ZOET – ZOUT

 

| 10-03-2018 | 11.00 uur |


 

ZOET/ZOUT

 

Met het besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Cora van Nieuwenhuizen om fors geld te steken in een gezonde natuur en water heeft de tongen in West-Brabant en Bergen op Zoom weer los gemaakt.

Voor het Grevelingenmeer wordt €75 miljoen ingezet om een doorlaat te maken in de Brouwersdam, zodat het water in het meer doorlopend wordt ververst waardoor de natuur zich herstelt. Dat is voor het Grevelingenmeer hard nodig. Het Grevelingenmeer is op grotere diepten dood. En het water aan de oppervlakte is van een bedroevende kwaliteit en steeds minder toeristisch aantrekkelijk. Het Grevelingenmeer is stilstaand zout water. Met de 75 miljoen van de Rijksoverheid en het extra geld van de provincies Zeeland, Zuid-Holland en enkele gemeenten gaat het zoute water ververst worden door een getijdeslag van circa 50 centimeter.

Sommigen bepleiten al jaren de terugkeer van zout water in het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem in de hoop dat de waterkwaliteit van dat systeem dan verbeterd. Het is goed te realiseren dat, als er in de Oesterdam en of Philipsdam een dergelijke doorlaat zou worden gemaakt, de eventuele getijdeslag veel kleiner zal zijn. Hierdoor kan een verzilt Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem soortgelijke problemen krijgen als nu in de Grevelingen. De gedachte dat het bij een zout Zoommeer makkelijk en goedkoop zal zijn de Binnenschelde te verzilten gaat niet geheel op. Het waterpeil van de Binnenschelde ligt bijna 1,5 meter hoger dan het Zoommeer. Alle verversing moet dan door inpompen en aflaten kunstmatig tot stand worden gebracht, een blijvende kostbare zaak. 

De gevolgen van een verzilting van het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem zijn groot. Zoetwater gebrek voor de landbouw, verzilting van de bodem tot Oudenbosch toe, waardoor veel teelten lagere opbrengsten geven.  Meer en andere corrosieve effecten op het scheepvaartverkeer op de Rijn-Schelde verbinding (ik schreef daar eerder over). De gevolgen voor Bergen op Zoom zijn ook de mogelijke zoutindringing van de bodem van de Bergse Plaat met risico’s voor de funderingen. Zoute lucht geef ook hogere onderhoudskosten aan huizen en gebouwen. Verven en metalen corroderen en verweren sneller. Op de website van Ons Water schreef ik in dit dossier al meer dan 40 artikelen.

Het is jammer dat velen geen afscheid kunnen nemen van een soort van zoute nostalgie. Nooit meer 1953 heeft geleid tot de aanleg van de dammen. Dat heeft gevolgen. De natuur past zich geleidelijk aan. De ervaren overlast is al van een volstrekt andere orde dan in 2003 toen de discussie zoet/zout startte. De fosfaat- en nitraatgehalten (de voedingstoffen van de algen) dalen al jaren. De natuur doet gratis het goede werk en er komt een moment dat de biotoop in het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem in evenwicht is. De plannenmakerij duurt al circa 15 jaar.  De onzekerheid over de verzilting van het Krammer, Volkerak-Zoommeer systeem, en als afgeleide de Binnenschelde, duurt voort en dat is meer dan vervelend. Het wordt tijd dat de overheid en de politici bij zinnen komen en de plannenmakerij afblazen als volkomen overbodig en te risicovol.

En voor de Bergenaren: Jammer dat de krabben aan onze kust zijn verdwenen. Maar we hebben er veiligheid, minder onderhoudskosten en bij vorst een mooie ijsvlakte om te schaatsen voor terug gekregen. En ook tijdens de vastenavondperiode voelen we ons echt niet minder krabben omdat ze voor onze kusten verdwenen zijn.

Omroep Brabant heeft er een filmpje over gemaakt en een artikel over geschreven.

 

Louis van der Kallen

 


UW TUIN EN WATEROVERLAST EN HITTESTRESS/ ZOET – ZOUT

 

| 10-03-2018 | 11.00 uur |


 

UW TUIN EN WATEROVERLAST EN HITTESTRESS

 

Tuinbezitters kunnen meer doen om wateroverlast na hoosbuien of gevolgen van langdurige droogte en hitte te beperken. Soms kan dat al met kleine slimme en simpele aanpassingen aan de tuin.

Waterschappen, gemeenten, Rijksoverheid en het bedrijfsleven trekken samen op om tuinbezitters hierbij te helpen hun tuin meer klimaatbestendig te maken. Daartoe is een “Handboek voor de watervriendelijke tuin“. Het handboek is een uitgave van Vereniging Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling, atelier GROENBLAUW en Tuinbranche Nederland en is mede mogelijk gemaakt door Stichting RIONED, STOWA en het Ministerie van Infrastructuur & Waterstaat.

De doelstelling van het handboek is tuincentra te helpen hun miljoenen bezoekers te informeren, inspireren en te activeren. Het bevat praktische tips over bruikbare producten en aanpassingen aan de tuin. Bijvoorbeeld: zorgen voor een gezonde bodem en voor meer schaduw, welke planten te gebruiken en hoe beter water op te vangen.

De overheden beseffen dat de problemen veroorzaakt door de klimaatveranderingen het beste aangepakt kunnen worden in samenwerking tussen overheden om tuinbezitters de handvatten aan te reiken waarmee zij aan de slag kunnen.

 

ZOET/ZOUT

 

Met het besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Cora van Nieuwenhuizen om fors geld te steken in een gezonde natuur en water heeft de tongen in West-Brabant en Bergen op Zoom weer los gemaakt.

Voor het Grevelingenmeer wordt €75 miljoen ingezet om een doorlaat te maken in de Brouwersdam, zodat het water in het meer doorlopend wordt ververst waardoor de natuur zich herstelt. Dat is voor het Grevelingenmeer hard nodig. Het Grevelingenmeer is op grotere diepten dood. En het water aan de oppervlakte is van een bedroevende kwaliteit en steeds minder toeristisch aantrekkelijk. Het Grevelingenmeer is stilstaand zout water. Met de 75 miljoen van de Rijksoverheid en het extra geld van de provincies Zeeland, Zuid-Holland en enkele gemeenten gaat het zoute water ververst worden door een getijdeslag van circa 50 centimeter.

Sommigen bepleiten al jaren de terugkeer van zout water in het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem in de hoop dat de waterkwaliteit van dat systeem dan verbeterd. Het is goed te realiseren dat, als er in de Oesterdam en of Philipsdam een dergelijke doorlaat zou worden gemaakt, de eventuele getijdeslag veel kleiner zal zijn. Hierdoor kan een verzilt Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem soortgelijke problemen krijgen als nu in de Grevelingen. De gedachte dat het bij een zout Zoommeer makkelijk en goedkoop zal zijn de Binnenschelde te verzilten gaat niet geheel op. Het waterpeil van de Binnenschelde ligt bijna 1,5 meter hoger dan het Zoommeer. Alle verversing moet dan door inpompen en aflaten kunstmatig tot stand worden gebracht, een blijvende kostbare zaak. 

De gevolgen van een verzilting van het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem zijn groot. Zoetwater gebrek voor de landbouw, verzilting van de bodem tot Oudenbosch toe, waardoor veel teelten lagere opbrengsten geven.  Meer en andere corrosieve effecten op het scheepvaartverkeer op de Rijn-Schelde verbinding (ik schreef daar eerder over). De gevolgen voor Bergen op Zoom zijn ook de mogelijke zoutindringing van de bodem van de Bergse Plaat met risico’s voor de funderingen. Zoute lucht geef ook hogere onderhoudskosten aan huizen en gebouwen. Verven en metalen corroderen en verweren sneller. Op de website van Ons Water schreef ik in dit dossier al meer dan 40 artikelen.

Het is jammer dat velen geen afscheid kunnen nemen van een soort van zoute nostalgie. Nooit meer 1953 heeft geleid tot de aanleg van de dammen. Dat heeft gevolgen. De natuur past zich geleidelijk aan. De ervaren overlast is al van een volstrekt andere orde dan in 2003 toen de discussie zoet/zout startte. De fosfaat- en nitraatgehalten (de voedingstoffen van de algen) dalen al jaren. De natuur doet gratis het goede werk en er komt een moment dat de biotoop in het Krammer, Volkerak, Zoommeer systeem in evenwicht is. De plannenmakerij duurt al circa 15 jaar.  De onzekerheid over de verzilting van het Krammer, Volkerak-Zoommeer systeem, en als afgeleide de Binnenschelde, duurt voort en dat is meer dan vervelend. Het wordt tijd dat de overheid en de politici bij zinnen komen en de plannenmakerij afblazen als volkomen overbodig en te risicovol.

En voor de Bergenaren: Jammer dat de krabben aan onze kust zijn verdwenen. Maar we hebben er veiligheid, minder onderhoudskosten en bij vorst een mooie ijsvlakte om te schaatsen voor terug gekregen. En ook tijdens de vastenavondperiode voelen we ons echt niet minder krabben omdat ze voor onze kusten verdwenen zijn.

Omroep Brabant heeft er een filmpje over gemaakt en een artikel over geschreven.

 

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 127: MEDICIJNRESTEN IN WATER: EEN GROEIEND PROBLEEM

 

| 03-03-2018 | 09.30 uur |


 

OVER WATER 127: MEDICIJNRESTEN IN WATER: EEN GROEIEND PROBLEEM

 

Mede door de vergrijzing gebruiken we in Nederland steeds meer medicijnen waarvan de resten uiteindelijk in sloten en rivieren terecht komen. Dat is niet goed voor het waterleven en problematisch bij de bereiding van drinkwater.

Ik schreef over dit onder werp eerder het artikel “resistente bacteriën en onze zuiveringen“. In Over Water 68, over de STOWA bijeenkomst op 1 december 2016, schreef ik over de mogelijke aanpak van onder andere dit probleem en naar aanleiding  van het verschijnen van het rapport “Bronnen van antibioticaresistentie in het milieu en mogelijke maatregelen” van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in Over Water 105.

Volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) komen er in Nederland per jaar circa 140.000 kilo medicijnresten in het water terecht en dat wordt mede door de vergrijzing steeds meer. In de Ketenaanpak Medicijnresten uit Water werken de Rijksoverheid, de waterschappen, de drinkwaterbedrijven, gemeenten, de farmaceutische industrie en partijen uit de zorgsector aan het terugdringen van medicijnresten in oppervlakte- en grondwater. De afgelopen periode is er veel geïnvesteerd om het probleem inzichtelijk te krijgen. Via de hotspotanalyse van onderzoeksinstituut STOWA is er een inschatting op welke RWZI’s van de waterschappen de grootste knelpunten zitten. De hotspotanalyse geeft een inschatting waar de knelpunten het grootst zijn. Bijvoorbeeld locaties met relatief veel lozingen op een klein water of beek. Ook specifieke functies, zoals bijvoorbeeld oppervlaktewater als bron voor drinkwaterbereiding, zijn hierbij van belang. Regionaal vraagt dit om nader onderzoek en analyse. Experimenteren en kennis delen zijn belangrijk. Het verschilt per gebied welke keuzes er gemaakt zullen moeten worden. Regionaal kan het nodig zijn om extra te zuiveren. Het is dan wel nodig dat de veroorzaker van het probleem, de farmaceutische industrie, een bijdrage levert aan de kosten van het extra zuiveren. Maar hier ligt ook een taak voor de burger (geen medicijnen weggooien via het riool), ziekenhuizen en de verzorgingsinstellingen (aparte opvang van urine). Een gezamenlijke aanpak bij de bron – wat er niet in komt, hoeft er ook niet uit – past hierbij en voorkomt onnodige lozingen naar riool- of oppervlaktewater. Hier ligt een taak voor iedereen!

Louis van der Kallen

 


OVER WATER 126: PHARIO EN WATERPUBLICATIES

 

| 24-02-2018 | 09.45 uur |


 

OVER WATER 126: PHARIO EN WATERPUBLICATIES

 

Het waterschap initiatief Phario (PHA bioplastics) heeft de titel ‘Water Innovator of the Year 2018‘ gewonnen. Phario was één van de genomineerden tijdens de Water Innovator of the Year verkiezing die georganiseerd werd door het Watervisie platform.

PHARIO is een samenwerking tussen waterschap Brabantse Delta, Waterschap De Dommel, waterschap Scheldestromen, waterschap Hollandse Delta, Wetterskip Fryslan, Energie en Grondstoffen fabriek, SNB, HVC en Paques. De PHARIO partners ondersteunen ook verder onderzoek en ontwikkeling via Wetsus en TU Delft.

Bestuurlijk ben ik betrokken bij het waterschap Brabantse Delta. Ik vind het dan ook fantastisch dat onze medewerkster Etteke Wypkema zo’n prominenten rol speelt in de ontwikkeling van bioplastic uit afvalwater. Mijn complimenten aan allen die werken aan dit mooie en maatschappelijk belangrijke project.

Gelezen

  • Recent is verschenen het Jaarbeeld 2017 van het waterschap Rivierenland. Voor mij het voorbeeld hoe een waterschap kan laten zien wat het in enig jaar heeft gedaan en waarom en hoe het waterschapwerk vorm krijgt. Een jaarbeeld wat navolging verdient.
  • In het boek “Drinking Water” van de hand van James Salzman kwam ik de uitgifte in 1774 tegen van “Water Works notes” een vorm van bankbiljetten uitgegeven door de City of New-York. De waterwerken die met de uitgifte van deze biljetten werden gefinancierd waren niet alleen een geldrevolutie, maar waren ook een sociale revolutie. Een overheid erkende dat hier een taak lag voor de overheid om collectief een infrastructuur tot stand te brengen die belangrijk was voor de samenleving.
  • Gelezen/bekeken het fotoboek “Met andere ogen” over de natuur in Zundert. De natuur die van Gogh inspireerde. Een prachtige fotoboek door Riet Pijnappels en Ed Michels.

Louis van der Kallen

 


U BENT GEWAARSCHUWD/ KLIMAATVERANDERINGEN

 

| 17-02-2018 | 10.00 uur |


 

U BENT GEWAARSCHUWD

 

Japanse Duizenknoop Fallopia Japonica

De Japanse duizendknoop is een exoot die ooit als sierplant naar Nederland kwam. Nu heeft de plant zich door het hele land verspreid en nu woekert hij in dijken, tuinen, bermen, bossen en langs de waterkant. De wortels van de Japanse duizendknoop maken dijken, fietspaden, wegen, funderingen en muren kapot en groeit dwars door zaken zoals elektriciteitskasten.

De plant oefent dan een behoorlijke druk uit op de muur of het wegdek. En hij groeit hard: als de stengels in het voorjaar uitlopen, kunnen ze in drie tot vier weken 1,5 meter omhoog schieten. Doordat de duizendknoop sterk is en snel groeit, is de plant een grotere bedreiging dan bijvoorbeeld boomwortels en taai helmgras dat ook door scheuren en gaten groeit.

Als bestuurder van een waterschap ben ik mij bewust van de dreiging voor onze dijken door de Japanse duizendknoop. Ik raad dan ook iedere bestuurder van een waterschap of gemeente aan kennis te nemen van een filmpje van RTV Oost. Zoals wel vaker hebben onze zuiderburen hun eigen oplossing gevonden. Opeten, de Japanse duizendknoop smaakt naar rabarber. De plant kan verwerkt worden tot compote; in stukjes snijden en 20 minuten koken in water met suiker.

Bestrijden is noodzaak en stop met dit soort uitheemse soorten te planten in de tuin.

 

KLIMAATVERANDERINGEN

Ik dacht dat de aandacht voor door de mens veroorzaakte c.q. beïnvloede klimaatverandering van recente datum was. Door het lezen van het boek “Drawdown” ben ik er achter dat reeds vele wetenschappers hier in het verleden op hebben gewezen waarvan Alexander von Humboldt volgens een artikel in Drawdown de eerste was.

Voor het eerst in 1800, tijdens zijn reis door Zuid-Amerika, verbond hij menselijk handelen met veranderingen in de natuur en de mogelijke invloed op de atmosfeer en daarmee op het klimaat door ontbossingen.

In 1831, na zijn reis door Rusland en Siberië, stelde hij dat de door de mensheid veroorzaakte vernietiging van de bossen lange termijneffecten veroorzaakten op het klimaat. Hij verwees daarbij niet alleen naar ontbossingen, maar ook naar grootschalige irrigaties en naar de grote hoeveelheden stoom en gas, geproduceerd in industriële complexen. Alexander von Humboldt was zijn tijd ver vooruit. Des te verbijsterender is het dat er heden ten dage nog politici zijn die de mede door de mens veroorzaakte klimaatveranderingen ontkennen.

Louis van der Kallen

 


VOORLANDEN

 

| 10-02-2018 | 10.00 uur |


 

VOORLANDEN

 

Begin 2017 is de Projectoverstijgende Verkenning (POV) Voorlanden gestart. Dit is een verkenning die voor het waterschap Brabantse Delta binnen het dijkversterkingsproject Geertruidenberg/Amertak en toekomstige projecten in dit gebied grote gevolgen kan hebben.

Waarom? De effecten van het voorland kunnen gevolgen hebben voor het ontwerp van de nieuwe Slikpolderdijk en mogelijke buitendijkse dijkverbeteringen in dit gebied en de noodzaak tot compensatie van de eventuele verloren gegane ruimte voor de rivier. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stelt zich op het standpunt dat het Rijk wel instemt met buitendijkse versterkingen, als binnendijkse versterking redelijkerwijs niet mogelijk is, maar vasthoudt aan de noodzaak dat er ook bij geringe waterstandverhogingen volledig gecompenseerd wordt.  De argumentatie van het Rijk daarvoor is dat andere initiatiefnemers die activiteiten ontplooien die tot waterstandverhoging leiden dit ook moeten compenseren.

In het gebied van de dijkversterking Geertruidenberg/Amertak spelen in de nabij toekomst mogelijk een drietal projecten waarbij deze compensatie aan de orde kan komen, te weten:

  • de mogelijke uitbreiding van de jachthaven op de oostelijke Dongeoever waarbij gedacht wordt aan een sluisje om de jachthaven bij hoogwater af te kunnen sluiten. 
  • een mogelijke verandering van een afslag van de A59 en de effecten/mogelijkheden daarvan op de waterkeringen ter plaatse. 
  • en de verkenning afsluiten Amertakken in geval in dit gebied verdere dijkversterkingen/verhogingen noodzakelijk zouden zijn.

Waterschappen zoals Brabantse Delta hebben met Rijkswaterstaat een gezamenlijk belang voor de waterveiligheid in het Rivierengebied. We hebben elkaars ruimte (zowel van de waterschappen als van Rijkswaterstaat) nodig om te werken. Daarbij is het belangrijk alleen buitenwaarts te versterken indien binnendijks redelijkerwijs niet mogelijk is en dat als buitenwaarts versterkt wordt, geringe waterstandverhogingen worden toegestaan en compensatie, ook met eerder ontstane ruimte voor de rivier, bijvoorbeeld met een dijkverlegging zoals bij de Slikpolder mogelijk is.

Het Rijk lijkt bereid om compensatie mogelijk te maken buiten een project, bijvoorbeeld door mee te koppelen met andere projecten, dan wel te compenseren binnen de Lange Termijn Ambitie Rivieren (compensatie per riviertak en op termijn). Nu is het zaak de ruimte voor de rivier die ontstaat door de verlegging van de Slikpolderdijk te reserveren als toekomstige compensatie voor de projecten in  het gebied Geertruidenberg/Amertak die ruimte nemen van de rivier, zoals de mogelijke afsluiting van de Amertakken.  De POV Voorlanden inventariseert ook en zoekt oplossingen voor mogelijke ‘belemmeringen’ bij de berekening in de benodigde dijksterkten ingeval van voorlanden. Met als doel te komen tot een optimale weging van voorlanden. Deze POV is derhalve van belang voor het uiteindelijke ontwerp van de nieuwe Slikpolderdijk. Hierbij zijn een aantal elementen van belang: techniek (o.a. effect voorland in hydraulische belasting), beheer (o.a. juridische zeggenschap en natuur beheer), organisatie (o.a. besluitvorming over activiteiten in het voorland), financieel (o.a. levensduur en meekoppelen bij externe initiatieven zoals bijvoorbeeld een haven) en beleid (o.a. combineren functies in voorland). Kortom er is veel dat met betrokkenen besproken moet worden.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 125: HERDENKING KAPELSCHE VEER

 

| 03-02-2018 | 10.00 uur |


 

OVER WATER – 125: HERDENKING KAPELSCHE VEER

 

31 januari

Vandaag ben ik naar de herdenking van de strijd om Kapelsche Veer geweest. Het was de eerste herdenking bij het vernieuwde monument. Bij de herdenking waren vertegenwoordigers van de geallieerde strijdkrachten die deelnamen aan de strijd en Harry Prescott (95) een oud strijder die aan de strijd had deelgenomen.

De ambassadrice van Canada was aanwezig en militaire attachés (van Engeland en Noorwegen) en andere diplomatieke vertegenwoordigers (van België en Polen). Samen met andere  organisaties legden zij bloemen en kransen. Wethouder van Groos verhaalde de geschiedenis en de ontwikkeling van het monument. Als waterschapbestuurder voel ik mij in hoge mate betrokken bij de Overdiepse Polder, de gevallenen en bij het monument (ik schreef daar, naar aanleiding van mijn afscheid, recent over). Bij het Ruimte voor de Rivier project was het monument een belangrijk punt van aandacht. Het monument werd in de plannen bij het gebruik van de Overdiepse Polder voor waterberging een eiland. Een herkenbaar baken, waar het stenen gedeelte en de treurwilg hun plaats behielden.

In april 2016 schreef ik over de treurwilg na de grote stormschade aan de boom op de dijk bij de Overdiepse Polder: “Deze boom maakt een wezenlijk deel uit van het herdenkingsmonument ter nagedachtenis aan de gevallenen bij de slag om Kapelsche Veer. De treurwilg werd in de slag nagenoeg totaal vernietigd, maar overleefde en herleefde, net als zijn omgeving. De treurwilg maakt deel uit van een uniek monument. Mijn uitgangspunt is dat de inzet moet zijn de boom een overlevingskans te bieden. Snel ingrijpen is dus noodzakelijk om deze boom die kans te geven. Hij is onlosmakelijk verbonden met de slag en het monument. Niet alleen voor de bewoners van de Overdiepse Polder maar voor gehele omgeving.” Ook nu bij het hernieuwde en uitgebreide monument is voor mij de treurwilg, die het allemaal heeft meegemaakt, een wezenlijk onderdeel van het monument. Het stenen deel van het monument en de treurwilg zijn voor mij één en ondeelbaar!

Ik vond het dan ook een ontsiering van de herdenking dat tijdens de krans- en bloemenleggingen een fotografe van het Brabants Dagblad vanaf de dijk waar de treurwilg op staat fotografeerde. Zij bevond zich tijdens het fotograferen tussen de treurwilg en het stenen deel van het monument. Tijdens een plechtigheid als deze vind ik het ongepast het monument te beklimmen en daarmede het zicht op het monument (de boom) te verstoren. Juist bij plechtige monumenten is het betreden van het monument, naar mijn gevoel, niet gepast. Ik vond het ook raar dat de fotografe klaarblijkelijk dacht dat het fotograferen van de kransleggers en het publiek belangrijker was dan het feit dat er kransen bij het monument werden gelegd. Toen ik in de gelegenheid was aan het einde van de plechtigheid haar daarover aan te spreken werd ik betiteld als een “zeikerd” en voegde ze toe “ik maak toch niks kapot”. Ook wees ze mij erop dat noch de gemeente noch de politie het haar verbood. Het feit dat ik een ‘zeikerd’ ben bestrijd ik niet. Dagelijks ontlast ik mij meerdere malen van overbodige lichaamsvloeistoffen. Ook wil ik bevestigen dat zij met haar bescheiden voetmaat in materiële zin, behoudens wat gekrenkte grassprietjes, niets kapot maakte. In immateriële zin echter vind ik dat er wel veel door haar kapot werd gemaakt, zoals: het respect voor hen die herdacht werden, het respect voor de gelegenheid, het respect voor de vertegenwoordiging van hen die vielen en het respect voor de integriteit van het monument op een moment dat betreden ongepast is. Ja, er werd niet ingegrepen door de aanwezigen van de gemeente, door de politie of door aanwezige militairen. Had dat gekund zonder de gelegenheid te verstoren? Ik denk het niet. Zij en enkele anderen stonden op het monument voordat iemand er erg in had. Ingrijpen was dan een verstoring van iets wat plechtig en respectvol zou moeten zijn.

Jammer dat een vertegenwoordigster van een medium als het Brabantse Dagblad zelf niet door heeft dat niet alles kan voor een ‘mooi’ plaatje. Ik was niet de enige die er zo over dacht. Ik ben mij er van bewust dat degenen die met mij er schande overspraken overwegend oude grijze ‘zeikerds’ zijn. ‘Zeikerds’ die nog gevoel hebben bij wat er in de winter 1944/45 is gebeurd en waar het monument in hun ogen voor staat. Jammer dat hun gevoel voor hoe het hoort en respect een andere is dan die vertegenwoordigster van het Brabantse Dagblad.

In de vergadering van het Algemeen Bestuur werd die avond mijn opvolger in het Dagelijks Bestuur verkozen. Niels Mureau. Ik zal als lid van het Algemeen Bestuur hem ondersteunen en controleren bij het vervullen van de mooie taak het waterschap Brabantse Delta mee te besturen.

Louis van der Kallen

 


AFSCHEID, MAAR GEEN SLOTWOORD

 

| 27-01-2018 | 10.00 uur |


 

AFSCHEID, MAAR GEEN SLOTWOORD

 

De afgelopen maanden heb ik afscheid genomen van het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Ik blijf wel lid van het algemeen bestuur en blijf daarin de belangen van de ingezetenen en bedrijven behartigen. Sinds 2009, met een onderbreking van 15 maanden, heb ik deel uit mogen maken van het dagelijks bestuur. Voor mij was deze periode een voorlopig hoogtepunt in mijn politiek/bestuurlijke werk.

muraltmuur en havenhoofd, zeezijde

Sinds mijn tienerjaren was ik een bewonderaar van mooi dijkwerk. Ik schreef er over in Over Water 83. Ik ben dan ook vanaf 1993 bestuurlijk actief in waterschappen. Een aantal jaren was ik bij meerdere waterschappen tegelijk bestuurlijk betrokken. Op enig moment over de volle breedte van het land. Van Domburg tot Winterswijk. Dat was voor mij een prachtige tijd, waarin ik tal van ervaringen op deed en wat ik bij het ene waterschap leerde in praktijk kon brengen bij een ander waterschap. Daar kwam een einde aan door een wetswijziging waardoor alleen ingezetenen van een waterschap nog verkozen konden worden. Ik heb nog meer veranderingen door wetswijzigingen moeten ervaren.

Ik vind het jammer dat het waterschap ‘politiek’ is geworden met de invoering in 2009 van het lijstenstelsel, waardoor politieke partijen hun intrede deden in het waterschapsbestuur. Tot dat moment waren  waterschapsbesturen gekozen met een personenstelsel en werden dus individuen op eigen titel gekozen. Het waren stuk voor stuk bestuurders die zich betrokken voelden bij het waterbeheer. Veelal boeren of landeigenaren. In die wereld was ik een buitenbeentje. Een stedeling, zonder boerenwortels en zonder direct waterbelang. Zeker in de waterschappen buiten mijn eigen woonplaats was ik een buitenbeentje, waar men in het begin een beetje raar tegen mij aankeek. “Wat kom jij hier doen?” werd mij menigmaal gevraagd. Toch wenden de andere bestuurders snel aan dat manneke uit Bergen op Zoom. Ik voelde mij vaak na enkele maanden al geaccepteerd. Ook al kwam ik van buiten en was ik geen landbouwer, ik bracht kennis en liefde mee voor de waterbelangen. De grootste blijk van waardering was voor mij toen het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch werd opgeheven en er een vertegenwoordiging gekozen moest worden voor het overgangsbestuur van het waterschap Rivierenland. Ik werd als enige met algemene stemmen door het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch gekozen. Een groter compliment heb ik in mijn leven nooit gekregen. Buiten mij zelf kozen 39 AB leden voor een vertegenwoordiger van hen die buiten het eigen gebied kwam! Ik voelde mij vereerd met het vertrouwen dat in mij gesteld werd.

Als DB lid van het waterschap Brabantse Delta had ik primair een gebiedsportefeuille met de gemeenten: Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout, Waalwijk, Gilze en Rijen, Dongen, Loon op Zand, Tilburg en Goirle. Binnen die gemeenten vielen onder ander projecten als de realisering van waterbergingen en EVZ’s en de doelstellingen van de kaderrichtlijn water onder mijn bestuurlijke verantwoordelijkheid. Verder was ik onder andere belast met archieven, cultuurhistorie en de versterking van de primaire waterkeringen. Ik heb met de ondersteuning van zeer betrokken gebiedsadviseurs en tal van deskundige ambtenaren in ‘mijn’ gemeenten, samen met de wethouders en de waterambtenaren van die gemeenten, tal van mooie projecten mogen helpen realiseren. Mijn inzet was steeds het waterbeheer en hittestress tussen de oren van iedereen te krijgen. Want in mijn visie zijn het op orde krijgen en houden van het waterbeheer en de aanpak van hittestress de beleidsopgaven van waterschappen en gemeenten voor de komende tientallen jaren. We kunnen het alleen samen! De klimaatverandering dwingt ons daar toe. Menigmaal schreef ik over hittestress en het feit dat gemeenten daar nog lang niet altijd aandenken bij de aanpak van bijvoorbeeld een weg en de keuze van verhardingen.  

Bij mijn afscheid als dagelijks bestuurder heb ik mij afgevraagd waar heb ik echt het verschil gemaakt? Dat is een vraag die moeilijk objectief is te beantwoorden. Voor mijn gevoel zijn er echter drie projecten die er dan uitspringen. Dat zijn de aanpak van de archieven, de Overdiepse Polder en het dijkversterkingsproject Geertruidenberg/Amertak.

Toen ik aantrad waren onze archieven verspreid over een fors aantal locaties en was er een forse achterstand bij de archieven. In een tijdperk dat opschaling van de archieven de mantra van de dag was, was mijn stelling: onze archieven zijn onze geschiedenis en die van onze meer dan 200 rechtsvoorgangers, die horen thuis in ons gebied, in ons huis en in ons hart. Het eindresultaat was dat de achterstand vrijwel is ingelopen en dat al onze archieven nu ook in ons gebouw zijn opgeslagen in een opslag die voldoet aan alle eisen en beschikbaar zijn voor het publiek. Tevens werd  een besparing in de exploitatie op jaarbasis gerealiseerd van enkele tonnen.

Het ruimte voor de rivierproject Overdiepse Polder was een project naar mijn hart. Dit project was één van de twee projecten in het kader van ruimte voor de rivier (RVR). Een ander project in ons gebied en onder mijn verantwoordelijkheid was de dijkverbetering Amer/Donge te Raamsdonksveer. De Overdiepse Polder was een project waarin ik de eerste jaren meer dan 40 % van mijn tijd stak. Een groot project waar ik als bestuurder te maken had met 15 gezinnen wiens leven en werken door dit project op zijn kop werd gezet. Ik voelde mij betrokken met ieder van hen en ik heb alle jaren, dat het project liep, getracht met hen contact te maken en te houden en voor hen altijd bereikbaar en beschikbaar te zijn. Inclusief het brengen en planten van een fruitboom als ze elders in Nederland een nieuwe plek hadden gevonden. Vertrekkers en blijvers waren mij even lief. Bij de voorbereiding van het project heb ik een aantal stevige discussies met de programmadirectie van RvR gevoerd over de risico’s van het project. Kern daarvan was: dit is een project in een gebied waar zwaar en langdurig gevochten is. De slag om Kapelscheveer. De werkers zouden bommen, granaten maar ook stoffelijke resten tegen kunnen komen en de omgang daarmee, was mijn uitgangspunt, moet veilig, zorgvuldig en met respect.
Nergens anders bij de RvR projecten was de kans op oorlogsrelicten zo groot als in het gebied van de Overdiepse Polder. Bij de besprekingen over de vraag of het waterschap dit project in opdracht van Rijkswaterstaat wel uit zou gaan voeren en de daarbij beschikbare budgetten en verantwoordelijkheidsverdeling, was mijn inbreng dat er een stevig budget moest komen voor ‘bommen en granaten’ en voor de juiste berging en identificatie van eventueel te vinden stoffelijke resten. Ik wist dat er in dit gebied nog veel vermisten waren als gevolg van de slag om Kapelsche Veer. Uiteindelijk kreeg ik van de programmadirectie mijn zin en werden er budgetten gereserveerd voor deze mogelijk oorlogsrelicten. Geld en/of vertragingen mochten geen rol spelen als er bijvoorbeeld stoffelijke resten gevonden zouden worden.
Er werden stoffelijke resten gevonden, waaronder een Canadees soldaat. Toen dan ook op 29 september 2015 soldaat Albert Laubenstein, na meer dan 70 jaar op het Canadese militaire ereveld bij Bergen op Zoom ten ruste werd gedragen, door militairen van nu van zijn regiment, en met alle militaire eer in aanwezigheid van zijn familieleden begraven bij zijn regimentswapenbroeders, had ik een goed gevoel dat de werkzaamheden in de Overdiepse Polder en mijn bescheiden bijdrage daarbij er toe hadden geleid dat Albert Laubenstein van een anoniem veldgraf zijn herkenbare plek kreeg bij zijn kameraden. Ik heb in de Overdiepse Polder veel bezoekers uit binnen- en buitenland mogen ontvangen en rond mogen leiden en ik kon met deze bezoekers altijd terecht bij één van de boeren, Nol Hooijmaijers. Een fijn mens waarmee het geweldig was om samen te werken en het project, waar hij één van de vormgevers van was, tot stand te brengen.

Tot slot het dijkverbeteringsproject Geertruidenberg/Amertak. Een project waarbij een intensief participatie traject werd gevolgd met de gemeente, omwonenden, belangroepen zoals milieuorganisaties, de provincie enzovoort. Een dergelijk participatie traject lijkt het karakter te hebben van een synchrone besluitvorming in een netwerk. Althans zo werd het ervaren door de participanten. Dat gevoel werd in het proces versterkt, omdat gedurende dit proces keer op keer het waterschap tegemoet kwam aan de wensen van veel van de participanten. Des te groter was de schok bij die participanten toen er dan door het DB, voor hun gevoel ineens een, voor hen, onwelgevallig besluit werd genomen. In maart/april 2017 toen er steeds meer rapporten ter voorbereiding van de trajecten gereed kwamen ontstond er in mijn geest een dilemma.

Slikpolder

Het dilemma, was enerzijds een keuze te maken die recht doet aan ieders inbreng en anderzijds de taak van het waterschap om binnen de mogelijkheden de beste route te kiezen naar de hoogst haalbare veiligheid van alle inwoners van dijkkring 34A Geertruidenberg. Ik schreef uitgebreid over mijn dilemma in Over Water 86. In de BSD nieuwsbrief van 16 april 2017 schreef ik mijn frustratie weg in het stukje “pasen”. Ter voorbereiding van de DB vergadering heb ik mijn motivatie op papier gezet om niet akkoord te gaan met het voorstel aan het DB inzake het voorkeursalternatief Slikpolder. Uiteindelijk volgde het DB op basis hiervan mijn redenering en besloot, bij de keuze van het voorkeursalternatief, Slikpolder te kiezen voor een dijkverlegging.

Ondertussen heb ik mij verdiept in het proces van participatieve besluitvorming door onder andere het lezen van het boek “Synchrone besluitvorming” (2017) een boek van onderzoeker Jitske van Popering-Verkerk. Naar aanleiding van dit boek heb ik ook gelezen “Management in netwerken” (2007) geschreven door Max Herold. Het onderstaande citaat van Max Herold laat de andere kant zien van de netwerkbenadering.

“Daarbij sluiten ook twee bezwaren tegen een netwerkbenadering aan: Bij besluitvorming in netwerken is het proces en het spel belangrijker dan de inhoud: feiten en causaliteiten zijn immers ‘slechts’  sociale constructies en onderhandelbaar. Wanneer inhoud sterk wordt gebagatelliseerd, lijkt het spel van de besluitvorming alleen nog maar door macht te worden bepaald. Het laatste argument kan men natuurlijk ook omdraaien: een netwerkbenadering gaat uit van de gedachte dat iedere partij in een netwerk een eigen perspectief op de werkelijkheid heeft en dus ook gerechtvaardigde belangen heeft.” Voor mij als waterschapbestuurder een schrikbeeld!

Door het lezen van beide boeken is mijn inzicht in dit soort processen wel gegroeid. Maar of ik en/of mijn opvolgers als bestuurders, met als opdracht dijken te versterken en die dijken ook voor te bereiden op een duurzame veilige toekomst, er echt iets aan hebben waag ik te betwijfelen. Voor waterschapbestuurders die net als ik gevormd zijn in niet politieke waterschappen rest straks alleen de herinnering aan een tijd dat het nog ging om de inhoud en de toekomst van de generaties na ons. Politiek blijkt een systeem dat gericht is op de korte termijn, terwijl waterbeheersing en waterveiligheid, naar mijn gevoel, gericht dienen te zijn op de lange termijn, tot honderden jaren toe. Maar ik blijk niet alleen. In het “projectenboek 2018” van Rijkswaterstaat blijkt dat er meer mensen zijn die vraagtekens zetten bij vergaande (burger)participatie bij dijkversterkingsprojecten. Eén van de stellingen uit het dijkwerkerspanel luidde: “In 2050 worden alle dijken door de omgeving ontworpen.”. Slechts 14 % onderschreef deze stelling! ‘Dijkwerkers’, zoals ik, hopen of denken dat in het jaar 2050 de rede, de wijsheid, het vakmanschap, de (toekomstige) veiligheid nog steeds de belangrijkste elementen zijn die de besluitvorming rond dijkversterkingsprojecten zullen bepalen. Ik help het ze hopen.

Ik heb in het DB een geweldige tijd gehad met fijne collega’s (ook op Unie niveau) en met ondersteuning van vele deskundige ambtenaren, die zelfs met die eigenwijze bestuurder om konden gaan en uiteindelijk loyaal omgingen met de besluiten. Bij mijn afscheid heb ik vele mooie woorden mogen ontvangen van collega bestuurders en van veel ambtenaren. Voor mij het mooist was het lied  wat gezongen werd door de het team dat betrokken is bij het dijkverbeteringsproject Geertruidenberg/Amertak. De tranen prikten in mijn ogen. Juist degenen die ik het werken met het DB besluit rond de Slikpolder zo moeilijk had gemaakt, gaven mij een goed en dankbaar gevoel.

In het AB blijf ik betrokken bij het ‘werken aan water’ in het mooie werkgebied van het waterschap Brabantse Delta. Ze zijn nog niet van mij af!   

Louis van der Kallen

 


VERANDERENDE WATERSCHAPSBELASTINGEN

 

| 20-01-2018 | 11.00 uur |


 

VERANDERENDE WATERSCHAPSBELASTINGEN

 

 

In 2014 verscheen de OECD studie “Water Governance in the Netherlands, Fit for the future”. Op 1 juni van dat jaar schreef ik daar een uitgebreide brief over aan het Dagelijks Bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Een deel van die brief ging over de kosten van het waterbeheer en over de belastingen die de basis vormen van de financiering van waterschappen.

De OECD stelde onder andere dat de kosten van het totale waterbeheer onvoldoende transparant inzichtelijk zijn en dat harmonisatie van de verslaglegging hierbij behulpzaam kan zijn.  Ikzelf stelde, mede op basis van de OECD studie, dat de waterschappen vaak geconfronteerd worden met kosten die feitelijk door de besluiten van andere overheden veroorzaakt worden en dat deze kosten geen rol spelen bij de besluitvorming binnen deze overheden. Hierbij is het soms zo dat elders geld wordt verdiend, terwijl de kosten op het bordje komen van het waterschap. Mijn vraag toen aan het DB was: op welke wijze is uw DB, eventueel in Unie verband, van plan om de kosten van het waterbeheer meer inzichtelijk te maken zodat deze op zijn minst worden betrokken bij de besluitvorming over ruimtelijke plannen en zo mogelijk de extra kosten worden gedragen door degene die baat hebben bij die ruimtelijke plannen?

In 2015 heeft de Unie van waterschappen een onderzoek gestart naar een eventuele aanpassing van het belastingstelsel voor de waterschappen. Met als doelstellingen: toekomstbestendiger, kostenterugwinning, uitlegbaar, transparant, robuust, rechtvaardig, maatschappelijk gedragen, eenvoudig uitvoerbaar, lage perceptiekosten, een betere toepassing van het profijtbeginsel, een betere toepassing van het kostenveroorzakingsbeginsel en een betere toepassing van de vervuiler betaalt. Tevens zou het stelsel solidair van karakter moeten zijn en moet regionaal maatwerk mogelijk blijven. Een schier onmogelijke opgave.

Na twee jaar onderzoek beginnen de mogelijke veranderingen nu vorm te krijgen en worden ze in Unie verband besproken met leden van de dagelijkse besturen van de waterschappen en deze maand ook met leden van de algemene besturen. Mijn voorlopige conclusie over de mogelijke veranderingen is dat het streven naar transparantie (begrijpelijkheid) van het belastingsysteem niet echt uit de verf komt. Het belastingsysteem en de wijze hoe kosten toegerekend worden aan burgers en bedrijven blijft voor gewone mensen moeilijk te doorgronden. Voor mij is een betere invulling van het kostenveroorzakingsbeginsel en een betere toepassing van de vervuiler betaalt het belangrijkste om de veranderingen in de belastingheffing uit te leggen en te verdedigen naar de belastingplichtigen. Die principes krijgen wat mij betreft tot op dit moment onvoldoende vorm.

Zo is het begrijpelijk om de diffuse verontreiniging van vooral fosfaten en nitraten door de landbouw te gaan belasten. Maar waarom worden dan de diffuse verontreiniging van koper door de spoorwegen niet belast, terwijl die in de watergangen naast spoorwegen aantoonbaar is en de veroorzaker helder is. Het water uit die sloten is bijvoorbeeld voor agrariërs vaak niet bruikbaar omdat het hoge kopergehalte de kwaliteit van hun oogst aantast. Het zelfde geldt voor het wegverkeer. Ook hier zou een heffing bijvoorbeeld via de opcenten van de motorrijtuigenbelasting, te heffen via de provincies, een simpele en goedkope weg zijn. Een ander voorbeeld zijn de (rijks)wegen. Aantoonbaar leveren die een forse bijdrage aan de zinkconcentraties in bermsloten afkomstig van onder andere de vangrails.

Helder moet zijn dat deze heffingen niet een extra belasting zijn, maar een verschuiving ten opzichte van de huidige belasting. Het totaal van de belastingen gaat met de verschuivingen niet omhoog, maar de belastingen verschuiven richting de veroorzakers van een vervuiling. Voor het maatschappelijk draagvlak is het nodig dat een principe, zoals de vervuiler betaalt, consequent wordt toegepast, zeker als met de toepassing de perceptiekosten laag worden gehouden.  

Zelf ben ik blij met een aantal aanpassingen, waaronder de aanpassing van de heffingsformule voor de zuiveringsheffing voor bedrijven. Hierbij is de aanpassing dat niet alleen meer naar de aard en concentratie van de vervuiling wordt gekeken, maar ook naar het aangeleverde volume. Dat zal een motivatie opleveren om ook de geleverde hoeveelheid aan de zuiveringen te verminderen, waarmee nu de zuivering onnodig wordt belast. Dit is een uitstekende toepassing van het kostenveroorzakingsprincipe!

Ik ben benieuwd hoe de discussie zal gaan lopen en welke wijzigingsvoorstellen uiteindelijk in de wet verankerd worden.  

Louis van der Kallen

 


GOED NIEUWS – 1

 

| 13-01-2018 | 19.30 uur |


 

GOED NIEUWS – 1

 

Memphis Meats heeft als doelstelling in 2021 aan consumenten rundvlees en kippenvlees tegen gangbare prijzen aan te kunnen bieden zonder dat daar een kip of rund voor geslacht hoeft te worden. Kunstvlees “without the need to feed, breed or slaughter animals”. Hiervoor  zou slechts één honderdste van het land, één tiende van het water en de helft van de energie benodigd zijn van de conventionele vleesproductie. Dit is, als het echt gebeurt, pas echt goed nieuws.   

Er is nog meer goed nieuws te melden. Soms  kom je iets tegen dat hoop geeft voor de wereld. Een wereld die naar andere vormen van energiewinning toe moet. Goed nieuws, in mijn ogen, is het idee van Marjan van Aubel, een Nederlandse productontwerpster, die zonenergietechnieken verwerkt in alledaagse voorwerpen zoals tafels, ramen en servies. Nieuwsgierig? Kijk eens op de website van Caventou of naar dit Youtube fimpje waarin Marjan zelf uitleg geeft over haar ideeën.

Als ik een artikel in het boekwerk “Good news for the Planet” mag geloven bereikt 30 % van de geproduceerde kleren nooit de consument en eindigt 70 % van de kleren die de consument wel bereiken in de afvalbak en wordt 30 % van de kleding die de consument wel bereikt uiteindelijk wel hergebruikt. Overwegend in zaken als isolatiemateriaal. Dat zijn wat mij betreft geen cijfers om trots op te zijn. Dat is grotendeels verspilling van onvervangbare grondstoffen. Dat kan en moet beter denken de initiatiefnemers van “loop a life”, een producent van duurzame kleding die als allereerste in Nederland een collectie in de verkoop heeft van 100% gerecycled textiel, afkomstig uit de Nederlandse kleding afvalberg.

Wonen, werken en recreëren op het water wordt met een stijgende zeespiegel en stijgende rivierafvoeren mogelijk de norm voor het leven in een delta. Om hier een idee bij te krijgen hoe dit kan uitpakken, kijk eens www.waterstudio.nl

Louis van der Kallen