Eb en vloed op het Volkerak. Het stond in vele kranten en is zelfs opgenomen in de ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer. Men wilde indertijd met verzilting op goedkope wijze blauwalgen bestrijden. Deze visie is echter gebaseerd op een verkenning uit 2002 en 2003.
Door vermindering van fosfaat en nitraat, is de waterkwaliteit inmiddels sterk verbeterd. Blauwalgen zijn vrijwel verdwenen en de natuur ontwikkelt zich in de goede richting. De noodzaak tot verzilting is dan ook volledig van de baan. Men heeft zich echter zo sterk op het verzilten gericht dat we haast zouden vergeten dat niet de zoute variant, maar de zoete en getijloze variant, de voorkeursvariant is van het ontwerp-MER Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer.
Kraanvogels Het Markiezaat, een belangrijk natuurgebied aan het Zoommeer, wordt beheerd door het Brabants Landschap en ontwikkelt zich tot een duurzaam natuurgebied. Jaarlijks strijken er honderdduizenden trekvogels neer en het broedvogelaantal neemt zienderogen toe. Het behoort als gevarieerd moerasecosysteem tot de vijf belangrijkste vogelgebieden van Nederland. Vanaf 2013 tonen zelfs kraanvogels belangstelling voor het natuurgebied Markiezaat. Alle natuurbeschermers en biologen zouden dan ook een gat in de lucht moeten springen. Kraanvogels komen echt niet zomaar naar een willekeurig natuurgebied. Dat moet immers aan vele voorwaarden voldoen. Maar in plaats van de vlag uit te steken blijft het nog muisstil bij de natuurorganisaties. Ze lijken verstrikt in de plannen voor de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer. Deze zijn echter gebouwd op luchtkastelen en vernietigen ook het prille kraanvogelbiotoop.
Gesmoord door een herenakkoord Begin 2009 kwamen onder meer enkele burgervaders en de programmadirecteur Zuidwestelijke Delta tot een ‘herenakkoord’ om het Volkerak-Zoommeer te verzilten. Dit zette meteen de toon. De hierop volgende Werkconferentie Zuidwestelijke Delta werd zwaar gemanipuleerd. Na uitbesteding verscheen het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta en later volgde het Manifest Waterpoort. Beide bedenkelijke rapporten voerden de politieke druk richting Den Haag zo hoog op, dat de minister onlangs verzilting van het Volkerak-Zoommeer heeft voorgesteld.
Toenemende kosten De geraamde kosten van verzilting zijn inmiddels van 250 gestegen naar 350 miljoen euro, een bedrag waarvan overigens pas een derde is toegezegd. En bij deze kosten blijft het niet, want de voorzieningen en de oeverbescherming zijn niet berekend op getij en de diepte van de vaargeulen zijn afgesteld op een peil van ± nul NAP en moeten uitgebaggerd worden. En hoe zit het met de doorvaarhoogte bij de bruggen? Tal van zoetwatermaatregelen zijn na de verzilting nodig om het voorzieningenniveau op een minimaal peil te houden. Zeeuwse eilanden moeten aan het zoetwaterinfuus worden gelegd, om droogte en verzilting enigszins te voorkomen.
Schadeclaims zullen volgen Een getijloze en zoete Schelde-Rijnverbinding is een van de verworven zekerheden van de Deltawerken en als dit gaat veranderen, zullen vanuit de havenbedrijven en scheepvaart schadeclaims volgen. Het binnendijks karakter verdwijnt, met alle gevolgen voor de infrastructuur en waardevermindering van onroerend goed. Ook van waterschappen, landbouw en industrie zijn claims te verwachten en de repeterende schade voor toerisme, visserij en schelpdierkweek wordt enorm. Bijna een halve eeuw na de Deltawerken, nu de natuur hier een nieuw evenwicht nadert, gaat door de voorgenomen verzilting het hele milieu er aan. Ongetwijfeld zal ook de natuurbescherming bij de overheid aankloppen voor de ontstane schade en de reeds gemaakte kosten.
Dood en verderf Nu is het Volkerak-Zoommeer ook nog eens aangewezen als eerste noodberging. Deze te kleine en kwetsbare noodberging gaat nooit goed functioneren en veroorzaakt bij elk gebruik een milieuramp. Zoet water wordt immers op een zout milieu geborgen. Het ecosysteem zal afsterven en de stank van dode vis is dan niet te harden. Het gebied wordt keer op keer een regelrecht sterfhuis, met uitstoot van CO2 en methaan (moerasgas). Verzilting en verzoeting zorgen voor een herhaling van rampen. Wie kiest er nu voor een strategie waarbij het ecologisch evenwicht telkens weer wordt verstoord!
Beperkt getij zonder toekomst Het belangrijkste natuurdoel van het Nationaal Waterplan is estuariene dynamiek. Men suggereert deze doelstelling door zout en getij in het Volkerak-Zoommeer binnen te halen, maar van enig toekomstperspectief naar een estuarium is hier geen sprake. Er blijft immers een harde grens tussen zout en zoet bij de Volkeraksluizen. De doorlaat van de stormvloedkering was al bij aanleg onvoldoende voor een stabiel milieu in het resterende Oosterscheldebekken. Het zal dan haast onmogelijk blijken om ook nog eens op het Volkerak-Zoommeer (beperkt) getij te realiseren via een doorlaat in de Philipsdam. Een landinwaarts uitstervend stukje zeegatdynamiek voegt niets toe aan natuurwaarden. Het is niet te verklaren waarom het Deltaprogramma kiest voor een volkomen zinloze inrichting, in plaats van te gaan voor een integrale oplossing met de Zuidwestelijke Delta als één estuarium.
Conclusie De loze plannen voor het Volkerak-Zoommeer verhogen het risico dat verzilting doordringt tot in het Brabantse land, vergroten de wateronveiligheid en veroorzaken onvoorspelbare milieuwisselingen. Erger kan je het niet maken. En weer de overheid als opdrachtgever die kennelijk niet in staat is om te leren van vastlopende projecten zoals de Fyra en de Betuwelijn. We zijn op weg naar ‘nieuwe Kamervragen’, want het debacle van de Zuidwestelijke Delta is volop in de maak. Waterschappen en gemeenten, die momenteel hun achterstallig onderhoud nog kunnen laten meefinancieren, houden zich alsnog koest. Jammer dat wederom de belastingbetalers voor de kosten op mogen draaien en de gevolgen niet te onderschatten zijn.
Dat waterspecialist Louis van der Kallen uit Bergen-op-Zoom een petitie is gestart tegen verzilting is dan ook geen verrassing: https://www.petities24.com
Iedereen zou deze moeten ondertekenen om het naderend onheil te weren.
De overheid was genoeg gewaarschuwd, maar na de Watersnoodramp mocht niemand zich afvragen wie er verantwoordelijk was voor de zwakke dijken en voor het gebrek aan coördinatie. Noodhulp moest op gang komen. Niet zeuren, eerst de dijken dicht en de rest kwam later wel. Maar er kwam geen vervolgonderzoek meer, niet in het parlement, niet bij Rijkswaterstaat, niet bij de waterschappen, noch bij de pers. Inmiddels zijn de waterschappen gefuseerd, is er een Unie van Waterschappen en een Adviescommissie Water, beschikken we over het Deltafonds en staat de Deltacommissaris aan het roer. Dat zou een veilig gevoel moeten geven, maar willen we het hoofd boven water houden, dan zou men volgens de Adviesgroep Borm & Huijgens (B&H) bij het Deltaprogramma toch nog van koers moeten veranderen.
Net de dans ontsprongen De Sinterklaasstorm toonde de kwetsbaarheid van zandsuppleties voor de kust en rivieroverstromingen, als gevolg van zware regenval, komen in West-Europa steeds meer voor. Puur toeval dat ons nog niets is overkomen. Meer gewaarschuwd kunnen we niet worden en toch lijkt het bijna of men alsnog op een ramp wacht. De landelijke Stuurgroep Deltaprogramma is bij de verzending van de stuurgroepstukken van 4 juni 2014 hierop geattendeerd, maar het blijft de vraag of deze waarschuwing wordt meegenomen. Er is wel wat moed voor nodig om op basis van nieuwe inzichten de planvorming over een andere boeg te gooien.
Averechtse planvorming Een afsluitbare kustlijn is een eerste prioriteit, maar nog altijd kiest het Deltaprogramma niet voor afronding van de door de Zuiderzeewerken en de Deltawerken ingezette kustlijnverkorting. En dat terwijl bij de komende Schelde Delta Expo van 2 oktober 2014 de Westerscheldepoort een prominente plaats inneemt.
Bij de kustbescherming is niet gekozen voor een duurzame en effectieve methode, maar maakt men, tegen de natuurlijke processen in, gebruik van culminerende en relatief dure zandsuppletie. Een estuarium, waarmee we voldoen aan de internationale afspraken over vismigratie, komt er voorlopig niet. Het tegengaan van verzilting valt niet te rijmen met het binnenhalen van zout en zee-invloed. In een tijd van mondiale zoetwaterschaarste laat men de zoetwatervoorraden slinken, inlaatpunten worden verlegd en het merendeel van het zoete water stroomt blijvend ongebruikt in zee via een open gebleven Nieuwe Waterweg. Zeeuwse eilanden worden hierdoor aan het zoetwaterinfuus gelegd, terwijl men er juist droogte en verzilting dient te voorkomen.
De herijking van de landelijke zoetwaterverdeling (2009-2015) heeft voor zover we weten niet plaatsgevonden. De oude meerlaagsveiligheid is zo goed als verdwenen en een nieuwe bestaat vooral op papier. Tel daar nog eens bij op dat de dijken voor een derde niet eens voldoen aan de verouderde normen van 1960 en u krijgt een beeld van de situatie waarin we ons bevinden.
Snel en ondoordacht Begin 2009, nog voor de aanvang van de tweede Werkconferentie Zuidwestelijke Delta (ZWD), werd een convenant gesloten om het Volkerak-Zoommeer te verzilten. Dit voornemen heeft vervolgens velen op het verkeerde been gezet en tot op nationaal niveau de gang van zaken beïnvloed. De stuurgroep ZWD besteedde haar planvorming uit aan een landschapsarchitectenbureau, dat een regionaal plan maakte gebaseerd op ‘samenhang per bekken’. Als gevolg van dit al te voortvarend handelen, kwam er het Uitvoeringsprogramma ZWD, dat niet eens bijdraagt aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Het is eerder een ecologisch en waterloopkundig schrikbeeld dan toekomstmuziek. Toch meldt de uitnodiging voor de Conferentie ZWD van 19 juni 2014 het volgende: “De afgelopen vijf jaar heeft de stuurgroep, samen met overheden, ondernemers en maatschappelijke partijen, hard gewerkt aan een strategie die moet zorgen voor een klimaatbestendig veilige, economisch vitale en ecologisch veerkrachtige delta, nu en in de toekomst.”
Dordrecht en Randstad in gevarenzone Bij hoge rivieraanvoeren wordt het water nog eens versneld doorgevoerd als gevolg van de maatregelen van Ruimte voor de Rivier, zonder dat er voldoende noodberging voorhanden is. De berging die alsnog ingezet gaat worden, het Volkerak-Zoommeer, is marginaal en kwetsbaar. En dat terwijl het mogelijk is om een complete deltaberging te maken in de relicten van de voormalige zeegaten. Deze kunnen omgevormd worden tot een volwaardig estuarium, waarbij doorstroming het milieu verbetert en de zoutgrens verder zeewaarts komt te liggen.
Juist voor Dordrecht en omgeving is het van levensbelang dat zee en rivieren niet in dit stedelijk gebied elkaar ontmoeten, maar dat het omslagpunt opschuift naar de Grevelingen. Met een estuarium kan de situatie uit het oogpunt van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ecologie aanzienlijk verbeteren.
Gebrek aan participatie Wanneer we voorlopig de balans opmaken mogen we constateren dat het Deltaprogramma ons landvoor een groot deel verder in de problemen brengt. We vragen ons af waarom de landelijke stuurgroep niet beter anticipeert op de huidige situatie, maar kunnen daar geen eenduidig antwoord op geven. Is er sprake van een gebrek aan zelfreflectie, te weinig koppeling aan een lange termijn visie, wordt er te weinig geadviseerd en onderzocht door deskundigen, kabbelt alles nu eenmaal voort op basis van consensus en draagvlak, is het korte termijn politiek of zijn het persoonlijke belangen die boven het landsbelang gesteld worden?
Door het Directoraat Generaal Ruimte en Water werd in november 2013 het overleg over het gepresenteerde raamwerk voor een tweede Deltaplan eenvoudig afgesloten met de opmerking dat het niet past in het huidige Deltaprogramma en er nauwelijks draagvlak voor is. En daarmee was de kous af; geen onderzoek, geen feiten en geen toetsing aan de wettelijke doelen, waterveiligheid en zoetwatervoorziening. En dat terwijl de gecombineerde visies van meerdere deskundigen meer dan de moeite waard zijn om nader te bestuderen.
De samenstellers van het Deltaprogramma mogen er eens bij stilstaan dat het zelf gecreëerde draagvlak geen garantie biedt tot welslagen.
De waterveiligheid van Nederland vraagt om een zuivere analyse van de planvorming en om afgewogen besluiten. De duurzaamheid van het toekomstig landelijk integraal waterbeheer is afhankelijk van samenhang en de juiste keuzes. Hoe anders kwam het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta tot stand.
Uitbesteding en gebrek aan zelfreflectie leidden hier tot het star vasthouden aan vooringenomen planvorming. Deze werden door de Stuurgroep ZWD breed in de publiciteit gebracht met eigen publicaties, uitgaven en propaganda. Kostbare jaren, moeite en geld gingen verloren en stagneerden de procesgang naar een klimaatbestendig Nederland. Het landelijk waterbeleid staat met de rug tegen de muur en kan zich geen fouten van dit formaat meer veroorloven. De tijd begint te dringen.
Gebrek aan samenhang Het Uitvoeringsprogramma ZWD 2010-2015+ zou een fundament, een weloverwogen basis, voor een deelprogramma van een landelijk waterplan moeten zijn. Het werd echter een verbrokkelde presentatie van zeven aparte gebiedsprogramma´s. De gewraakte compartimentering van de deltawateren is hierbij enkel in een andere vorm gegoten. De plankaarten van de gebiedsprogramma´s zijn allemaal nog voorzien van het stempel `in ontwikkeling´. Het programma was en is niet rijp voor consultatie, laat staan voor aanbieding aan het kabinet. Een spectaculaire regiotour in 2010, waarbij de aandacht bewust verlegd werd naar lokale wensen in relatie tot de vermeende planvorming, was eveneens een stap te ver. De organisatie benadrukte tijdens de regiotour, dat de levensvatbaarheid en onderbouwing van de plannen niet ter discussie stonden. De hele planvorming loopt op de muziek vooruit en is weinig in overeenstemming met een adaptief beleid. De gewenste samenhang van een integrale visie ontbreekt.
De rol van de Zuidwestelijke Delta voor de landelijke waterveiligheid De kwetsbaarheid van onze waterwerken is groot. Bij stormopzet op zee en hevige regenval krijgen de noordelijke provincies spoedig te kampen met wateroverlast. Als er dan ook nog sprake is van piekafvoeren van de rivieren, valt vanuit het noorden geen wezenlijke bijdrage aan de probleemoplossing meer te verwachten. Met de realisatie van de projecten van Ruimte voor de Rivier wordt de doorstroming in het Nederlandse rivierentraject nog eens extra versneld. Alles komt op het bordje van de Zuidwestelijke Delta. De inrichting ervan is hier niet op berekend. Als vervolgens dijkring 14 doorbreekt gaat het pas echt goed mis. Een overstroming zou het bankroet van Nederland betekenen. Evacuatie van de Randstad blijkt hierbij een onmogelijke opgave. Het is echter niet onmogelijk om de oorzaak te voorkomen. De toekomstige inrichting van de Zuidwestelijke Delta moet hiervoor zorg dragen. Deze cruciale rol voor de nationale waterveiligheid is in het Uitvoeringsprogramma ZWD onderbelicht en onvoldoende uitgewerkt. Een samenhang van de plannen voor de Zuidwestelijke Delta met onder meer Rijnmond en IJsselmeer is een vereiste. Met waterveiligheid valt niet te marchanderen.
Beeld na uitvoeren projecten en maatregelen uitvoeringsprogramma. Bron: Uitvoeringprogramma Zuidwestelijke Delta 2010-2015+, april 2011
Toetsen aan doelen van het Nationaal Waterplan Het NWP streeft naast waterveiligheid, ook naar garanties voor zoetwatervoorziening en naar estuariene dynamiek. Hierbij vereist het tegengaan van de dreigende rivieropwaartse invloed van de zee en de toenemende verzilting om blijvende zorg. Dit alles dient in samenhang gestalte te krijgen en dat betekent voor de herinrichting van de Zuidwestelijke Delta het volgende: Voor de nationale waterveiligheid is een inrichting van de Zuidwestelijke Delta nodig met een maximaal oppervlak aan noodberging en spuimogelijkheden in zee, in combinatie met een goede en korte primaire zeewering. De zoetwatervoorziening wordt gegarandeerd door het behoud en toename van de zoetwatervoorraden en het beperken van zoetwaterverliezen. Een compleet estuarium ontwikkelt zich in een open verbindingstraject tussen zee en rivieren, dat met de nodige lengte en regulatiemogelijkheden een geleidelijke en stabiele overgang van zout naar zoet kan waarborgen.
De verzilting van het Volkerak-Zoommeer, het Kierbesluit, de `watermachine´ in de Brouwersdam, Waterstad Rotterdam, gedempt getij, het Volkerak-Zoommeer als eerste noodberging, een complete riviermonding Haringvliet, klimaatbuffer Oesterdam, recreatieve voorzieningen, een gewijzigde zoetwatervoorziening en tal van andere vaak onsamenhangende zaken, werden de afgelopen jaren in de planvorming voor de Zuidwestelijke Delta opgenomen. Dit maakt het uitvoeringsprogramma tot een samenraapsel van oude en nieuwe voornemens.
De illustratie uit het huidige uitvoeringsprogramma toont een streefbeeld waarbij de bestaande zoetwatervoorraden verdwijnen, verzilting alle ruimte krijgt en het merendeel van de deltawateren wordt onttrokken aan een kans op toekomstige estuariene dynamiek. Hoe men de zaak ook wendt of keert, een invulling van de omschreven doelen is hierin niet te ontdekken. Integendeel.
Het tij is nog altijd te keren Er is nu nog sprake van papieren producten in de vorm van inrichtingssuggesties, adviesnota’s en onderzoeken. Het cumulatieve effect op andere projecten, dat ontstaat bij het halsstarrig vasthouden van foute keuzes, kan leiden tot kapitaalvernietiging, onveiligheid en milieuschade. Negatieve publiciteit in de media tast vervolgens de geloofwaardigheid van de overheid aan. Het kan geen kwaad om eens kritisch naar de inmiddels gepresenteerde regionale planvorming ZWD te kijken, deze te toetsen op de gestelde doelen en objectief te vergelijken met relevante inrichtingssuggesties. Het verzilten van het Volkerak-Zoommeer is een onnodige en kostbare zaak en beperkt sterk de inrichtingsmogelijkheden voor de Zuidwestelijke Delta. De inrichting van de Zuidwestelijke Delta is op haar beurt cruciaal voor de landelijke waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Het is niet wenselijk dat eerst innovatieve of uitdagende projecten gerealiseerd worden en de overheid vervolgens alsnog aan haar verplichtingen moet voldoen. In deze tijd van economische recessie zal de politiek geen groen licht geven aan planvorming waarvan het rendement sterk betwijfeld wordt. Vanwege haar tegenstrijdigheden met de nationale belangen, is te verwachten dat de het Uitvoeringsprogramma ZWD binnen afzienbare tijd van tafel wordt geschoven. Alleen wanneer men de wateropgaven als uitgangspunten hanteert, kan men komen tot goede vergelijkingen en afwegingen om gezamenlijk, regionaal en nationaal, te eindigen met een breed gedragen en effectieve inrichtingsvisie. Adviesgroep Borm & Huijgens – integraal waterbeheer februari 2012
EEN TOEKOMSTVISIE VOOR EEN KLIMAATBESTENDIG NEDERLAND Adviesgroep Borm & Huijgens en Adviesgroep Haak & Stokman
Samensmelting planvorming De ontwikkelde plannen van de Adviesgroep Borm & Huijgens en de Adviesgroep Haak en Stokman hebben een landelijk integrale aanpak, zoals de commissie Veerman beoogde. De plannen zijn ineen geschoven met als inzet een samenhangende invulling van de wateropgaven waarvoor ons land staat; een toekomstvisie voor een klimaatbestendig Nederland.
Vijf voor twaalf “Nederland moet niet wachten op de volgende watersnoodramp, maar nu met daadkracht gezamenlijk, vanuit een cultuurhistorisch besef, optreden tegen de klimaateffecten.” Dit is de belangrijkste uitkomst van het symposium ‘Waterrijk Nederland vijftig jaar na nu’, dat de Nederlandse Vereniging van Rentmeesters op woensdag 11 november 2009 in Utrecht organiseerde. Als er niet tijdig begonnen wordt, staat men straks bij diverse wateropgaven met de rug tegen de muur. Het is gunstiger wanneer projecten voor het bereiken van kritieke tijdstippen gerealiseerd kunnen worden. In bestuurlijke en politieke kringen wordt nog altijd de ernst van de problematiek onderschat. Dit blijkt uit het ontbreken van beleid dat gericht is op een omvattend plan, om op tijd tot integrale oplossingen te komen. Het ontbreken van zulk beleid leidde in Nederland in het verleden herhaaldelijk tot rampen (bijvoorbeeld 1953). De belangen van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ecologie dienen behartigd te worden.
De roep om een integrale aanpak Het advies van de commissie Veerman was geenszins bedoeld als een ´dichtgetimmerd verhaal´. Het ontbreken van een centrale regie leidde er echter toe dat de aanbevelingen spoedig gehanteerd werden als richtlijnen. Daarmee zijn verschillende instanties, zoals regionale stuurgroepen en werkgroepen, zelf aan de slag gegaan en hebben meerdere plannen ontwikkeld. Deze plannen richten zich vaak op sectorale oplossingsrichtingen, op deelgebieden van de centrale problematiek, en dragen meestal een regionaal karakter. Helaas vormt de optelsom van deeloplossingen niet de integrale oplossing die op termijn voor heel Nederland veiligheid en leefbaarheid garandeert.
De route naar de toekomst dient helder te worden Er dient een duidelijk plan ontwikkeld te worden dat een integrale oplossing beoogt voor de grote opgaven waarvoor ons land staat, zoals:
Waterveiligheid door veilige zeeweringen en beheersing van de rivieren
Zoetwatervoorziening door het behoud van watervoorraden en het voorkomen van verliezen
Ontwikkeling van gezonde estuaria
Terugdringen van de voortschrijdende verzilting
Realisatie van duurzame energievoorzieningen
Verbetering van de infrastructuur Randstad
Benutten van economisch rendabele oplossingen..
De ontstane situatie waarin ons land zich bevindt, beperkt de keuzemogelijkheden.
Wat staat ons (land) te doen ?
Inventariseren van de bestaande oplossingsrichtingen
Verzamelen van de bruikbare elementen daarvan, die samen kunnen leiden tot één integraal plan voor de oplossing van alle opgaven
Ontwikkelen op bestuurlijk niveau van een beleid dat dit integrale plan waarborgt
Zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg Momenteel is 1500 m3/s nodig om de indringing van zout tegen te gaan in de Nieuwe Waterweg. Dat is 40% van de totale rivierafvoer. Naar verwachting neemt in de komende eeuw de minimum zomerafvoer van 1700 m3/s af tot wellicht 700 m3/s (J. van Alphen, RWS Waterdienst, 2009). Dan gaat het met de zoutindringing allang mis. Afsluiting van de Nieuwe Waterweg is onontkoombaar. Het tegengaan van het grootschalig waterverlies is ook van belang voor de herijking van de zoetwaterverdeling en het behoud van de zoetwatervoorraden. Voor het zoetspoelen van poldersloten wordt eveneens 40% van al het rivierwater gebruikt. Bij zoetwaterschaarste neemt de vraag juist toe. Ook hier komt men spoedig klem te zitten.
Afb. 1: `Afsluitbaar Open Rijnmond`, tekening T. Rijcken
Maar ook veiligheid speelt een rol bij de Nieuwe waterweg. De faalkans van de Maeslantkering wordt te groot en ook de hoogte van de kering laat te wensen over. Een veiliger afsluiting van de Nieuwe waterweg met schutsluizen in zee lijkt het meest geschikt. Aanleg in zee vormt geen tijdelijke belemmering voor de scheepvaart. Hierbij blijven de westwaarts nog uit te breiden zeehavens van de Europoort open. Er kan tegelijkertijd een spuimogelijkheid ten oosten van de zeesluizen aan de noordzijde van de Nieuwe Waterweg aangelegd worden.
Afb. 2: Impressie van de open Europoort en de Nieuwe Waterweg met zeesluizen en spuisluizen
Extreme rivierafvoeren De gletsjerrivier verdwijnt, we verwachten moessonregens en extreme droogte. De rivierafvoeren worden net zo wisselend als het weer. Men waarschuwt voor ernstige zoetwatertekorten in de zomer. Na de maatregelen in het kader van Ruimte voor de Rivier, gaat de Zuidwestelijke Delta de klappen opvangen. Maximale berging en spuimogelijkheden dienen benut en uitgebreid te worden.
De meest voor de hand liggende verwachtingen zijn een zeespiegelstijging van 30 tot 40 cm per eeuw, een maximum piekafvoer van 16.000 m3/sec en een afname van de minimum zomerafvoer van 1700 m3/sec naar 700 m3/sec in 2100.
Doorstroming en routeverlenging naar zee De ecologische versterking van de delta krijgt gestalte in de estuariene dynamiek, middels open verbindingen tussen zee en rivieren. Voor ontwikkeling van estuariene dynamiek en het gelijktijdig beperken rivieropwaartse invloed van de zee, zijn er twee maatregelen: Het rivierwater laten meanderen in de bestaande deltawateren en de routes verlengen middels een lagune of een omdijkt stroomtraject in zee. Een meanderende rivier zorgt voor vertraging van doorstroming. Dit is bij geringe rivierafvoeren gunstig.
Echter, bij (extreem) hoge afvoeren is het zaak om de doorvoer zo gericht mogelijk te houden. Dat betekent dat er onder die omstandigheden in de Zuidwestelijke Delta meteen al gespuid wordt door de Haringvlietsluizen en bij de Afsluitdijk eveneens de bestaande spuisluizen in gebruik gesteld worden.
Voor tijdelijke rivierwaterberging en afvoer worden het IJsselmeergebied en de Zuidwestelijke Delta ingezet. De bergingscapaciteit van het IJsselmeer voldoet aan de veiligheidseisen en met een verlenging van het traject van afstroom rond de Afsluitdijk kan een permanente open verbinding worden gemaakt met de Waddenzee. Voor de Zuidwestelijke Delta ligt er een optimale kans om het rivierwater te laten afstromen, middels een doorsteek bij Goeree, via Grevelingen en Oosterschelde. Hierbij wordt de compartimentering van de deltawateren opgeheven, neemt de opvangcapaciteit maximaal toe en verbetert de waterkwaliteit. De Zuidwestelijke Delta speelt de belangrijkste rol in rivierwaterafvoer en bij het herstel van estuariene dynamiek. Het nastreven van een stabiel dynamisch milieu en van een min of meer vaste locatie van de overgang van zoet naar zout, zijn mogelijk middels bijsturen met spuisluizen, kribben en stormvloedkering. Doorstroming speelt er een belangrijke rol voor de verbetering van de milieukwaliteit, de voeding van schelpdierculturen en het bestrijden van blauwalgen.
Alle wateren worden onderdeel van één groot systeem in open verbinding met zee, dat zich op natuurlijke wijze verder mag ontwikkelen. Een eco-economisch aspect is, dat de belangrijkste zoetwatervoorraden van Nederland hierbij behouden blijven.
Er worden momenteel uiteenlopende inrichtingsplannen voorgesteld die niet voldoen aan de genoemde voorwaarden. Zo geeft het toelaten van zout in het Volkerak-Zoommeer niet alleen een wijziging van het milieu, maar werkt het ook verzilting van de regio in de hand. Het maakt het een toekomstige open verbinding van het Volkerak met het Haringvliet en Hollandsch Diep onmogelijk en het vernietigt het de zoetwatervoorraad. Omdat het zoute en brakke water veel invloed krijgt in de Zuidwestelijke Delta is het behoud van de zoetwatervoorraden Volkerak-Zoommeer en Haringvliet van groot belang.
De Haakse Zeedijk Met de aanleg van de Haakse Zeedijk wordt een nieuwe kustlijn gedefinieerd die vijfentwintig kilometer westelijk ligt van de huidige kust. Deze kustlijn zonder uitstulpingen is geschikt voor natuurlijke zandaanlanding en duinontwikkeling. Met dwarsdijken naar de huidige kust ontstaan er drie kustbekkens. De aanleg van de Haakse Zeedijk is van belang voor een klimaatbestendig Nederland. De kustbekkens zijn primair gericht op waterveiligheid en vervolgens op estuariene dynamiek (Zuidbekken), noodberging (Zuid- en Midbekken) en zoetwaterbuffering (Noordbekken). Het Midbekken en het Noordbekken zijn na aanleg meteen gesloten en blijven beneden gemiddeld zeepeil. Samen beschermen ze de Hollandse kust en gaan ze zoute kwel tegen.
Afb. 5: Een gecombineerd toekomstbeeld
Een laag peil in het Midbekken betekent dat bij hoge afvoeren ook de Nieuwe Waterweg het overtollig rivierwater kan spuien. Een gesloten Rijnmond kan onder alle omstandigheden hier haar water lozen.
Vervolgens gaat de aandacht naar energievoorziening, infrastructuur, recreatie en woningbouw. Het totaalplaatje van de diverse inrichtingen met onder meer een luchthaven, een uitbreiding van de Maasvlakte, windmolenparken, energiecentrales, woonkernen, wegen en havens, recreatiegebieden en natuur behoort nog nader uitgewerkt te worden. Inrichtingssuggesties en voorlopige berekeningen zijn voorhanden.
Een gezamenlijke delta De aanleg van een Zuidbekken vergroot de delta en is een logisch vervolg op de genoemde routeverlenging naar zee. Met een hoge dijk om de Voordelta vanaf Walcheren tot aan de Europoort ontstaat een lagune. In de openingen naar zee kunnen, tegen de tijd dat de stormvloedkering Oosterschelde is afgeschreven, brede stormvloedkeringen worden aangebracht. Zo wordt de estuariummonding langer en vergroot. In deze lagune is sprake van estuariene dynamiek. Ze fungeert als kraamkamer voor de zee en als verbindingszone met de grote rivieren. Ze omvat de gezamenlijke monding van Rijn, Maas en wellicht ook Schelde.
Het is mogelijk dat in de toekomst, na een afsluiting van de Westerschelde met zeesluizen, er een open verbinding via de Oosterschelde gecreëerd gaat worden. Dan is de getijdenslag bij Antwerpen heel wat minder. Bij tijdelijke afsluiting van het Zuidbekken met de keringen wordt de totale noodopvang voor rivierwater meer dan verdubbeld en is Nederland op extreem hoge rivierafvoeren voorbereid.
Regelbare afvoeren Een doorvoerkanaal van zoet water vanaf het IJsselmeer kan het Noordbekken van zoet water voorzien. De IJssel dient dan ook een groot deel van het jaar van voldoende aanvoer gegarandeerd te worden, om de noordelijke zoetwatervoorraad aan te vullen en het IJsselmeer zoet te houden. Een te reguleren doorvoer van Rijnwater bij Pannerden is hiervoor vereist (Plan Beaufort). Bij hoge afvoeren zal de Gelderse IJssel maar 10% van het totaal kunnen verwerken en stijgt het peil vooral in de zuidwestelijke waterberging.
Stapsgewijze aanpak Elke stap van een deltaprogramma dient genomen te worden in samenhang en gericht op de lange termijn. Het heeft de voorkeur dat elk project een afgerond en rendabel geheel is. Er is in november 2009 gestart met de herijking van de landelijke zoetwaterverdeling en deze wordt in 2015 voltooid. In deze periode is het van belang om de met de herijking samenhangende zaken voor te bereiden. De hoogste prioriteit, in verband met waterveiligheid en zoetwaterverlies, heeft de aanleg van zeesluizen voor de Nieuwe Waterweg. De beslissing hierover dient spoedig genomen te worden, zodat de voorbereidingen kunnen starten. Dit geeft zekerheid voor de zoetwaterverdeling in combinatie met de herinrichting van de Zuidwestelijke Delta, het IJsselmeer en alle overige deelplannen. Verder in de tijd wordt het, gezien de klimatologische onzekerheden, moeilijker om aan te geven wanneer bepalende maatregelen genomen moeten worden. Deze maatregelen zijn vaak tijdgebonden, afhankelijk van een volgorde of van nog onzekere ontwikkelingen zoals de mate van zeespiegelstijging.
Een streefbeeld als basis Deze bijdrage beslaat slechts enkele pagina´s. Voor een nadere uitwerking zal nog zeer veel moeten gebeuren. Het geschetste toekomstbeeld kan mogelijk als uitgangspunt fungeren voor een plan voor een klimaatbestendig Nederland. Het zou een basis kunnen vormen voor combinaties met relevante visies. Een streefbeeld zoals de commissie Veerman voor ogen had en van waaruit een samenhangende invulling voor het deltaprogramma ontwikkeld kan worden.
Voor meer informatie: De herijking van de landelijke zoetwaterverdeling, H2O december 2009 Adviesgroep Borm & Huijgens: Adviesgroep Haak & Stokman: Website: www.haaksezeedijk.nl
Gerelateerde en te combineren planvorming: Mooiste en Veiligste Delta 2010 – 2100, RWS – Deltares, 2007 Afsluitbaar-Open Rijnmond, T. Rijcken, 2008 Plan Beaufort, G. Beaufort, januari 2010
Het Nationaal Waterplan kiest voor estuariene dynamiek als belangrijkste ecologische doelstelling. Kan een Nationaal Deltaprogramma 2015-2100 dit realiseren en zijn de lopende projecten voor de zuidwestelijke delta hier al op gericht? Deze analyse geeft aan dat realisatie mogelijk is, hoe beperkt de keuzemogelijkheden zijn en schetst de randvoorwaarden.
Het veranderend estuarium Estuaria, brede rivieruitmondingen in zee, zijn kenmerkend voor de lage landen. De zuidwestelijke delta veranderde echter door de Deltawerken in een verzameling van door dammen van elkaar gescheiden bekkens. Alleen de Westerschelde bleef open. Door deze compartimentering kreeg ieder deltawater haar aandachtspunten van zorg, zoals eutrofiëring, zuurstofloosheid, milieuwisselingen en zandhonger. Oevers en schorren gingen eroderen, platen en slikken verdwenen. Op diverse plaatsen is sprake van een harde milieuovergang. Dammen en sluizen vormen er barrières voor migrerende organismen. Het gebrek aan ruimtelijke samenhang tussen de bekkens leidde tot ecologische en economische problemen. De Deltawerken waren puur gericht op waterveiligheid. Inmiddels heeft er een kentering in denken plaatsgevonden gericht op integraal waterbeheer, waarbij het veiligheidsaspect primair aanwezig blijft. Een zoete doorstroom kan de huidige stilstaande, zieltogende deltameren weer tot leven brengen.
Estuaria vormen een overgang tussen rivieren en zee. Een geleidelijke overgang van zoet naar zout is een randvoorwaarde voor verbetering van de migratiemogelijkheden en de verhoging van de natuurkwaliteit. Dit is alleen mogelijk door het verbinden van de grote wateren met zowel de Noordzee en als met de rivieren, waarna de rivieren weer vrijelijk kunnen afstromen.
Bruinvissen bezoeken estuaria vanwege de visrijkdom, ontstaan door voedselaanbod en milieuovergangen. Foto: C. Huijgens
De Griekse letter delta is het wiskundig symbool voor verandering. Delta’s zijn steeds onderhevig aan verandering. Niets blijft hetzelfde onder invloed van estuariene dynamiek. De delta zoals wij die kennen is slechts een momentopname. Het is een illusie te denken dat de oude delta, de situatie zoals voor de Deltawerken, kan worden hersteld. Plannen om het Land van Saeftinghe af te plaggen, om geulen in hun ´oorspronkelijke´ loop uit te graven, om verdwenen zoetwatergetijdengebieden te herstellen, om zeldzame pioniersvegetaties te behouden en ook de instandhoudingsdoelen van Natura 2000 zijn doorgaans strijdig met de voortgaande natuurlijke processen. Herstel van estuariene dynamiek klinkt dan ook vreemd in de oren. Zodra estuariene dynamiek weer een kans krijgt, zullen de processen verder gaan. Van natuurbehoud en natuurherstel is in een delta nauwelijks sprake. De morfologische processen dient men vervolgens grotendeels aan de natuur zelf over te laten. Deze hebben een positief effect op de biodiversiteit, het ecologisch systeem, de waterkwaliteit en de economie. Aanpassing van de Natura 2000 doelen aan estuariene dynamiek is dan ook gewenst.
De keuze voor estuariene dynamiek Estuariene dynamiek is op de lange termijn de meest natuurlijke en duurzame oplossingsrichting. Het Nationaal Waterplan kiest dan ook voor estuariene dynamiek. Dit vanwege de zeldzaamheid van dit milieu, de unieke locatie van de delta en de sleutelpositie tussen zee en rivieren. Estuariene dynamiek ontstaat door een open verbinding van de zee met de rivieren. Deze verbetert de kwaliteit van de delta en de stroomgebieden van Rijn en Maas en geeft een enorme impuls aan de West Europese natuur. Hoe indrukwekkend het resultaat ook moge zijn, men mag de dijken niet doorsteken en half Nederland onder water zetten. Maar kan estuariene dynamiek wel de ruimte krijgen zonder afbreuk te doen aan de waterveiligheid die de Deltawerken ons bieden? De vraag is inmiddels nog veeleisender: Kan in samengaan met estuariene dynamiek de waterveiligheid ten opzichte van de huidige situatie sterk worden verbeterd? Zeespiegelstijging en veranderend riviergedrag vragen immers om ingrijpende maatregelen. De estuariene dynamiek dient samen te gaan met de eisen voor waterveiligheid, zoals een korte lengte aan primaire zeewering, maximale noodberging en spuimogelijkheden.
Blokkade door regionale planvorming Het besef dat de estuariene dynamiek moet terugkeren is inmiddels algemeen aanvaard. Toch worden door regionale planvorming blokkades opgeworpen. Het experiment de Kier is het langst lopende voorbeeld. Vanwege de wisselende rivierafvoer, de zeespiegelstijging en het behoud van het Haringvliet als zoetwatervoorraad, zal deze maatregel vanaf het begin disfunctioneren en uiteindelijk verdwijnen. Een verzilting van het Volkerak-Zoommeer betekent niet alleen dat deze zoetwatervoorraad verdwijnt, maar er ontstaat tevens een harde grens tussen zout en zoet. Hierdoor moeten de Volkeraksluizen voor altijd gehandhaafd blijven om verzilting van het Haringvliet te voorkomen. Daarentegen maakt doorstroming met zoet water van het Volkerak-Zoommeer wel een open verbinding met het Hollandsch Diep mogelijk. Zowel het milieu als de scheepvaart hebben veel baat bij een getijloze en zoete Rijn-Schelde corridor, zonder Volkeraksluizen. Plannen waarbij de Oosterschelde en de Grevelingen als gescheiden en eenzijdig geopende zee-inhammen worden ingericht, sluiten bij voorbaat het merendeel van de deltawateren uit van estuariene dynamiek. Elk van de hier genoemde planvorming is in beginsel bedoeld als een eerste stap in de richting van estuariene dynamiek, maar biedt geen uitzicht op een vervolgstap. Bij nadere beschouwing blijken de plannen tegengesteld aan de vermeende doelstelling. Het uitvoeringsprogramma voor de korte termijn opgaven, behoort dan ook gewijzigd en afgestemd te worden op het plan van aanpak voor de lange termijn.
Alle beschikbare ruimte is nodig Een delta is groots. Voor een geleidelijke overgang van zout naar zoet is lengte en ruimte nodig. De voortgang van morfologische processen in de komende eeuwen vraagt nog eens om extra reservering van ruimte. Ook de waterveiligheid claimt ruimte. Hoe groter de tijdelijke waterberging voor rivierwater, des te hoger de veiligheid. Een maximale waterberging kan voorkomen dat het bedreigende rivierwater bij hoge afvoeren niet ophoopt in Haringvliet, Hollandsch Diep en Biesbosch. Daarnaast is er de steeds sterker wisselende rivierafvoer. Hoe blijft het mogelijk om onder alle omstandigheden een aanvaardbare stabiele estuariene dynamiek te behouden? De marges zijn klein en dat beperkt de keuzemogelijkheden.
Om zowel de toenemende rivieropwaartse invloed van de zee terug te dringen en tevens een blijvende estuariene dynamiek mogelijk te maken is een lange stroomroute voor het rivierwater naar zee noodzakelijk. Hiervoor bestaan twee mogelijkheden: het rivierwater laten meanderen in de bestaande deltawateren en de route verlengen met een lagune in zee.
Inrichtingsvoorstel zuidwestelijke delta Adviesgroep Borm & Huijgens, oktober 2008
Middels een brede doorsteek bij de kop van Goeree kan het rivierwater via een grote S-bocht door de Grevelingen en de Oosterschelde naar zee stromen. Zo wordt het stroomtraject aanzienlijk verlengd. Na de noodzakelijke en hopelijk spoedig gerealiseerde afsluiting van de Nieuwe Waterweg stroomt het merendeel van het rivierwater straks door de zuidwestelijke delta. Hierdoor kan de estuariene dynamiek volledig terugkeren. Het ontstane estuarium fungeert als kraamkamer voor vis en verhoogt de productie van schelpdieren. Dit in combinatie met het behoud van de zoetwatervoorraden van het Haringvliet en het Volkerak-Zoommeer. Bij wisselende afvoeren kunnen onder meer de Haringvlietsluizen regulerend werken ten gunste van ecologie en veiligheid. Op het overzichtskaartje is de reguliere stroming in blauw aangegeven en met rood de noodafvoer bij extreem hoge rivierafvoeren. De noodberging omvat hierbij alle deltawateren, behalve de Westerschelde.
De vraag naar een integraal en nationaal programma “Een bestuurlijke verkenning door het VU Athena Instituut bracht aan het licht dat bestaande initiatieven die gericht zijn op het (gedeeltelijke) herstel van de estuariene dynamiek, zoals het programma ‘Delta in Zicht’ en pilots rond het Volkerak-Zoommeer, onvoldoende van de grond komen omdat zij een nationale context missen over zoet- en zoutwaterbeheer. Het procesdeel van het concept is primair bedoeld om een impuls te geven aan het afstemmen van locale initiatieven met het regionale en landelijke beleid. Voorgesteld wordt om een integraal en nationaal georiënteerd programma in te richten dat zich richt op de interactie tussen zoet en zout water(beheer), waarbij betrokken partijen samenwerken en waardoor de regionale visies en lokale projecten commitment, sturing en een meerjarenperspectief krijgen.” (bron: InnovatieNetwerk, Werkprogramma 2009)
Het streven is dat de zuidwestelijke delta zich op termijn ontwikkelt tot een natuurlijk veerkrachtig watersysteem, dat tevens extreme waterstanden weet op te vangen. De herinrichting van de zuidwestelijke delta speelt een cruciale rol bij de landelijke waterveiligheid en het ecologisch herstel van de internationale stroomgebieden. Dit overschrijdt in hoge mate het aandachtsgebied van de betreffende regionale stuurgroep. Nadere invulling is gewenst. Er is een grote behoefte aan een integrale visie op de zoetwaterverdeling van heel Nederland ter ondersteuning en sturing van de regionale projecten. De korte termijn maatregelen en de lange termijn visie kunnen niet los van elkaar worden gezien.
Een analyse van het huidige zoetwaterbeheer en een inrichtingsvoorstel voor integrale waterhuishouding.
Adviesgroep Borm & Huijgens, oktober 2009
INLEIDING Tientallen wateropgaven zijn dankzij het advies van de Commissie Veerman1 en het ontwerp Nationaal Waterplan2 in beeld gebracht. Het zijn waterprobleemoplossende taken voor de komende deelprogramma´s. Deze deelprogramma´s worden onderdeel van één integraal totaalplan, één duurzaam evoluerende inrichting van de kust-, delta- en riviergebieden.
De herijking van de zoetwaterverdeling over het hoofdwatersysteem start in 2009 en is in 2015 afgerond. Dit wordt het fundament van het Nationaal Waterplan en van een klimaatbestendig Nederland. In dit op te stellen plan prevaleren de doelen waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Daarnaast krijgen het gezond maken van de deltawateren en het ontwikkelen van estuariene dynamiek de aandacht.
NOODZAAK VAN CENTRALE REGIE Op de nationale bijeenkomst Deltaprogramma van 10 juni 2009 sprak prof. dr. C.P. Veerman de wens uit dat lopende waterprojecten onverminderd doorgaan en dat de komst van een Nationaal Waterplan niet als zand in de motor mag werken. Echter, indien projecten afhankelijk zijn van een nog nader te bepalen inrichting, dan ligt een pas op de plaats voor de hand.
Een voorbeeld hiervan is de verzilting van het Volkerak-Zoommeer. Dit lopend gebiedsproces kan de gang naar estuariene dynamiek of waterveiligheid frustreren en zou daarom beter even kunnen wachten. Mocht er bij de landelijke herverdeling voldoende zoet water voor doorstroming ter beschikking komen dan vervalt de noodzaak van dit verziltingproject. De onomkeerbaarheid van de verzilting van één van de grootste zoetwaterbuffers van Nederland, evenals de inrichting van de Zuidwestelijke Delta, zijn cruciaal voor het komend integraal landelijk waterbeheer en vragen om zorgvuldig afgewogen besluiten. De reeks aan innovatieve ideeën van de afgelopen jaren maakt dat men zich gemakkelijk laat afleiden door spectaculaire nevendoelen, die echter voor de hoofddoelen geen zoden aan de dijk zetten. Een centrale regie met een algemene visie maakt een eind aan de verbrokkeling van waterstaatkundige plannen. Voor regionale stuurgroepen is het pas mogelijk om definitieve deelprogramma´s samen te stellen als er sprake is van landelijke samenhang. Alle gebieden krijgen daarom een opdracht van de Ministeriele Stuurgroep Deltaprogramma (MSD). De kern van de opdracht is het op een zodanige wijze borgen van de lange termijn waterveiligheid en klimaatbestendigheid en het scheppen van de randvoorwaarden voor duurzame zoetwatervoorziening, dat dit op een integrale wijze bijdraagt aan een ecologische en economische versterking.3 Per deelprogramma zijn daarnaast de beschikbare middelen (geld, diensten en watergaranties) van belang. Bij de verdeling van zoetwateraanvoer kan men per deelgebied zowel aandacht schenken aan de optimale aanvoer, als aan de maximaal en minimaal toelaatbare aanvoeren. Vervolgens kan met de uitwerking van samenhangende regionale deelplannen begonnen worden. Grote noodzakelijke beslissingen mogen niet langer vooruit worden geschoven4, zodat alle gebieden waar maatregelen genomen moeten worden in een keer goed aangepakt worden.
MAATREGELEN TEGEN HET OPKOMENDE WATER Toen de mens invloed kreeg op het Nederlandse landschap werden de wordingsprocessen, sedimentatie en veenvorming, aan banden gelegd en daalde het oppervlak door exploitatie van veen en ontwatering. Laag Nederland is hierdoor geen lage delta, maar een veel te lage delta. Met de verwachte zeespiegelstijging en de sterk wisselende rivierafvoeren nemen de kansen op overstroming toe.
De goedkoopste en meest beproefde manier om de strijd tegen het wassende water te voeren, is nog altijd het ophogen van de dijken.5 Goede dijken in combinatie met degelijke keringen en sluizen geven de beste bescherming aan Nederland. De tweede veiligheidstoetsing primaire waterkeringen heeft in 2006 plaatsgevonden. Op het verbeteren en verhogen van de dijken mag men niet bezuinigen. Eerst moet nog het achterstallig onderhoud moet worden verricht. Dijkverhoging geeft niet alleen meer veiligheid, maar vergroot ook de afvoercapaciteit van rivieren. Een watersnood kan nog altijd een ramp veroorzaken en tegelijk het zorgvuldig opgebouwde image van Nederland op waterstaatkundig gebied wegvagen. De Randstad loopt hierbij een groot risico. Nederland ligt voor meer dan de helft beneden de zeespiegel en heeft te kampen met onder meer de gevolgen van de aanleg van de Nieuwe Waterweg. Bij de werking van de Maeslantkering is de huidige faalkans van 1/100 weliswaar op dit moment voldoende, maar de marges zijn verdwenen. Met een rijzende zeespiegel, toenemende rivierafvoer en de onzekerheid of deze faalkans ook in de toekomst haalbaar blijft, is het moment dat de voornaamste schakel in de beveiliging van west Nederland niet meer voldoet, niet ver af. Goede evacuatie lijkt in dit dichtbevolkt gebied onmogelijk en watersnood in de Randstad kan onze economie voor lange tijd ontwrichten. De gevolgen kunnen aanzienlijk groter zijn dan die van de Watersnoodramp van 1953.6
Het grootste gevaar komt uit zee en heeft een voorspeltijd van slechts ca. 24 uur. Elke investering in de veiligheid van de voordeur, de afsluiting van de Nieuwe Waterweg, betaalt zich dubbel en dwars uit. Een echt substantiële verbetering vindt plaats door de kering in de Nieuwe Waterweg dubbel uit te voeren. Een goed uitgevoerde zeesluis met twee onafhankelijk werkende deuren zou zonder problemen de vereiste faalkans kunnen opleveren.
Langzamerhand dringt eveneens het besef door dat men niet ongelimiteerd estuariummondingen kan blijven uitdiepen ten behoeve van de steeds grotere zeeschepen. De toegankelijkheid is ook op andere wijzen op te lossen, zoals gebeurt door de zeewaartse accentverschuiving naar onder meer de Europoort en de Maasvlakte. Stadshavens en oude haventerreinen veranderen in jachthavens met woonwijken.
Over de wijze waarop de Nieuwe Waterweg wordt afgesloten en de precieze locatie zal nog gediscussieerd worden, maar de principiële beslissing dat dit gaat gebeuren dient spoedig genomen te worden voor een tijdige realisatie.
ZOETWATERVOORZIENING Met het oog op een toekomstig tekort aan zoet water is er alvast een Nationale Verdringingsreeks 2 in vier categorieën opgesteld. Wie heeft bij schaarste het meeste recht op zoet water? Op de vierde en laatste plaats staan scheepvaart, landbouw, natuur, industrie, waterrecreatie en binnenvisserij. Zij zullen bij lage rivierafvoeren als eerste moeten inleveren.
Het ontwerp Nationaal Waterplan 2 kiest voor het langer vasthouden en benutten van het zoete water. Van de totale rivierwateraanvoeren van Rijn en Maas wordt momenteel 40% gebruikt voor het terugdringen van het zout in de Nieuwe Waterweg. De overheid kan het goede voorbeeld geven in het zuinig en efficiënt omgaan met zoet water door “het lek van Holland” te dichten met sluizen in de Nieuwe Waterweg.7
De huidige zomerafvoer van de Rijn van 1700 m3/sec kan deze eeuw afnemen naar 700 m3/sec. Van een vrije doorstroom door de Nieuwe Waterweg is dan absoluut geen sprake meer.8 Ondanks de huidige voorkeursbehandeling van de Nieuwe Waterweg bij de zoetwateraanvoer, is zelfs nu achterwaartse verzilting van het Haringvliet niet altijd te voorkomen. Zodra de Rijnmond gesloten wordt, komt er zoet water beschikbaar voor het gezond maken van de Nederlandse waterhuishouding en voor de in het ontwerp Nationaal Waterplan gestelde wateropgaven. De sleutel voor een herverdeling van de zoetwateraanvoer ligt dan ook in eerste instantie bij het beperken van het zoetwaterverlies via de Nieuwe Waterweg. Als tussentijdse oplossing zijn stroomopwaarts riviersluizen aan te leggen, om alvast het zoete water te behouden voor efficiënt gebruik.
Naast het zoetwaterverlies via de Nieuwe Waterweg wordt nog eens 40% van de rivierwateraanvoeren verbruikt voor het zoetspoelen van verzilte poldersloten in (te) lage landbouwgebieden.
Wanneer voor deze gebieden de werkelijke kosten worden doorberekend voor de continue ontwatering en het periodiek zoetspoelen, dan ligt veelal de keuze voor onder water zetten voor de hand. Deze besparing levert voorraadvorming van zoet water op en deze toplaag van zoet water geeft tegendruk aan zoute kwel en gaat hierdoor verzilting tegen.9 Het ontwerp Nationaal Waterplan vermeldt dat de klimaatverandering vraagt om een heroverweging van de huidige strategie voor (zoet)watervoorziening en verziltingbestrijding. Beide hiervoor genoemde situaties van grootschalige zoetwaterverspilling zijn nog maar nauwelijks in stand te houden en op termijn niet te handhaven. Maatregelen tegen zoetwaterverlies dienen dan ook hier genomen te worden. Het is verbazingwekkend dat men met het resterende zoete water tot nu toe redelijk aan de vraag kan voldoen. Na een herijking van de zoetwateraanvoer hoeft zoetwatertekort in Nederland geen probleem meer te zijn.
AFVOER RIVIERWATER De maatregelen in het kader van Ruimte voor de Rivier hebben als uitwerking dat het rivierwater sneller richting zee wordt afgevoerd. De problemen voor tijdelijke wateropvang en waterdoorvoer komen vervolgens nog meer op het bordje van de Zuidwestelijke Delta. De Rijnmond heeft geen bergend vermogen en is hierdoor als permanente afvoerroute ongeschikt. Voor tijdelijke berging en noodafvoer worden daarom de voormalige zeegaten van de Zuidwestelijke Delta ingezet.
Bij normale en geringe afvoeren wordt zo´n 70 tot 80 % van al het rivierwater naar de Nieuwe Waterweg geleid.1 De Haringvlietsluizen worden zodanig bediend dat de Nieuwe Waterweg zo lang mogelijk 1500 m³ zoet water per seconde kan lozen. Jaarlijks gaan zo enkele tientallen km³ zoet water verloren. Intussen neemt de rivieropwaartse invloed van de zee ons in de tang en dringt via het zuidwesten en het noorden steeds verder door. De onderhandelingen tussen verschillende sectoren in de delta worden vaak gedicteerd door de scheepvaartbelangen. Behoud van een open verbinding met zee lijkt op korte termijn voor Rotterdam economisch aantrekkelijk. Er zitten voor Rotterdam en omgeving veel voordelen aan zeesluizen; binnenhavens zonder getij, behoud van zoet water, geen milieuwisselingen, meer stabiliteit voor de dijken rond het Rijnmondgebied, de Volkeraksluizen worden wellicht overbodig en de bereikbaarheid van het achterland blijft langer intact. Daarbij kan de Rijn-Schelde corridor zoet blijven en worden er de huidige milieuproblemen, zoals blauwalgen, met doorstroming opgelost. Het Volkerak-Zoommeer hoeft niet meer te verzilten en de zoetwatervoorziening voor Zuidwest Nederland is veilig gesteld. Zo´n herziene inrichting maakt tevens een einde aan de instabiliteit van de dijken langs het Spui, de Dordtsche Kil en de Oude Maas vanwege de hier na 1970 sterk toegenomen stroomsnelheden. Ook achterwaartse verzilting van het Haringvliet via het Spui wordt hiermee voorkomen.
Bij zeer hoge rivierafvoeren en tijden waarop men niet in zee kan spuien, zoals bij stormvloed, adviseert de Deltacommissie om het Rijnmondgebied tijdelijk af te sluiten. Dit is voorgesteld in de vorm van een Afsluitbaar Open Rijnmond (AOR).10 Al het water aangevoerd door Lek, Waal en Maas wordt dan richting Biesbosch en Haringvliet geleid (zie figuur 1). Nu is het Haringvliet voor tijdelijke wateropvang in de Zuidwestelijke Delta onvoldoende. Stagnatie van doorstroming in het Hollandsch Diep vergroot bij hoge rivierafvoeren het overstromingsrisico in de hele regio. Het water kan bij de weergegeven afsluiting alleen maar stijgen tussen de in de afbeelding met geel aangegeven aangepaste en nieuwe dijken.
Om de maatgevende afvoer van 16.000 m3/sec van het huidige rivierverruimingsprogramma te kunnen opvangen is voldoende noodberging, het behoud van verval en doorstroming en tenslotte meer spuicapaciteit naar zee nodig. Alleen een maximale berging zal de stijging van het water in de delta bij tijdelijk gesloten riviermonden aanzienlijk verminderen. De Deltacommissie adviseert om Volkerak-Zoommeer, Grevelingen en eventueel de Oosterschelde in te zetten voor tijdelijke noodberging.1 Een verbeterde doorvoer via het Hollandsch Diep dankzij trajectverlenging van de afvoerroute naar zee valt mee te nemen in de afwegingen bij het onderzoek naar een Afsluitbaar Open Rijnmond. Met zeesluizen hoeven de nieuwe beweegbare hoogwaterkeringen van een AOR, op de afbeelding in rood, minder vaak dicht, omdat het zeewater het rivierwater niet zal opstuwen, en met een meanderende afvoer door de delta hoeven de dijken minder rigoureus aangepast te worden. De dijken in Zeeland zijn immers van oorsprong zeewerend.
Figuur 1: ‘Afsluitbaar Open Rijnmond´, T. Rijcken, TU Delft 2008
Voorspellingen over de gevolgen van de klimaatverandering hebben een hoge mate van onzekerheid. Met een inrichting waarbij men veranderingen stapsgewijs kan bijhouden en gefaseerd kan sturen, neemt men geen maatregelen die later overbodig blijken en kan het voortschrijdend inzicht het vervolgtraject bepalen. Om kosteneffectief te werken, dient elke stap op zich een rendabel en afgerond geheel te zijn, passend in de visie voor de langere termijn. De Deltacommissie wil waterproblemen voorkomen of ongedaan maken. Oplossingen die samengaan met landschapsvormende processen zijn op termijn stabieler en goedkoper en hebben de voorkeur boven technische oplossingen. Hoe kunstmatiger de te nemen maatregelen zijn, des te hoger zijn doorgaans de investeringen en des te meer de blijvende kosten.11 Zo is natuurlijke afvloeiing te prefereren boven het oppompen van water. Aansluiting bij de voortgaande natuurlijke processen draagt bij aan de kwaliteit en duurzaamheid. Het wordt geen strijd tegen het water, maar een samenwerking met het water voor een klimaatbestendig Nederland.
ECOLOGISCHE VERBETERING IN DELTA EN RIVIEREN
De Afsluitdijk betekende in 1932 een enorm verlies aan trekvissen. Deze afsluiting maakte het voor veel vissen vrijwel onmogelijk om hier vanuit zee de rivieren te bereiken. Met de aanleg van de Deltawerken volgde later een tweede klap. Door de Afsluitdijk en de Deltawerken zijn verbindingen verbroken en is vervolgens de kwaliteit van diverse geïsoleerde wateren gedaald.12 Vanwege de ecologische gevolgen is het voor de Nederlandse trekvis inmiddels vijf voor twaalf. In de komende planvorming vereisen de implementatie van de EU-Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Natura 2000-beleid maatregelen om het estuariene karakter van de deltawateren te herstellen. Het ‘oorspronkelijke’ estuariene karakter zal echter niet op dezelfde locaties terugkeren, omdat zowel de natuur als de inrichting van Nederland continue veranderen. Zo komt het einde in zicht van de zoetwatergetijdengebieden langs de Oude Maas en in de Sliedrechtse Biesbosch, die na de Deltawerken konden voortbestaan vanwege het restgetij via de Nieuwe Waterweg. Met de afsluiting van de Nieuwe Waterweg verdwijnen eveneens de enorme zoetwaterbellen die tweemaal daags in de Noordzee stromen en die tot ver in de Waddenzee waarneembaar zijn. Met een herziening van de zoetwaterverdeling doet zich een unieke kans voor om met continue open verbindingen de ecologische relaties tussen zee en rivieren blijvend te herstellen.
Om hierbij de rivieropwaartse invloed vanuit zee terug te dringen is verlenging van de afvoerroutes van het rivierwater naar zee of in zee gewenst.
In de stroomgebieden van Rijn en Maas is tientallen jaren gewerkt aan onder meer beekherstel, vispassages, natuurvriendelijke oevers en vloeiweiden. Deze maatregelen worden pas echt effectief bij een blijvende overgang van zout naar zoet. Als de natuurlijke relatie tussen rivieren en zee zich kan herstellen, dan kunnen de rivieren de ruggengraat gaan vormen van de natte component van de Ecologische Hoofdstructuur, het netwerk van de Nederlandse natuur.
De komende waterverdeling bepaalt de mogelijkheden voor inrichting. Men kan zich afvragen of hierbij gespecificeerde formuleringen van natuurdoelstellingen niet overbodig zijn, aangezien de morfologische voorspellingen, die de basis vormen voor de effectvoorspelling voor de natuur, met relatief grote onzekerheden zijn omgeven. Dit geldt in sterke mate voor de betrokken Natura 2000-gebieden.
Waardevolle natuurgebieden zullen van karakter veranderen, maar het verlies van biotopen wordt ruimschoots gecompenseerd door inrichtingen die op termijn het beste zijn voor het milieu en het ontstaan van nieuwe natuurgebieden. Hierbij valt te denken aan het gezond maken van geïsoleerde deltawateren middels doorstroming, de uitbreiding van de voorkust en de verlenging van de estuariene overgangsgebieden naar zee. Het is vervolgens aan de natuur om aan duurzame, kwalitatieve en voortgaande processen verdere invulling te geven. De mens wordt eerder toeschouwer dan spelbepaler en aanschouwt waar en in welke vorm de estuariene dynamiek ontstaat.
De baten van de natuur worden vaak onderschat. Onze economie heeft behoefte aan een ecologisch fundament, aangezien een gezonde delta voorwaarde is voor een gezonde economie.13 Hiervoor is een integrale watersysteembenadering noodzakelijk. Recreatie, landbouw, scheepvaart, industrie, visserij, schelpdiercultuur, natuur en milieu varen er wel bij.
Het illustratief maken, het vergelijken en het combineren van landelijke integrale inrichtingsvoorstellen dragen bij tot de beeldvorming van een klimaatbestendig Nederland.
INRICHTINGSVOORSTEL De Adviesgroep Borm & Huijgens heeft begin 2009 een inrichtingsvoorstel tot integraal landelijk waterbeheer gepresenteerd, gebaseerd op voorgaande analyse. Door het zoete water langer vast te houden en dit water meanderend te laten afstromen via de Zuidwestelijke Delta en langs de Afsluitdijk, kunnen naar alle waarschijnlijkheid de zoetwatervoorraden behouden blijven. Ook worden de ecologische relaties tussen zee en rivieren blijvend hersteld, wordt de waterveiligheid vergroot en neemt de landinwaartse invloed van de zee af.
Voor beide regio´s met een grote meervoudige wateropgave1, de Zuidwestelijke Delta en het IJsselmeergebied, worden hier globale inrichtingssuggesties gepresenteerd.
EEN GEZONDE ZUIDWESTELIJKE DELTA Met de Deltawerken is het zoute getijdenmilieu in de Oosterschelde behouden gebleven. Het meeste rivierwater wordt door de Nieuwe Waterweg naar zee afgevoerd en de voormalige zeegaten zijn van elkaar gescheiden. De Zeeuwse oppervlaktewateren zijn kwalitatief minder geworden en scoren intussen op veel punten ‘slecht’ of ‘ontoereikend’.14 De ontstane problemen als vermesting, blauwalgen, wisselingen en abrupte overgangen van milieu en zuurstofgebrek kunnen opgelost worden met doorstroming van rivierwater en middels getijden. Het zoete rivierwater dat nu via een korte weg in zee wordt geloosd, mag zoveel mogelijk door de wateren van de delta stromen, zich te mengen met het zoute water onder invloed van getijdendynamiek en pas bij de stormvloedkering in zee te stromen. Zo wordt de Oosterschelde de levensader van een duurzame delta en kan een open estuarium gecombineerd worden met een korte kustlijn. Ecologie en veiligheid gaan samen.15
Foto 1: Wordt de Oosterschelde de levensader van de Zuidwestelijke Delta? Foto: C. Huijgens
Het deltamilieu is gebaat met doorstroming bij het oplossen van de huidige problemen. De hiervoor te nemen maatregelen zijn onder meer een forse doorsteek door Goeree-Overflakkee en een open verbinding van de Grevelingen met de Oosterschelde. Vervolgens kan het water meanderen, zonder hinder voor de scheepvaart. Het rivierwater zal dan met een grote S-bocht naar zee stromen (figuur 2). Het water zal kronkelend wegstromen via de voormalige zeegaten, waardoor de zee relatief verder weg komt te liggen en stroomsnelheden nemen af. Het achterland is hierdoor beter beschermd tegen hoge zeewaterstanden en opwaaiende westenwind. Deze inrichting vermindert de gevreesde landinwaartse invloed van zee, als gevolg van zeespiegelstijging of lage zomerafvoeren, en maakt tevens een permanente en geleidelijke overgang van zout naar zoet mogelijk.
Foto 2: Bruinvissen zwemmen met regelmaat het estuarium binnen. Foto: C. Huijgens
Het Haringvliet blijft zoet, de Grevelingen krijgt doorstroming met gereduceerd getij en de Oosterschelde wordt weer een estuariummonding.16 De draagkracht van de Oosterschelde, die was afgenomen door het verdwijnen van de aanvoer van rivierwater en het verdwijnen van het brakke water, kan zich herstellen. De stroomsnelheid zal toenemen zodra de ´verstopte ader´ is genezen. Het huidige zoute en stilstaande milieu in de Grevelingen, vaak met zuurstofgebrek voor het bodemleven, ondergaat de grootste veranderingen. Deze zal veranderen in een dynamisch duurzaam systeem, een getijdengebied met doorstroming en overgangen van brak naar zout.17
Figuur 2: Schets inrichtingsvoorstel Zuidwestelijke Delta
Inzet van de Grevelingen is nodig als noodberging, voor de verlenging van de afvoerroute van rivierwater met een overgang van zoet naar zout en voor het terugdringen van de landinwaartse invloed
van de zee. Gefaseerd kan eerst de verbinding met de Oosterschelde tot stand gebracht komen, gevolgd door een geleidelijke toename van zoetwateraanvoer vanuit het westelijk Haringvliet.
Bij extreem hoge rivierafvoeren wordt voor de veiligheid van tevoren vanuit Haringvliet, Grevelingen en Oosterschelde in zee gespuid, waarna de op dat moment maximaal haalbare bergingscapaciteit gebruikt kan worden. Dit garandeert langer de vrije afwatering van onder meer het gebied van het Waterschap de Brabantse Delta. Het water van het Hollandsch Diep kan op zo´n tijdstip blijven doorstromen, zodat stagnatie van doorstroming met de gevreesde peilverhoging in de Biesboschregio uitblijft en de kans op overstroming in het Rijnmondgebied vermindert.
De Oosterschelde blijft onder alle omstandigheden zout. Doorstroming en getijden zijn gunstig voor schelpdierculturen. Nu de kwaliteit van Rijn en Maas is verbeterd, kunnen de visgronden van de Noordzee en de delta weer profiteren van de door de rivieren meegevoerde voedingsstoffen. Het aangevoerde sediment kan op de lange termijn de onbalans die zandhonger veroorzaakt herstellen. Bij hoge rivierenafvoeren spuien de Haringvlietsluizen, en zo nodig extra spuisluizen in de Brouwersdam, alvast het overtollige rivierwater om verzoeting van de Oosterschelde te voorkomen.
Momenteel wordt nog overwogen om het Zoommeer-Volkerak zout te maken om de symptomen van overmatige bemesting te bestrijden. Bij voldoende beschikbaarheid van zoet water, kan dit zoete water ook door de randmeren stromen om deze te reinigen en te verversen. Zoet water in de randmeren gaat de verzilting tegen. Tholen, West-Brabant en de Hoekse Waard komen niet in de problemen zoals dat bij verzilting zou zijn. De binnenvaartroute van de Rijn-Schelde Corridor blijft hierbij zoet en getijloos.
Voor recreatievaart vormen de rondvaartmogelijkheden en de toename van kwaliteit en belevingswaarden een grote stimulans.
EEN VEILIG EN DUURZAAM SYSTEEM ROND DE AFSLUITDIJK De huidige Afsluitdijk voldoet niet meer aan de veiligheidseisen.18
De veiligheid waarborgen is van nationaal belang, maar daarnaast spelen milieu en buffering van zoet water een grote rol. De voorkeur gaat naar een duurzame inrichting, aansluitend bij de natuurlijke processen. Behoud van een natuurlijk verval van IJssel tot Waddenzee is van belang voor een goede afvloeiing.
Het veiligstellen van de zoetwatervoorraden van het IJsselmeer en de Zuidwestelijke Delta voorkomt zoetwaterschaarste. Daarnaast behoren beide regio´s bij hoge afvoeren het teveel aan water tijdelijk te kunnen bergen. In de Zeeuwse Delta, waar het meeste rivierwater heengaat, kan de waterberging aanzienlijk worden vergroot. Slechts 15% van het rivierwater stroomt naar het noorden en kan opgevangen worden door een spontane en tijdelijke verhoging van het IJsselmeer.
Een permanente en geleidelijke overgang van zout naar zoet draagt ertoe bij dat de IJssel weer in het natuurlijke systeem terugkeert. Hierbij dienen milieuwisselingen, zoetwaterschokken en abrupte overgangen voorkomen te worden. Tevens moet het IJsselmeer onder alle omstandigheden zoet blijven. Dit vraagt om een te reguleren verbinding van het IJsselmeer met de Waddenzeedynamiek. Een combinatie van een voordijk en een natuurdijk, aansluitend op het verhoogde Makkummerzand, wordt voorgesteld (zie figuur 3). De aanleg kan samengaan met baggerwerkzaamheden elders. Op deze wijze ontstaat een meegroeiende voorzeewering met vooroevers. In de vorm van een voordijk met golfbrekers kan deze de Afsluitdijk tegen het zeewater beschermen en tevens een ecologische meerwaarde geven aan de Waddenzee. Een natuurdijk aan de binnenzijde van de afsluitdijk staat garant voor de opvang van zilte overslag en opwaaiing. De dijken kunnen op ondiepten gesitueerd worden en mogen lager blijven dan de Afsluitdijk. De vorm van figuur 3 voor doorstroming is dan ook slechts schematisch. Op deze wijze ontstaat een lus van vele tientallen kilometers, waarlangs het rivierwater wordt afgevoerd via een open verbinding met zee, zonder dat er van indring van zout in het IJsselmeer sprake is. Met afwisselende kribben gaat het water meanderen, waardoor de af te leggen weg naar de Waddenzee nog eens aanzienlijk wordt vergroot en de stroomsnelheid afneemt.
Figuur 3: Schets inrichtingsvoorstel Afsluitdijk
Voor noodsituaties is aanvullend een stormvloedkering (SVK) gewenst. Bij hoge rivierafvoeren kan de bestaande spuisluis aan de Friese kant worden ingezet. De bodem en het waterpeil van het IJsselmeer mogen, net zoals bij de Waddenzee, geleidelijk meegroeien met de zeespiegelstijging.
De gemotoriseerde scheepvaart blijft gebruik maken van de aanwezige schutsluizen. In het nieuwe estuariene gebied naast de Afsluitdijk komen ongekende mogelijkheden voor natuurgerichte recreatie en ongemotoriseerd verkeer.
Een open verbinding naar zee herstelt de visrijkdom met trekvissen die hier oorspronkelijk via de Zuiderzee onze zoete wateren opzochten.
CONCLUSIE De hiervoor genoemde inrichtingsuggesties zijn beide landelijk samenhangend, gebaseerd op voorgaande analyse en sluiten aan bij de natuurlijke processen. Verder is het opgesteld met inachtneming van de verschillende belangen. Het beperken van het zoetwaterverlies door de Nieuwe Waterweg is als belangrijkste randvoorwaarde genomen, omdat anders de vraag blijft of na maatregelen voor efficiënt gebruik van zoet water de minimumafvoeren van de rivieren in de zomer voldoende zullen zijn voor beide inrichtingen.
Bij deze suggesties is vooral gekeken naar het gezond maken en verbinden van de geïsoleerd geraakte deltawateren. Andere mogelijkheden liggen in het zeewaarts verlengen van de estuariene overgangsgebieden, in combinatie met de uitbreiding van de “voorkust”.19 In de luwte van de Deltawerken en de Maasvlakte legde de natuur de voordelta aan.
Professor H.L.F. Saeijs noemt de natuur de beste ingenieur.
1 Veerman C. et al ,’Samen werken met water’ Bevindingen van de Deltacommissie, Den Haag [2008]
2 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, ‘Ontwerp Nationaal Waterplan’ Den Haag [2008]
3 Stuurgroep Zuidwestelijke Delta, ‘Nieuwsbrief nr.4’ Uitgave september [2009]
4 Nijhof A. , ‘Een veilig en leefbaar Nederland’ Uitgave Waterstand 8 [2009]
5 Rooijendijk C., ‘Waterwolven, een geschiedenis van stormvloeden, dijkenbouwers en droogmakers’ Uitgeverij Atlas Amsterdam/Antwerpen [2009]
6 Tongeren van & Ven van de, ‘De Nationale Balans en de Overheidsbalans’ Centraal Bureau voor de Statistieken [1997]
7 Saeijs H.L.F., ‘Omgaan met een wereld watercrisis’ Gezondheidsraadlezing [1998]
8 Alphen van J., ‘De Rijnmond in de toekomst: open, dicht of afsluitbaar?’ Rijkswaterstaat Waterdienst [2009]
9 Vries A. de & Vries I. de, ‘Verzilting intern, extern, en regionale gevolgen: wat weten we ervan?’ Presentatie Zoet-Zout Platformdag [2009]
10 Rijcken T., ‘Afsluitbaar-open variant van het Rijnmondgebied’ TU-Delft [2008]
11 Saeijs H.L.F., Flameling J.A. & Adriaanse L.A., ‘Eco-pragmatisme, Omgaan met rivieren, delta´s, kust en zee in de 21e eeuw’ De Staat van Water [1999]
12 Cock Buning T. et al, ‘Op weg naar een Rijke Delta’ InnovatieNetwerk [2008]
De Biesbosch van vroeger wordt gekoesterd. Boeken met historische prenten en sfeerimpressies gaan als zoete broodjes over de toonbank.
Met de ´terug in de tijd doelstelling´ zoetwatergetijdenmilieu voor het Nationaal Park wordt er op papier nog altijd een getijdengebied neergezet, terwijl in werkelijkheid het buitendijkse milieu onder invloed staat van de rivieren. Sterft de Biesbosch een langzame dood of herrijst ze als natuurgebied?
Veranderend landschap Dat de oude Biesbosch verdwijnt, is iedere trouwe bezoeker meer dan duidelijk. Hiervan getuigen boeken als “De Biesbosch, het karakter na de grote verandering” en “Van hennip tot netelbos”, onderzoeken en inventarisaties. Afkalving en bodemaanslibbing zijn de belangrijkste processen. Na 1970 nam de verontreiniging van de waterbodems hier ongekende vormen aan. Het buitendijks milieu kreeg een bedenkelijke kwaliteit en bleef vanwege het onregelmatige riviergedrag soortenarm. Robuust en dynamisch, roepen de liefhebbers van zo´n ruig landschap. Kwantiteit, maar geen kwaliteit, waarschuwen de biologen. Op hogere en geïsoleerde plaatsen hebben vervuiling en verstoring gelukkig minder invloed. Men kan er waardevolle bosontwikkeling en moerasvorming waarnemen. Geïsoleerde natuurpoldertjes veranderden in ware vogelparadijzen. In de Biesbosch leidde menig natuurproject tot een teleurstelling. Dit door het streven naar zogenaamde oorspronkelijkheid middels herstelwerkzaamheden, in plaats van in te spelen op veranderingen. Zelfs veertig jaar na de afsluiting van het Haringvliet werd een poging ondernomen om in de Zuiderklip een zoetwatergetijdenmilieu te krijgen. Het ontbreken van doorstroming en getij veroorzaakte deze zomer al een brei als erwtensoep, een dikke laag draadalg bedekte het wateroppervlak (zie foto).
De Zuiderklip bij de observatiepost op 11 augustus 2009 Foto: C. Huijgens
Voor het project Zuiderklip wordt de komende periode aan de hand van een milieueffectrapportage gezocht naar een betere inrichting.
Met een bestemmingswijziging van getijdengebied naar bijvoorbeeld water, moeras, rietvelden en weidevogelgebied kan dit hart van de Brabantse Biesbosch alsnog een natuurfunctie krijgen. Als er goede milieuvoorwaarden worden geschapen door inrichting en beheer, dan kan de natuur hier zelf een duurzame invulling aan geven.
De Biesbosch op weg naar een Natura 2000 gebied De Biesbosch staat op de nominatie om een Natura 2000 gebied te worden en de procedure hiervoor gaat al in 2009 van start. De Europese Unie wil hiermee de achteruitgang in biodiversiteit stoppen. Om in aanmerking te komen zijn duurzame en kwalitatief goede ontwikkelingsmogelijkheden vereist. In opdracht van het ministerie van LNV starten de DLG (Dienst Landelijk Gebied) en Staatsbosbeheer met betrokkenen in september 2009 met het samenstellen van het beheerplan voor de Biesbosch. Het plan gaat de locaties van de in stand te houden natuurwaarden beschrijven, geeft aan waar en in welke mate en in welk tempo natuurwaarden moeten worden ontwikkeld, omschrijft de beleid- en beheersmaatregelen die nodig zijn om de doelen te bereiken of te handhaven, welke bestaande activiteiten hiervoor schadelijk zijn en hoe de uitvoering van het beheerplan verder wordt gemonitord en gefinancierd. Dit beheerplan is al in december 2010 in concept gereed. Als parkbeheerder heeft Staatsbosbeheer invloed op de binnendijkse en hogere delen. Hier kan het nieuwe beheerplan zich op richten. Voor het buitendijks gebied kunnen slecht globale verwachtingen en wensen beschreven worden. Daar bepaalt straks het integraal landelijk waterbeheer de gang van zaken. Het komende Nationaal Waterplan heeft twee hoofddoelen, namelijk waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Welke rol kan de Biesbosch hierin spelen?
De Biesbosch en de waterveiligheid Bij hoge rivierafvoeren ligt de Biesbosch op de overgang van waterafvoer naar noodberging. Nu krijgt de Noordwaard een belangrijke functie in de nooddoorstroming van het Rijnwater. De doorstromingsfunctie van de Brabantse Biesbosch is echter te verwaarlozen, omdat het water dat via de smalle Bergse Maas wordt aangevoerd gemakkelijk is te verwerken door de rivier de Amer. Het ziet ernaar uit dat hier de rol als wateropvang van grotere betekenis zal zijn. Het artikel in BN/De Stem van P. de Schipper “Dongemondregio diep onder water bij overstroming” van 26 november 2008 maakt de noodzaak en het ruimtetekort wat betreft wateropvangcapaciteit duidelijk. Een overstroming van de Randstad kan onze maatschappij ontwrichten. Bij zeer hoge rivierafvoeren gaat dan ook het Rijnmondgebied dicht en stroomt het water richting Biesbosch en Haringvliet. Nu is het Haringvliet voor tijdelijke rivierwateropvang in de Zuidwestelijke Delta te klein. Stagnatie van doorstroming in het Hollandsch Diep vergroot bij hoge rivierafvoeren het overstromingsrisico in de regio ten oosten van Moerdijk. Zuidwest Nederland voelt nu al nattigheid. Veel zal afhangen van de keuzes die gemaakt gaan worden voor de inrichting van de Zuidwestelijke Delta. Alleen als daar de noodberging- en spuimogelijkheden maximaal benut worden kan het overstromingsgevaar in de Biesboschregio worden beperkt.
De Biesbosch en de zoetwatervoorziening Regionale zoetwatervoorziening is afhankelijk van de aanvoer uit het hoofdwatersysteem. De herijking van de zoetwaterverdeling in Nederland start in 2009 en dient in 2015 afgerond te zijn. Deze verdeling bepaalt onder meer de inrichtingmogelijkheden voor de wateren van de Zuidwestelijke Delta. De kans bestaat dat het Volkerak-Zoommeer, het op een na grootste zoetwaterbassin van Nederland, zout gaat worden. Het zoete water van het Haringvliet dreigt vervolgens door de Kier (experimentele doorstroming van zout water bij de Haringvlietsluizen), door achterwaartse verzilting via het Spui en door zoutindring bij de Volkeraksluizen te worden besmet. Het tijdelijk of definitief in onbruik raken van innamepunten van zoet water maakt het noodzakelijk om alternatieve voorzieningen aan te brengen en voor tijden van schaarste voorraadvorming te creëren.
Toen in de zestiger jaren in de Biesbosch de spaarbekkens werden aangelegd zagen velen het verdwijnen van de landbouwpolders als een bedreiging. Toch maakten deze bekkens de weg vrij voor de instelling van een Nationaal Park. Uiteindelijk bleek een vierde spaarbekken overbodig. Zoetwatervoorraden in open verbinding met het riviersysteem lopen het risico dat ze verontreinigd kunnen worden. De enige kwalitatief hoogwaardige voorraadvorming die zekerheid geeft, is die in spaarbekkens. Tot nu toe zijn er in de Biesbosch drie aangelegd. Met het te verwachten verlies aan zoetwaterbuffers neemt de vraag toe en is het niet denkbeeldig dat er weer gedacht gaat worden over de aanleg van een of meer spaarbekkens in de Biesboschregio. Gezien de locatie en de bestaande infrastructuur ligt deze keuze voor de hand. Mocht er afgezien worden van de verzilting van het Volkerak-Zoommeer en kunnen bij de herijking van de zoetwaterverdeling in Nederland de zoetwatervoorraden in de Zuidwestelijke Delta behouden blijven, dan zijn de bestaande bekkens in de Biesbosch voldoende.
De beste combinatie Veel is nog onzeker wat betreft de buitendijkse Biesbosch. Als we eindigen met een duurzaam Nationaal Waterplan, een bij hoge rivierafvoeren overstroombare Noordwaard, schone kunstmatige meren in de vorm van spaarbekkens en een nieuw beheerplan voor de natuurpolders en hogere gronden, dan is deze combinatie het best haalbare voor de toekomst van het Nationaal Park. Wellicht voldoet de Biesbosch hiermee aan de normen voor Natura 2000.
Probleemstelling Het merendeel van het rivierwater stroomt boven Brabant naar het westen en zo´n 15 procent gaat langs de Veluwe naar het IJsselmeer. Om de indring van zout via de Nieuwe Waterweg tegen te gaan wordt hier zo´n 70 tot 80 % van de totale rivierafvoer in zee geloosd. Wanneer het niet lukt, krijgt het Haringvliet te maken met achterwaartse verzilting en worden innamepunten van zoet water onbruikbaar. Op jaarbasis gaat hier een gigantische hoeveelheid kostbaar zoet water verloren, water dat we veel beter kunnen gebruiken. Een gezonde Zuidwestelijke Delta krijgt op deze wijze geen enkele kans. Met het oog op een toekomstig zoetwatertekort is er een Nationale Verdringingsreeks opgesteld. Op de vierde en laatste plaats staan scheepvaart, landbouw, natuur, industrie, waterrecreatie en binnenvisserij. Zij zullen als eersten moeten inleveren. De belangrijkste landelijke wateropgaven zijn intussen in beeld gebracht. Een wateropgave is een geconstateerd probleem dat opgelost moet worden. De Zuidwestelijke Delta en het IJsselmeergebied vertonen de meeste problemen. Vooral de rivieropwaartse invloed van de zee lijkt niet te stoppen. Ook de Randstad heeft het niet gemakkelijk. Zij kampt onder meer met verzilting, risicotoename, bodemdaling en piekafvoeren. Een overstroming van de Randstad zou voor lange tijd onze economie ontwrichten. Om de Randstad in tijden van nood veilig te stellen wordt een Afsluitbaar Open Rijnmond voorgesteld. Bij extreem hoge rivierafvoeren gaat het Rijnmondgebied potdicht en al het water mag geheel door de Zuidwestelijke Delta worden opgevangen. Die is hier niet op berekend en het water hoopt zich op boven West-Brabant.
Een stappenplan De getoonde opstapeling van problemen en sommige lapmiddelen hebben bij ons de uitspraak uitgelokt. “Stop met die flauwekul! Pak het goed aan.” Met de stijging van het zeeniveau wordt het op termijn voor de veiligheid van de Randstad onvermijdelijk dat er sluizen in de Nieuwe Waterweg komen. Waarom, met dat toekomstbeeld, nu al niet het besluit genomen die sluizen aan te brengen? Zodra die sluizen er zijn, is er voldoende zoet water voor een gezonde Nederlandse waterhuishouding. Een tweede stap is een herziene zoetwaterverdeling over het hoofdwatersysteem. Hiervoor is een centrale regie nodig. Voor elke stroomroute kunnen het minimum, het maximum toelaatbare en de optimale capaciteit worden vastgesteld. Nu zullen de piekafvoeren vrijwel geheel door de Zuidwestelijke Delta opgevangen moeten worden. Laten we hopen dat de maximale opvangcapaciteit en spuimogelijkheden voldoende blijken. Wanneer bekend is in hoeverre de waterverdeling door de regelkranen gegarandeerd kan worden, kunnen de regionale stuurgroepen gaan werken aan de samenhangende deelplannen. Een gesloten kering blokkeert de scheepvaart en stuurt alle rivierwater naar de Zuidwestelijke Delta. Bij een open Maeslantkering krijgt zoutindring een kans en gaan gigantische hoeveelheden zoet water verloren. Zeesluizen achter deze kering geven niet alleen extra veiligheid, maar ook getijloze zoete havens en helpen om de gecombineerde wateropgave voor de Randstad op te lossen.
Met voldoende zoet water is veel mogelijk Planvorming en belangenbehartiging loopt regelmatig vast door de beperkte of wisselende beschikbaarheid van zoet water. We tonen nu een mogelijk inrichtingsvoorstel voor de Zuidwestelijke Delta, dat we toelichten op Veiligheid Duurzaam en gezond Economische belangen
Veiligheid Met een doorsteek door Goeree-Overflakkee kan de gehele Zuidwestelijke Delta (op de Westerschelde na) ingezet worden als noodberging en zijn er drie spuimonden beschikbaar om zodra het mogelijk is het overtollig water te lozen. Het water in het Hollandsch Diep kan veel langer doorstromen.
Dit is nodig om de maatregelen van RvR te laten werken en piekafvoeren op te vangen. Door de verlengde route naar zee, komt de zee relatief verder weg te liggen en wordt de landinwaartse invloed van zee teruggedrongen.
Duurzaam en gezond De kwaliteit van de nu nog geïsoleerde deltawateren zal door doorstroming verbeteren. Het water mag langzaam meanderend wegvloeien en natuurlijke processen mogen duurzaam voortgaan. De ecologische relatie tussen zee en rivieren wordt hersteld middels geleidelijke overgangen van zoet naar zout in een blijvende estuariene dynamiek. Trekvissen kunnen het jaarrond de rivieren bereiken en de rivieren kunnen eindelijk de ruggengraat gaan vormen van de ecologische hoofdstructuur.
Economische belangen Visserij en recreatie varen er wel bij. De Oosterschelde blijft zout en de door het water meegevoerde voedingsstoffen verbeteren de situatie voor schelpdierculturen. De zoetwatervoorraden van het Haringvliet en aan de Brabantse zijde blijven behouden. Het Waterschap Brabantse Delta kan onder vrij verval blijven afwateren. De verzilting wordt een halt toegeroepen en de Rijn-Schelde Corridor blijft zoet en getijloos. Met een dergelijke indeling wordt het streefbeeld voor de Zuidwestelijke Delta uit het concept Nationaal Waterplan werkelijkheid.
Een alliantie voor een gezonde delta De aanleg van zeesluizen in de Nieuwe Waterweg vormt de sleutel voor een samenhangend en succesvol Nationaal Waterplan. Wanneer we tot een breed consortium komen, dat een eenduidige mening laten horen als inspraakreactie op het ontwerp Nationaal Waterplan, dan hoeft de Zuidwestelijke Delta niet alleen de piekafvoeren voor heel Nederland te verwerken, maar mag ze ook ecologisch en economisch gezond te worden.