WAT IS ER FOUT GEGAAN?


| 08-02-2022 |

 

Soms vraag ik mij af; hoe kan het dat overheden van hun handhaving en het beschermen van hun taken en bezittingen zo’n potje maken?

Recent ben ik uitgenodigd door een boer in Klaaswaal, in de Hoeksche Waard gelegen in het Waterschap Hollandse Delta. Hij heeft een conflict met het waterschap en het waterschap had hem, naar zijn mening volstrekt onterecht, een dwangsom opgelegd. Bij dit soort zaken ga ik ter plaatse kijken en probeer ik te doorgronden wat er ‘fout’ is gegaan. Een gesprek aan de keukentafel, wat stukken bekijken, bestudering van kaarten, een wandeling door het gebied en het bekijken van ergernissen geven een indruk van wat er ’fout’ is gegaan.

In 1976 was alles rond de gronden van de boer en Klaaswaal goed geregeld. De ruilverkaveling was na vele jaren praten tot besluitvorming gekomen. Landbouwkundig en qua waterbeheer was het gebied optimaal ingericht. De eigendommen van wegbeheerders, gemeenten, waterschappen, burgers en bedrijven waren goed en volledig kadastraal vastgelegd en het gebruik in bestemmingsplannen tot op de laatste centimeters geregeld. Kortom er was een schone lei!

Daarna begon de verwaarlozing van die prachtige schone lei. Deels omdat overheden keer op keer met zichzelf bezig waren, de gemeentelijke en waterschapopschaling was in volle gang. Waren er in 1950 nog 1015 gemeenten nu nog 342. Waren er in 1950 nog 2647 waterschappen nu nog slechts 21.

Mijn eigen waterschap Brabantse Delta telde meer dan 230 rechtsvoorgangers (zie haar stamboom). Het gevolg van al dat opschalen was dat ambtenaren van waterschappen en gemeenten steeds meer op kantoren ver weg van waar het gebeurde kwamen te zitten. Ook hun bestuurders kwamen van steeds verder en kenden hun werkgebieden steeds minder. Ook de samenstelling van de besturen veranderden. Van Boerenrepublieken werden de waterschappen ambtelijke organen die regeert werden door veelal stedelijke burgers. De boerendijkgraven werden vervangen door beroepspolitici die hun sporen vergaard hadden in de landelijke, provinciale of gemeentelijke politiek of soms waren die sporen zoals bij de Hollandse Delta journalistiek!

Maar nog erger waren de veranderingen in het buitengebied waarmee waterschappen rekening gingen houden of misschien beter gezegd die ze gingen faciliteren of domweg lieten gebeuren. In de Zeeuwse en Hollandse waterschappen was het beheer van de agrarische polderwegen, dus buiten de bebouwde kom, traditioneel een taak van het waterschap. Maar het gebruik van die wegen en de aanliggende bebouwing veranderde sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw aanzienlijk. De landarbeidershuisjes werden verkocht aan stedelingen die er stevig aan gingen verbouwen, die ze uitbreidde tot bedrijfjes aan huis en verder. Het werden ‘kasteeltjes’ waarvan de ‘kasteelheren’ parkeerplaatsen gingen eisen op/aan de boerenwegen. Die ‘kasteelheren’ vonden gehoor bij hun stedelijke broeders en zusters die gewend waren het stalen ros voor de deur te parkeren en de boeren die heer en meester waren geweest op hun polderwegen moesten maar zien hoe hun landerijen en hoven bereikbaar bleven voor de machines waar zij hun brood mee verdienden. Langzaam ontstond de wrevel over en weer.

Maar het ging ook op anderen terreinen mis. Boeren snapten waarom sloten en vaarten op diepte en breedte moesten worden gehouden. Voor hun waren dat bijna heilige principes en belangen. Ze hechtten ook meer aan hun grond dan de nieuwkomers. Gronden en percelen die soms al generaties familiebezit waren. De nieuwkomers in het buitengebied keken veelal anders naar hun vastgoedbezit. Dat was een verhandelbaar bezit wat door verbouwen en (mooie) tuin- en hof inrichting meer waard kon worden. Het was hun bezit en waren net als in de steden waarvan ze kwamen gewend die geheel te bebouwen of in te richten. Zoiets als een waterschapkeur was hun niet bekend en al was het wel bekend, in de stad hielden ze zich ook niet aan de regels. Die waren voor de dommen!

Boeren zagen hun wereld veranderen en moesten ervaren dat het onderhoud aan watergangen steeds meer alleen vanaf hun perceel plaatsvond. De burgerbuurman zag zijn perceel groeien want door het wegkrauwen van de grond bij de boer verschoof de watergang. Bekijk eens de bijgevoegde foto van een watergang, een woonperceel groeit duidelijk de watergang in. Een andere foto laat zien wat een er met een andere perceel met daarop een ‘burgerwoning’ is gebeurd. Systematisch is er door een burger ruimte gestolen van de watergang en nu zou de boer de grond moeten leveren voor het in standhouden van de breedte en diepte van de watergang.

En het waterschap liet het gebeuren, net als zoveel andere waterschappen. Het waterschap Brabantse Delta ging het uitzoeken omdat het “sloten, oevers en dijken op orde” houden steeds moeilijker werd. Toen ze het gingen inventariseren bleken er circa 45.000 overtredingen van de keur! Kijk eens naar het filmpje van het waterschap Brabantse Delta. Lees het artikel “Oplossen Keurovertredingen” eens. Het kan en moet anders. Ga praten en pak de overtredingen aan.

Het komt mij raar voor om een boer die zijn land wil behouden dwangsommen op te leggen en een burger die de problemen heeft veroorzaakt te faciliteren. Nu is het de principiële boer versus de pragmatische aanpak van het waterschap. In 1976 was alles op orde! Er was een schone lei. Om daarnaar terug te keren zal je met praten tot oplossingen moeten komen. Tegelijkertijd zal de houding van het waterschap moeten veranderen richting de overtreders. Diefstal mag niet lonen. Ook zal het waterschap goed na moeten denken wat prevaleert bij het wegbeheer. Als de bewoning aan een weg zodanig veranderd dat een polderweg of dijk het karakter krijgt van een bebouwde kom is te overwegen het wegbeheer over te dragen aan de gemeente. Een waterschap dat parkeervakken aanlegt is mijns inziens ver weg van zijn eigenlijke taak.

De manier waarop het waterschap Hollandse Delta het ‘probleem’ aanpakt is niet oplossingsgericht maar zal steeds meer problemen veroorzaken. Neem een voorbeeld aan anderen en ga praten waarbij de boer niet het slachtoffer mag worden van de zonden begaan door een ander. Herstel het vertrouwen als wegbereider voor een oplossing en ga handhaven waar dat nodig is.

 

Louis van der Kallen.


VERZOETEN GREVELINGENMEER MET BEHULP VAN GETIJDE


| 08-02-2022 |

 

Het Zeeuws Deltaplan Zoet Water (ZDZW) stelt voor om de mogelijkheid te bestuderen om overtollig regenwater vast te houden en op te slaan. Met name Schouwen-Duiveland heeft door zijn ligging rondom in het zoute water een sterk verzilte bodem. Er zit zoveel zout in de grond dat het opvangen van zoet regenwater beperkt blijft tot het regenwater dat valt op daken en pleinen. Veel boeren op Schouwen-Duiveland passen deze methode al toe, maar dit water kan onmogelijk in droge tijden aan de vraag voldoen.

Als alternatief benoemt het ZDZW externe wateraanvoer via pijpleiding. Witteveen+Bos heeft hier onderzoek naar gedaan en ook Stichting De Puupe heeft deze mogelijkheid bestudeerd. Echter de haalbaarheid van deze methode is niet aangetoond.

Een niet benoemde methode van externe wateraanvoer is zoet water in te laten vanuit een te verzoeten Grevelingenmeer. Met de klimaatverandering zullen neerslag en rivieraanvoeren gedurende het jaar sterker fluctueren, maar de jaarlijkse hoeveelheden veranderen nauwelijks. Vanuit de rivieren is op jaarbasis meer dan voldoende zoet water beschikbaar voor verzoeting en verversing van het Grevelingenmeer en zoetwatervoorziening van Schouwen-Duiveland.

Waarom reikt het zeewater tot de Grevelingendam en grenst het niet aan de Brouwersdam? Zo’n vijftig jaar geleden is er gedegen studie verricht naar de meest effectieve, milieuvriendelijke en duurzame wijze van verzoeting van het Grevelingenmeer. Er werd vervolgens gestart met de voorbereidingen. De locatie en grootte van de Brouwerssluis en de hoogteligging van de sluisvloer op -11 m NAP zijn daarop gebaseerd. De spuisluizen in het Volkerak zijn aangelegd om Krammer-Volkerak, Grevelingen en Oosterschelde te verzoeten.


Locaties van bestaande en geplande sluizen Voor verzoeting van de Grevelingen zijn nog een inlaatsluis in de Grevelingendam en een zogeheten ‘dichtheidsscherm’ voor de Brouwerssluis nodig. Dit laatste is een scherm dat aansluit op de bestaande 120 m lange stroomgeleidingswanden. Op een diepte van 25 à 30 m is dit voorzien van een doorlaatopening van 3 m hoogte vanaf aan de bodem (zie afbeeldingen). Het geplande doorlaatmiddel in de Brouwersdam wordt hierbij overbodig.

Bovenaanzicht Brouwerssluis met geleidingswanden aan de Grevelingenzijde. Tijdens laagwater op zee wordt vanuit het meer het zwaardere zoute water, dat op de bodem ligt, zonder energieverbruik naar zee geheveld. Het meer kan zo eenvoudig en op natuurlijke wijze in een beperkt aantal maanden van boven naar beneden worden verzoet.

Het verschil in dichtheid (soortelijk gewicht) tussen zout water en rivierwater zorgt daarbij voor een sterke gelaagdheid (stabiele stratificatie), waardoor beide nauwelijks mengen.In de diepste delen van het meer blijft altijd nog een kleine restdiepte aan zout achter.

Op de daling van de zoutgrens in het meer volgt een trage en gestage daling van de zoutgrens van het grondwater van de eilanden.

Na verzoeting blijft het scherm niet alleen beschikbaar voor het zoetwater- en peilbeheer, maar ook voor het reguleren van het zuurstofgehalte. De bufferfunctie van het zoete meer kan perioden met lage rivieraanvoer overbruggen.

Bestaande geleidingswandDichtheidsscherm, reikt tot 3 m boven de bodemBestaande geleidingswand. Deze wijze van verzoeten doet de aanwezige zoutwaterorganismen de minste schade. Zij kunnen allereerst dalen met de nu nog bovenste en zuurstofrijke zoute laag en krijgen dagelijks de gelegenheid om naar zee te zwemmen of geheveld te worden.

Verzoeting is een grootschalige maatregel tegen verzilting en ter verbetering van zoetwatervoorziening, rivierwaterberging, zeewaterveiligheid, natuur en visserij. Kortom, een maatregel met aanzienlijke winst op tal van vlakken. Een zoet meer is relatief snel te realiseren, effectief te beheren, veel goedkoper en zinvoller dan het geplande doorlaatmiddel in de Brouwersdam en bovendien klimaatbestendig.

 

Wil Borm
Adviesgroep Borm & Huijgens.


ANDERS KIJKEN 20


| 08-02-2022 |

 

In oktober 2021 is door het KNMI kennis- en datacentrum het Klimaatsignaal 21 uitgegeven hetgeen gebaseerd is op het laatste IPCC-rapport en eigen onderzoek van het KNMI.

Deze rapporten zouden door iedere inwoner, zeker die wonen in laag gelegen gebieden, buitengewoon serieus genomen moeten worden. Als bestuurslid (namens Ons Water) van het waterschap Brabantse Delta zoom ik in dit artikel in op de zeespiegelstijging. Want uiteindelijk moet al ons water afgevoerd worden naar zee en dat kan een toenemend probleem worden als we beseffen dat wateren waarop afgewaterd wordt, bijvoorbeeld het Volkerak/Zoommeer gemiddeld bij de Benedensas Sluis een peil heeft van slechts enkele centimeters boven NAP. Dat laat zien dat de ontwikkeling van de zeespiegelstijging ook van belang is voor een waterschap als de Brabantse Delta.

De toekomstscenario’s voorzien een grotere zeespiegelstijging dan eerder gedacht. Als we de uitstoot van broeikasgassen niet aanzienlijk verminderen kan de zeespiegel voor de Nederlandse kust tegen 2100 1,2 meter stijgen ten opzichte van het jaar 2000. Indien het smelten van de Antarctische IJskap versnelt, wordt de zeespiegelstijging in 2100 zelfs mogelijk circa 2 meter. Dit alles is te lezen in het Klimaatsignaal 21. In 2014 gaf het model van het KNMI nog aan dat in 2100 de maximale stijging 1 meter zou zijn. De modelmatig berekende zeespiegelstijging is nu dus met 20 centimeter omhoog bijgesteld. Het Klimaatsignaal 21 van het KNMI is, in mijn denken, een stevige alarmbel.

Zowel voor ons waterbeheer (hoe ons water af te voeren) als voor het dijkbeheer moet deze nieuwe informatie tot herziening leiden van ons beleid. Maar ook voor het ruimtelijkeordeningsbeleid (RO) van provincie en de gemeenten. Als voorbeeld: er moet ruimte zijn en blijven voor toekomstige dijkverbeteringen. Die moet qua RO gereserveerd gaan worden. Want dijkverbeteringen worden heel duur als er weinig ruimte is. Als voorbeeld een dijk die 1 meter verhoogd moet worden wordt ook minimaal 6 meter breder. Dat geld voor zeedijken of dijken langs de grote rivieren maar ook voor dijken langs onze kleinere rivieren zoals het Mark/Dintel/Vliet systeem.

Er is dus werk aan de winkel. Voor het waterschap maar zeker ook voor de gemeenten!

 

Louis van der Kallen.

 


300 MILJOEN VOOR DE REGIONALE KERINGEN VOOR LIMBURG


Bergen op Zoom, 28 januari  2022

 

Aan het Dagelijks Bestuur van het Waterschap Brabantse Delta

Per e-mail

 

BETREFT: 300 MILJOEN VOOR DE REGIONALE KERINGEN VOOR LIMBURG, KENMERK W 22001.

 

Geacht Dagelijks bestuur,

 

Ik heb een aantal vragen waarop ik graag een (ambtelijke) toelichting krijg in de commissie waterveiligheid.

Er wordt door de nieuwe coalitie 300 miljoen euro vrijgemaakt voor de aanpak van de zijrivieren van de Maas. Dat staat in het coalitieakkoord van VVD, D66, CDA en de ChristenUnie.

De coalitiepartijen schrijven: “De watersnood in Limburg heeft ons deze zomer opnieuw stevig met de neus op de feiten gedrukt: klimaatverandering is hier en nu en treft ook ons eigen land”, aldus de vier partijen. “We blijven investeren in onze dijken, duinen en dammen. Ook komen er middelen beschikbaar om de beekdalen in onder meer Limburg beter te beschermen.” De partijen willen in 2023, 2024 en 2025 elk jaar 100 miljoen vrijmaken voor de waterveiligheid in de provincie Limburg.

Dit geld is niet bestemd voor dijken langs Rijkswateren (de grote rivieren) maar in feite voor regionale keringen langs beken. De regionale keringen vallen normaliter volledig onder de verantwoordelijkheid, ook de financiële, van de waterschappen.

Het waterschap Brabantse Delta steekt vele tientallen miljoenen in de regionale dijken zonder bijdrage van het Rijk. Dit lijkt op een ongelijke behandeling door het Rijk. Als je vele jaren niets of te weinig doet aan je regionale keringen en je wordt getroffen door wateroverlast worden klaarblijkelijk jouw investeringen in regionale keringen door het Rijk vergoed. Dit kan in mijn ogen niet waar zijn! Slecht presteren, je taken verwaarlozen of, om de tarieven laag te houden, werkzaamheden uitstellen wordt dan beloond. De politieke emoties zijn, gezien de gevolgen van onvoldoende zorg voor de regionale keringen in Limburg, misschien begrijpelijk maar kunnen, naar de inzichten van ondergetekende niet tot effect hebben een rechts- en financiële ongelijkheid in de behandeling van de Nederlandse waterschappen.

Regionale waterkeringen horen sinds jaar en dag tot de verantwoordelijkheden van de waterschappen.

– Hoe kan dat, naar het nu lijkt, niet blijkt te gelden voor het waterschap in Limburg?

– Wat gebeurd hier en hoe wordt dit op Unie niveau uitgelegd en verklaard?

– Als de conclusie van ondergetekende onjuist is, of gebaseerd op onjuiste aannames, graag een reactie en uitleg in de commissie waterveiligheid.

– Indien mijn conclusies c.q. informatie wel juist is wil ondergetekende van uw DB vernemen welke stappen uw DB, wel of niet op Unie niveau, gaat ondernemen om aan deze ongelijke behandeling een einde te maken? Bij voorkeur op een wijze dat het Rijk ook de investeringskosten gaat dragen in onze regionale keringen

In afwachting van uw reactie c.q. een toelichting in de commissie waterveiligheid,

namens de fractie Ons Water/Waterbreed,

hoogachtend,


L.H. van der Kallen.

 


 

ANDERS KIJKEN 18


| 01-12-2021 |

 

Duurzaamheid kent vele vormen. Als je als gemeente werkelijk ‘duurzaam’ wilt gaan werken, moet je bij alles wat je doet of wilt gaan doen denken: hoe kan dit duurzamer? Welk probleem je ook wilt aanpakken, je moet dan kijken naar hoe je met materialen ‘dichter bij huis’ je doelstellingen kan verwezenlijken.

Je kan als gemeente denken “dat zoeken de regelgevers in Den Haag en Brussel maar uit”. Je kan echter ook denken “wat kunnen wij zelf eraan doen?”. Amsterdam doet een proef waarbij de gemeente begint met het planten van een speciale kamperfoelie die de luchtkwaliteit langs de A10 bij de Zuidas kan verbeteren. De plant is extra harig en is speciaal voor het zuiveren van fijnstof gekweekt. Het gaat om een project dat een onderzoeksbudget heeft gekregen van het nieuwe Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Studies.

De Provincie Noord-Brabant is in september gestart met een pilot ‘vergroenen’ van geluidsschermen. De provincie wil testen of het planten van een speciale kamperfoeliesoort tegen geluidsschermen bijdraagt aan een afname van fijnstof langs de weg. Twee voorbeelden van de aanpak van fijnstof.

Daar ben ik blij mee want ook uit oogpunt van biodiversiteit, klimaatadaptatie en goed waterbeheer is met vergroening van geluidschermen milieuwinst te halen. Maar als men in Brabant en Bergen op Zoom met vergroening van betonnen geluidschermen aan de slag gaat, zou ik ook graag zien dat men met het beton zelf aan de slag gaat en niet wacht tot dat anderen dit doen. Lees ter inspiratie het artikel “vergroenen van harde oppervlakken kan”. Te lezen in de BSD-nieuwsbrief van 17 juli 2016.

Ook andere bomen, heesters, mossen en vetplanten hebben de eigenschap dat ze fijnstof uit de lucht vangen en vasthouden. Het fijnstof spoelt daarna bij een regenbui van de planten af en komt zo op de grond terecht. In de bodem wordt het fijnstof dan door micro-organismen afgebroken. Duurzaam is hier: op een andere manier meer integraal naar zaken kijken. Laat ook de afdelingen openbare ruimten/groenvoorzieningen meedenken in oplossingen voor problemen van de gemeente.

 

Louis van der Kallen.


ANDERS KIJKEN 17


| 16-11-2021 |

 

Als ik op vakantie ben kijk ik altijd of ik iets zie, waarbij ik denk: dat is een mooie toepassing! Zo ook op mijn vakantie op de Faeröer eilanden. Daar viel mijn oog op een apparaatje (zie foto) in de haven van Thorshavn dat olie en klein drijvend vuil verzamelde. Op internet vond ik daarvan een filmpje dat de werking perfect in beeld brengt. Ook als je van een leuk muziekje houdt of een blik wil werpen op een plek waar je nooit zal komen (Thorshavn) is het filmpje van een minuut het bekijken waard. Iedere (jacht-)haven van ons land verdient zo’n apparaatje. Het wordt tijd dat de wereld anders leert kijken.

 

Louis van der Kallen.

 

 


ANDERS KIJKEN 16


| 15-11-2021 |

 

In Over Water 145 (augustus 2018) schreef ik onder andere over het boek “drawdown” dat tal van oplossingsrichtingen geeft om het CO2-probleem aan te pakken. Een CO2-‘oplossing’ waarover steeds vaker wordt geschreven is het mineraal olivijn, een magnesium-ijzersilicaat. Olivijn reageert snel met het CO2 in de atmosfeer. De eindproducten van de reactie zijn, afhankelijk van de samenstelling van het olivijn, magnesiumcarbonaat, siliciumoxide (zand) en ijzeroxide. Door olivijn te vermalen en dan eenvoudig uit te strooien, bijvoorbeeld over ons zandpad in de tuin, kunnen wij zelf in de CO2 reductie een bijdrage leveren. Olivijn is in Nederland verkrijgbaar bij GreenSand.

In de Volkskrant van 2 oktober 2021 werd deze CO2-oplossing nader uitgewerkt in het artikel “Laat de oceaan het oplossen”. Daarin doet Gert-Jan Reichart (hoogleraar mariene geologie en betrokken bij NWO-NIOZ Royal Netherlands Institute for Sea Research) de suggestie de landmassa van IJsland te gaan vermalen en het maalsel in zee te storten, waarna het olivijn de CO2 in het zeewater bindt en het zeewater weer CO2 uit de lucht kan opnemen. Die vulkanische rotsen bevatten veel olivijn. Volgens hem is dit de enige manier om de CO2 concentratie in de lucht omlaag te krijgen en te gaan voldoen aan de eis van de maximaal 1,5 graad opwarming.

Als het niet lukt de uitstoot van CO2 te beperken, zullen we echt aan het verwijderen ervan moeten gaan denken.

 

Louis van der Kallen.


ANDERS KIJKEN 15


| 12-11-2021 |

 

De klimaatcrisis en de energiecrisis dwingen ons op een andere manier naar energie en energieopwekking te kijken. Er zijn in Parijs afspraken gemaakt en vastgelegd in het klimaatakkoord. De energietransitie is onderweg. Daarbij zijn zon en wind belangrijke routes naar een ander energielandschap. Ook ons landschap veranderd daarmee en dat is wennen. In ons waterrijke landje waar grond een schaars goed is bied het wateroppervlak kansen.

China gaat ons voor met grote zonneprojecten op het water. En natuurlijk, we zijn Nederlanders, zitten aan zonneparken op water tal van haken en ogen. Anderzijds zullen we linksom of rechtsom ons aan de afspraken die we hebben gemaakt moeten houden. Dat is ook in ons eigenbelang want de klimaatverandering en de gevolgen, extremer weer en de zeespiegelstijging, raken ons ook.

Binnen het waterschap Rivierenland zijn recent proeven geweest met zonneparken/projecten op oppervlaktewater (de foto is beschikbaar gesteld door het waterschap Rivierenland). Er ligt in dat waterschap ook een voor Europese begrippen supergroot zonnepark. 17 hectare op een voormalige zandwinplas in de gemeente Druten. Dat is een zonnepark op relatief diep water. Voor ons mogelijk een voorbeeld.

De proeven in Rivierenland laten zien dat zonneparken op ondiep water, op het water en op de biologie daarin, gevolgen heeft. De ecologie, en daarmee de biotoop, verandert. Vermindering van zuurstof in het water en daardoor minder plantengroei en minder kans op bloei van algen.

Wat zijn de kansen voor Bergen op Zoom? We staan als gemeente voor een grote opgave de doelen van de Regionale Energiestrategie met de duurzame energie-ambities tot 2030 te realiseren. Dat is voor onze gemeente, met veel bossen een haast onmogelijke opgave! Tenzij we bereid zijn anders te kijken. We zijn ook een waterrijke gemeente. Het is op zijn minst een reden om te kijken wat op het water zou kunnen.

Waar valt dan aan te denken:

  • Misschien aan het noordelijke deel van de Binnenschelde (5 tot 10 hectare van een plas van 185 hectare),

  • De Broecke Haven (de voormalige werkhaven van Rijkswaterstaat die nu niet meer gebruikt wordt.

  • Een deel van het Zoommeer (het oostelijke deel tussen de Noordlandseweg en de westelijke dijk van het bedrijventerrein Noordland). Nu een gebied met hoge blauwalg risico’s.

Het mooie van deze locaties is dat de genoemde mogelijke waterlocaties bij elkaar liggen en gecombineerd zouden kunnen worden met locaties op de dijken/oevers die deze wateren omarmen. Tijd voor een andere blik en het besef dat onze energiewereld kan en moet veranderen. Wij zijn allemaal aan zet. En dat kan met respect voor de natuurwaarden in het gebied. Misschien kunnen de (nieuwe) biotopen zelfs een verrijking blijken.

 

Louis van der Kallen.


ANDERS KIJKEN 14


| 11-11-2021 |

 

 

BOMEN

Het belang van groen en een prettige leefomgeving is met de lockdowns nog eens extra belangrijk gebleken. Bomen zijn een belangrijk onderdeel van het zichtbare groen. De klimaatverandering en de steeds zichtbaarder worden van het verlies aan biodiversiteit laten zien hoe belangrijk en waardevol kwaliteitsbehoud van de leefomgeving is.

Nederland is deelgenoot in een aantal internationale verdragen en conventies die van belang zijn bij de inzet voor een kwalitatieve leefomgeving. Onder andere ;

Kortom er is werk aan de winkel voor alle overheden om vergroening van de leefomgeving ter hand te nemen.

Het is dus tijd om bij werkzaamheden in de openbare ruimte door gemeenten en waterschappen groen en daarin zeker bomen sterk te positioneren. Het Norminstituut Bomen biedt toegang tot kennis. Het wordt tijd dat alle provincies, gemeenten en waterschappen via een licentiehouderschap zich toegang verschaffen tot de kennis die in het Norminstituut Bomen aanwezig is. Het Norminstituut Bomen is de norm voor het verbeteren van de kwaliteitszorg rond bomen in de openbare ruimte. Voor kinderen is het Handboek Bomen junior beschikbaar. Het geen een leuke en leerzame start is om kennis te maken met het belang van bomen.

Voor overheden en een ieder die te maken heeft met werken aan bomen in de leefomgeving zou de Handreiking Omgevingswet en bomen 2021 verplichte kost moeten zijn.

 

Louis van der Kallen.

 


ANDERS KIJKEN 13


| 11-11-2021 |

 

 

Onder het kopje “Economie” is in de Bergse begroting voor 2022 de volgende zin te vinden: “Waar mogelijk vinden ook in 2022 nieuw experimenten plaats in de openbare ruimte, zoals de toepassing van biobased asfalt.” Ik moet soms een zin herkauwen in een poging te begrijpen wat er staat. Asfalt is altijd al ‘biobased’! Bitumen één der hoofdbestanddelen van asfalt is echt van organische (biologische) oorsprong. Ook de andere onderdelen zoals zand, leem en grind zijn natuurlijke componenten.

Een tipje van de sluier wordt opgelicht door de mediaberichten over een probeersel op de Klutsdorpseweg in Lepelstraat. Waar een deel van de “fossiele grondstoffen” in het asfalt is vervangen door plantaardige materialen als bindermiddel. Er gaat gekeken worden naar de levensduur, de belasting- en de weersbestendigheid. Een mooie test. Hoewel ik de albedo, water en luchtdoorlatendheid mist. Terwijl dat belangrijke elementen zijn als het gaat om de klimadaptatie en het leven in en de biodiversiteit van de bodem.

Er zijn nog meer alternatieven die ik graag onder de aandacht breng van de weginrichters. Een alternatief is bijvoorbeeld HanseGrand. Een 100 % natuurlijke bouwstof die water- en luchtdoorlatend is. Ideaal voor boomspiegels, parkeerterreinen, voet en fietspaden. Een ideale oplossing van het verharden van paden door bossen en parken. Effe anders kijken graag!

 

Louis van der Kallen.