ernstige zoetwatertekorten in de zomer. Na de maatregelen in het kader van Ruimte voor de Rivier, gaat de Zuidwestelijke Delta de klappen opvangen. Maximale berging en spuimogelijkheden dienen benut en uitgebreid te worden.

De meest voor de hand liggende verwachtingen zijn een zeespiegelstijging van 30 tot 40 cm per eeuw, een maximum piekafvoer van 16.000 m3/sec en een afname van de minimum zomerafvoer van 1700 m3/sec naar 700 m3/sec in 2100.

Doorstroming en routeverlenging naar zee
De ecologische versterking van de delta krijgt gestalte in de estuariene dynamiek, middels open verbindingen tussen zee en rivieren. Voor ontwikkeling van estuariene dynamiek en het gelijktijdig beperken rivieropwaartse invloed van de zee, zijn er twee maatregelen: Het rivierwater laten meanderen in de bestaande deltawateren en de routes verlengen middels een lagune of een omdijkt stroomtraject in zee. Een meanderende rivier zorgt voor vertraging van doorstroming. Dit is bij geringe rivierafvoeren gunstig.

doorstroming ZWD 4

Afb. 3: Schets inrichtingsvoorstel zuidwestelijke delta

Echter, bij (extreem) hoge afvoeren is het zaak om de doorvoer zo gericht mogelijk te houden. Dat betekent dat er onder die omstandigheden in de Zuidwestelijke Delta meteen al gespuid wordt door de Haringvlietsluizen en bij de Afsluitdijk eveneens de bestaande spuisluizen in gebruik gesteld worden.

Voor tijdelijke rivierwaterberging en afvoer worden het IJsselmeergebied en de Zuidwestelijke Delta ingezet. De bergingscapaciteit van het IJsselmeer voldoet aan de veiligheidseisen en met een verlenging van het traject van afstroom rond de Afsluitdijk kan een permanente open verbinding worden gemaakt met de Waddenzee. Voor de Zuidwestelijke Delta ligt er een optimale kans om het rivierwater te laten afstromen, middels een doorsteek bij Goeree, via Grevelingen en Oosterschelde. Hierbij wordt de compartimentering van de deltawateren opgeheven, neemt de opvangcapaciteit maximaal toe en verbetert de waterkwaliteit. De Zuidwestelijke Delta speelt de belangrijkste rol in rivierwaterafvoer en bij het herstel van estuariene dynamiek. Het nastreven van een stabiel dynamisch milieu en van een min of meer vaste locatie van de overgang van zoet naar zout, zijn mogelijk middels bijsturen met spuisluizen, kribben en stormvloedkering.
Doorstroming speelt er een belangrijke rol voor de verbetering van de milieukwaliteit, de voeding van schelpdierculturen en het bestrijden van blauwalgen.

doorstroming IJsselmeer 4

Afb. 4: Schets inrichtingsvoorstel noordelijk IJsselmeergebied

Alle wateren worden onderdeel van één groot systeem in open verbinding met zee, dat zich op natuurlijke wijze verder mag ontwikkelen. Een eco-economisch aspect is, dat de belangrijkste zoetwatervoorraden van Nederland hierbij behouden blijven.

Er worden momenteel uiteenlopende inrichtingsplannen voorgesteld die niet voldoen aan de genoemde voorwaarden. Zo geeft het toelaten van zout in het Volkerak-Zoommeer niet alleen een wijziging van het milieu, maar werkt het ook verzilting van de regio in de hand. Het maakt het een toekomstige open verbinding van het Volkerak met het Haringvliet en Hollandsch Diep onmogelijk en het vernietigt het de zoetwatervoorraad. Omdat het zoute en brakke water veel invloed krijgt in de Zuidwestelijke Delta is het behoud van de zoetwatervoorraden Volkerak-Zoommeer en Haringvliet van groot belang.

De Haakse Zeedijk
Met de aanleg van de Haakse Zeedijk wordt een nieuwe kustlijn gedefinieerd die vijfentwintig kilometer westelijk ligt van de huidige kust. Deze kustlijn zonder uitstulpingen is geschikt voor natuurlijke zandaanlanding en duinontwikkeling. Met dwarsdijken naar de huidige kust ontstaan er drie kustbekkens.
De aanleg van de Haakse Zeedijk is van belang voor een klimaatbestendig Nederland. De kustbekkens zijn primair gericht op waterveiligheid en vervolgens op estuariene dynamiek (Zuidbekken), noodberging (Zuid- en Midbekken) en zoetwaterbuffering (Noordbekken).
Het Midbekken en het Noordbekken zijn na aanleg meteen gesloten en blijven beneden gemiddeld zeepeil. Samen beschermen ze de Hollandse kust en gaan ze zoute kwel tegen.

klimaatbestendig Nederland 6

Afb. 5: Een gecombineerd toekomstbeeld

Een laag peil in het Midbekken betekent dat bij hoge afvoeren ook de Nieuwe Waterweg het overtollig rivierwater kan spuien. Een gesloten Rijnmond kan onder alle omstandigheden hier haar water lozen.

Vervolgens gaat de aandacht naar energievoorziening, infrastructuur, recreatie en woningbouw. Het totaalplaatje van de diverse inrichtingen met onder meer een luchthaven, een uitbreiding van de Maasvlakte, windmolenparken, energiecentrales, woonkernen, wegen en havens, recreatiegebieden en natuur behoort nog nader uitgewerkt te worden. Inrichtingssuggesties en voorlopige berekeningen zijn voorhanden.

Een gezamenlijke delta
De aanleg van een Zuidbekken vergroot de delta en is een logisch vervolg op de genoemde routeverlenging naar zee. Met een hoge dijk om de Voordelta vanaf Walcheren tot aan de Europoort ontstaat een lagune. In de openingen naar zee kunnen, tegen de tijd dat de stormvloedkering Oosterschelde is afgeschreven, brede stormvloedkeringen worden aangebracht. Zo wordt de estuariummonding langer en vergroot. In deze lagune is sprake van estuariene dynamiek. Ze fungeert als kraamkamer voor de zee en als verbindingszone met de grote rivieren. Ze omvat de gezamenlijke monding van Rijn, Maas en wellicht ook Schelde.

Het is mogelijk dat in de toekomst, na een afsluiting van de Westerschelde met zeesluizen, er een open verbinding via de Oosterschelde gecreëerd gaat worden. Dan is de getijdenslag bij Antwerpen heel wat minder.
Bij tijdelijke afsluiting van het Zuidbekken met de keringen wordt de totale noodopvang voor rivierwater meer dan verdubbeld en is Nederland op extreem hoge rivierafvoeren voorbereid.

Regelbare afvoeren
Een doorvoerkanaal van zoet water vanaf het IJsselmeer kan het Noordbekken van zoet water voorzien. De IJssel dient dan ook een groot deel van het jaar van voldoende aanvoer gegarandeerd te worden, om de noordelijke zoetwatervoorraad aan te vullen en het IJsselmeer zoet te houden. Een te reguleren doorvoer van Rijnwater bij Pannerden is hiervoor vereist (Plan Beaufort). Bij hoge afvoeren zal de Gelderse IJssel maar 10% van het totaal kunnen verwerken en stijgt het peil vooral in de zuidwestelijke waterberging.

Stapsgewijze aanpak
Elke stap van een deltaprogramma dient genomen te worden in samenhang en gericht op de lange termijn. Het heeft de voorkeur dat elk project een afgerond en rendabel geheel is.
Er is in november 2009 gestart met de herijking van de landelijke zoetwaterverdeling en deze wordt in 2015 voltooid. In deze periode is het van belang om de met de herijking samenhangende zaken voor te bereiden. De hoogste prioriteit, in verband met waterveiligheid en zoetwaterverlies, heeft de aanleg van zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg. De beslissing hierover dient spoedig genomen te worden, zodat de voorbereidingen kunnen starten. Dit geeft zekerheid voor de zoetwaterverdeling in combinatie met de herinrichting van de Zuidwestelijke Delta, het IJsselmeer en alle overige deelplannen. Verder in de tijd wordt het, gezien de klimatologische onzekerheden, moeilijker om aan te geven wanneer bepalende maatregelen genomen moeten worden. Deze maatregelen zijn vaak tijdgebonden, afhankelijk van een volgorde of van nog onzekere ontwikkelingen zoals de mate van zeespiegelstijging.

Een streefbeeld als basis
Deze bijdrage beslaat slechts enkele pagina´s. Voor een nadere uitwerking zal nog zeer veel moeten gebeuren. Het geschetste toekomstbeeld kan mogelijk als uitgangspunt fungeren voor een plan voor een klimaatbestendig Nederland. Het zou een basis kunnen vormen voor combinaties met relevante visies. Een streefbeeld zoals de commissie Veerman voor ogen had en van waaruit een samenhangende invulling voor het deltaprogramma ontwikkeld kan worden.

Voor meer informatie: De herijking van de landelijke zoetwaterverdeling, H2O december 2009
Adviesgroep Borm & Huijgens:
Adviesgroep Haak & Stokman:
Website: www.haaksezeedijk.nl

Gerelateerde en te combineren planvorming:
Mooiste en Veiligste Delta 2010 – 2100, RWS – Deltares, 2007
Afsluitbaar-Open Rijnmond, T. Rijcken, 2008
Plan Beaufort, G. Beaufort, januari 2010


OP WEG NAAR EEN GEZONDE ZUIDWESTELIJKE DELTA


OP WEG NAAR EEN GEZONDE ZUIDWESTELIJKE DELTA

W. Borm en C. Huijgens april 2009

Probleemstelling
Het merendeel van het rivierwater stroomt boven Brabant naar het westen en zo´n 15 procent gaat langs de Veluwe naar het IJsselmeer. Om de indring van zout via de Nieuwe Waterweg tegen te gaan wordt hier zo´n 70 tot 80 % van de totale rivierafvoer in zee geloosd. Wanneer het niet lukt, krijgt het Haringvliet te maken met achterwaartse verzilting en worden innamepunten van zoet water onbruikbaar.
Op jaarbasis gaat hier een gigantische hoeveelheid kostbaar zoet water verloren, water dat we veel beter kunnen gebruiken. Een gezonde Zuidwestelijke Delta krijgt op deze wijze geen enkele kans.
Met het oog op een toekomstig zoetwatertekort is er een Nationale Verdringingsreeks opgesteld. Op de vierde en laatste plaats staan scheepvaart, landbouw, natuur, industrie, waterrecreatie en binnenvisserij. Zij zullen als eersten moeten inleveren. De belangrijkste landelijke wateropgaven zijn intussen in beeld gebracht.
Een wateropgave is een geconstateerd probleem dat opgelost moet worden. De Zuidwestelijke Delta en het IJsselmeergebied vertonen de meeste problemen. Vooral de rivieropwaartse invloed van de zee lijkt niet te stoppen. Ook de Randstad heeft het niet gemakkelijk. Zij kampt onder meer met verzilting, risicotoename, bodemdaling en piekafvoeren.
Een overstroming van de Randstad zou voor lange tijd onze economie ontwrichten. Om de Randstad in tijden van nood veilig te stellen wordt een Afsluitbaar Open Rijnmond voorgesteld. Bij extreem hoge rivierafvoeren gaat het Rijnmondgebied potdicht en al het water mag geheel door de Zuidwestelijke Delta worden opgevangen. Die is hier niet op berekend en het water hoopt zich op boven West-Brabant.

Een stappenplan
De getoonde opstapeling van problemen en sommige lapmiddelen hebben bij ons de uitspraak uitgelokt. “Stop met die flauwekul! Pak het goed aan.”
Met de stijging van het zeeniveau wordt het op termijn voor de veiligheid van de Randstad onvermijdelijk dat er sluizen in de Nieuwe Waterweg komen. Waarom, met dat toekomstbeeld, nu al niet het besluit genomen die sluizen aan te brengen? Zodra die sluizen er zijn, is er voldoende zoet water voor een gezonde Nederlandse waterhuishouding.
Een tweede stap is een herziene zoetwaterverdeling over het hoofdwatersysteem. Hiervoor is een centrale regie nodig. Voor elke stroomroute kunnen het minimum, het maximum toelaatbare en de optimale capaciteit worden vastgesteld. Nu zullen de piekafvoeren vrijwel geheel door de Zuidwestelijke Delta opgevangen moeten worden. Laten we hopen dat de maximale opvangcapaciteit en spuimogelijkheden voldoende blijken.
Wanneer bekend is in hoeverre de waterverdeling door de regelkranen gegarandeerd kan worden, kunnen de regionale stuurgroepen gaan werken aan de samenhangende deelplannen.
Een gesloten kering blokkeert de scheepvaart en stuurt alle rivierwater naar de Zuidwestelijke Delta. Bij een open Maeslantkering krijgt zoutindring een kans en gaan gigantische hoeveelheden zoet water verloren. Zeesluizen achter deze kering geven niet alleen extra veiligheid, maar ook getijloze zoete havens en helpen om de gecombineerde wateropgave voor de Randstad op te lossen.

Maeslantkering.2

Met voldoende zoet water is veel mogelijk
Planvorming en belangenbehartiging loopt regelmatig vast door de beperkte of wisselende beschikbaarheid van zoet water. We tonen nu een mogelijk inrichtingsvoorstel voor de Zuidwestelijke Delta, dat we toelichten op
Veiligheid
Duurzaam en gezond
Economische belangen

Veiligheid
Met een doorsteek door Goeree-Overflakkee kan de gehele Zuidwestelijke Delta (op de Westerschelde na) ingezet worden als noodberging en zijn er drie spuimonden beschikbaar om zodra het mogelijk is het overtollig water te lozen. Het water in het Hollandsch Diep kan veel langer doorstromen.

HPIM45562

Dit is nodig om de maatregelen van RvR te laten werken en piekafvoeren op te vangen. Door de verlengde route naar zee, komt de zee relatief verder weg te liggen en wordt de landinwaartse invloed van zee teruggedrongen.

Duurzaam en gezond
De kwaliteit van de nu nog geïsoleerde deltawateren zal door doorstroming verbeteren. Het water mag langzaam meanderend wegvloeien en natuurlijke processen mogen duurzaam voortgaan. De ecologische relatie tussen zee en rivieren wordt hersteld middels geleidelijke overgangen van zoet naar zout in een blijvende estuariene dynamiek. Trekvissen kunnen het jaarrond de rivieren bereiken en de rivieren kunnen eindelijk de ruggengraat gaan vormen van de ecologische hoofdstructuur.

Economische belangen
Visserij en recreatie varen er wel bij. De Oosterschelde blijft zout en de door het water meegevoerde voedingsstoffen verbeteren de situatie voor schelpdierculturen. De zoetwatervoorraden van het Haringvliet en aan de Brabantse zijde blijven behouden. Het Waterschap Brabantse Delta kan onder vrij verval blijven afwateren.
De verzilting wordt een halt toegeroepen en de Rijn-Schelde Corridor blijft zoet en getijloos. Met een dergelijke indeling wordt het streefbeeld voor de Zuidwestelijke Delta uit het concept Nationaal Waterplan werkelijkheid.

Een alliantie voor een gezonde delta
De aanleg van zeesluizen in de Nieuwe Waterweg vormt de sleutel voor een samenhangend en succesvol Nationaal Waterplan. Wanneer we tot een breed consortium komen, dat een eenduidige mening laten horen als inspraakreactie op het ontwerp Nationaal Waterplan, dan hoeft de Zuidwestelijke Delta niet alleen de piekafvoeren voor heel Nederland te verwerken, maar mag ze ook ecologisch en economisch gezond te worden.


KRW SCHELDE – BERGSE HAVEN – 0004

 


 

Bergen op Zoom, 14 mei 2005

 

Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

per e-mail

 

Geacht Bestuur,

Recent zijn een aantal stukken verschenen die van belang zijn voor het waterbeleid.

Een aantal van die stukken leiden voor ondergetekende tot een aantal vragen/bemerkingen, te weten:

  1. Karakterisering Stroomgebied Schelde
  2. Aspectenstudie water en bodem Bergse Haven

Ad A Karakterisering Stroomgebied Schelde

Dit stuk leidt tot een groot aantal vragen/bemerkingen. Voor de overzichtelijkheid zal ondergetekende daar paginagewijs doorheen gaan.

Wat op kaart 6 (beschermde gebieden zwemwater) opvalt is het ontbreken van de Binnenschelde.

Vragen:

  • Is het ontbreken van de Binnenschelde op de lijst van zwemwaterbeschermde gebieden juist?

Pagina 23 – paragraaf 3.2.4 Indeling van beschermde gebieden

“In het stroomgebied Schelde zijn geen afzonderlijke beschermde gebieden aangewezen op grond van de Nitraatrichtlijn of de Richtlijn over Wateronttrekking voor menselijke consumptie”.

Vragen:

  • Is dit juist gezien de onttrekkingen van drinkwater op het Bergse dekzandsysteem?
  • Op kaart 9 staat de vermoedelijke Nedalco-onttrekking aangegeven als voor menselijke consumptie. Op kaart 22 als een industriële winning!

Pagina 41 – paragraaf 5.1.1 Lozingen van puntbronnen

“De lozingen van industrieën en RWZI’s belasten de oppervlaktewateren ook met stoffen waarover nog niet veel gegevens beschikbaar zijn, zoals gebromeerde vlamvertragers, weekmakers en andere hormoonverstorende stoffen”

Vraag:

  • Wordt er door de waterschappen in het stroomgebied De Schelde op korte termijn begonnen met de inventarisatie van dit soort stoffen? Zeker als het op onze eigen lozingen vanuit de RWZI’s

Pagina 43 – paragraaf 5.1.2 Lozingen van diffuse bronnen

“De rijkswateren ontvangen via poldergemalen verontreinigingen uit de regionale wateren (doorbelasting). De poldergemalen vormen vooral een bron van nutriënten”

Gezien de algenproblematiek van het Volkerak/Eendracht/Zoommeer-systeem zou een onderzoek naar de milieu minstbelastende locaties van uitslaande poldergemalen een goede zaak kunnen zijn. Dan zouden in de toekomst bij heroverwegingen inzake bemalingen niet alleen op kwantitatieve gronden in dit kader de beslissingen genomen kunnen worden.

In dit kader een citaat uit het boek “Van Rumoirt tot Razernij”, de geschiedenis van het Waterschap Tholen 1959 – 1995 (pagina 100):

Lopende deze ontwikkelingen bleek een alternatief plan van Rijkswaterstaat (1994) ook een reële mogelijkheid te worden; een nieuw gemaal in de Schakeloopolder in plaats van De Eendracht. Het polderwater zou dan niet meer op het Zoommeer maar op de Oosterschelde geloost worden, zodat men een verlaging van de fosfaatuitstoot op het zoete Zoommeer bereikte waardoor de algengroei geremd zou worden. Op het zoute Oosterscheldewater kon het fosfaatrijke polderwater de voedselsituatie juist positief beïnvloeden.

Het was een mooi plan, maar omdat Rijkswaterstaat op korte termijn geen garanties kon bieden over de financiële haalbaarheid ging het niet door. Een voorbeeld van tweezijdige kortzichtigheid met alleen oog voor het eigen (beperkte) belang!

“In de rijkswateren veroorzaken beroep- en recreatievaart diffuse verontreinigingen met zware metalen, PAK’s en aangroeiwerende middelen zoals TBT en koper”

“Het principe ‘de vervuiler betaalt’ heeft een centrale plaats in de kaderrichtlijn” (pagina 65)

Vragen:

  • Hoe vindt de terugwinning van de kosten plaats van de door de scheepvaart veroorzaakte vervuiling?
  • De KRW gaat uit van minimaal het stand-still principe! Kan de mogelijk diffuse verontreiniging van de recreatievaart een beperking opleveren voor bijvoorbeeld de recreatieve ontwikkelingen rond de Bergse Haven?

Pagina 45 – paragraaf 5.1.2

‘In de regionale wateren speelt voorbelasting vooral een rol in o.a. de Zoom’

“Deze waterlichamen ontvangen water uit Vlaanderen dat onder meer belast is met stikstof en fosfor”

In dit kader verwijst ondergetekende ook naar kaart 20 AB, waaruit blijkt dat bij de Zoom de belasting met PCB’s de norm (vanuit Vlaanderen) meer dan 5 x overschreden wordt.

Vraag:

  • De Zoom heeft grote ecologische waarden, maar is ook ernstig vervuild. Zijn status (sterk veranderd) leidt tot scherpere eisen. De inzet van het water van de Zoom kan bij verdere planontwikkelingen rond de Bergse Haven van belang zijn. In hoeverre wordt er gewerkt aan de concrete aanpak van de waterkwaliteit van de Zoom en in hoeverre worden de Vlaamse waterbeheerders daarop aangesproken en desnoods via juridische procedures gedwongen tot een terugbrenging van de belasting met nitraten, fosfaten en PCB’s?

Pagina 65 – paragraaf 6.2 Terugwinning van kosten voor waterdiensten

“De prijs voor de waterdiensten moet bovendien voldoende prikkels geven om de watervoorraden efficiënt te benutten”

Vraag:

  • Als enerzijds de terugwinning van de kosten voor waterdiensten dient plaats te vinden en bovendien er een prijsrpikkel dient te zijn om de watervoorraden efficiënt te benutten, wat betekent dit dan voor het terugwinpercentage (100 % + bovendien)?

“Nederland onderscheidt vijf waterdiensten, conform de definitie in de Kaderrichtlijn Water:

– productie en levering van water

– inzameling en afvoer van hemelwater en afvalwater

– zuivering van afvalwater

– grondwaterbeheer

– regionaal watersysteembeheer”

Vraag:

  • Hoe zit het met het bevaarbaar houden van de vaarwegen en de door de scheepvaart veroorzaakte verontreiniging? Is dat geen waterdienst, waarop terugwinning van de kosten heeft plaats te vinden?

Pagina 81 – paragraaf 7.1 Uitgangspunten voor de risicoanalyse

“Voor een realistische inschatting is aangenomen dat de belasting vanuit het buitenland niet merkbaar zal verminderen in de periode tot 2015”

Vraag:

  • Dit heb ik met verbazing gelezen. Is het realistisch te veronderstellen dat het buitenland (lees: België en voor de Schelde ook Frankrijk) niets doen! Zijn wij Nederlanders dan gek of het zoetste jongetje van de klas? Wat veronderstelt onze landsregering in deze en wat doet zij er aan om het buitenland tot opvolging van de KRW te bewegen c.q. te dwingen?

Pagina 85 – paragraaf 7.2.1 Chemische toestand

“Hoge gehalten aan PAK’s worden veroorzaakt door scheepvaart”

“Het verboden antifouling middel TBT afkomstig uit de scheepvaart, overschrijdt nog steeds de norm in de Westerschelde, het Veerse Meer, de Oosterschelde en de Kanalen”

“In de meeste waterlichamen zijn scheepvaart en atmosferische depositie (met als achterliggende bron vooral de industrie) de belangrijkste bronnen van koper (pagina 91 – paragraaf 7.2.2)

Redenen te over om de scheepvaart zowel financieel als met voorschriften, normen en handhaving aan te spreken op wat zij aan vervuilen veroorzaken.

Pagina 87 – paragraaf 7.2.1. Chemische toestand

“Uit de analyse blijkt dat ook in 2015 alle oppervlaktelichamen ‘at risk’ zijn, ondanks de lichte verbeteringen die zullen optreden door de uitvoering van het huidige beleid”

“Door meer auto’s op meer wegen zullen de emissies van PAK’s, lood en nikkel toenemen”

Vraag:

  • Zou het kunnen dat, net als bij de Europese luchteisen, de KRW leidt tot belemmeringen bij de realisering van plannen zoals bijvoorbeeld de Bergse Haven?

Pagina 90 Huidige toestand oppervlaktewateren Scheldestroomgebied, ecologische toestand

Ook in deze tabel zijn een fors aantal stoffen niet meegenomen bij het Zoommeer/Eendracht-systeem.

Ondergetekende verzoekt Uw DB bij de bevoegde autoriteiten/beheerders aan te dringen op een spoedige aanvulling van dit soort tabellen!

Pagina 91 – paragraaf 7.2.2 Ecologische toestand

“De PCB’s zijn afkomstig uit afvalverbranding en komen via atmosferische depositie in de waterbodem”

Vraag:

  • Hoe worden deze vervuilers aangesproken en de kosten verhaald?

Pagina 93 – paragraaf 7.2.2. Ecologische toestand

“In Zeeland veroorzaakt bovendien zoute kwel een voortdurende aanvoer van meststoffen vanuit het grondwater naar het polderwater. Het zoute water brengt in de bodem een chemische reactie teweeg waarbij meststoffen vrijkomen. Via de kwelstroom komen die vervolgens in het oppervlaktewater terecht”

Het voorgaande citaat laat zien wat er kan gebeuren als bijvoorbeeld het Zoommeer/

Eendracht/Volkerak-systeem zou verzilten. De zoute kwel die dan zou kunnen ontstaan in de kleipolders kan dan daar kwaliteitsproblemen doen ontstaan!

Kaart 9

Op kaart 9 is de Binnenschelde ingekleurd als overig natuurgebied.

Vraag:

  • Is dit de juiste status van de Binnenschelde?

Kaart 16AB

Wat opvalt op deze kaart is dat de fosforconcentratie in de Binnenschelde minder slecht is dan in de Oosterschelde of het Zoommeer/Eendracht-systeem!

Kaart 23

Geen toetsing prioritaire stoffen in de Binnenschelde!

Ad B Aspectenstudie water en bodem Bergse Haven

Pagina 1

Bij de eerste vraag wordt gesproken over “een zoute situatie”.

Vraag:

  • Wat is de definitie van “een zoute situatie” in meer dan …. Cl mg/l ?

Pagina 4

Op het kaartje staan de locaties van 5 peilbuizen. In tabel 2.3 worden slechts de analyseresultaten vermeld van de peilbuizen 1, 2 en 3.

Vraag:

  • Wat zijn de analyseresultaten van de peilbuizen 4 en 5 gelokaliseerd op/nabij het Nedalcoterrein?

Pagina 10

“In de waterbodem is fosfaat beschikbaar, waarmee het water belast wordt. In zoete wateren wordt fosfaat in het algemeen gebonden aan ijzer. In de waterbodem van de Binnenschelde gaan zwavel en ijzer verbindingen aan, waardoor fosfaat niet of in beperkte mate gebonden wordt aan het ijzer.

De aanwezigheid van de relatief grote hoeveelheid zwavel wordt verklaard door het feit dat de Binnenschelde een vroegere zeebodem is, waarin meer zwavel aanwezig is dan bij de waterbodem van zoet water. Door de ongunstige verhouding van ijzer, zwavel en fosfaat, houdt de waterbodem fosfaat slechts vast en kan er veel afgifte aan de waterfase plaatsvinden (via chemische en/of biologische routes)”

In dit citaat zit de oplossing van het enige probleem van de Binnenschelde. Zoete oplossingsrichtingen zijn o.a.

– afgraven zwavelhoudende bodemlaag

– afdekken zwavelhoudende bodemlaag

– zwavel/ijzer-concentratie bodem in balans brengen met de fosforconcentratie in het water door ijzer aan de bodem toe te voegen.

Zoete oplossingen zijn denkbaar, zowel voor de Binnenschelde als het Zoommeer/Volkerak-systeem!

Pagina 13 Integrale visie Deltawateren

Onder dit kopje worden woorden als “zal” en “zullen” te vaak en onjuist gebruikt. Het is geen zekerheid dat die visie wordt uitgevoerd! Besluitvorming is zelfs nog niet aan de orde!

Pagina 14 Lange Termijn Visie Geertruidapolder

“de Binnenschelde wordt in verbinding gebracht met het Zoommeer”.

Ook dit citaat is buitengewoon onzeker qua uitvoering.

Pagina 16 Autonome ontwikkeling van de Binnenschelde

“Deze of andere maatregelen zijn ongeacht de ontwikkeling van de Bergse Haven gewenst”.

Vraag:

  • Bedoeld zal toch zijn op zijn minst één der maatregelen? Allebei heeft geen zin

Pagina 23 Toekomstige situatie

“”De scheepvaart zal het watersysteem belasten met stikstof en fosfaat”

Vraag:

  • Gezien het stand-still-principe van de KRW en het feit dat bij de KRW sprake is van een prestatieverplichting, is het dan denkbaar dat de verdere belasting van het watersysteem met stikstof en fosfaat door de scheepvaart een belemmering wordt voor de realisering van de Bergse Haven?

Pagina 24 Toekomstige situatie

Variant III spreekt ondergetekende zeer aan!

Gezien het grote verschil tussen 11 Ha (toen) en 1 Ha (nu) als benodigde oppervlakte van het helofytenfilter komt een nadere toelichting op dit punt ondergetekende als gewenst voor.

Pagina 38 (driehoeksmosselen)

“….. er moet een voldoende harde ondergrond zijn”.

In principe is deze te creëren door bijvoorbeeld deels de bodem te bedekken met puin of steenslag!

Uw reacties tegemoet ziende,

hoogachtend,

L.H. van der Kallen