BESCHIKBAARHEID ZOET WATER VOOR SCHOUWEN-DUIVELAND VAN LEVENSBELANG


| 17-03-2021 |

 

De provincie Zeeland is ver over tijd met haar eerste pogingen om wat zorg te tonen voor zoet water en is zelf verantwoordelijk voor de onhoudbare situatie van de zoetwaterhuishouding op het eiland. Ze houdt echter halsstarrig vast aan omringende wateren met een maximaal zoutgehalte.

Op 10 en 11 maart verschenen een tweetal artikelen, die de problemen rond de beschikbaarheid van zoet water nog eens pijnlijk aan de oppervlakte brachten. Enerzijds in H2O Actueel ‘Aanvoer zoet water op Schouwen-Duiveland vergt miljoeneninvestering’ en op Omroep Zeeland ‘Geacht Kabinet: ‘Zoet water is van levensbelang voor boeren’. H2O doet verslag van de verkenning door ingenieursbureau Witteveen + Bos naar zoetwateraanvoer via pijpleidingen naar Schouwen-Duiveland in opdracht van de provincie. Omroep Zeeland doet verslag van ervaringen van de laatste droge zomers en de hoge nood aan zoet water verwoord door Nicole Gijzel, akkerbouwer.

Er zijn weinig zoetwaterbellen op Schouwen-Duiveland. Het grondwater is over het algemeen brak, waardoor het maken van zoetwaterputten geen zin heeft. De noodkreet van Nicole Gijzel laat zien, dat de provincie zich te lang heeft opgesloten in zijn zoutwatercocon en het primaire belang van zoet water voor de mens steeds heeft genegeerd. Het kwaad is al geschied en lange tijd aan de gang. De provincie is ver over tijd met haar eerste voorzichtige pogingen om wat zorg te tonen voor zoet water. Echt zoetwaterbeleid voeren zit er vooralsnog niet in. De zoute wateren en de gemaakte zoutwatermilieus in het Zeeuwse land lijken daarvan geen schade te mogen ondervinden. Andersom doet de provincie het voorkomen alsof de schade wat betreft zoetwaterproblemen wel meevalt. Men handhaaft het primaire zoutwaterbeleid en het stimuleren van zoutwatermilieus op het land. Het bekendste project op Schouwen is plan Tureluur. Het versterkt de verzilting van het grondwater.

Hoewel in de delta het gedrag en de invloed op elkaar van zoet- en zoutwaterbeleid niet te scheiden zijn, zoekt de provincie nu toch eenzijdig doekjes voor het bloeden op de eilanden voor het zoete water. Men wil daarmee uitstel kopen om zoetwaterbeleid nog niet primair te hoeven stellen. In het artikel van H2O wordt enerzijds gedacht aan lokale oplossingen, zoals druppelirrigatie, opslag van regenwater in bassins en bodem of hergebruik van restwater, anderzijds aan de aanvoer van zoet water van elders via pijpleidingen. Witteveen +Bos heeft in opdracht van de provincie naar de mogelijkheden van die aanvoer een verkenning uitgevoerd. Uit het verhaal van de akkerbouwer blijkt al, dat van de eerste groep aan geopperde mogelijkheden weinig verwacht mag worden. Hooguit hier en daar iets lokaal. Dat de variant van de Noorder Krammer voor kunstmatige zoetwateraanvoer afvalt is logisch, want de Noorder Krammer heeft o.a. last van verzilting door het zoute Grevelingenmeer. De meest logische variant is het Haringvliet, maar zal tevens wel de duurste zijn. De kosten van de 6 varianten variëren van 40 tot 180 miljoen euro. De jaarlijkse gebruikskosten, denk aan energieverbruik, worden geraamd op 0.8 tot 3,6 miljoen. De provincie is van die formidabele bedragen geschrokken en gaat kijken naar de haalbaarheid o.a. door na te gaan in hoeverre de boeren financieel willen bijdragen aan de zoetwateraanvoer. Kan men het als overheid ‘nog zouter maken’?

Het kunstmatige Grevelingenmeer was van oudsher (Deltaplan) bedoeld als zoet meer. Oorspronkelijk ook de Oosterschelde. Was dit gerealiseerd dan waren we nu niet in deze problematiek verzeild geraakt. De provincie houdt echter halsstarrig vast aan wateren met een maximaal zoutgehalte. Zo houden de Oosterschelde en Grevelingen het grondwater van Schouwen-Duiveland in een verziltende wurggreep. De provincie is zelf verantwoordelijk voor de onthoudbare situatie van de zoetwaterhuishouding op het eiland. Wel heeft men honderden miljoenen uit de algemene middelen over voor aanvullende wensen voor zoutwatermilieus, waaronder een nieuwe 10x zo grote sluis in de Brouwersdam, maar wil men niet ruiterlijk de kosten aanvaarden voor alle schade die aangericht wordt. De natuurlijke aanvoer van rivierwater onder vrij verval wordt als ongewenst geblokkeerd. De reden dat daar onvoldoende water voor zou zijn, is gezocht en niet juist.

Men zal er niet aan ontkomen om zoetwaterbeleid primair te stellen en de kwestie fundamenteel aan te pakken. De hoge kosten van kunstmatige externe aanvoer via pijpleidingen geeft daar extra aanleiding toe. Een zoet Grevelingenmeer door wateraanvoer via Hollands Diep, Volkerak en Krammer is heel goed realiseerbaar. Het zoete Grevelingenmeer heeft een fundamentele betekenis voor de zoetwaterhuishouding van Schouwen-Duiveland en is de meest duurzame benadering. Er is een onbegrijpelijke overwaardering voor landinwaartse zoute milieus. Het is dringend gewenst, dat daar een realistische kijk op komt. Wel is de zoutwater visserij dan in het gedrang, maar de visstand, in dit geval met zoetwatervissen, zal aanzienlijk toenemen. Het Grevelingenmeer is geen natuurlijk meer.

Het project van de nieuwe sluis in de Brouwersdam is als aanvullende voorziening door zoutwaterbiologen gewenst, m.n. voor het creëren van een lint van intergetijdennatuur langs het meer met een klein getijverschil van 30 cm. Voor het gevoelde waterkwaliteitsprobleem van de in de zomer beperkt optredende zuurstofloze onderlaag is deze sluis niet nodig. Er zijn daarvoor andere eenvoudige mogelijkheden. Het is bovendien twijfelachtig of deze daar een positieve invloed op kan uitoefenen en weinig klimaatbestendig. Het zoute meer zal instabiel gedrag blijven vertonen. De kosten van de sluis worden geruimd op 150-200 miljoen euro. Daar komen nog eens die 100-180 miljoen bij voor externe aanvoer van zoet water. Tezamen een investering van 250-380 miljoen voor het zoute Grevelingenmeer.

Voor een zoet meer zijn een dichtheidsscherm voor de Brouwerssluis en een zoetwatersluis in de Grevelingendam voor verbinding met de Noorder Krammer nodig. Dit is een relatief eenvoudige sluis voor alleen de aanvoer van zoetwater in de orde van grootte van de Brouwerssluis. Een vrije schatting van de investeringskosten komt op 50-100 miljoen. Tel uit je winst. Een zoetwater meer biedt een gezonde basis voor natuurwaarden en is in het algemeen belang van de mens om te kunnen overleven in de delta.

 

Ir. Wil Lases



 


EEN ZOET ALTERNATIEF VOOR HET ZOUTE GREVELINGENMEER


| 13-03-2021 |

Commentaar op de brief van G.S. aan P.S. dd. 03.11.2020  (.pdf) over een zoet of zout Grevelingenmeer.

Met verbazing heb ik de brief van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van 3 november 2020 gelezen over een zoet of zout Grevelingenmeer. Ter informatie wil ik graag inhoudelijk op enige aspecten ingaan vanuit de kennis van getijbeweging, dichtheidsstromen en mengingsverschijnselen. Die kennis is essentieel om het gedrag van zowel een zout als een zoet Grevelingenmeer te doorgronden. Deze kennis is echter in hoge mate verloren gegaan.

Het is nu de tijd om de problematiek van een zoet of zout Grevelingenmeer op tafel te leggen en met open mind opnieuw af te wegen. Zeeland staat op een kruispunt van wegen. Biologen zijn ontevreden over het beschermde ecosysteem, zoals het zich manifesteert. Men heeft moeite om die natuur te accepteren en staat op het punt forse kostbare ingrepen te doen. Tevens doet de steeds verder afnemende beschikbaarheid aan zoet water zich gevoelen. Zeeland wil daarom komen tot een Zeeuws Deltaplan Zoetwater. In de opzet van dat plan blijkt zoetwaterbeleid volledig ondergeschikt te zijn aan zoutwaterbeleid. Voor gedegen waterbeleid zijn beide niet te scheiden. Wil men zoetwaterbeleid serieus nemen voor de toekomst van de mens in Zeeland, dan zal ook het huidige zoutwaterbeleid onderwerp van debat moeten worden.

Uit de brief van Gedeputeerde Staten spreekt een bijzondere passie voor zoutwater milieus. Alsof er geen reële andere keuze zou kunnen bestaan. Desalniettemin is er een overmaat aan zoutwatermilieus in de wereld. In tegenstelling tot zoetwatermilieus, die zeer schaars zijn en in biodiversiteit niet onderdoen. Zoetwatermilieus zijn van levensbelang voor de mens. Enige relativering van zoutwater milieus, hoe mooi die ook kunnen zijn, is zeer gewenst.

Daarnaast schetst de brief een onjuist beeld van het functioneren van een zoet meer en schrijft het zo als onrealistisch weg. De wens van het passiebeeld lijkt de vader van de gedachte. De brief maakt het ene groot en het andere klein. Gaat het nu allereerst om de passie van mensen of om het levensbelang van de mens. Eerst de mens, anders is er ook geen passie.

Het is met name op de beeldvorming van het zoete meer, waarop ik nader inhoudelijk wil ingaan.

Ik verkeer in de omstandigheid in de jaren zeventig met kennis op bovengenoemd gebied gewerkt te hebben bij de waterloopkundige afdeling van de Deltadienst voor het noordelijk- en zuidelijk deltabekken. Ik heb het fundamenteel en toegepast onderzoek gedaan naar de ontzilting van het Grevelingenmeer en het Zeeuwse meer met ondersteuning van het Waterloopkundig Laboratorium. De huidige Brouwerssluis is qua grootte en plaats gebaseerd op de maatgevende situatie van sluis met dichtheidsscherm in de ontziltingsfase. Ja, een dichtheidsscherm is kostbaar, maar zal slechts een beperkt deel bedragen van de kosten van de nieuwe 10x zo grote sluis in de Brouwersdam. De gewenste nieuwe sluis is voor het gevoelde waterkwaliteitsprobleem onnodig en waarover los daarvan gerede twijfel bestaat of deze invloed kan hebben op het waterkwaliteitsprobleem en hoe. Onlangs kwam ik nog een vijftal ontwerpvarianten van het dichtheidsscherm tegen door de directie Sluizen & Stuwen. Ontegenzeggelijk zullen de ontwerpen in de huidige tijd er heel anders uitzien door eigentijdse mogelijkheden. Sneller en goedkoper uit te voeren dan toen. Er is niets onrealistisch aan. Er is uitgebreid onderzoek naar het dichtheidsscherm gedaan. Het zou goed zijn als de provincie haar stelling over onrealisme in officiële brieven onderbouwt. Kennelijk draagt de provincie geen kennis van het gedegen wetenschappelijk onderzoek, dat gedaan is.

Het water dat via de Haringvlietsluizen “overtollig” wordt afgevoerd is in beginsel beschikbaar voor het Grevelingenmeer. Dat is in het overgrote deel van het jaar het geval. Er hoeft zo geen wijziging in de verdeelsleutel te worden aangebracht.

Het is goed voor ogen te houden, dat er veel minder menging tussen zout en zoet plaats vindt bij de ontzilting en nog minder na ontzilting dan bij het zoute meer. Het dichtheidsverschil is immers een orde groter. Een zoet meer is qua interne waterbeweging veel stabieler dan het zoute meer. Het is in hoge mate een tweelagenstroming door de sterke stratificatie tussen zoute onderlaag en de zoete bovenlaag. Het dichtheidsscherm zorgt voor een selectieve onttrekking van de onderlaag. In het begin van de ontzilting zal bij de instroom via de hoog gelegen sluis in de Grevelingendam (nog aan te leggen) een mate van menging optreden tot een zekere diepte van de zoete bovenlaag is bereikt. Er zal zich zo een overgangslaag in zoutgehalte vormen van beperkte hoogte tussen de zoute onderlaag en de zoete bovenlaag. Deze wordt tegen het einde van de ontzilting mede afgezogen.

Wel zal zich bij het zoete meer ook thermische stratificatie, net als bij het zoute meer, optreden. Echter deze zwakke stratificatie in de zomermaanden komt lang niet zo hoog zoals in het zoute meer aan de orde is. (In het zoute meer hebben de zwakke dichtheidsverschillen in zoutgehalte en temperatuur invloed op elkaar.) Ook hierin kan het dichtheidsscherm een positieve rol spelen als dat gewenst wordt en aanvoer van zoetwater beschikbaar is.

Het gaat ook niet om continu “spoelen”, zoals de brief vermeldt. Bij het zoete meer gaat het om een bufferfunctie. Het is van groot belang dat zoet water in een overvloedige situatie, alvorens het de Noordzee bereikt, zo goed en zo lang mogelijk geborgen en gebruikt wordt. De zoete buffer zorgt er voor dat de nog steeds toenemende verzilting van het grondwater van de aanliggende eilanden eerst tot staan wordt gebracht en vervolgens langzaam doch blijvend ontzilt. Het zorgt voor optimale weerstand tegen de toenemende verziltingsdruk van de zee. Op de zeer lange duur zal een acceptatie van een zoutere onderlaag aan de orde zijn. Het Grevelingenmeer blijft dan als buffer fungeren tegen verzilting van de Brabantse delta en weerstand tegen verzilting van het grondwater van de eilanden maximaal houden. De verziltingsdruk vanuit het Grevelingen naar het Volkerak-Zoommeer is weggenomen.

Zowel het waterschap als de landbouwsector zijn zeer gebaat bij het zoete meer. Het waterschap kan op het eiland een flexibel (zoet)waterbeheer voeren. Het grondwater in de bovenlagen kan versneld ontzilt worden. Dat geeft een langdurig blijvend effect. De landbouwsector kan optimaal flexibel over zoet water uit het meer beschikken. Natuurlijk zijn daar ook grenzen aan. Als in droge perioden het laagste toelaatbare peil wordt bereikt kan nog verder zoet water onttrokken worden door via de Brouwerssluis en het dichtheidsscherm water uit de voordelta in te laten, waardoor de zoute onderlaag tijdelijk toeneemt. Als er weer hogere afvoeren zijn wordt het meer aangevuld en de zoute onderlaag weer selectief afgevoerd.

De provincie hoeft niet te vrezen, dat bij de inlaatpunten op het Grevelingenmeer het zoutgehalte niet aan de norm kan voldoen. De zoutbelasting vanuit het Grevelingenmeer naar de Krammer is immers vervallen. Als de doorvoer op het traject Volkerak-Krammer al een lichte zoutbelasting op zou doen, dan geldt dat alleen in de beginfase van de doorvoer. Voor het meer verwaarloosbaar.

N.B. Als het zoutgehalte van de wateren op de eilanden hoger is dan het water in de Grevelingenmeer, ook al zou het niet aan de norm voldoen, dan kan het heel goed als doorspoeling van watergangen gebruikt worden.

Elke verlaging van het zoutgehalte op het Grevelingenmeer is welkom en helpt mee aan het verlagen van het zoutgehalte van het grondwater op de eilanden.

Het meer kan een rol spelen bij hele hoge afvoeren. Het doet de spreiding van de afvoer in de delta vergroten. Belangrijk i.v.m. zeespiegelstijging. En het kan voorzien in extra berging als daar de maatregelen voor genomen worden.

Hoewel het mijn discipline niet is, verbaast het, dat het voorkomen van de zuurstofloze onderlaag van het zoute meer niet als integraal onderdeel van het ecosysteem wordt beschouwd met eigen leven en functie voor het geheel, waaronder denitrificatie. Een ecosysteem is niet alleen maar aaibaar. Het is onnatuurlijk om dit afzonderlijk als een waterkwaliteitsprobleem op te vatten. Ook bij een zoet meer zal het voorkomen van een zeer beperkte zoute onderlaag integraal deel uitmaken van het ecosysteem met eigen functies voor het geheel.

Beknopt heb ik e.e.a. in een artikel “Zoet Grevelingen voor Zeeland van levensbelang!” samengevat, dat o.a. door H2O gepubliceerd is.

Ir. W.B.P.M. Lases, maart 2021.

P.S. De provincie dacht op basis van ervaringen met het Volkerak-Zoommeer eenzelfde soort beeld voor het Grevelingenmeer te kunnen schetsen. Het zijn echter onvergelijkbare situaties. Beide wateren verschillen wezenlijk in geometrie, functie en waterhuishouding. Het Volkerak-Zoommeer is grotendeels een kanaal en ondiep met intensieve beroepsvaart, die voor veel menging zorgt. In tegenstelling tot het Grevelingenmeer. Ja, het Volkerak-Zoommeer kent een mate van doorspoeling, zoals dat gebruikelijk is bij sloten en kanalen. Bij een echt meer is dat anders. Bij het Grevelingenmeer staat de bufferfunctie centraal. Er is helaas te weinig over nagedacht.

Wil Lases


WAAROM IS EEN ZOET GREVELINGENMEER VAN GROTER BELANG?

 


| 31-12-2020 |

 

Het gaat bijvoorbeeld niet alleen om natuur. Maar ook om de visserijfuncties die nu op de Grevelingen zijn. En toch ook gewoon de eerste vraag: waarom zouden we het zoet willen hebben, wat is daar dan het grote voordeel van? Of zijn er andere oplossingen voor het zoetwatervraagstuk (zoals het zoet houden van het Volkerak). Kortom, vragen te over. En voorlopig kom ook ik tot de conclusie dat omschakelen naar zoet te grote nadelen heeft en dat de voordelen daar nog niet tegen opwegen. Maar laat me graag overtuigen.”

Intro: Dit jaar heb ik met als kop “Een zoet of zout Grevelingenmeer” een elftal korte stukjes geschreven met een eigen insteek en over diverse aspecten, alsmede een stukje over de ontzilting van een zoet meer. Deze zijn op Facebook, LinkedIn en Twitter geplaatst. Aanbevolen.

1. In feite mag men zich zeer over deze vraagstelling verbazen. Het is de omgekeerde wereld. Immers voor de mens in Zeeland is de zee de grote bedreiging voor zijn bestaan. Niet alleen qua veiligheid, maar ook vanwege de beschikbaarheid van zoet water. Wie is er zo gek om de oppermachtige zee een handje te gaan helpen?

Deels begrijpelijk vanuit een eenzijdige continu gerichte aandacht op zoutwatermilieu gedurende bijna twee generaties. De vraagstelling gaat er van uit dat mensen de zee meer ruimte hoort te bieden met zijn zoutwatermilieus ook al dwingt de zee zelf ons er niet toe en dat land en zoetwater er eigenlijk niet toe doen. Daar kan visserij uitgeoefend worden, die bij een zoutwatermilieu hoort. Andere milieus zijn in die benadering inferieur, worden randverschijnsel en genegeerd. Alles draait om het stimuleren van zoutwatermilieus, waarvoor men zelfs kostbare infrastructurele werken wil uitvoeren voor lang gekoesterde onwerkelijke wensen om bepaalde zoutwatermilieus een ander karakter te geven. Waarom dit allemaal? Om dan in nood zoetwater onnatuurlijk met pijpleidingen aan te voeren? Het is een elitaire luxe, die vooral Zeeland zichzelf toestaat, maar zich dat in wezen niet kan en mag veroorloven. 97% van al het water op aarde is zout. Zoutwatermilieu is het meest algemeen voorkomende onderdeel van de natuur, maar is niet de natuur.

Het is in Zeeland niet de zee, die om zout water vraagt, maar een selecte groep mensen, die zich niet meer bewust is van de eigen bestaansgrond en deze veronachtzaamt.

Het gaat immers primair om de existentie van de mens in de delta. De mens is onderdeel van de natuur en maakt specifiek deel uit van het zoetwatermilieu. De mens kan niet in een zoutmilieu leven. Zelfs niet in een louter brak milieu. Brak water is een mengsel van zeewater met een overmaat aan zoetwater. Het luistert heel kritisch.

Hoe kan de mens, deel uitmakend van die natuur, zo lang en zo goed mogelijk leven in die delta? De mens moet kunnen beschikken over grond onder de voeten en zoet water en voorts aan voedsel kunnen komen. Zoals elke soort, wil de mens zijn mogelijkheden daarvoor benutten. Visserij is een afgeleide hiervan. Vissers zullen ook grond onder de voeten en zoet water moeten hebben van waaruit ze kunnen uitvaren. Er is slechts 3% aan zoet water op aarde, waarvan bijna 70% in de vorm van ijs en slechts 0,26% in de vorm van vrij oppervlaktewater. Dat laatste is dus uiterst schaars en dus uniek. Het smelten van de poolkappen doet het zoete water afnemen en wordt onderdeel van het zoute water. Als de mens zelf niet kan leven, dan kunnen er ook geen groepsbelangen ontstaan en geen cultnatuurprojecten worden bedacht. Natuurbescherming is iets heel anders. Het Deltaplan ging dan ook in één adem over veiligheid en zoetwaterbeheer. De zoutwaterlobby wenste dat te ontkoppelen, waardoor geen aandacht meer werd geschonken aan zoetwaterbeheer. Er wordt dus pot verteerd op het nog aanwezige zoete grondwater op de eilanden, terwijl tevens de vertraagde verziltingsinvloed van het omringende zoute water op het grondwater nog altijd doorgaat. Naast veiligheid is zoetwaterbeheer een eerste vereiste en dient uitgangspunt te zijn en niet zout water.

2. Zoetwaterbeheer en zijn functies in de delta.

2.1. Algemeen. Door Nederland stroomt heel wat van dat zeer schaarse zoete open water. In het overgrote deel van het jaar is er een overvloed aan zoetwateraanbod, dat versneld naar zee wordt afgevoerd. Een deel van de rivierafvoer wordt standaard gebruikt als verziltingsbestrijding op de vaarwegen naar de Noordzee, met name de Rotterdamse Waterweg. (De Westerschelde kent een eigen gedrag.) Hierin valt een grote effectiviteitslag te maken. De druk hierop zal de komende tijd alleen maar toenemen. Het Kierbesluit Haringvlietsluizen kost ook zoet water, waar een tweetal effectievere alternatieven voor zijn. Steeds meer wordt het tekort aan zoet water in den lande ervaren door uitputting van het zoete grondwater. De enige grootschalige zoetwaterbuffer in Nederland is het IJsselmeer en maakt ons erg kwetsbaar. In langere droogte periodes begint ook het ondiepe IJsselmeer te verzilten. Grootschalige opslag van zoet water wordt steeds dringender. Regionale spreiding van die opslag vermindert de kwetsbaarheid. In de zuidwestelijke delta was daarvoor o.a. het Grevelingenmeer bedoeld en bij uitstek geschikt voor dit doel. In het overgrote deel van het jaar is het op de Noordzee geloosde zoet water via het Haringvliet in principe en wel op natuurlijke wijze beschikbaar voor het Grevelingenmeer, zonder aanpassing van de afgesproken verdeelsleutel van zoet water. Nu het gezond verstand in de Tweede Kamer heeft gesproken om het Volkerak-Zoommeer definitief zoet te houden, mag aangenomen worden, dat dit niet meer ter discussie staat. Dit meer is nu de eerste doch smalle verdedigingslinie tegen verzilting van de Brabantse delta, maar ondervindt zelf met name verziltingsdruk vanuit het huidige Grevelingenmeer en de Oosterschelde. Bovendien wordt daarmee het verziltingprobleem van Tholen verkleind.

Het waterbeheer van de eilanden valt niet los te koppelen van het waterbeheer van de omringende wateren.

De centrale opgave is maximale berging en benutting van het schaarse zoete water voordat het op de Noordzee komt. Het Grevelingenmeer kan heel goed en degelijk ontzilt worden en gehouden. Het gaat niet om doorspoeling. Dit is optimaal, maar elke significante verlaging van het zoutgehalte op het meer door gedeeltelijke berging van zoetwater vermindert op termijn de verzilting van het grondwater van de aanpalende eilanden. De merkbare effecten op het grondwater duren generaties. Daarom komt er nu andersom pas na twee generaties van verziltingbeleid aandacht voor zoet water en dan nog als randverschijnsel. Het Deltaplan voorzag in een zoet Grevelingenmeer. Door de zoutlobby hebben we al twee generaties lang essentiële tijd verloren.

3. Een zoet Grevelingenmeer. De bergingsfunctie van zoetwater op het meer kent een zeer lange termijn aspect (1) en een lange termijn aspect (2). Voor de buffering van zoet water is een inlaatsluis in het noordelijk deel van de Grevelingendam nodig. (De Flakkeese is overbodig en was al onnodig.)

Intermezzo. De Zeeuwse delta kent een verziltinggeschiedenis. Gedurende een zestal eeuwen heeft de zee zeearmen ontwikkeld in het afvoergebied van de rivieren. Die afvoer richtte zich steeds meer naar het zuiden. De ondiepe geulen naar zee verdiepten zich vanaf de late Middeleeuwen steeds meer en de verzilting landinwaarts nam steeds verder toe. Reden om tot het Deltaplan te komen. Nu wordt de afvoer van zoet water naar de Zeeuwse delta geblokkeerd en is het zoutgehalte in de zoute wateren nog nooit zo hoog geweest.

Bufferfunctie 1. (Zeer lange termijn.) Is onderdeel van de strategie om het zoete water zo goed mogelijk naar de kustlijn te brengen en te houden ter langdurige algemene bescherming van het inlands gelegen zoete grond- en oppervlaktewater tegen de toenemende verziltingsdruk door de zee. Bescherming van de schaarste. Op den duur kan de verziltingsdruk door de zee zodanig zijn toegenomen, dat een langzaam toenemende blijvende zoutbelasting in het meer geaccepteerd moet worden. Maar ook dan is men nog lang niet toe aan maatregelen, waaraan in het ‘Zeeuwse Deltaplan Zoet water’ gedacht wordt. Concreet betekent het zeer langdurige bescherming.

Bufferfunctie 2. (Lange termijn, het directe Zeeuwse belang en (beperkter) van Zuid-Holland.) De directe invloed op het grondwater van Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee en de mogelijkheden voor het zoetwaterbeheer van de eilanden. Tevens neemt het de verziltingsdruk naar het Volkerak-Zoommeer weg, waardoor er minder doorspoelwater nodig is dat ten goede van Tholen kan komen.

Het zoete meer zal allereerst de op gang zijnde verzilting van het grondwater van de aangrenzende eilanden tot staan brengen en voorts langzaam zorgen voor ontzilting. Het zoete water uit het meer kan een grote bijdrage leveren aan het zoetwaterbeheer van de eilanden. Natuurlijk, flexibeler en zo veel meer dan men denkt te kunnen bereiken met het huidige voorgestelde “gekunstelde” ‘Zeeuwse Deltaplan Zoet water’. N.B. Het voordeel van een zoet meer is, dat de interne waterbeweging veel rustiger en stabieler is dan in het huidige zoute meer door de invloed van de variabele omstandigheden van het water uit de voordelta. Deze invloed kent het zoete meer niet. Bovendien is het dichtheidsverschil tussen zoet water en zeewater een orde groter dan de dichtheidsverschillen op het zoute meer en kent een sterkere en stabielere gelaagdheid, weinig menging.

Men kan die bufferfunctie begrensd realiseren met alleen de gegeven Brouwerssluis, waarvan de bodem ligt op N.A.P. -11 m. Daarmee kan men een zoete bovenlaag van ca. 15 m diep bereiken. De wind kan tot ongeveer die diepte voor menging zorgen. Hoe dieper hoe minder menging. Aanvoer van zout water van verschillend gehalte vindt alleen plaats via de bodem en de oevers. Het zoute water van de oevers is het effect van de ontzilting van het grondwater op de eilanden. In deze situatie is wel sprake van een zekere gewenste mate van “doorspoeling”. D.w.z. dat er een mate van zoet water verloren gaat om zouter water mee naar buiten te slepen. Dat is niet continu nodig en kan wachten op extra zoet wateraanbod.

De effectiviteit van een zoet meer wordt maximaal vergroot door voor de Brouwerssluis een zgn. dichtheidsscherm te plaatsen. Alleen het diepste en zwaarste water wordt naar zee afgevoerd. De optimale bodemdiepte onder de spleet van het scherm kan op basis van een kosten-baten analyse bepaald worden. Bij een bodemdiepte van N.A.P. –35m kan bijna alle volume aan zout water worden afgevoerd. Ook kan die diepte b.v. vastgesteld worden op basis van de huidige waterkwaliteitseis bij het zoute meer, dat niet meer dan 5% van de bodemoppervlakte zuurstofloos mag worden.

De oplossing van Brouwerssluis met dichtheidsscherm zorgt naast maximale berging van zoet water met minimaal zoetwaterverlies voor grote flexibiliteit van de inzetbaarheid van die buffer voor het zoetwaterbeheer van met name Schouwen Duiveland, dat daar nu geheel van verstoken is. Het is de redding voor dit eiland. Goeree-Overflakkee verkeert nog in de gelukkige omstandigheid van zoetwaterinlaat vanuit het Haringvliet. Het waterpeil in het Haringvliet ligt hoger dan dat in het Grevelingenmeer. Anders kan er geen water vanuit het Hollands diep naar de Grevelingen stromen. Er is geen sprake van doorspoeling, alleen verdringing van het zoute bodemwater in perioden van beschikbare aanvoer van zoet water.

In perioden van lage afvoeren c.q. droogte kan Schouwen-Duiveland een begrensd beroep doen op de buffer in het Grevelingenmeer. Nadat het minimum waterpeil van het meer bereikt is, kan men als de nood hoog is meer zoet water onttrekken zonder dat er zoetwater vanuit het Hollands Diep via het Volkerak-Zoommeer wordt aangevoerd, dankzij de geometrie van het meer. De locatie van de Brouwerssluis is bewust gekozen bij het diepste deel van de diepste geul. Men kan dan het minimum waterpeil handhaven door via de Brouwerssluis en het dichtheidsscherm water uit de voordelta tijdelijk in te laten. De zoute onderlaag groeit dan. Zodra de rivierafvoeren weer aantrekken kan de buffer weer op orde gebracht worden en de zoute onderlaag teruggedrongen. Het zorgt voor optimale flexibele benutting van het zoete water en maximaal gebruik van de berging. Het is tevens de snelste manier om het meer te ontzilten.

Een dichtheidsscherm is niet gratis, maar een fractie van de kosten van een gewenste 10x zo grote sluis in de Brouwersdam voor het zoute Grevelingenmeer, terwijl die sluis niet nodig is voor het beperkte, doch zo opgeblazen, waterkwaliteitsprobleem.

Voor de zoetwaterproblematiek van Schouwen-Duiveland in brede zin is dit zoete Grevelingenmeer de duurzame oplossing.

4. Het Volkerak-Zoommeer heeft een andere functie, maar kan lokaal zeker, maar begrensd, voorzien in zoetwateraanvoer, i.c. Tholen. Tholen kent geometrisch een schotelvorm. Het betekent soelaas vanuit de oostzijde van het eiland. De westzijde is gebaat bij het stimuleren van een zoetwatergradiënt op het Zijpe, Mastgat, Keeten. Het Volkerak-Zoommeer is ondiep en er is intensieve scheepvaart. Het versterkt de menging van de zoutlast op het meer en bepaalt de behoefte aan doorspoeling. Het verhogen van het peil wordt begrensd door de vaste bruggen, terwijl de Rijndoorvaarthoogte moet worden gegarandeerd. Dit beperkt de mogelijkheden voor buffering en zoetwatervoorziening vanuit het meer.

5. De zoutgebonden visserij betreft met name de oesterteelt. Door de luwte, die door de Deltawerken is ontstaan, kon deze een grote vlucht nemen op het meer. Natuurinstituties zien dat toch met lede ogen aan. Zij zien liever meer oppervlakte aan zeegras. Hoewel diep geworteld in de Zeeuwse samenleving, is het een (relatief) kleine bedrijfstak. In de keuze zout of zoet voor de voedselvoorziening van de mens staan de belangen van oesterteelt en landbouw tegenover elkaar. Is de oesterteelt zoveel belangrijker, dat de keuze voor een zoet meer niet opportuun is?

6. De natuur en het Grevelingenmeer. Het meer is in 1971 tot stand gekomen met de realisering van de Grevelingendam in 1965 en de voltooiing van de Brouwersdam in 1971. Het had op dat moment een zoutwatermilieu, maar de bedoeling was om tot een zoetwatermilieu te komen. Dit kunstmatige meer was zo volledig afgesloten voor de natuurelementen zee en rivier. Als zodanig staat het op zich en wordt het beïnvloed door de neerslag, de afwatering van de eilanden en uitwisseling door schutsluizen.

Van alle water op aarde is 97% zout en zoet oppervlaktewater maakt er slechts 0,008% (0,26% x 3%) van uit. Waarom zou er dan een absolute voorkeur moeten bestaan voor een zoutwatermilieu boven een zoetwatermilieu, dat langs natuurlijke weg gevoed wordt? Zeker waar dat nu (en) voor de toekomst essentieel is om zoet water te bergen en zo lang mogelijk vast te houden. Waarom houdt de zoutlobby zo krampachtig vast aan een kunstmatig zout meer en blaast het de natuurwaarde er van zo op? Zowel zoute als zoete watermilieus kennen grote soortenrijkdom.

Er is een overvloed aan zoutwatermilieus, niet uniek, en enorme schaarste aan zoetwatermilieus.

Inmiddels is in dit jonge eigenstandige zoute ecosysteem al drie keer ingegrepen door natuurbeheerders. Tot 1978 trad er een beperkte mate van verzoeting op. In 1978 werd de Brouwerssluis gerealiseerd. Deze is qua grootte en plaats ontworpen op de ontzilting met dichtheidsscherm van het meer, maar bleek tevens groot genoeg om een hoog zoutgehalte op het nog zoute meer te houden door getij invloed in het winter halfjaar. In 1999 werd besloten de sluis het gehele jaar geopend te houden. Het zorgde voor forse veranderingen met name in de fosfaat- en stikstofhuishouding. De samenstelling van het water in de Voordelta is in de winterperiode vrij stabiel, in de zomerperiode en vooral in de lente kunnen zich behoorlijke variaties voordoen in zoutgehalte, temperatuur en nutriënten. In de zomerperiode zorgt het water van de Voordelta voor een behoorlijke import aan stikstof op het meer. Zo ontwikkelde zich In deze eeuw in de zomermaanden een toenemende zuurstofloze onderlaag, die in de winterperiode weer werd opgeruimd. Het is integraal onderdeel van het ecosysteem, zoals dat nu is. Die zuurstofloze onderlaag is niet dood en heeft een eigen functie. Het bacterieleven zorgt voor een afbraak van de stikstof. Daardoor is het stikstofgehalte in het meer lager dan in de Voordelta en beperkt de algenbloei. Op het hoogtepunt kan deze zuurstofloze onderlaag zich tot zo’n 15% van de bodem ontwikkelen. (De inhoud ervan is qua % aanmerkelijk kleiner.) In 2013 werd het meer door Nederland aangemeld als Natura 2000-gebied met habitatdoelstellingen. Men wist dat het optreden van een zuurstofloze onderlaag een van de eigenschappen was van dit ecosysteem en daardoor mede beschermd werd. Het is volstrekt onduidelijk wat de beweegredenen van de natuurambtenaren waren om een 13 jaar jong onnatuurlijk meer zonder “bewezen natuur” aan te melden voor een bescherming van het hoogste niveau als van eminent Europees belang zijnde. De habitatdoelstellingen zijn wensen, die niet voortvloeien uit de ervaringen met dit ecosysteem. Bovendien zijn er habitatdoelstellingen, zoals trekvogels, die niet noodzakelijkerwijs betrekking hebben op dit zoute milieu. Het is evenwel duidelijk, dat deze aanmelding een zoet meer in de toekomst zou bemoeilijken. In 2017 zijn aan de doelstellingen nog een tweetal habitats betreffende zeehonden toegevoegd. Opvallend, want vanaf de start van de bouw van de Brouwersdam in 1961 tot 2000 zullen er geen zeehonden op het meer zijn voor gekomen. Nu worden er in de zomermaanden zeehonden waargenomen. Het gaat dan niet om de habitat zelf, maar om een logeerfunctie. De wensdoelstellingen worden zo steeds verder naar boven toe bijgesteld.

De gecommuniceerde opgelegde Natura 2000-doelstellingen trekvogels en zeehonden gaan niet over het zoutwatermilieu zelf.

Het jaarlijks periodiek voorkomen van een zuurstofloze onderlaag wordt, ondanks de beschermde status, gevoeld als een waterkwaliteitsprobleem. In de kaderrichtlijn water is als doelstelling opgenomen, dat de zuurstofloze onderlaag niet meer dan 5% van de bodemoppervlakte mag beslaan. Heeft de KWR de status om Natura-2000 te overrulen? Evenwel is hier eenvoudig aan te voldoen. Een terugkeer naar alleen de winteropening. Toen bestond deze steen des aanstoots niet.

Merkwaardigerwijs wordt dit in de publiciteit tot buitensporige proporties opgeblazen, terwijl het toch beperkt is in tijd, plaats en omvang. Grote woorden als dat het “een dood en getijloos meer zou zijn, dat gereanimeerd moet worden”. Er zou weer getij op het Grevelingenmeer moeten komen. (Het was er toch al?) Men zou daarom een 10x zo grote sluis bij de Hompelgeul moeten maken. Het meer zou dan weer van zuurstof worden voorzien. Wat een onzin! Zo werkt het niet. Het gaat hier kennelijk niet om het geïntroduceerde waterkwaliteitsprobleem, dat ten onrechte gebruikt wordt om zo’n grote sluis te mogen realiseren, maar om aanvullende wensen van biologen. Nu is er een nauwelijks zichtbaar getijverschil van een paar cm. Met die nieuwe sluis komt er ca. 30 cm tijverschil* (oorspronkelijke tijverschil tussen 2,5 en 3m). Zo groot als tussen de toppen van mijn vingers en mijn elleboog. Zo wordt een smalle strook intergetijden gebied gecreëerd als extra foerageergebied voor (trek)vogels.

* Het zichtbare tijverschil wordt door de getijgolf veroorzaakt, maar zegt niets over de stroming.

Een gigantisch kostbare operatie met fundamentele nadelen**. En voor wat? Het is onnodig optuigen. Wederom wordt er dan voor de 4e keer wezenlijk ingegrepen in het “beschermde” ecosysteem van het meer (Natura 2000). Of gaat het om de luimen van biologen?

** Zoals: de sluis zorgt voor aantasting van de primaire waterkering enen de opbouw van het kustfundament tegen de dam met zijn belangrijke ecologische functie; de 30 cm zone is niet klimaatbestendig te handhaven en het beheer er van zal de sluis geregeld doen sluiten bij sterke noordwesten wind.

Het waterkwaliteitsprobleem is zelfs zo klein, dat men de huidige situatie kan handhaven en periodiek hooguit een drietal pompen voor verticale circulatie kan laten werken bij Den Osse, bij Scharendijke en in het Springersdiep voor Goedereede (zie Rydberg en Lases, 2019).

De door biologen zo gewenste nieuwe sluis in de Brouwersdam is volstrekt onnodig voor het waterkwaliteitsprobleem en op zijn zachtst gezegd is er gerede twijfel of deze een positieve bijdrage kan leveren voor het probleem. Weggegooid geld!

Gerede twijfel bij de werking. De gebruikte berekeningsmethode bij de projectontwikkeling is niet geschikt voor deze problematiek. De extra beschikbare getijdenenergie door deze sluis laat zich niet zo maar over het meer verdelen, want het zegt immers niets over wat er in het meer gebeurt. Beschikbare gegevens uit de huidige situatie zijn voor dat model niet bruikbaar, omdat de sluis op een onvergelijkbare geometrische en voor het doel onlogische plaats is gepland. Bij vloed komt uit de sluis een sterke stroming het meer op. Deze vertraagt in het gebied direct achter de sluis door menging met het rustige water op het meer in de bovenlaag tot een bepaalde diepte. Daar vindt de “beluchting” plaats. Hier vindt het grootste deel van verlies aan de getijdenenergie plaats en bereikt de diepste lagen niet. Het inkomende water drukt verder als golf het water in het meer op naar de Grevelingendam. De waterbeweging in het meer wordt verder veroorzaakt door verschillen in dichtheid door temperatuur en zoutgehalte. Het zorgt voor de nutriënten verdeling en heeft zo invloed op de primaire productie van algen en de zuurstofvraag. De 10x zo grote sluis zorgt voor een ca. 5x zo grote stikstofbelasting op het meer en kan van negatieve invloed zijn op het waterkwaliteitsprobleem”. Enerzijds is de sluis onnodig, anderzijds is een positieve werking uiterst onzeker.

Het is helemaal weggegooid geld, als men zover is om er toch een zoet meer van te maken. Voorkom dus de realisatie van deze sluis.

7. Toekomstige veranderingen in waterbeleid van Ooster- en Westerschelde.

7.1. Oosterschelde. (zie voordracht F.Spaargaren bij De Levende Delta.) De kunstwerken, stormvloedkering Maassluis, de Haringvlietsluizen, de Oosterscheldekering raken aan het einde van hun levensduur. Vóór 2050 moeten we weten en gesteld zijn, wat we met deze kunstwerken willen, Dat proces moet nu opgestart worden. Wat willen we als de Oosterscheldekering niet meer (goed) kan functioneren? De Oosterscheldekering definitief dicht zetten en in de dam opnemen of verwijderen en alle zeedijken gaan verhogen en verbreden om de versneld stijgende zeespiegel na 2050 met de stormvloeden te kunnen weerstaan? Nu is die tweede mogelijkheid schier onbetaalbaar, kost heel veel grond, zo sterk als de zwakste schakel in die ‘honderden’ km’s inclusief Keeten, Mastgat, Zijpe. (Het is schier onmogelijk om steeds op te schalen vanwege klimaatontwikkeling.) Dat zal allereerst leiden tot verdere compartimentering, zoals een primaire dam in de Keeten (Stavenisse-Ouwerkerk) en een primaire dam van b.v. de westpunt van Tholen naar Kattendijke met verzoeting van die wateren. De eerste mogelijkheid kan ook om praktische reden verder leiden tot een secundaire dam Stavenisse-Ouwerkerk met verzoeting van het geheel.

7.2. Westerschelde. Minimaal is voor de veiligheid een stormvloedkering in de monding van de Westerschelde met afwikkeling van de diepstekende schepen op de Vlakte van de Raan onontkoombaar. De zoutindringing op de Zeeschelde wordt teruggedrongen en het zoutgehalte op de Westerschelde wordt met name in het oostelijk deel verlaagd. Beter is een volledige dam met sluizen, maar dat zal een brug te ver zijn. Zeeschelde en Westerschelde zullen verzoeten. De haven van Antwerpen zal dat zo lang mogelijk afhouden, de stad Antwerpen heeft er echter alle belang bij om dat snel te realiseren. Immers bij Antwerpen slingert het getij maximaal op en ook de stormvloeden lopen daarenboven sterk op door de toenemende vernauwing van de Zeeschelde. Jammer, dat in de VNSC de Haven van Antwerpen allesbepalend is en dat de natuurorganisaties uit die hand eten voor de steun en mogelijkheden, die de haven biedt om compensatie te vinden op het land en niet in de Westerschelde zelf, waar het thuis hoort. Zo kijken de natuurorganisaties vanwege eigen belang weg van de verdere achteruitgang van de Westerschelde en kan dit ondermijnende gedrag door gaan. Het is de hoogste tijd dat die verdere aanpassingswerken in de Westerschelde qua verdieping en verruiming gestopt worden. Stormvloedkering en dam met sluizen zijn niet in strijd met het internationaal recht van vrije vaart.

Slot. Er zal hoe dan ook en snel naar een gesloten kustlijn toegewerkt moeten worden. Almaar dijkverhogingen over honderden kilometers heeft geen toekomst.

Wil Lases

N.B. Hieronder het zichtbare gevolg voor de dijken door eeuwen van toename van het getij en de uitschuring van de zeegeulen. Het hangt ons bij een beleid van dijkverzwaringen ook boven het hoofd.

Een impressie van de dijkontwikkeling in de omgeving van Breskens.


 

VERZOETING VAN DE GREVELINGEN DRINGEND GEWENST !

 


| 30-08-2020 |

 

Beschikbaarheid zoet water in Zeeland neemt zienderogen af

Door een zoutlobby werd jarenlang verkondigd dat het zout gehouden Grevelingenmeer zal opleven met een ruime opening naar zee en daardoor kregen de betreffende ministeries slechts opties gepresenteerd op basis van zout en getij. Intussen blijkt het geplande doorlaatmiddel in de Brouwersdam niet klimaatbestendig. Bovendien kunnen in Zeeland het beheer van de grote wateren en de waterhuishouding op het land niet zomaar vrijblijvend worden losgekoppeld. Betere opties voor de beoogde kwaliteitsverbetering, zoals het naar zee hevelen van de jaarlijks optredende zuurstofloze onderlaag en verzoeting, zijn lang buiten beeld gehouden. Het is begrijpelijk dat projectmanagers na ruim 10 jaar voorbereiding graag hun plannen willen doorzetten, maar dit mag nooit ten koste van mens en natuur.

Onderzoek naar de Natura 2000-status
In het Grevelingenmeer wordt een zout milieu in stand gehouden op een locatie die hiervoor ongeschikt en ongunstig is. Er is geen sprake van historisch ‘bewezen natuur’ noch van natuur van groot Europees belang. Het meer voldoet daarmee niet aan de basiseisen voor plaatsing op de Natura 2000-lijst. Die onterechte status houdt bovendien de eerder geplande verzoeting tegen. Minister Schouten wil weer investeren in de natuur en heeft een werkgroep ingesteld voor het nalopen van alle Natura 2000 aanwijzingsbesluiten en wijzigingsbesluiten op doelen die niet direct voortvloeien uit de Vogel- en Habitatrichtlijn en overwegingen met betrekking tot het mogelijk opschonen van deze doelen. Ook moet de werkgroep bekijken welke Natura 2000-gebieden door hun omvang en ligging structureel zwak zijn en blijven, en wat de mogelijkheden zijn voor het aanpassen van de beschermende status van deze gebieden. De in het land gelegen zoute meren en zeegaten vormen geen bijdrage aan de algehele biodiversiteit, maar zijn slechts meer van hetzelfde. Ook de vogelrijkdom hangt niet af van zout of zoet. Pogingen tot het vasthouden van zoutwatermilieus zijn tegengesteld aan de voortdurende veranderingen in de delta, waarbij de natuur zichzelf continu aanpassend wijzigt.

Naar een omslag van watersysteem
Decennia lang is er in zuidwest Nederland een verziltingbeleid gevoerd op basis van regionale wensen met een benauwend klein zicht op het grote geheel. Een meer gesloten kustlijn biedt Nederland bescherming tegen de zee. Bij extreem hoge rivierafvoeren en aanhoudend hoog zeepeil, is aan de andere zijde van de nationale noodopvang Volkerak-Zoommeer al na zo’n 7 uur vol. Aangezien er met een stormopzet van enkele tientallen uren rekening moet worden gehouden, wordt extra berging achter de primaire deltadammen, zoals in een zoet Grevelingen, zonder meer noodzaak.

“Om Nederland beter weerbaar te maken tegen droogte zullen we een omslag moeten maken naar een watersysteem dat op alle niveaus veel beter in staat zal zijn om water vast te houden.”, aldus minister van Nieuwenhuizen.

Van alle water op aarde is 97% zout. Zout water is niet uniek. Zoet water is uiterst schaars. Daarvan is slechts 0,25% vrij oppervlaktewater in de vorm van rivieren en meren. Met de opeenvolgende droge zomers neemt de beschikbaarheid van zoet water zienderogen af. Hoewel door ons land veel van dat schaarse water stroomt hebben we duidelijk problemen om bij groot aanbod dat zoete water goed vast te houden, te bergen en het grondwater aan te vullen. Ook in Vlaanderen zijn de ogen geopend en gaat men droogte en wateroverlast op een structurele manier aanpakken.

Bij elke ingreep werd Zeeland zouter
Zoete Zeeuwse meren vormden de gouden belofte van het Deltaplan voor de zoetwatervoorziening van zuidwest Nederland. Dat de Oosterschelde en de Grevelingen nog altijd zout worden gehouden heeft direct gevolgen voor het grondwater van de eilanden, waar het zoute water het zoete water wegdrukt. De Zeeuwse wateren, die altijd zoete rivieraanvoer met voedingsstoffen en sediment hebben gekend, zijn zouter dan ooit. Het afgraven van laag gelegen gronden vermindert eveneens de weerstand tegen verzilting. Dit wordt nog eens extra versterkt door het afgraven van boven de zeespiegel gelegen gronden. Juist deze hogere gronden zorgen door druk van boven voor inzijging en berging van zoet water dieper in de bodem, dat tegenstand biedt aan binnendringend zout water.

illustratie hieronder: van het principe van het Deltaplan is voor, tijdens en na de Deltawerken behoorlijk afgeweken. Illustraties: Adviesgroep Borm & Huijgens

De Grevelingen heeft geen waterkwaliteitsprobleem
Zoals elk diep meer bouwt het Grevelingenmeer in het voorjaar een gelaagdheid op, waarbij onder een spronglaag de koude en zuurstofloze onderlaag in de nazomer haar maximum bereikt van zo’n 15% van de bodemoppervlakte. Na de herfstomkering wordt deze onderlaag weer opgeruimd. Om dit natuurlijke fenomeen te beperken ligt er momenteel een plan voor een 10x zo groot doorlaatmiddel als de bestaande sluis in het noordelijk deel van de Brouwersdam. De hiermee beoogde menging door het getij zal alleen optreden in de directe omgeving van het doorlaatmiddel. Dit nieuwe doorlaatmiddel is berekend op 40 cm getij in het meer, waarbij nog deze eeuw het zeeniveau wel een meter kan stijgen en de verziltingsdruk toeneemt. Het in de toekomst bij eb wegpompen van het vloedwater wordt daarbij een heel energieverslindende handeling. Het project is waterbeheerkundig onnodig , ongewenst, uiterst kostbaar en vooral niet duurzaam (bron: ir. W.Lases en prof. L. Rydberg). Voor de zogenaamde kwaliteitsverbetering kan men beter terugvallen op de winteropening en circulatie met drijvende windmolens. Beide zonder CO2-uitstoot of energieverbruik.

Beter meteen verzoeten
Men realiseert zich inmiddels dat de zoetwatervoorziening in het zuidwesten in de problemen zit en denkt de consequenties tijdelijk te kunnen ontlopen met een gekunsteld ‘deltaplan zoetwater’, waarbij de eilanden via pijpleidingen aan het zoetwaterinfuus komen te liggen. Zo valt de provincie Zeeland met de te verwachten zeespiegelstijging langzaam in eigen zwaard. Wil de mens in Zeeland blijven wonen, dan moet er zeewaarts verdedigd worden. Een zoet Grevelingenmeer zal de verzilting van het grondwater van de omringende eilanden stoppen, zorgt voor een enorme buffer tegen de toenemende verziltingsdruk vanuit zee en biedt een zeer duurzame bescherming aan het grondwater van het achterland, met name Noord-Brabant. Er is al veel tijd verloren gegaan. Met voortgang van het huidige beleid kost het minstens een generatie voordat we er achter komen dat het ‘deltaplan zoetwater’ en een forse doorlaat naar zee niet werken. Laat het geen dilemma meer zijn, zout of zoet. Een zoet meer is effectiever en
duurzamer voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

Ontzilten met het getij
Het Grevelingenmeer is effectief te ontzilten met een ‘dichtheidsscherm’, geplaatst voor de Brouwerssluis. Bijna vijftig jaar geleden is hier gedegen studie naar gedaan. De locatie en grootte van
de Brouwerssluis zijn daarop gebaseerd. Een dichtheidsscherm is een lange tot op de bodem gesloten dubbele schermconstructie vanuit weerszijden van de sluis naar het diepste deel. Aan de einden van deze twee zijschermen bij het diepste gedeelte zijn deze met een dwars scherm verbonden, met vanaf de bodem een drie meter hoge opening. Op natuurlijke wijze wordt het zwaardere zoute water dat op de bodem ligt, tijdens de laagwaterperiode op zee, selectief onttrokken en naar zee afgevoerd, zonder aanvullende energiekosten. Het meer kan zo in een beperkt aantal maanden ontzilt worden. Het scherm blijft daarna op gezette tijden beschikbaar voor het zoetwaterbeheer. Tijdens een langdurige droge periode zal de aanvoer van zoet water beperkt zijn of stagneren. Door verdamping en de vraag naar zoet water voor de eilanden kan het laagst toegestane peil bereikt worden. Dan kan zeewater in het diepste deel tijdelijk toegestaan worden om het peil te verhogen. Zodra het aanbod van zoetwater het toelaat wordt dit zoute water weer effectief op de Voordelta geloosd.

Illustratie hieronder: het ontzilten van een meer met behulp van getij, een kokersluis en een dichtheidsscherm (rood). Ir. W.Lases.

Sinds vijftig jaar is er geen noemenswaardige verandering gekomen in de jaarlijkse totale hoeveelheden neerslag en water aangevoerd door de rivieren. Ook al fluctueren deze gedurende het jaar sterker, zoet water is nog altijd voldoende beschikbaar.

Wie neemt het initiatief?
Al binnen een jaar nadat is afgezien van de verzilting van het Volkerak-Zoommeer organiseert het samenwerkingsverband Zuidwestelijke Delta een praktijkproef om te achterhalen hoe effectief de maatregel ‘Peilopzet’ in het zoete meer is bij extreme droogte. Een initiatief dat navolging verdient. Rijkswaterstaat is waterkwaliteitsbeheerder en het Deltaprogramma gaat over waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Spoedige afstemming tussen beiden over het Grevelingenmeer is van belang. Het klinkt allemaal als vanzelfsprekend. Niets lijkt verzoeting nog in de weg te staan, behalve stapels rapporten, plannen, bestemmingen, projecten en afspraken. Maar (water)nood breekt wet. Lopende overheidstrajecten zijn moeilijk om te buigen, tenzij de overheid met de kennis van nu hiertoe zelf het initiatief neemt.

 

Wil Borm
Adviesgroep Borm & Huijgens – integraal waterbeheer
.


 

TOEKOMST VAN ONS ZOETWATER

 


| 15-08-2020 |

 

De afgelopen 18 jaar heb ik veel geschreven over de (voorgenomen) verzilting van het Volkerak/Zoommeer. Voor de liefhebber kijk het dossier maar eens door (www.onswater.com). Wat politici zeker eens zouden moeten lezen, is mijn afscheidsrede in de Staten van Brabant over dit onderwerp d.d. 23 juni 2003 over de toen geagendeerde Integrale Visie Deltawateren. Veel van wat ik toen zei, is reeds uitgekomen. De toenemende droogteperiodes, de zoetwatertekorten, de toenemende verzilting, het lijkt allemaal nieuw maar is het niet. Het is voorspeld en het zal verder toenemen. Het is tijd voor een gedegen heroverweging van het totale waterbeleid in onze delta.
 
Zoete Zeeuwse meren vormden de gouden belofte van de Deltawerken voor de zoetwatervoorziening van Zeeland en West-Brabant. De plannen werden aangepast toen werd besloten de stormvloedkering in de Oosterschelde aan te leggen. Door de slechte waterkwaliteit van de Rijn werd de verzoeting van het Grevelingenmeer uitgesteld en uiteindelijk afgeblazen. Zo werden de Zeeuwse wateren – die altijd de doorvoer van zoet rivierwater kenden – zouter dan ooit.
 
De Grevelingen kan nog altijd verzoet worden. Door de voortschrijdende verzilting en de steeds drogere zomers wordt de beschikbaarheid van zoet water in Zeeland als maar kleiner. Het kan anders! Het Grevelingenmeer is in te richten als zoetwaterbuffer. Nu is het de tijd voor een heroverweging van de totale herinrichting van de Delta.
 
Een andere inrichting van het gebied, te beginnen met herstel van de afvoer van rivierwater door Volkerak/Zoommeer/Grevelingensysteem, kan de kwaliteitsproblemen (blauwalgen, zuurstofloosheid in de diepere delen) grotendeels oplossen. De verbinding maken door de Grevelingendam is in strijd met de Natura 2000-status van het Grevelingenmeer. Gezien de zeer slechte kwaliteit van het Grevelingenmeer is deze Natura 2000-status feitelijk zonder betekenis. Het Grevelingenmeer is geen natuur van een ‘buitengewoon Europees belang’. De aan de status verbonden instandhoudingsdoelen zijn volstrekt onhaalbaar! Tijd dus voor een aanpassing.
 
Dus terug naar natuurlijke processen en naar maatregelen voor klimaatbestendigheid en naar het benutten van kansen om te komen tot zoet/zoutovergangen en een meer estuariën milieu.
 
De geleidelijke verzoeting van het Grevelingenmeer is van groot belang in de strijd tegen de verzilting waarbij het meer zich kan ontwikkelen naar het oorspronkelijke doel van de Deltawerken: een zoet milieu. De landbouw op Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee kan daarvan profijt hebben. Nu de voorgenomen verzilting van het Volkerak-Zoommeer op een route ligt naar afstel wordt het tijd verzoeting van het Grevelingenmeer te overwegen. Zeker nu er ook steeds meer geluiden komen om ook de toekomst van de Oosterschelde te gaan bekijken in het licht van de mogelijke gevolgen van de zeespiegelstijging en de daardoor noodzakelijke aanpassing van de stormvloedkering. Misschien wordt dat tussen nu en 50 tot 75 jaar wel een vaste dam.
 
In het licht van de waterveiligheid, riviernoodberging, waterkwaliteit, verzilting en de zoetwatervoorziening is het nu de tijd om met andere ogen naar onze delta te gaan kijken.

 

Louis van der Kallen.


ZOET – ZOUT

 

| 10-03-2018 | 11.00 uur |


 

ZOET/ZOUT

 

Met het besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Cora van Nieuwenhuizen om fors geld te steken in een gezonde natuur en water heeft de tongen in West-Brabant en Bergen op Zoom weer los gemaakt.

Voor het Grevelingenmeer wordt €75 miljoen ingezet om een doorlaat te maken in de Brouwersdam, zodat het water in het meer doorlopend wordt ververst waardoor de natuur zich herstelt. Dat is voor het Grevelingenmeer hard nodig. Het Grevelingenmeer is op grotere diepten dood. En het water aan de oppervlakte is van een bedroevende kwaliteit en steeds minder toeristisch aantrekkelijk. Het Grevelingenmeer is stilstaand zout water. Met de 75 miljoen van de Rijksoverheid en het extra geld van de provincies Zeeland, Zuid-Holland en enkele gemeenten gaat het zoute water ververst worden door een getijdeslag van circa 50 centimeter.

Sommigen bepleiten al jaren de terugkeer van zout water in het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem in de hoop dat de waterkwaliteit van dat systeem dan verbeterd. Het is goed te realiseren dat, als er in de Oesterdam en of Philipsdam een dergelijke doorlaat zou worden gemaakt, de eventuele getijdeslag veel kleiner zal zijn. Hierdoor kan een verzilt Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem soortgelijke problemen krijgen als nu in de Grevelingen. De gedachte dat het bij een zout Zoommeer makkelijk en goedkoop zal zijn de Binnenschelde te verzilten gaat niet geheel op. Het waterpeil van de Binnenschelde ligt bijna 1,5 meter hoger dan het Zoommeer. Alle verversing moet dan door inpompen en aflaten kunstmatig tot stand worden gebracht, een blijvende kostbare zaak. 

De gevolgen van een verzilting van het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem zijn groot. Zoetwater gebrek voor de landbouw, verzilting van de bodem tot Oudenbosch toe, waardoor veel teelten lagere opbrengsten geven.  Meer en andere corrosieve effecten op het scheepvaartverkeer op de Rijn-Schelde verbinding (ik schreef daar eerder over). De gevolgen voor Bergen op Zoom zijn ook de mogelijke zoutindringing van de bodem van de Bergse Plaat met risico’s voor de funderingen. Zoute lucht geef ook hogere onderhoudskosten aan huizen en gebouwen. Verven en metalen corroderen en verweren sneller. Op de website van Ons Water schreef ik in dit dossier al meer dan 40 artikelen.

Het is jammer dat velen geen afscheid kunnen nemen van een soort van zoute nostalgie. Nooit meer 1953 heeft geleid tot de aanleg van de dammen. Dat heeft gevolgen. De natuur past zich geleidelijk aan. De ervaren overlast is al van een volstrekt andere orde dan in 2003 toen de discussie zoet/zout startte. De fosfaat- en nitraatgehalten (de voedingstoffen van de algen) dalen al jaren. De natuur doet gratis het goede werk en er komt een moment dat de biotoop in het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem in evenwicht is. De plannenmakerij duurt al circa 15 jaar.  De onzekerheid over de verzilting van het Krammer, Volkerak-Zoommeer systeem, en als afgeleide de Binnenschelde, duurt voort en dat is meer dan vervelend. Het wordt tijd dat de overheid en de politici bij zinnen komen en de plannenmakerij afblazen als volkomen overbodig en te risicovol.

En voor de Bergenaren: Jammer dat de krabben aan onze kust zijn verdwenen. Maar we hebben er veiligheid, minder onderhoudskosten en bij vorst een mooie ijsvlakte om te schaatsen voor terug gekregen. En ook tijdens de vastenavondperiode voelen we ons echt niet minder krabben omdat ze voor onze kusten verdwenen zijn.

Omroep Brabant heeft er een filmpje over gemaakt en een artikel over geschreven.

 

Louis van der Kallen

 


UW TUIN EN WATEROVERLAST EN HITTESTRESS/ ZOET – ZOUT

 

| 10-03-2018 | 11.00 uur |


 

UW TUIN EN WATEROVERLAST EN HITTESTRESS

 

Tuinbezitters kunnen meer doen om wateroverlast na hoosbuien of gevolgen van langdurige droogte en hitte te beperken. Soms kan dat al met kleine slimme en simpele aanpassingen aan de tuin.

Waterschappen, gemeenten, Rijksoverheid en het bedrijfsleven trekken samen op om tuinbezitters hierbij te helpen hun tuin meer klimaatbestendig te maken. Daartoe is een “Handboek voor de watervriendelijke tuin“. Het handboek is een uitgave van Vereniging Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling, atelier GROENBLAUW en Tuinbranche Nederland en is mede mogelijk gemaakt door Stichting RIONED, STOWA en het Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat.

De doelstelling van het handboek is tuincentra te helpen hun miljoenen bezoekers te informeren, inspireren en te activeren. Het bevat praktische tips over bruikbare producten en aanpassingen aan de tuin. Bijvoorbeeld: zorgen voor een gezonde bodem en voor meer schaduw, welke planten te gebruiken en hoe beter water op te vangen.

De overheden beseffen dat de problemen veroorzaakt door de klimaatveranderingen het beste aangepakt kunnen worden in samenwerking tussen overheden om tuinbezitters de handvatten aan te reiken waarmee zij aan de slag kunnen.

 

ZOET/ZOUT

 

Met het besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Cora van Nieuwenhuizen om fors geld te steken in een gezonde natuur en water heeft de tongen in West-Brabant en Bergen op Zoom weer los gemaakt.

Voor het Grevelingenmeer wordt €75 miljoen ingezet om een doorlaat te maken in de Brouwersdam, zodat het water in het meer doorlopend wordt ververst waardoor de natuur zich herstelt. Dat is voor het Grevelingenmeer hard nodig. Het Grevelingenmeer is op grotere diepten dood. En het water aan de oppervlakte is van een bedroevende kwaliteit en steeds minder toeristisch aantrekkelijk. Het Grevelingenmeer is stilstaand zout water. Met de 75 miljoen van de Rijksoverheid en het extra geld van de provincies Zeeland, Zuid-Holland en enkele gemeenten gaat het zoute water ververst worden door een getijdeslag van circa 50 centimeter.

Sommigen bepleiten al jaren de terugkeer van zout water in het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem in de hoop dat de waterkwaliteit van dat systeem dan verbeterd. Het is goed te realiseren dat, als er in de Oesterdam en of Philipsdam een dergelijke doorlaat zou worden gemaakt, de eventuele getijdeslag veel kleiner zal zijn. Hierdoor kan een verzilt Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem soortgelijke problemen krijgen als nu in de Grevelingen. De gedachte dat het bij een zout Zoommeer makkelijk en goedkoop zal zijn de Binnenschelde te verzilten gaat niet geheel op. Het waterpeil van de Binnenschelde ligt bijna 1,5 meter hoger dan het Zoommeer. Alle verversing moet dan door inpompen en aflaten kunstmatig tot stand worden gebracht, een blijvende kostbare zaak. 

De gevolgen van een verzilting van het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem zijn groot. Zoetwater gebrek voor de landbouw, verzilting van de bodem tot Oudenbosch toe, waardoor veel teelten lagere opbrengsten geven.  Meer en andere corrosieve effecten op het scheepvaartverkeer op de Rijn-Schelde verbinding (ik schreef daar eerder over). De gevolgen voor Bergen op Zoom zijn ook de mogelijke zoutindringing van de bodem van de Bergse Plaat met risico’s voor de funderingen. Zoute lucht geef ook hogere onderhoudskosten aan huizen en gebouwen. Verven en metalen corroderen en verweren sneller. Op de website van Ons Water schreef ik in dit dossier al meer dan 40 artikelen.

Het is jammer dat velen geen afscheid kunnen nemen van een soort van zoute nostalgie. Nooit meer 1953 heeft geleid tot de aanleg van de dammen. Dat heeft gevolgen. De natuur past zich geleidelijk aan. De ervaren overlast is al van een volstrekt andere orde dan in 2003 toen de discussie zoet/zout startte. De fosfaat- en nitraatgehalten (de voedingstoffen van de algen) dalen al jaren. De natuur doet gratis het goede werk en er komt een moment dat de biotoop in het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem in evenwicht is. De plannenmakerij duurt al circa 15 jaar.  De onzekerheid over de verzilting van het Krammer, Volkerak-Zoommeer systeem, en als afgeleide de Binnenschelde, duurt voort en dat is meer dan vervelend. Het wordt tijd dat de overheid en de politici bij zinnen komen en de plannenmakerij afblazen als volkomen overbodig en te risicovol.

En voor de Bergenaren: Jammer dat de krabben aan onze kust zijn verdwenen. Maar we hebben er veiligheid, minder onderhoudskosten en bij vorst een mooie ijsvlakte om te schaatsen voor terug gekregen. En ook tijdens de vastenavondperiode voelen we ons echt niet minder krabben omdat ze voor onze kusten verdwenen zijn.

Omroep Brabant heeft er een filmpje over gemaakt en een artikel over geschreven.

 

Louis van der Kallen

 


(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 36: MAAK VAN VOLKERAK-ZOOMMEER GEEN PROBLEEMGEBIED

 

| 26-01-2016 | 09.30 uur |


 

 

blauwalgMilieuomstandigheden die naar het gevoel van de mens een negatieve wending nemen, krijgen vaak het etiket ‘waterkwaliteitsprobleem’. Zo constateerde men blauwalgenbloei in een periode van de zomer op het Volkerak-Zoommeer (VZM). Voor ons onaantrekkelijk en het geeft overlast. Objectivering van de ontstane situatie is volgens ir. W. Lases een eerste vereiste, voordat men besluit tot maatregelen. Bezint eer ge begint.  

Een milieuomslag kenmerkt zich door tijdelijke explosieve groei van enkele organismen.  De kunst is geduld te hebben met de natuur en er zoveel mogelijk van af te blijven. Het VZM heeft in de enkele decennia van haar bestaan een hoge mate van stabiliteit bereikt. In het meer is de blauwalgenbloei de laatste tien jaar sterk afgenomen, tezamen met het chlorofylgehalte, de voedingsbodem voor blauwalgen. Wat men een waterkwaliteitsprobleem noemde, was in wezen een ecologische eruptie. De biodiversiteit is inmiddels groot en ontwikkelt zich verder. Natuurliefhebbers kijken er hun ogen uit.

Problematisch beleid
Verzilten is nog altijd het beleidsvoornemen. Deze aanslag op het milieu zal massale sterfte veroorzaken van de nu rijkelijk aanwezige zoetwaterorganismen. Het afstervend ecosysteem maakt vervolgens een explosie van maritieme blauwalgen mogelijk. Blauwalgen kunnen daarom geen reden zijn voor het beleid van drastische maatregelen zoals algehele verzilting en de introductie van beperkt getij via een gat in de Brouwersdam.

Destructieve zoetwaterbesparing
Dan resteert de stelling, dat men met verzilting zoet water zou besparen en dat er op termijn te weinig zoet water zou zijn om aan het afgesproken criterium van maximaal 450 mg Cl’/l te voldoen.

Men vergeet dat er vóór de aanleg van de delta-infrastructuur veel meer zoet water van de grote rivieren ten goede kwam aan de Zeeuwse wateren, waardoor er een grote schakering aan lagere zoutgehaltes was, van belang voor het grondwater en de zoetwaterhuishouding op de eilanden. Men vergeet dat men aan het potverteren gaat van een gemengde overgangslaag in de bodem, die een buffer vormt tegen een te snelle verzilting. Men rekent zich ten onrechte rijk en waarvoor? Voor een schijntje meer zoet water voor Midden en West Nederland? Tevens wordt door een zout VZM een toekomstig zoet Grevelingenmeer onmogelijk. Het benodigde zoete water om het VZM zoet te houden is er wel degelijk. Men verlaat nu zonder noodzaak een zoetwaterzone en brengt bewust verzilting verder het land in. Het gebrek aan zoet water wordt hierdoor op den duur alleen maar nijpender en van effectieve besparing is dan ook geen sprake. Zo creëren we zelf het probleem van waterschaarste.

Planvorming in alle haast doorgedrukt
Met het Manifest Waterpoort en met het lobbyen voor een getijdencentrale in de Brouwersdam lag er binnen de kortste keren een rijksstructuurvisie voor de regio. Deze kwam nog sneller tot stand dan het discutabele Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta. Participatie en inspraak bleken een wassen neus zodra deze niet in lijn met de plannen lagen. Er spelen tal van belangen zoals het verpachten van percelen voor schelpdierteelt, besparingen bij de Krammersluizen en aanleg en exploitatie van jachthavens. Dit alles gaat ten koste van West-Brabant, de natuur en de zoetwatervoorziening. Nu worden nog alleen de projecten Flakkeese Spuisluis en Roode Vaart gerealiseerd. Of de verzilting er ooit komt is onzeker, want de financiering is lang niet rond.

Momenteel wordt het VZM gereed gemaakt voor noodopvang van rivierwater om voorlopig de waterveiligheid van de Drechtsteden wat te vergroten. Met verzilting zou men een herhalend en fors probleem scheppen. Elke berging van zoet water op een zout milieu leidt tot een ecologische ramp.

Kritiek op de hype van zilte plannen
Een bres met centrale in de Brouwersdam en verzilting van het VZM zijn vooral voor de (internationale) bühne en zetten geen zoden aan de dijk. Het blijven nu eenmaal averechtse acties. Er komt steeds meer ongezouten kritiek op het binnenhalen van de zee. Verzilting voorkomen is altijd een betere strategie, dan achteraf proberen om deze weer teniet te doen. In kringen van biologen is de noodzaak van een zout VZM inmiddels omstreden en worden de toenemende en blijvende negatieve gevolgen van verzilting steeds meer onderkend. Vlaanderen wenst het ook niet. Aanvankelijke voorstanders raken overtuigd van het feit dat verzilting weinig goeds kan brengen.

Hou het milieu gezond
Gelukkig blijkt het Volkerak-Zoommeer vrij probleemloos. Regionale milieugroepen, waterschapspartijen, politiek, agrarische belangen, beroepsvissers en ideële organisaties streven er naar duurzaamheid, kwaliteit en het tegengaan van verzilting. Het einde van de dreiging door korte termijn maatregelen en ondoordachte planvorming moet dan ook in zicht komen. Maak geen problemen waar ze niet zijn.

Ir. Wil Lases

 


ZEELAND, ZOUT, ZOUTER, HET ZOUTST

 

| 25-11-2015 | 01:15 uur |


 

ZEELAND, ZOUT, ZOUTER, HET ZOUTST

 

Het oorspronkelijke Deltaplan voorzag dan wel in een zoet Zeeuws merengebied, maar uiteindelijk bleven Oosterschelde en Grevelingen geheel zout. Vervolgens stopte de aanvoer van rivierwater. Zeeland lag nog nooit zo sterk in het zout als nu. Alsof dit niet erg genoeg is, beoogt de deltabeslissing Zoetwater (!) om Zeeland buitensporig in de pekel te leggen door beperkt getij op het Grevelingenmeer toe te laten en het zoete Volkerak-Zoommeer (VZM) te verzilten. Zo wordt de indringing van zout nog verder landinwaarts verlegd naar de West-Brabantse rivieren met vrijwel onomkeerbare effecten voor het grondwater.

Welk doel dienen deze rigoureuze en uiterst kostbare ingrepen? 
Waar draagt deze planvorming bij aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening en hoe verhoudt zich dit tot het algemeen belang? Ir. Wil Lases vraagt zich in dit artikel af welke argumenten de beleidsmakers hebben om daar geen rekening mee te houden. 

Natuurkrachten
In onze delta zijn we onderhevig aan de invloed van natuurkrachten op land en water en de interactie tussen zee en rivieren. Krachten die vele malen groter zijn dan de mens en die we alleen met inzicht en kennis enigszins kunnen geleiden. Zijn we de redenen voor het aloude visionaire Deltaplan voor de veiligheid en de waterhuishouding vergeten? Is het bewustzijn van de kracht en de macht van het water weggeëbd? Toch zal aan die lijn moeten worden vastgehouden om op lange termijn te kunnen overleven. 

Zoet water is kostbaar
De laatste vier eeuwen zijn onze zeearmen steeds sterker gaan uitschuren en dieper geworden. De verzilting nam daarmee sterk toe. Het zoutgehalte bleef evenwel vanaf de mondingen afnemen naar de Brabantse Wal, waar onder invloed van de rivierafvoeren het zoutgehalte het laagst was. Het zoutgehalte van water varieert van bijna 0 tot 19 gram Cl’/l. Zoet water voor de landbouw heeft een zoutgehalte van 0 tot 0,3 gram Cl’/l. Het maakt slechts 1,5% uit van het gehele interval aan zoutgehaltes. Het zo lang mogelijk zoet houden van oppervlakte- en grondwater is het algemene belang en gaat boven groepsbelangen. De mens leeft op het land van zoet water en wil overleven in de delta. Men moet zich dat goed bewust zijn. Daarbij komt dat zout water zwaarder is dan zoet water en het zoete(re) water gemakkelijk kan verdringen. Zoet water is uiterst gevoelig en een kostbaar goed.

Zelfredzaamheid eilanden gaat verloren
De eilanden konden zich goed redden met de zoetwaterbellen in de duinen en in de werpzanden, die eveneens boven de zeespiegel lagen. Hoe lager het zoutgehalte in de omgeving, hoe omvangrijker die zoetwaterbellen waren en kunnen zijn. Er komt inmiddels geen zoet water meer van de grote rivieren op de Oosterschelde en de Grevelingen. Deze wateren zijn nog nooit zo zout geweest en zouden dat met de bedoeling van het Deltaplan en ook zonder de huidige infrastructuur in geen eeuwen geweest zijn.

Door de deltabeslissing Zoetwater zal het Grevelingenmeer nog wat in zoutgehalte toenemen en het VZM, dat zich al dertig jaar als zoet meer ontwikkelt, wordt volledig ecologisch teniet gedaan met een zoutgehalte van 10 tot 16 gram Cl’/l. Dat is een aanmerkelijk hoger zoutgehalte dan vóór de delta-infrastructuur. Het open water in Zeeland wordt kunstmatig maximaal verzilt, zodat verdringing van het zoetere grondwater langzaam maar zeker plaatsvindt. De vraag naar zoet water op de eilanden en langs de rand van de lagere delen van de Brabantse Wal zal daardoor toenemen. Door afgravingen, zonder respect voor de natuur van het bestaande land, wordt steeds meer bodemweerstand tegen verzilting weggehaald. Dit heeft grote negatieve consequenties voor de mogelijkheden van zoetwaterbellen van enige omvang. Bovendien worden juist in de duinen en de hoog gelegen randen vakantieparken aangelegd, wat niet bevorderlijk is voor de kwaliteit van zoet grondwater en de omvang er van. Het aanleggen van pijpleidingen vanuit het Brabantse om de eilanden van zoet water te voorzien en ’s winters te injecteren in de bodem voor de landbouw is lokaal beperkt haalbaar en niet duurzaam.

Deelbelangen blokkeren het algemeen belang
Terwijl in heel Nederland verzilting als een groot probleem wordt beschouwd, wordt deze in het zuidwesten in hoge mate gestimuleerd onder invloed van zoutlobby’s met relatief beperkte belangen. Landelijk uniformiteit in beleid ontbreekt. Sommige biologen beweren dat getij en zout bij Zeeland horen, maar verhullen de antropogene oorsprong van de zeegaten. De mens zelf gaf er de zee de kans het lage land zwaar aan te tasten. Dit resulteerde in eilandpolders te midden van zeegaten. Het verder binnenhalen van zout en getij is dan ook historisch geografisch onjuist.

Het primaire belang eerst
Het visionaire Deltaplan voorzag in het weer sluiten van de kustlijn voor optimale veiligheid en in versterking van de zoetwaterhuishouding voor de eilanden. Zoete Zeeuwse wateren, waaronder een zoet Grevelingenmeer. Daarmee werd vooruit verdedigd, zowel wat de waterveiligheid betrof als tegen de verzilting. Met de blijvende relatieve zeespiegelstijging zet de verzilting sluipend en ondermijnend door.

Primair van belang is het zoete(re) water naar de kust te brengen om de toenemende verzilting van bodem en oppervlaktewater landinwaarts zoveel mogelijk te vertragen. Daar zou maximaal op gestuurd moeten worden. Er kleven wellicht bepaalde onvolkomenheden aan het Deltaplan in biologische zin, maar deze hoeven niet te leiden tot onnodige tegendraadse ingrepen met schier onomkeerbare effecten.

Ir. W. Lases

 

 


VERZILTING VOLKERAK-ZOOMMEER NIET MEER NODIG

| 11-01-2012 | 08:30 uur |


VERZILTING VOLKERAK-ZOOMMEER NIET MEER NODIG
Door: adviesgroepbormenhuijgens.nl   

Toename van voedselrijkdom en een gebrek aan doorstroming veroorzaakten tezamen in het Volkerak-Zoommeer overlast van blauwalgen. Op basis van een planstudie waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer werd een symptoombestrijding voorgesteld, die waarschijnlijk de blauwalgen doet verdwijnen: het inlaten van zout water en een beperkt getijde. Een voorstel met veel haken en ogen. Het behoud van een zoet Volkerak-Zoommeer geeft daarentegen vele voordelen. Er komt geen getijde en het waterpeil blijft beheersbaar. Het peil kan worden aangepast aan de scheepvaart, aan de afwateringsbehoefte van het Waterschap Brabantse Delta en aan de vraag naar zoet water. De zoete variant, in combinatie met de bestrijding van beide oorzaken van blauwalgen, had altijd al de voorkeur, maar leek indertijd niet mogelijk. In de jaren na de planstudie zijn de kansen voor deze oplossing aanzienlijk toegenomen.

locatie VZM

Overzichtskaart uit Gevoeligheidsanalyse Waterberging Zuidwestelijke Delta

Volkerak-Zoommeer als noodberging voor waterveiligheid

Door versnelde rivierafvoeren zijn er wereldwijd steeds vaker watersnoden in de delta´s. Nederland is een extreem lage delta en ligt zelfs grotendeels beneden de zeespiegel. De genomen maatregelen van Ruimte voor de Rivier zorgen hier nog eens voor een extra versnelde doorvoer van het rivierwater. Bij piekafvoeren krijgt de Zuidwestelijke Delta alles voor haar kiezen. Dit gebied is daar nog lang niet voor ingericht. Het water zal dan ook ophopen in Haringvliet en Biesbosch.

kaart Dongemond

In de startnotitie Waterberging Volkerak-Zoommeer zijn de mogelijkheden van waterberging in Grevelingen en Oosterschelde niet nader onderzocht. Toch is het aannemelijk dat beide aan de noodberging worden toegevoegd (aanbeveling 8 Deltacommissie). Bij een verzilt Volkerak-Zoommeer zou iedere noodberging van zoet water op zout water leiden tot een vernietiging van het aanwezige ecosysteem. Bij een zoet Volkerak-Zoommeer is dat niet het geval en kan het meer, als laatst in te zetten bekken, ook een kombergingsfunctie vervullen. De bergingscapaciteit is hierbij te vergroten door van tevoren het peil te verlagen met voorspuien.

Zoetwatervoorziening en verzilting
We beschermen ons land tegen stormvloed, de stijgende zeespiegel en piekafvoeren van de rivieren. Gelijktijdig proberen we genoeg zoet water vast te houden voor de zoetwatervoorziening en het tegengaan van verzilting. Tot nu toe ging de strijd hoofdzakelijk tegen overstromingen, maar een tekort aan zoet water kan zeker zo desastreus zijn.

verzilting brabant

Potentieel verziltingsgebied West/Brabant, BN/DeStem

Verzilting is niet alleen slecht voor de landbouw, het zout tast ook de funderingen van gebouwen en kunstwerken aan en zelfs brak water is al niet meer bruikbaar in de industrie. Op het industriegebied Moerdijk heeft men al een paar keer de inname van koel- en proceswater uit het Hollandsch Diep stil moeten leggen omdat het zoutgehalte te hoog was. Verzilting van het Volkerak-Zoommeer heeft verregaande consequenties voor de wijde omgeving wat betreft zoetwatervoorziening en bodemverzilting. In het advies “Zoet water Zuidwestelijke Delta” worden compenserende maatregelen voorgesteld om via een pijpleiding onder het Schelde-Rijnkanaal zoet water vanuit West-Brabant naar Tholen te transporteren, om extra zoet water vanuit het Hollandsch Diep in de Roode Vaart te pompen en vanuit de Bergse Maas in het Wilhelminakanaal. Dat deze alternatieve zoetwatervoorzieningen hoge en blijvende kosten met zich meebrengen laat zich raden. Verder worden de sluizen van de Steenbergsche Vliet en de Dintel permanent gesloten om zoutindringing tegen te gaan. Gezien de beperkte schutcapaciteit dienen deze sluizen ook nog te worden vervangen. De aanleg van een inlaatsluis naast de Krammersluizen is nodig, evenals aanpassingen aan de Volkeraksluizen in verband met zoutindringing in het Haringvliet. Ook aanpassingen aan sluizen en inlaten is gewenst in verband met de dreigende verzilting van West-Brabant en het zoete milieu van het Markiezaatsmeer. De Gevoeligheidsanalyse Waterberging Zuidwestelijke Delta uit 2010 (rapport Bulthuis) geeft aan dat na al deze compenserende maatregelen er bij lage zomerafvoeren toch nog tekorten aan zoet water zullen optreden en er alsnog behoefte komt aan ruimte voor extra voorraadvorming. Ook zijn de maatregelen onvoldoende om in te spelen op een toekomstige groeiende regionale behoefte aan zoet water.

volkerakzoommeer

Aanpassingen als gevolg van de verzilting Volkerak-Zoommeer in kaart, BN/DeStem

Zoet water is niet alleen nodig voor drinkwatervoorziening in de regio, maar ook voor hoogwaardige landbouw, glastuinbouw, industrie en natuur. Daarnaast behoort het zoute zeewater tegen te worden gehouden om externe verzilting te voorkomen. Met de huidige rivierafvoeren kunnen we het zout nog net buiten de deur kunnen houden. De afgelopen jaren zijn er perioden van droogte geweest waarbij er zout water ver naar binnen kwam, met name via de Nieuwe Waterweg. Daar zijn beperkte maatregelen tegen genomen, maar ondanks dat gaat de verzilting steeds verder. Geen van de op 8 december 2011 bij de Seminar Beperking Zoutindringing gepresenteerde opties voor beperking verzilting Rijnmond blijkt succesvol. Er werd door de onderzoekers nog wel gesuggereerd dat met een bellenscherm wellicht wat tijd gewonnen zou kunnen worden, voordat er een structurele en duurzame oplossing komt. De werking van een bellenscherm lijkt hier echter niet aannemelijk door het aanwezige getijde. Alleen een duurzame oplossing, zoals zeesluizen, lost het verziltingprobleem op en garandeert voldoende zoet water voor de gestelde landelijke wateropgaven, inclusief het gezond maken van de deltawateren. Het rapport Bulthuis geeft aan dat de veiligheid van de Nieuwe Waterweg niet is gewaarborgd. In het kader van veiligheid en zoetwatervoorziening zijn sluizen de enige oplossing. Via de Nieuwe Waterweg gaat momenteel 1500m³ zoet water per seconde verloren. Wanneer dit water onder meer beschikbaar komt voor het doorstromen van de Zuidwestelijke Delta dan liggen de kaarten heel anders geschud.

Extra investeringen nodig bij verzilting
Voor het inlaten van zout in het Volkerak-Zoommeer zijn forse investeringen nodig. In het geval van verzilting zijn aanpassingen aan dijken en kunstwerken noodzakelijk. Het blijkt dat de dijken van het Volkerak-Zoommeer dan aan een enorme kostbare opknapbeurt toe zijn. Verder dient er gezocht te worden naar mogelijkheden tot het verleggen van inlaatpunten voor waterinname en naar alternatieve zoetwatervoorzieningen. Hoe ingewikkelder of kunstmatiger de zoetwatervoorziening en de waterhuishouding gaan worden, des te duurder en minder duurzaam ze doorgaans zijn. Aan zowel het verzilten en het tegengaan van overlast door zoutlek als aan het realiseren van een gewijzigde zoetwatervoorziening, hangt een kostenplaatje. Verder dient er een beeld te komen van de blijvende kosten die dit alles met zich meebrengt.Methoden dienen nader uitgewerkt te worden om belasting van Hollandsch Diep, Dintel en Steenbergse Vliet, met zout water uit een verzilt Volkerak-Zoommeer zo veel mogelijk te beperken; De kosten van de verzilting worden voorlopig geschat op een kwart miljard euro. De vraag of het sop de kool waard is, wordt steeds vaker gesteld.

Waterkwaliteit
De oorzaken van het blauwalgenprobleem zijn de toegenomen voedselrijkdom en een gebrek aan doorstroming. De afgelopen 40 jaar, de periode dat er sprake is van een Volkerak-Zoommeer, is de waterkwaliteit in Nederland vrijwel overal verbeterd en dat geldt ongetwijfeld ook voor Mark en Dintel en de Steenbergsche Vliet. Tijdens de warme zomer van 2009 was er nog maar drie weken sprake van overlast van blauwalgen. Onderstaande grafiek geeft aan dat het chlorofylgehalte in het Volkerak-Zoommeer de laatste jaren flink is afgenomen, omdat de landbouw veel minder kunstmest is gaan gebruiken wat leidde tot verminderde toevoer van fosfaat.

grafiek chlorofyl

Overzicht vanaf 1987 van het chlorofylgehalte in het water van het Volkerak-Zoommeer. Bij hoge temperatuur vormt dit de voedingsbodem voor blauwalgen. Na 2002 is duidelijk een afname waarneembaar

De basis van verzilting als middel tegen blauwalgen, stoelt nog altijd op de verkenning uit 2002 en 2003 en gaat uit van een ongewijzigd zoetwateraanbod. Er blijven bij de zilte variant onzekerheden over de wijze waarop de gevolgen van een eventueel resterende zoutbelasting op de omliggende wateren zijn weg te nemen, over de optimale getijdendynamiek voor een gezond watersysteem, rekening houdend met de gebruiksfuncties (zoals scheepvaart, afwatering) en over haalbare alternatieven voor de zoetwatervoorziening voor de landbouw . Een oplossing langs de geijkte weg ligt intussen meer voor de hand. Waterkwaliteitsverbetering door afname van de aanvoer van fosfaat en nitraat én doorstroming met zoet water, nemen de oorzaak weg en zijn beduidend goedkoper.

Vergelijking zilte en zoete variant Volkerak-Zoommeer

 Zilte variant Volkerak-Zoommeer  Zoete variant Volkerak-Zoommeer
Totale milieuwisseling bij realisatie Géén milieuwisseling, doorspoelen met zoet water blijft mogelijk
                                                       Aanleg alternatieve zoetwatervoorziening Aanpassingen aan gemalen, duikers en watergangen. Nieuwe leidingen en pompstations Zoetwatervoorziening regio ongewijzigd
                                             Aanpassingen Volkeraksluizen i.v.m. zoutindringing Haringvliet Geen aanpassingen Volkeraksluizen
                                          Verziltinggevaar regio neemt toe Geen toename verzilting regio
                                                    Beperkte getijden in dode hoeken: cumulatieve opslibbing Geen getijden maar zoete doorstroming Peilbeheer blijft mogelijk
Sluizen West-Brabant vervangen en deze gesloten houden Nieuwe sluizen West-Brabant overbodig, sluisdeuren meestal open
                                                           VZM wordt als eerste noodberging ingezet voordat het merendeel van de deltawateren als berging fungeert Functie als komberging op kritieke momenten als laatste nog inzetbaar  Voorspuien hierbij mogelijk
                                                              Bij elke berging zoet op zout geeft milieuwisseling met ecologische ramp Géén milieuwisseling bij berging, mag ook bij minder urgentie gebruikt worden
                                                  Aantasting zoet Markiezaatsmeer Behoud zoet Markiezaatsmeer
                                                         Harde scheiding zoet-zout bij Volkeraksluizen blokkeert estuariene dynamiek Geen harde scheiding zoet-zout Estuariene dynamiek via herinrichting Zuidwestelijke Delta blijft mogelijk

Toekomst Volkerak-Zoommeer in nationaal kader
Zolang de samenhang met een centrale nationale regie nog ontbreekt, is het verstandig om geen overhaaste beslissingen te nemen. De onomkeerbaarheid van de verzilting van een van de grootste zoetwaterbuffers van Nederland en de inrichting van de Zuidwestelijke Delta als onderdeel van het komend integraal landelijk waterbeheer vragen om zorgvuldig afgewogen besluiten. Elke planvorming dient geanalyseerd te worden op de doelen van het Nationaal Waterplan, waaronder waterveiligheid, zoetwatervoorziening en estuariene dynamiek. Hieraan levert de verzilting VZM geen bijdrage. De voorgestelde verzilting veroorzaakt massale sterfte en vervolgens staat het zoute water diverse inrichtingsmogelijkheden voor de delta in de weg. Het Volkerak-Zoommeer zal op zijn vroegst in 2016 verzilt zijn. Nog vóór de voltooiing van de verzilting, geeft de herziene zoetwaterverdeling in Nederland aan of deze ingreep wel nodig is. Bij voorbarige doorgang van de verzilting heeft de milieuwisseling er haar overlast al veroorzaakt en kunnen gedane investeringen onnodig blijken. De Stuurgroep ZWD dringt er momenteel bij staatsecretaris Atsma op aan om op korte termijn een integraal besluit te nemen over de toekomst van het Volkerak-Zoommeer en het Grevelingenmeer. Het ontbreken van de kennis of een dergelijk besluit voor de lange termijn effectief is, maakt een definitief besluit in 2012 veel te riskant. Het ligt voor de hand dat straks het Deltaprogramma andere prioriteiten stelt en daarmee deze verzilting totaal overbodig maakt.

(integraal waterbeheer januari 2012)