HANDHAVING BESTEMMINGSPLAN – 0020

 


 

Bergen op Zoom, 11 september 2006

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

Geacht Dagelijks Bestuur,

Sinds 2002 is de waterparagraaf een vast onderdeel van de nieuwe bestemmingsplannen. In het proces om te komen tot een nieuw bestemmingsplan wordt het Waterschap dan ook betrokken. Maar wat levert dit in feite op? Dus wat is de werkelijkheid ten opzichte van de papieren waarde van een bestemmingsplan?

Een voorbeeld uit Bergen op Zoom:

In het bestemmingsplan Het Fort Zeekant in paragraaf 3.6.2 staat in de toelichting op pagina 25 vermeld: “In het geval van nieuwbouw moet voor zowel de grondgebonden woningen, gestapelde woningen en voor de bedrijfspanden door de eigenaren een regenwateropvang worden gerealiseerd ten behoeve van toiletspoelingen, beregening van tuinen en voor autowassen. De buffercapaciteit van de voorziening dient ten minste 3.0 m3 per wooneenheid te bedragen.”.

De werkelijk is dat het voornoemde voorschrift niet in de praktijk wordt gebracht. Formeel omdat er bij pilotprojecten elders in het land foutieve aansluitingen zijn geweest, die hebben geleid tot ziektegevallen.

Mijn (off the record) informatie is dat aannemers en projectontwikkelaars dit soort voorschriften kostprijs opdrijvend vinden en er daarom niet aan mee willen werken. Het gebeurt nu alleen nog ‘op basis van vrijwilligheid en eigen initiatief’. Niet dus!

In nieuwe (Bergse) bestemmingsplannen komt deze paragraaf dan ook niet meer voor. Gelet op het feit dat de noodzaak van waterberging en hergebruik nog immer actueel is, vind ik het buitengewoon jammer dat een dergelijk voorschrift in nieuwe bestemmingsplannen (klaarblijkelijk met Uw toestemming) ontbreekt.

Wat ik ergerlijk vind, is dat zonder een formele aanpassing van een bestemmingsplan een onderdeel van de waterparagraaf door een gemeente ter zijde wordt geschoven, zonder dat dit leidt tot handhavingsacties c.q. verzoeken tot handhaving bij bijvoorbeeld de provincie.

Welke acties onderneemt Uw bestuur om de afspraken, gemaakt met gemeenten, die neergelegd zijn in bestemmingsplannen, ook feitelijk tot uitvoer te brengen?

Of is de waterparagraaf feitelijk vrijblijvend en eindigt de bemoeienis van het Waterschap bij de vaststelling van een bestemmingsplan?

Met vriendelijke groet,

Louis van der Kallen

 


KIERBESLUIT – 0019

 


 

Bergen op Zoom, 26 augustus 2006

 

Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

per e-mail [email protected]

 

Geacht Bestuur,

Uit de Haringvlietkrant begrijp ik dat in de droge periode van november 2005 er een zogenaamde achterwaartse verzilting (via Nieuwe Waterweg, de Oude Maas, het Spui en de Dordtsche Kil) heeft plaatsgevonden van het Haringvliet en het Hollandsdiep.

Ruim twee maanden kon het drinkwaterbedrijf Evides geen water innemen.

Deze verzilting is relatief uitzonderlijk. Maar met een stijgende zeespiegel en mogelijk langere perioden van lage rivierafvoeren zou dit vaker op kunnen gaan treden.

Reeds eerder heb ik uitgesproken dat de zoetwatervoorziening van West-Brabant o.a. door de zoet/zout-discussies over het Volkerak/Zoommeer bedreigd kan worden.

Nu viel deze achterwaartse verzilting ver buiten het groeiseizoen. Wanneer dit echter gebeurt in de zomer, kan dit ernstige gevolgen hebben voor onze waterinlaatmogelijkheden.

Het nieuwe beheer van de Haringvlietsluizen doet ook in droge perioden een extra beroep op de beschikbaarheid van zoet water en beperkt eventuele doorspoelmogelijkheden van het Volkerak/Zoommeer ten behoeve van de bestrijding/voorkoming van blauwalgen.

Is het niet tijd om op basis van de huidige kennis en de per mei 2006 bijgestelde klimaatmodellen het zogenoemde Kierbesluit ter discussie te stellen, onder het motto beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald?

Met vriendelijke groet,

Louis van der Kallen

 


DEELGEBIEDSRAPPORTAGE – 0018

 


 

Bergen op Zoom, 15 juli 2006

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Helaas was ik 19 juni verhinderd. Ik heb echter wel enkele opmerkingen c.q. vragen ten aanzien van de “Deelgebiedsrapportage Brabantse Delta”.

1. Op pagina 26 is te lezen “Voor het deelgebied Brabantse Delta” zijn door de werkgroep geen maatregelen als onhaalbaar benoemd omdat dat onderwerp behoort te zijn van een bestuurlijke discussie”. Op pagina 28 is te lezen: “Maar ook hier zijn grenzen aan wat maatschappelijk haalbaar en realistisch is; maatregelen die een aanzienlijk negatief effect hebben op andere gebruiksfuncties worden niet overwogen.”.

– Deze twee citaten lijken met elkaar in tegenspraak! Behoren de maatregelen van het citaat van pagina 28 geen onderwerp te zijn van een bestuurlijke discussie?

2. Op pagina 27 is te lezen: “De uitvoering van deze bestaande EU-richtlijnen wordt in de KRW nadrukkelijk omschreven als te nemen basismaatregel. Voor het beheersgebied van Brabantse Delta is ervan uitgegaan dat deze maatregelen al voorzien zijn in het huidige bestuursprogramma van het waterschap Brabantse Delta 2005 t/m 2005”.

– Wat is de grond of onderbouwing van “is ervan uitgegaan”?

– Waarom staat er niet “is voorzien” ?

3. Op pagina 57 is te lezen: “Wanneer voor end-of-pipe maatregelen wordt gekozen (bijvoorbeeld bergbezinkbassins), moet deze basisinspanning inmiddels gerealiseerd zijn”.

– Uw bestuur en ik weten dat dit niet het geval is. Waarom wordt in deze rapportage niet van de werkelijke situatie uitgegaan? Dat zou het startpunt moeten zijn voor de aanpak!

4. Op pagina 65 worden de ‘meest kosteneffectieve maatregelen’ aangegeven waarbij ‘de kosten op basis van kentallen zijn bepaald’.

– Onder de kop terrestrische ecologie wordt vaak het verwijderen van de bovengrond genoemd. Zijn bij het bepalen van de kosten de archeologische meegenomen?

5. Op pagina 74 wordt gesteld dat “de kennis van bronnen van bepaalde stoffen schiet in Roosendaal ernstig tekort”. Op pagina 87 wordt gesteld: “De KRW maakt het noodzakelijk dat er bij een aantal gemeenten meer kennis en aandacht voor ecologie en waterkwaliteit aanwezig is”.

– “een aantal gemeenten”: over welke gemeenten hebben wij het en hoe stimuleert/ organiseert het dagelijks bestuur dat er meer kennis en aandacht voor ecologie en waterkwaliteit bij gemeenten ontstaat?

6. Op pagina 76 is te lezen: “De deelnemers zien mogelijkheden in bijvoorbeeld een apart investeringsfonds, dekking vanuit een verbrede rioolheffing of (aanvullende) subsidies vanuit het rijk/Europa”.

– Dit lijken meer wensen dan werkelijke (huidige) mogelijkheden! Of bestaan er nu reeds mogelijkheden?

7. Op de laatste pagina van bijlage 6 is te lezen: “Het is derhalve niet relevant in deze fase na te gaan hoe ver gemeenten zijn met de basisvoorzieningen en welke kosten daarvoor zijn gemaakt”.

– Hoe is dit citaat te rijmen met het onder 3 genoemde citaat dat ‘de basisinspanning inmiddels gerealiseerd moet zijn?

– Ondergetekende vindt het van het grootste belang dat wel geïnventariseerd wordt hoe ver gemeenten zijn met de basisinspanning. Het is van het grootste belang wat de actuele situatie is ten aanzien van de basisinspanning!

Uw reactie tegemoet ziende,

met vriendelijke groet,

L.H. van der Kallen

 


B&W GEMEENTE BERGEN OP ZOOM INZ. SAMENWERKING INNING BELASTINGEN – A010

 


 

Bergen op Zoom, 10 april 2006

 

Aan het College van Burgemeester

en Wethouders der Gemeente

Bergen op Zoom

Postbus 35

4600 AA Bergen op Zoom

 

Betreft:  samenwerking inning belastingen, ons nummer LK/6015

 

Geachte College,

Recent is verschenen “Waterschappen zoeken fiscale partners”, een uitgave van de Unie van Waterschappen. Deze rapportage bevat een aantal behartigingswaardige zaken en voorbeelden hoe heffing en invordering van belastingen door decentrale overheden als gemeenten en waterschappen geoptimaliseerd kunnen worden, alsmede efficiënter en daardoor dus kostenbesparend.

Mede door het grote aantal overeenkomsten in de procesonderdelen op het gebied van o.a.:

–         het beheer van de basisgegevens

–         de aanslagregeling en invordering

–         de fiscaal-juridische zaken

–         de procesbeheersing

–         de contactpunten/bronnen van gegevens (GBA, Kadaster, WoZ en TPG)

kunnen er grote inverdieneffecten zijn.

Het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling (gestart in 1977) is daar een goed voorbeeld van (2 waterschappen en 16 gemeenten, deels buiten de waterschapsregio). Dit samenwerkingsverband doet de uitvoering van de Wet WoZ voor de deelnemers tegen de laagste kosten van Nederland (€ 9,40 per object in 2004). Het landelijk gemiddelde ligt op € 20,05 en er zijn gemeenten waar de kosten pieken tot € 65,- per object.

Voorwaar een voorbeeld dat navolging verdient.

In het besef dat de fysieke plek van de dienstverlening door alle ICT-ontwikkelingen minder belangrijk wordt en massale administratieve processen door deze ontwikkelingen eenvoudiger, efficiënter en klantgerichter kunnen, verzoekt de BSD-fractie Uw college een dergelijke samenwerking met andere gemeenten en waterschap(pen) te onderzoek/overwegen c.q. aansluiting van gemeenten in West-Brabant bij het Zuid-Hollandse initiatief na te streven.

Gaarne een reactie in de commissie Middelen en/of Algemeen Bestuurlijke Zaken.

Met vriendelijke groet,

Namens de BSD fractie,

Louis van der Kallen

 


SALARIS DB LEDEN – 0017

 


 

Bergen op Zoom, 1 april 2006

 

Aan het Algemeen Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

(per email)

 

Geachte Collega’s,

Uit het antwoord van het DB op mijn brief van 28 februari 2006 waarin ik een DB lid “relatief onervaren” heb genoemd, moet ik opmaken dat het DB, leden die pas 14 maanden functioneren in een parttime functie (dus feitelijk pas 4 maanden fulltime), als zeer ervaren beschouwd. Zij achten mijn kwalificatie “misplaatst en werpen wij verre van ons”.

Gezien deze stevige woorden neem ik aan dat het DB een DB lid die feitelijk 4 maanden fulltime in functie is zeer ervaren vindt!!!

Bij de overheid stelt men in algemene zin dat iemand in functieklassen beneden 7 pas na 6 maanden als ervaren kan worden beschouwd. Klasse 7/9 pas na circa 12 maanden. 10/12 na circa 2 jaar en voor klasse 15+ pas na 3 tot 6 jaar (fulltime functie-uitoefening).

Als het DB, leden al na 4 maanden fulltime equivalent zeer ervaren acht en die personen dus zonder verdere begeleiding zijn/haar functie kan uitoefenen, kan ik niet anders dan concluderen dat het DB lidmaatschap in een veel te hoge salarisklasse is ingedeeld (17 of 18). Klasse 10 is dus al over betaald!!!

Dit stelt de salarisdiscussie wel in een ander daglicht.

Ik ben dan ook van mening dat, wanneer de discussie wordt gevoerd over de tijdsbesteding, daar onlosmakelijk ook een discussie gevoerd kan en moet worden over de toegekende salarisschaal.

Met de kennis van vandaag zal ik dan ook iedere tijdsnorm discussie koppelen aan de schaalindeling van de functie van de DB leden.

Met vr.gr.

Louis van der Kallen

Het voorgaande is gesteld op persoonlijke titel.

 


VOLKERAK-ZOOMMEER AFWENTELEN – 0016

 


 

Bergen op Zoom, 29 maart 2006

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Bedankt voor Uw snel antwoord op mijn brief van 3 maart 2006. Uw antwoorden roepen echter een reactie op.

Ad vraag 1

U vergast mij op 17 regels tekst zonder echter antwoord te geven op mijn vraag “op welke concrete SCHRIFTELIJKE toezeggingen waren……”

Wel “bij monde” en “de uitspraak”. Graag de schriftelijke toezeggingen vermelden!

Of als ze er niet zijn: meldt dit dan!

Ad vraag 2

Acht U de ‘kwalificatie’ “relatief onervaren waterschapsbestuurder” misplaatst voor iemand, die maar liefst 15 maanden een functie bekleed in een waterschapsbestuur? Zo ja, dan verbaast mij dit zeer! Feitelijk diskwalificeert U dan de functie van DB lid tot een functie, waar je klaarblijkelijk al na 15 maanden als (zeer) ervaren moet worden gekwalificeerd.

Bij de beoordeling van de vergoeding mag daar dan rekening mee gehouden worden en is de vergoedingsnorm (salarisklasse) dus te hoog vastgesteld!

U leest uit het verslag van de Gorinchem-bijeenkomst inzake de PKB “een adequate inbreng van het DB met behulp van een adequate ambtelijke ondersteuning”.

Mijn conclusie is een andere. Uit het verslag blijkt dat er geen ambtelijke aanwezigheid was van het waterschap. Het standpunt was slechts een ambtelijk voorbereide inbreng die werd voorgelezen/voorgedragen. Tevens ontbrak een reactie op een inbreng van de staatssecretaris!

Wanneer U dit desondanks adequaat vindt, dan acht ik dat een brevet van onvermogen van Uw totale DB!

Ad vraag 3

Er is afgesproken inclusief handtekeningen “niet afwentelen”.

Nu vindt U het gepast en bent U tevreden als de staatssecretaris zegt: “Slechts als de problemen onevenredig veel op de regio worden afgewenteld zal het Rijk naar een oplossing zoeken.”.

Evenredig afwentelen mag? Wat is het papier van “niet afwentelen” dan waard? Wie bepaalt wat “onevenredig afwentelen” is?

Dit AB lidt acht dit een slaafse houding van Uw DB aan de staatssecretaris. Dit AB lid heeft dit DB gekozen om de belangen van dit waterschap te behartigen binnen de wet (inclusief de gesloten akkoorden). Nu constateer ik dat Uw DB dat niet doet en dit niet doen zelfs adequaat vindt.

Ad vraag 4

Indien Uw antwoord juist zou zijn, en dat zou ik graag aan willen nemen, kunt U dan verklaren waarom in de MER inzake de PKB Ruimte voor de Rivier het Volkerak/Zoommeer-systeem niet is opgenomen?

Indien de kaart in de PKB deel 1 een vergissing was, dan had het Volkerak/Zoommeer-systeem opgenomen dienen te zijn in de opgestelde MER. Dit is niet het geval. Dus de kaart in de PKB deel 1 is geen vergissing. Of er is sprake van maar liefst twee vergissingen tegelijkertijd.

De analyse van dit AB lid is dat dit laatste onwaarschijnlijk is en mijn oorspronkelijke analyse blijft ‘juridisch trucje’.

Mogelijk vindt U dit alles overdreven, maar het verschil tussen “geen afwenteling” en “geen onevenredige afwenteling” kan wel eens tientallen miljoenen verschil betekenen voor dit waterschap en haar contribuanten. En daar maak ik mij ongerust en druk over en dat zou Uw DB ook moeten doen.

Ik maak mij nog meer ongerust als ik een “insider-voorschotje” neem op de veranderingen in de klimaatscenario’s die de staatssecretaris 29 mei bekend zal maken. Houdt U vast!

We hadden drie, men zei realistische, scenario’s. Straks nog maar twee.

Het lage scenario wordt geschrapt. Het wordt niet meer als realistisch ingeschat. Maar wat erger is: de neerslaginschatting in de winter wordt verhoogd. Dus meer kans op hoog water (door de achterdeur). Wat er bijkomt is dat in de winter de dominantie van de westenwinden ook wordt verhoogd, dus meer kans op hoog water (voor de voordeur).

Resultaat: meer kans op hoog water, dat je niet snel kwijt kunt omdat het water op zee gestuwd wordt en/of de hoogwaterkeringen gesloten zijn.

Zo kort nadat ze waren vastgesteld worden de scenario’s herzien en niet onaanzienlijk. Zo wordt de voorziene jaarlijkse zeespiegelstijging in het voormalige middenscenario met 50 % verhoogd van 2 mm per jaar naar 3 mm per jaar.

Maar ach, wat zou het DB zich zorgen maken, de staatssecretaris bepaalt wanneer afwentelen onevenredig wordt en het is vast redelijk.

Ik denk redelijk voor de burgers en belangen van de randstad! Maar ach, ik ben een AB lid, waarvan men de kwalificaties “verre van zich werpt”.

Hoogachtend,

het individuele AB lid

L.H. van der Kallen

 


VOLKERAK – ZOOMMEER – 0014

 


 

Bergen op Zoom, 28 februari 2006

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Zaterdag 25 februari 2006 is bij ondergetekende de PKB Ruimte voor de Rivier, delen 2 en 3 op de mat gevallen. Bij het doorlezen van de ruim 280 pagina’s ben ik niet vrolijker geworden. Sterker nog, ik voel mij met een kluitje in het riet gestuurd door Uw Dagelijks Bestuur.

Uw geruststellende woorden inzake de te nemen maatregelen in geval van waterberging op het Volkerak-Zoommeer lijken nu misplaatst c.q. voorbarig, zeker met betrekking tot de kosten te dragen door ons waterschap.

Een specifieke reservering voor het Volkerak-Zoommeer-probleem, in geval van berging, is in de stukken niet te vinden!

Maar wat nog veel erger is: de Staatssecretaris legt de bal allereerst bij de gemeenten en waterschappen (zonder er geld bij te leggen). Het verslag van het bestuurlijk overleg in Gorinchem op 6 september 2005 is glashelder:

“De effecten bij de gemeenten in West-Brabant bij waterberging op het Volkerak-Zoommeer, zijn bekend. Ook in het verleden is deze maatregel al eens ingezet en zijn effecten op lokaal gebied gesignaleerd. Een gemeente of het waterschap moet gesteld staan voor haar eigen waterprobleem. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is overeen gekomen dat gemeenten op regionaal niveau hun problemen moeten oplossen. Hiervoor is als eenmalige stimulans ? 100 mln. subsidie beschikbaar gesteld. Slechts als de problemen onevenredig veel op de regio worden afgewenteld zal het rijk naar een oplossing zoeken. Als Bergen op Zoom inderdaad geen kant op kan dan moeten we daar goed naar kijken. Ruimte voor de Rivier mag niet leiden tot overstromingen in een gemeente, maar de regionale overheden moeten ook hun eigen verantwoordelijkheid nemen.”.

De genoemde 100 miljoen is een oude toezegging, die inmiddels reeds lang is uitgegeven middels subsidies verstrekt aan gemeenten en waterschappen in het gehele land.

Geen nieuw geld dus en die pot is reeds leeg en was meerdere malen overtekend.

Wat ondergetekende bij kans onverteerbaar vindt is, dat onze vertegenwoordiger, de heer K. Coppens, de woorden van de Staatssecretaris niet weersproken heeft. Het is bij het voorlezen van de voorbereide tekst gebleven, terwijl hier een assertieve reactie op zijn plaats zou zijn geweest.

Het is een gotspe dat West-Brabant moet dokken en met de problemen wordt opgescheept door en van anderen. De rapportage Togtema en het Nationaal Bestuursaccoord Water worden met de voeten getreden en het waterschap Brabantse Delta zwijgt!

Het enige wat in de PKB deel 3 (het kabinetsstandpunt) staat over de berging op het Volkerak-Zoommeer is:

“De inzet van de maatregel kan de afwatering van de Brabantse Delta bemoeilijken. Dit zal in de planstudie nader worden onderzocht.”.

en

“Met de maatregel berging op het Volkerak-Zoommeer wordt dijkversterking in een groot gebied voorkomen. De mogelijk negatieve effecten voor de regionale afwatering en de specifieke effecten bij het Waterfront Tholen, het recreatiegebied Speelmansplaten, steigers in havens en mogelijk andere gebieden zullen in de vervolgfase nader worden bekeken. In deze vervolgfase zullen de opties om deze effecten alsnog te vermijden of te compenseren worden onderzocht.

In de kostenraming bij deze PKB is rekening gehouden met de mogelijk noodzakelijke extra maatregelen voor het behouden van de veiligheid van het regionale watersysteem.”.

In de kostenraming is echter geen geld te vinden voor het gemelde!

Eén van de trucjes van het Kabinet is regelrechte misleidende handigheid.

Het plangebied is tussen de PKB deel 1 en de PKB deel 3 gewijzigd. Dit zonder een vermelding in de tekst.

In deel 1 is op kaart 1 de topografie van het plangebied afgebeeld (zonder het Volkerak-Zoommeer).

In deel 3 is op kaart 1 de topografie van het plangebied afgebeeld (met het Volkerak-Zoommeer).

De MER over het plangebied is echter zonder het Volkerak-Zoommeer uitgevoerd!

Ondergetekende heeft geen aankondiging van een nieuwe MER of een MER speciaal voor het Volkerak-Zoommeer kunnen vinden. Dit is naar mijn mening in flagrante strijd met de wet en regelgeving.

Vragen

1. Op welke concrete schriftelijke toezeggingen waren/zijn de namens het DB uitgesproken “het waterschap zal gecompenseerd worden voor de te nemen maatregelen” gebaseerd?

2. Waarom is op 6 september 2005 er voor gekozen de relatief onervaren waterschapsbestuurder K. Coppens af te vaardigen naar de bijeenkomst in Gorinchem en waarom was hij niet ter plaatse ambtelijk ondersteund? Diverse organisaties waren zowel bestuurlijk als ambtelijk vertegenwoordigd!

3. Waarom zijn de woorden van de Staatssecretaris “Een gemeente of het waterschap moet gesteld staan voor haar eigen waterprobleem” niet meteen weersproken? Het probleem wordt immers veroorzaakt door anderen. In het Nationaal Bestuursaccoord Water is immers afwentelen verboden! Of gelden voor het Rijk andere regels?

4. Wat denkt het waterschap te gaan doen aan de trucjes inzake het plangebied?

5. Is het waterschap bereid hier tegen juridische stappen te ondernemen?

Uw reacties afwachtend,

Hoogachtend,

Louis van der Kallen

 


VOLKERAK-ZOOMMEER – 0015

 


 

Bergen op Zoom, 28 februari 2006

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het

Waterschap De Zeeuwse Eilanden

Per e-mail

Geacht Dagelijks Bestuur,

Zaterdag 25 februari 2006 is bij ondergetekende de PKB Ruimte voor de Rivier, delen 2 en 3 op de mat gevallen. Bij het doorlezen van de ruim 280 pagina’s ben ik niet vrolijker geworden. Sterker nog, ik voel mij met een kluitje in het riet gestuurd door Uw Dagelijks Bestuur.

Uw geruststellende woorden inzake de te nemen maatregelen in geval van waterberging op het Volkerak-Zoommeer lijken nu misplaatst c.q. voorbarig, zeker met betrekking tot de kosten te dragen door ons waterschap.

Een specifieke reservering voor het Volkerak-Zoommeer-probleem, in geval van berging, is in de stukken niet te vinden!

Maar wat nog veel erger is: de Staatssecretaris legt de bal allereerst bij de gemeenten en waterschappen (zonder er geld bij te leggen). Het verslag van het bestuurlijk overleg in Gorinchem op 6 september 2005 is glashelder:

“De effecten bij de gemeenten in West-Brabant bij waterberging op het Volkerak-Zoommeer, zijn bekend. Ook in het verleden is deze maatregel al eens ingezet en zijn effecten op lokaal gebied gesignaleerd. Een gemeente of het waterschap moet gesteld staan voor haar eigen waterprobleem. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is overeen gekomen dat gemeenten op regionaal niveau hun problemen moeten oplossen. Hiervoor is als eenmalige stimulans ? 100 mln. subsidie beschikbaar gesteld. Slechts als de problemen onevenredig veel op de regio worden afgewenteld zal het rijk naar een oplossing zoeken. Als Bergen op Zoom inderdaad geen kant op kan dan moeten we daar goed naar kijken. Ruimte voor de Rivier mag niet leiden tot overstromingen in een gemeente, maar de regionale overheden moeten ook hun eigen verantwoordelijkheid nemen.”.

De genoemde 100 miljoen is een oude toezegging, die inmiddels reeds lang is uitgegeven middels subsidies verstrekt aan gemeenten en waterschappen in het gehele land.

Geen nieuw geld dus en die pot is reeds leeg en was meerdere malen overtekend.

Wat ondergetekende zeer bevreemd is dat het waterschap Zeeuwse Eilanden niet vertegenwoordigd was op het bestuurlijk overleg op 6 september 2005 in Gorinchem. Het weerspreken van de Staatssecretaris was derhalve niet mogelijk.

Het is een gotspe dat Waterschap Zeeuwse Eilanden, vanwege Tholen en St. Philipsland, moet dokken en met de problemen wordt opgescheept door en van anderen. De rapportage Togtema en het Nationaal Bestuursaccoord Water worden met de voeten getreden en het waterschap Zeeuwse Eilanden is afwezig!

Het enige wat in de PKB deel 3 (het kabinetsstandpunt) staat over de berging op het Volkerak-Zoommeer is:

“De inzet van de maatregel kan de afwatering van de Brabantse Delta bemoeilijken. Dit zal in de planstudie nader worden onderzocht.”.

en

“Met de maatregel berging op het Volkerak-Zoommeer wordt dijkversterking in een groot gebied voorkomen. De mogelijk negatieve effecten voor de regionale afwatering en de specifieke effecten bij het Waterfront Tholen, het recreatiegebied Speelmansplaten, steigers in havens en mogelijk andere gebieden zullen in de vervolgfase nader worden bekeken. In deze vervolgfase zullen de opties om deze effecten alsnog te vermijden of te compenseren worden onderzocht.

In de kostenraming bij deze PKB is rekening gehouden met de mogelijk noodzakelijke extra maatregelen voor het behouden van de veiligheid van het regionale watersysteem.”.

In de kostenraming is echter geen geld te vinden voor het gemelde!

Eén van de trucjes van het Kabinet is regelrechte misleidende handigheid.

Het plangebied is tussen de PKB deel 1 en de PKB deel 3 gewijzigd. Dit zonder een vermelding in de tekst.

In deel 1 is op kaart 1 de topografie van het plangebied afgebeeld (zonder het Volkerak-Zoommeer).

In deel 3 is op kaart 1 de topografie van het plangebied afgebeeld (met het Volkerak-Zoommeer).

De MER over het plangebied is echter zonder het Volkerak-Zoommeer uitgevoerd!

Ondergetekende heeft geen aankondiging van een nieuwe MER of een MER speciaal voor het Volkerak-Zoommeer kunnen vinden. Dit is naar mijn mening in flagrante strijd met de wet en regelgeving.

Vragen

1. Op welke concrete schriftelijke toezeggingen waren/zijn de namens het DB uitgesproken “het waterschap zal gecompenseerd worden voor de te nemen maatregelen” gebaseerd?

2. Waarom was het Waterschap Zeeuwse Eilanden op 6 september 2005 in het bestuurlijk overleg niet vertegenwoordigd?

3. Hoe denkt het DB de mening van de Staatssecretaris “Een gemeente of het waterschap moet gesteld staan voor haar eigen waterprobleem” te weerspreken? Het probleem wordt immers veroorzaakt door anderen. In het Nationaal Bestuursaccoord Water is immers afwentelen verboden! Of gelden voor het Rijk andere regels?

4. Hoe brengt het DB naar voren dat, buiten de afwatering van West Brabant, ook de afwatering van delen van het Waterschap Zeeuwse Eilanden door berging op het Volkerak-Zoommeer bemoeilijkt worden?

5. Wat denkt het waterschap te gaan doen aan de trucjes inzake het plangebied?

6. Is het waterschap bereid hier tegen juridische stappen te ondernemen?

Uw reacties afwachtend,

Hoogachtend,

Louis van der Kallen

 


BEGROTINGSVERGELIJKING 2005 – 0011

 


 

Bergen op Zoom, 1 augustus 2005

 

Dagelijks Bestuur van het

Waterschap Brabantse Delta

per e-mail [email protected]

 

Geacht Bestuur,

Recent hebben de AB leden mogen ontvangen het rapport begrotingsvergelijking 2005 ‘beleidsambities en lastendruk vergeleken’, waarvan behandeling is voorzien in het AB van 28 september.

Pagina 21

Uit tabel 8 blijkt dat wij slecht scoren ten aanzien van de implementatie van het Nationaal Bestuurs Accoord Water. Met name het beperkte aantal maatregelen in voorbereiding is daar de oorzaak van.

VERZOEK

Vriendelijk verzoek om in de analyse, die Uw DB in voorbereiding heeft, aan te geven welke overwegingen aan dit beperkte aantal ten grondslag liggen.

Pagina 24

Uit tabel 11 blijkt dat bij BD het percentage regionale keringen met door de provincie vastgestelde veiligheidseisen op 1 januari 2005 nul is!

VRAAG

1. Wie blijft hier in gebreke? Heeft de provincie de veiligheidseisen al vastgesteld? Zo ja, hoe zorgt de BD dat onze keringen daar aan voldoen en op welke termijn?

Pagina 26

De bestuurlijke houding ten aanzien van de stedelijke grondwaterproblematiek is onhelder, althans door ondergetekende niet te destilleren uit tabel 13. Ja, we werken actief samen. Nee, we inventariseren niet actief. Ja, we willen dat de provincie de grondwatervergunning-verlening overdraagt. Nee, we hebben die ambitie niet als het gaat om de grotere drinkwater-onttrekkingen.

VERZOEK

Graag hierop een toelichting.

Wat ondergetekende betreft wordt de stedelijke grondwaterproblematiek nauw betrokken bij de besluitvorming rond peilbesluiten.

Pagina 38

Uit tabel 18 blijkt: ‘het percentage verdroging teruggedrongen ten opzichte van totaal verdroging’ van BD is met 34 % relatief beperkt.

VERZOEK

Gaarne een overzicht van de lopende projecten met een inschatting van de te bereiken doelen in deze.

Pagina 40

Uit tabel 19 blijkt dat BD bedroevend slecht scoort qua areaal met conserverend peilbeheer. Mijn verwachting was anders.

VRAAG

2. Klopt dit getal in tabel 19? Zo ja, waarom is dit bij ons, met toch een stevig gebied waarvoor peilbesluiten gelden, zo laag?

Pagina 41

Met 19 % gemeenten met een stedelijk baggerplan in het kader van tienjarenscenario scoren we zeer laag. Een gemiste kans om uit die subsidiepot te eten en iets goeds te doen voor het milieu.

Pagina 52

VRAAG

3. Waarom heeft BD als enige deelnemer aan deze begrotingsvergelijking buiten vaarwegen ook havens in beheer? Hoe is het zo gekomen en moet dit zo blijven?

Pagina 53/55

BD komt er niet mooi uit ten aanzien van handhaving. Op het moment van datavergadering bleek er geen beleidsplan handhaving te zijn. “De verschillen tussen de deelnemers zijn zeer groot; bij Rijnland, Brabantse Delta, Veluwe…… is het aantal controles zo laag, dat eigenlijk niet over een adequate handhaving kan worden gesproken”.

Het wordt tijd dat er op een andere manier naar handhaving wordt gekeken. Een dergelijk citaat maakt ondergetekende niet blij en doet mij met schaamte vollopen. Dit vraagt om actie!

Als we toch naar de keur/vergunningverlening en handhaving kijken zou het goed zijn digitalisering van het hele proces na te streven. Van aanvraag tot verlening van een keurvergunning via internet moet mogelijk worden.

Ook het voorbeeld van de drie waterschappen met voorschriften in de keur voor natuurvriendelijk onderhoud verdient navolging.

Pagina 58

Hier is een compliment qua controles op zijn plaats. Of is 5x meer dan de mediaan iets te veel van het goede en zou een verschuiving van de prioriteiten naar de keur qua controles goed te motiveren zijn?

VERZOEK

Graag uitleg over het lage afkoppelpercentage in bestaand gebied (tabel 26). Waarom blijven wij achter?

Ten aanzien van de ontwikkeling van kosten en belastingopbrengsten 2005-2009, hoofdstuk 16, valt op dat bij waterkering, waterkwantiteit en vaarwegenbeheer de opbrengsten relevant meer stijgen dan de kosten.

Dit leidt tot de conclusie dat in de meerjarenprognose de tariefsontwikkeling vermoedelijk gematigd kan worden c.q. moet worden.

Uw reacties tegemoet ziende,

met vriendelijke groet,

Louis van der Kallen

 


RUIMTE VOOR DE RIVIER – 0008

 


 

Bergen op Zoom, 18 juli 2005

 

Aan het Dagelijks Bestuur van

Waterschap Brabantse Delta

per e-mail: [email protected]

 

Geacht Dagelijks Bestuur,

Als bijlage stuur ik U mijn reactie op de PKB Ruimte voor de Rivier.

Ik vraag Uw bijzondere aandacht voor de kosten-baten-analyse van de PKB Ruimte voor de Rivier, waarin op een aantal plaatsen te lezen is wat de overstromingsrisico’s zijn voor dijkring 35 Donge. Uit de cijfers blijkt dat deze dijkring niet de 1/2000 per jaar scoort (wat wettelijk zou moeten), maar feitelijk in 2001 1/510 per jaar en in 2015 zelfs 1/300 per jaar.

Dit leidt tot een aantal vragen:

– kloppen deze CPB cijfers?

– zo ja, hoe is dit mogelijk en welke stappen worden er acuut ondernomen om aan deze onwettige en onveilige situatie een eind te maken?

Uw reactie afwachtend,

Met vriendelijke groet,

L.H. van der Kallen