VERZOETING VAN DE GREVELINGEN DRINGEND GEWENST !

 


| 30-08-2020 |

 

Beschikbaarheid zoet water in Zeeland neemt zienderogen af

Door een zoutlobby werd jarenlang verkondigd dat het zout gehouden Grevelingenmeer zal opleven met een ruime opening naar zee en daardoor kregen de betreffende ministeries slechts opties gepresenteerd op basis van zout en getij. Intussen blijkt het geplande doorlaatmiddel in de Brouwersdam niet klimaatbestendig. Bovendien kunnen in Zeeland het beheer van de grote wateren en de waterhuishouding op het land niet zomaar vrijblijvend worden losgekoppeld. Betere opties voor de beoogde kwaliteitsverbetering, zoals het naar zee hevelen van de jaarlijks optredende zuurstofloze onderlaag en verzoeting, zijn lang buiten beeld gehouden. Het is begrijpelijk dat projectmanagers na ruim 10 jaar voorbereiding graag hun plannen willen doorzetten, maar dit mag nooit ten koste van mens en natuur.

Onderzoek naar de Natura 2000-status
In het Grevelingenmeer wordt een zout milieu in stand gehouden op een locatie die hiervoor ongeschikt en ongunstig is. Er is geen sprake van historisch ‘bewezen natuur’ noch van natuur van groot Europees belang. Het meer voldoet daarmee niet aan de basiseisen voor plaatsing op de Natura 2000-lijst. Die onterechte status houdt bovendien de eerder geplande verzoeting tegen. Minister Schouten wil weer investeren in de natuur en heeft een werkgroep ingesteld voor het nalopen van alle Natura 2000 aanwijzingsbesluiten en wijzigingsbesluiten op doelen die niet direct voortvloeien uit de Vogel- en Habitatrichtlijn en overwegingen met betrekking tot het mogelijk opschonen van deze doelen. Ook moet de werkgroep bekijken welke Natura 2000-gebieden door hun omvang en ligging structureel zwak zijn en blijven, en wat de mogelijkheden zijn voor het aanpassen van de beschermende status van deze gebieden. De in het land gelegen zoute meren en zeegaten vormen geen bijdrage aan de algehele biodiversiteit, maar zijn slechts meer van hetzelfde. Ook de vogelrijkdom hangt niet af van zout of zoet. Pogingen tot het vasthouden van zoutwatermilieus zijn tegengesteld aan de voortdurende veranderingen in de delta, waarbij de natuur zichzelf continu aanpassend wijzigt.

Naar een omslag van watersysteem
Decennia lang is er in zuidwest Nederland een verziltingbeleid gevoerd op basis van regionale wensen met een benauwend klein zicht op het grote geheel. Een meer gesloten kustlijn biedt Nederland bescherming tegen de zee. Bij extreem hoge rivierafvoeren en aanhoudend hoog zeepeil, is aan de andere zijde van de nationale noodopvang Volkerak-Zoommeer al na zo’n 7 uur vol. Aangezien er met een stormopzet van enkele tientallen uren rekening moet worden gehouden, wordt extra berging achter de primaire deltadammen, zoals in een zoet Grevelingen, zonder meer noodzaak.

“Om Nederland beter weerbaar te maken tegen droogte zullen we een omslag moeten maken naar een watersysteem dat op alle niveaus veel beter in staat zal zijn om water vast te houden.”, aldus minister van Nieuwenhuizen.

Van alle water op aarde is 97% zout. Zout water is niet uniek. Zoet water is uiterst schaars. Daarvan is slechts 0,25% vrij oppervlaktewater in de vorm van rivieren en meren. Met de opeenvolgende droge zomers neemt de beschikbaarheid van zoet water zienderogen af. Hoewel door ons land veel van dat schaarse water stroomt hebben we duidelijk problemen om bij groot aanbod dat zoete water goed vast te houden, te bergen en het grondwater aan te vullen. Ook in Vlaanderen zijn de ogen geopend en gaat men droogte en wateroverlast op een structurele manier aanpakken.

Bij elke ingreep werd Zeeland zouter
Zoete Zeeuwse meren vormden de gouden belofte van het Deltaplan voor de zoetwatervoorziening van zuidwest Nederland. Dat de Oosterschelde en de Grevelingen nog altijd zout worden gehouden heeft direct gevolgen voor het grondwater van de eilanden, waar het zoute water het zoete water wegdrukt. De Zeeuwse wateren, die altijd zoete rivieraanvoer met voedingsstoffen en sediment hebben gekend, zijn zouter dan ooit. Het afgraven van laag gelegen gronden vermindert eveneens de weerstand tegen verzilting. Dit wordt nog eens extra versterkt door het afgraven van boven de zeespiegel gelegen gronden. Juist deze hogere gronden zorgen door druk van boven voor inzijging en berging van zoet water dieper in de bodem, dat tegenstand biedt aan binnendringend zout water.

illustratie hieronder: van het principe van het Deltaplan is voor, tijdens en na de Deltawerken behoorlijk afgeweken. Illustraties: Adviesgroep Borm & Huijgens

De Grevelingen heeft geen waterkwaliteitsprobleem
Zoals elk diep meer bouwt het Grevelingenmeer in het voorjaar een gelaagdheid op, waarbij onder een spronglaag de koude en zuurstofloze onderlaag in de nazomer haar maximum bereikt van zo’n 15% van de bodemoppervlakte. Na de herfstomkering wordt deze onderlaag weer opgeruimd. Om dit natuurlijke fenomeen te beperken ligt er momenteel een plan voor een 10x zo groot doorlaatmiddel als de bestaande sluis in het noordelijk deel van de Brouwersdam. De hiermee beoogde menging door het getij zal alleen optreden in de directe omgeving van het doorlaatmiddel. Dit nieuwe doorlaatmiddel is berekend op 40 cm getij in het meer, waarbij nog deze eeuw het zeeniveau wel een meter kan stijgen en de verziltingsdruk toeneemt. Het in de toekomst bij eb wegpompen van het vloedwater wordt daarbij een heel energieverslindende handeling. Het project is waterbeheerkundig onnodig , ongewenst, uiterst kostbaar en vooral niet duurzaam (bron: ir. W.Lases en prof. L. Rydberg). Voor de zogenaamde kwaliteitsverbetering kan men beter terugvallen op de winteropening en circulatie met drijvende windmolens. Beide zonder CO2-uitstoot of energieverbruik.

Beter meteen verzoeten
Men realiseert zich inmiddels dat de zoetwatervoorziening in het zuidwesten in de problemen zit en denkt de consequenties tijdelijk te kunnen ontlopen met een gekunsteld ‘deltaplan zoetwater’, waarbij de eilanden via pijpleidingen aan het zoetwaterinfuus komen te liggen. Zo valt de provincie Zeeland met de te verwachten zeespiegelstijging langzaam in eigen zwaard. Wil de mens in Zeeland blijven wonen, dan moet er zeewaarts verdedigd worden. Een zoet Grevelingenmeer zal de verzilting van het grondwater van de omringende eilanden stoppen, zorgt voor een enorme buffer tegen de toenemende verziltingsdruk vanuit zee en biedt een zeer duurzame bescherming aan het grondwater van het achterland, met name Noord-Brabant. Er is al veel tijd verloren gegaan. Met voortgang van het huidige beleid kost het minstens een generatie voordat we er achter komen dat het ‘deltaplan zoetwater’ en een forse doorlaat naar zee niet werken. Laat het geen dilemma meer zijn, zout of zoet. Een zoet meer is effectiever en
duurzamer voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

Ontzilten met het getij
Het Grevelingenmeer is effectief te ontzilten met een ‘dichtheidsscherm’, geplaatst voor de Brouwerssluis. Bijna vijftig jaar geleden is hier gedegen studie naar gedaan. De locatie en grootte van
de Brouwerssluis zijn daarop gebaseerd. Een dichtheidsscherm is een lange tot op de bodem gesloten dubbele schermconstructie vanuit weerszijden van de sluis naar het diepste deel. Aan de einden van deze twee zijschermen bij het diepste gedeelte zijn deze met een dwars scherm verbonden, met vanaf de bodem een drie meter hoge opening. Op natuurlijke wijze wordt het zwaardere zoute water dat op de bodem ligt, tijdens de laagwaterperiode op zee, selectief onttrokken en naar zee afgevoerd, zonder aanvullende energiekosten. Het meer kan zo in een beperkt aantal maanden ontzilt worden. Het scherm blijft daarna op gezette tijden beschikbaar voor het zoetwaterbeheer. Tijdens een langdurige droge periode zal de aanvoer van zoet water beperkt zijn of stagneren. Door verdamping en de vraag naar zoet water voor de eilanden kan het laagst toegestane peil bereikt worden. Dan kan zeewater in het diepste deel tijdelijk toegestaan worden om het peil te verhogen. Zodra het aanbod van zoetwater het toelaat wordt dit zoute water weer effectief op de Voordelta geloosd.

Illustratie hieronder: het ontzilten van een meer met behulp van getij, een kokersluis en een dichtheidsscherm (rood). Ir. W.Lases.

Sinds vijftig jaar is er geen noemenswaardige verandering gekomen in de jaarlijkse totale hoeveelheden neerslag en water aangevoerd door de rivieren. Ook al fluctueren deze gedurende het jaar sterker, zoet water is nog altijd voldoende beschikbaar.

Wie neemt het initiatief?
Al binnen een jaar nadat is afgezien van de verzilting van het Volkerak-Zoommeer organiseert het samenwerkingsverband Zuidwestelijke Delta een praktijkproef om te achterhalen hoe effectief de maatregel ‘Peilopzet’ in het zoete meer is bij extreme droogte. Een initiatief dat navolging verdient. Rijkswaterstaat is waterkwaliteitsbeheerder en het Deltaprogramma gaat over waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Spoedige afstemming tussen beiden over het Grevelingenmeer is van belang. Het klinkt allemaal als vanzelfsprekend. Niets lijkt verzoeting nog in de weg te staan, behalve stapels rapporten, plannen, bestemmingen, projecten en afspraken. Maar (water)nood breekt wet. Lopende overheidstrajecten zijn moeilijk om te buigen, tenzij de overheid met de kennis van nu hiertoe zelf het initiatief neemt.

 

Wil Borm
Adviesgroep Borm & Huijgens – integraal waterbeheer
.


 

DROOGTE EN (DRINK)WATER


 

Het jaar 2020 lijkt net als de voorgaande twee jaren een relatief droog jaar te worden. Er wordt veel over geschreven en gesproken in de media. Zelfs wordt de ‘noodklok’ geluid over ons drinkwater. Als liefhebber van alles wat met water te maken heeft, vind ik dat terecht, vermakelijk, heel goed en soms ergerlijk. Wat mij keer op keer opvalt is het chronische gebrek aan kennis. Zelfs zich meteoroloog noemende televisiefiguren en de ‘serieuze’ schrijvende media zoals de Volkskrant of de NRC geven blijken niet verder te kunnen kijken dan wat Google hun presenteert. Wat niet op internet eenvoudig toegankelijk is, lijkt niet te bestaan. Of komt het dat het de gewoonte is geworden nieuws te framen? Bijvoorbeeld om klimaatontkenners de wind uit de zeilen te nemen. Ik ben overigens geen klimaatontkenner; ik weet heel goed dat het klimaat verandert door menselijk ingrijpen.

Alexander von Humboldt verbond voor het eerst in 1800, tijdens zijn reis door Zuid-Amerika het menselijk handelen met veranderingen in de natuur en de mogelijke invloed op de atmosfeer en daarmee op het klimaat door ontbossingen. In 1831, na zijn reis door Rusland en Siberië, stelde hij dat de door de mensheid veroorzaakte vernietiging van de bossen lange termijneffecten veroorzaakt op het klimaat. Hij verwees daarbij niet alleen naar ontbossingen, maar ook naar grootschalige irrigaties en naar de grote hoeveelheden stoom en gas, geproduceerd in industriële complexen. Alexander von Humboldt was zijn tijd ver vooruit. Des te verbijsterender is het dat er heden ten dage nog politici zijn die de mede door de mens veroorzaakte klimaatveranderingen ontkennen.

Onkunde, gemakzucht of framing het mag niet zo zijn dat het publiek feiten onthouden worden. Het lijkt wel of journalisten in Nederland allemaal gebruik maken van dezelfde foute bronnen of gegevens en deze van elkaar – zonder controle op juistheid – overnemen. Een steeds terugkerende ‘misser’ is dat 1976 als recordjaar wordt aangeduid, als het over droogte in Nederland gaat. 1976 was met een gemiddelde neerslag in Nederland van 536,3 mm een stevig droog jaar. Maar 1921 was met een gemiddelde neerslag in Nederland van 387,3 mm ruim 27 % droger. Ook de periode januari t/m mei was 1921 aanzienlijk droger dan 1976. Hoezo 1976 een recordjaar?

Het klimaat kent veel variaties. Helder is dat het klimaat aan het veranderen is, als je naar de trends kijkt. Framing om dat bewustzijn er bij serieuze politici in te krijgen is niet nodig. De feiten spreken voor zich.

Wat we nu waarnemen aan klimaatveranderingen is reeds vele jaren geleden voorspeld. Niet alleen door Alexander von Humboldt maar ook door Nederlandse onderzoekers die in opdracht van de regeringen van toen onderzoek deden en rapporten schreven waar de politiek van toen echter geen boodschap aan had. Waarom zou je ook beleid maken dat 100 jaar vooruit dacht?

Nu wordt de schuld van de verdroging en verzilting gegeven aan zaken die we niet of nauwelijks kunnen beïnvloeden zoals de klimaatverandering en de stijgende zeespiegel. Maar is dat het werkelijke of hele verhaal? Ik weet zeker van niet! Reeds in de rapporten: “De toekomstige drinkwatervoorziening van Nederland van de centrale commissie voor drinkwatervoorziening 1965” en “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968, wordt nadrukkelijk een andere oorzaak van verdroging en verzilting in beeld gebracht. Enerzijds logisch, want de klimaatverandering en de zeespiegelstijging waren nog niet politiek aan de orde laat staan de tunnelvisie op dit punt. Natuurlijk spelen de klimaatverandering en de zeespiegelstijging een rol maar als de grootste oorzaak toen werd een andere schuldige aan gewezen: de veranderingen rond de Nieuwe Waterweg! En daarmee de toename van het aantal kubieke meters zoetwater dat per seconde ongebruikt in zee stroomt tot wel 800 m3 toe.

Vanaf eind vijftiger jaren van de vorige eeuw tot 1968 zijn er belangrijke ontwikkelingen geweest die de zoetwatervraag om de verzilting via de Nieuwe waterweg tegen te gaan hebben doen toenemen van circa 300 m3/s naar circa 700/800 m3/s. De uitbreiding van het havenareaal (Europoort, Botlekhavens, Eemhaven) en de verdieping van de vaarweg naar deze havens, alsmede de verdieping van de oliegeul vanuit zee naar de monding van de Nieuwe Waterweg hebben het vloedvolume toen enorm doen toenemen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de rivier zich aangepast heeft aan het toegenomen getijvolume op het traject van de rivier tussen de mond en de desbetreffende havens. Hierdoor ontstond een verdieping van de rivier in de periode 1958/1964 van circa 2 meter door een proces van terug schrijdende erosie op het traject Hoek van Holland – Maassluis. De verwachting in 1968 was dat dit proces voort zou gaan. Als aanpassing op dit proces werd de norm van het chloridegehalte ter hoogte van de Parkhaven (300mg/l) losgelaten en de toetsingsplek werd verlegd naar de mond van de Hollandsche IJssel en het advies gegeven: “de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg te verhogen en vast te leggen.” (Bron: “De waterhuishouding van Nederland” samengesteld door Rijkswaterstaat 1968).

Wie zijn de slachtoffers van deze zoetwaterhonger van de Nieuwe Waterweg. De boeren en tuinders van Zuid-Holland, Zeeland en West-Brabant en de drinkwaterleidingbedrijven in laag Nederland en daarmee alle consumenten van dat drinkwater. Zij lijden de schades veroorzaakt door de verzilting in de vorm van mindere opbrengsten en hogere kosten. Natuurlijk erken ik dat Rotterdam en zijn havens voor de BV Nederland van onschatbare waarde zijn. Maar het jaar na jaar afwentelen van de verziltingproblemen op boeren, tuinders en drinkwaterbedrijven en het laten verzilten van zoete natuurgebieden zoals laagveenmoerassen kan niet blijven voortduren. Het gat dat de Nieuwe Waterweg heet, moet vergaand gedicht worden. Door sluizen die, als er gebrek is aan zoet water, geschut kunnen worden en door maatregelen, die al in 1965 en 1968 werden genoemd als alternatieven, zoals het verhogen/vastleggen van de bodem van de Nieuwe Waterweg eventueel met een drempel en luchtbellenschermen, die nu nog steeds als innovatief door Rijkswaterstaat worden betiteld maar in 1968 al in de grote schutsluizen te IJmuiden werden gebruikt (bron: pagina 33 “De waterhuishouding van Nederland”).

Ons Water heeft al jaren de wens te komen tot een sluizencomplex in de Nieuwe Waterweg. Zo schreef Ons Water in april 2009 een brief aan de Tweede Kamer met onder andere de tekst: “Geachte volksvertegenwoordigers, bezint eer gij begint met maatregelen die grote, niet te overziene gevolgen hebben voor onze land- en tuinbouw, drinkwatervoorziening en industrie en daarmee voor het economisch fundament van onze samenleving. Bekijk of andere meer duurzame oplossingen geen alternatieven bieden en tegelijkertijd de zoetwatervoorziening voor alle belanghebbenden zeker stellen. Geen uitvoering van het Kierbesluit en geen verzilting van het Volkerak-Zoommeer. Pak het ‘lek’ op de Nieuwe Waterweg aan. Maak nu reeds, en niet pas na 2050, een sluisvoorziening die bij geringe rivierafvoeren gebruikt kan gaan worden en gebruik rivierwater om ook andere wateren, bij voldoende afvoer, zomer en winter door te spoelen.”

Maar er zijn ook waarschuwingen van latere datum. Na de hoge waterstanden in de jaren negentig is er een commissie aan de slag gegaan om integraal het gewenste waterbeheer voor de 21e eeuw in beeld te brengen, te weten de commissie Tielrooij, in opdracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Unie van Waterschappen. In een betoog, dat ik als statenlid in 2003 hield, ging ik in op de rapportage van de commissie Tielrooij

De rapportage van die commissie “waterbeheer voor de 21e eeuw (WB21)” (.pdf) gaat niet alleen over een teveel aan water, maar behandelt nadrukkelijk ook de beschikbaarheid in relatie met de behoefte aan zoet water. Door de ontwikkelingen in klimaat, bodemdaling en zeespiegelstijging, alsmede veranderingen in het beheer en gebruik van de bodem, veranderen de beschikbaarheid en de behoefte aan zoet water. WB21 zegt daar op een aantal plaatsen iets over. Het meest markant en helder op pagina 72 van het basisrapport: “Specifiek voor Laag Nederland speelt het probleem van de verzilting. Door de zeespiegelstijging en de bodemdaling neemt de verzilting toe in de lage polders langs de kust in Zuidwest Nederland, achter de Hollandse duinenrij. Dit zal consequenties hebben voor het grondgebruik, met name voor landbouw en natuur. Door toenemende verzilting en drogere zomers zal de vraag naar zoet water voor doorspoeling en beregening in West Nederland toenemen. De aanvoer van zoet water zal echter juist afnemen. In Zuidwest Nederland zal de beschikbaarheid van zoet water in toenemende mate een knelpunt worden voor de daar aanwezige glastuinbouw, vollegronds-tuinbouw, bollenteelt en ook de akkerbouw. De commissie wil daarom aandringen op het aanleggen van zoetwatervoorraden binnen de regio’s. Ook de verdeling van rivierwater over diverse watervragers verdient een kritische afweging”, einde citaat WB21.

WB21 gaf duidelijk aan dat er zoetwater tekort dreigde voor grote delen van het beneden rivierengebied. “De huidige watertoevoer van het Lek-Waal-Maas-systeem gaat, ingeval van normale en geringe toevoer, vrijwel uitsluitend via de Nieuwe Waterweg naar de Noordzee. Onvoldoende wordt er beseft, dat de rivierafvoeren in de zomer af zullen nemen ten opzichte van wat we gewend zijn. De zomers in West Europa worden de laatste jaren droger en de verwachting van klimatologen is dat dit proces van klimaatverandering doorgaat. Niet alleen de Maasafvoer vermindert in de zomer, ook het karakter van de Rijn verandert. Door het proces van terugtrekkende gletsjers (reeds ca. 100 jaren aan de gang, maar de afgelopen decennia versnellend) wordt de Rijn steeds meer regen- en steeds minder smeltrivier en daardoor minder afvoer in de zomer. Het proces van minder afvoer wordt in toenemende mate versterkt door een ander gebruik van het rivierwater. Niet alleen in Nederland zal steeds meer grondwatergebruik voor drinkwater en industrie omgezet worden in water gewonnen uit de rivier en andere oppervlaktewateren.

Ook bovenstrooms gaat dit proces door. Ook de landbouw zal door de drogere zomers meer water uit de rivieren betrekken. Kortom, het is zeer de vraag hoeveel water minimaal onze grenzen zal bereiken. Met name de waterverdeling van de Rijn, Overijssel, Lek en Waal kan vanwege de eisen van de scheepvaart de hoeveelheid water voor het doorspoelen van onze wateren wel eens (ver) onder het vereiste minimum drukken.

Tot zover de schets van het waterbeslag, waarop we als drie provincies geen invloed hebben, maar die wel duidelijk maakt dat het zomers knijpen wordt om, zonder hydrologische ingrepen, de huidige watervoorziening voor scheepvaart, industrie, landbouw en drinkwater zeker te stellen. Voldoende zoet water op ieder moment is geen vanzelfsprekende zaak.” Aldus mijn betoog in 2003.

Het wordt tijd dat de landelijke politiek zijn werk gaat doen en door krijgt dat vanaf eind jaren vijftig van de vorige eeuw de rest van Nederland gebruikt wordt als zoetwaterleverancier voor de eeuwig hongerige Nieuwe Waterweg. Rotterdam moet ophouden de problemen die haar havenactiviteiten veroorzaken af te wentelen op de rest van Nederland.

Eerder schreef ik het artikel “de honger naar zoet water” met daarin een advies uit 1968: “de bodem van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg te verhogen en vast te leggen.”

En dan liggen er nog de motie Geurts uit november 2014 en de brief van de deskundigen: Ir. F. Spaargaren, Prof. Ir. K. d’Angremond, Ir. A.J. Hoekstra, Ir. J.H. van Oorschot, Ing. C.J. Vroege en Prof. Drs. Ir. H. Vrijling, met een helder advies: “Wij zijn van oordeel dat voor het verzekeren van de gewenste veiligheid, een robuuste zoetwatervoorziening en het tegengaan van verdere verzilting, de sluizen in 2050 dienen te zijn gerealiseerd. Gezien de lange procedure tijd en de bouwtijd moet ons inziens rond 2020 een principe beslissing worden genomen.”

De laatste twee zomers en mogelijk vele toekomstige zullen steeds meer gaan lijken op De hondsdagen van 1976“. Tevens wordt duidelijk dat het verzilten van het Volkerak-Zoommeer systeem het domste is wat denkbaar is. Nu kan dit zoete water nog gebruikt worden door de landbouw in grote delen van West-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland. Wel dient dan de sluipende verzilting snel gestopt te worden door doorspoelen en door het reeds decennia uitgestelde onderhoud aan de sluizen omgaand ter hand te nemen, zodat deze rijke bron van zoete welvaart behouden blijft. De droogte laat ook zien dat het gat, dat Nieuwe Waterweg heet en circa 800 kubieke meter zoet water per seconde verspilt, gedicht moet worden. De honger naar zoet water moet gestild worden door nu eindelijk te gaan werken aan sluizen in de Nieuwe Waterweg die bij een oplopend tekort aan zoet water gedicht kunnen worden.

De droogte van nu is niet uitzonderlijk en is reeds vele jaren voorspeld. Alleen de politiek kiest er al jaren voor niet te luisteren naar de deskundigen die al jaren aan geven wat zou moeten gebeuren. Dat kan en moet veranderen!

 

Louis van der Kallen

 


KEERT STEENBERGEN HET TIJ?

 

| 19-08-2016 | 19.55 uur |


 

KEERT STEENBERGEN HET TIJ?

 

wapen van steenbergenNiet de waan van de dag, maar inzicht leidt tot verantwoord waterbeheer. Met dit als uitgangspunt hield de Stadsraad Steenbergen op 25 mei 2016 een informatiebijeenkomst over het wel of niet verzilten van het Volkerak-Zoommeer.

Tijdens de avond kwam geen enkel steekhoudend argument op tafel dat pleitte voor verzilting en ook de aanwezige programmadirecteuren en de vertegenwoordiging van Rijkswaterstaat bleken niet in staat hun planvorming op enig overtuigende wijze toe te lichten. Na het aanhoren van alle informatie trachtte de vertegenwoordiger van de provincie een voorgestelde stemming alsnog te voorkomen. De zaal, met tal van belanghebbenden en deskundigen, koos vrijwel unaniem voor een zoet meer. Het lijkt inmiddels of dit standpunt weerklank heeft gevonden, want zowel landelijk als regionaal gaat het verhaal al rond dat verzilting van de baan is. Minder dan een tienduizendste van al het water op aarde is zoet oppervlaktewater. Van dit water in rivieren en meren is veel leven en welvaart afhankelijk. Niets is waardevoller dan de kwaliteit, behoud en toename van dit milieu. Vanwege de aanvoer van zoet water, in combinatie met voedselrijkdom, leeft een groot deel van de wereldbevolking in de delta’s. Maar de dreiging van zeespiegelstijging en klimaatverandering is er al merkbaar. In Nederland, een delta die grotendeels beneden het zeepeil ligt en waar het meeste zoete water ongebruikt passeert, worden zoetwatertekorten en verzilting spoedig problematisch. Deels is dit het gevolg van een waterbeheer dat zee en zout steeds verder landinwaarts haalt: het megaproject “Ruimte voor de zee”. Nu spreekt men liever over “Ruimte voor de rivier”, zoals ze dat ook bij de Schelde beginnen te doen, of over estuariene dynamiek, robuuste natuur of natuurherstel. Dat heeft allemaal een positieve klank en lijkt de projecten te legitimeren. “Ruimte voor de zee”, de enige juiste term voor de huidige plannen voor de Zuidwestelijke Delta , ligt immers gevoelig. Want wie wil er nu ruimte en polders opofferen aan de zee? Ruimte voor de zee is uiterst ongunstig wat betreft verzilting en zoetwatervoorziening en vormt een regelrechte bedreiging voor de landelijke leefbaarheid.

De afbrokkeling van het Deltaplan
Door afname van de minimum zomerafvoeren wordt West-Europa steeds meer afhankelijk van de zoetwatervoorraden. Dat zijn voor ons de stuwmeren in de Alpen, het IJsselmeer en de zoete Zeeuwse en Zuid-Hollandse meren, voor zover deze bekkens aanwezig zijn en er nog zullen komen. Het is van groot belang deze opties te behouden. Het Deltaplan beoogde daarom niet alleen waterveiligheid door kustlijnverkorting, maar ook zoetwatervoorziening door middel van een zoet zuidwestelijk merengebied. Met het afdammen van zeegaten zou de zee weer aan de kust komen te liggen en kon zoet water voor de landbouw en industrie blijvend gegarandeerd worden. Maar het liep totaal anders. De Westerschelde en de Nieuwe Waterweg mochten niet gesloten worden. De zee bedreigt het Scheldebekken en een open Waterweg geeft in toenemende mate problemen wat betreft waterveiligheid, verzilting en zoetwatervoorziening. De Oosterschelde werd niet zoet. De brakwaternatuur die men er met een stormvloedkering in stand dacht te houden verdween en alles is er nu volledig zeewater. Bij de Grevelingen, een gepland zoet meer, werd de verzoeting afgebroken en kwam er alsnog een zout meer. Aanvoer van rivierwater stopte en alleen het Volkerak en het Haringvliet bleven nog zoet. Maar als het aan de Rijksstructuurvisie Grote Wateren en de Rijksstructuurvisie Grevelingen-Volkerak-Zoommeer ligt, wordt ook daar de zee met open armen binnengehaald. Zo bedreigt het megaproject “Ruimte voor de zee” de realisatie van de doelen van het Deltaprogramma en doet fors afbreuk aan de verworvenheden van de Deltawerken. 

Centrale regie ontbreekt
Het doel van het Deltaprogramma is dat Nederland de extremen van het klimaat kan blijven opvangen. De afsluiting van de Nieuwe Waterweg is hierbij een eerste vereiste. Daarna stopt de externe verzilting en kan zoet water naar het zuidwesten stromen. Doorstroming zal de kwaliteit verbeteren en ook verdunning draagt ertoe bij dat het oppervlaktewater meer voldoet aan de normen. Met een toename van het zoete areaal, kan de nationale noodberging voor rivierwater aanzienlijk uitgebreid worden. De onvoorspelbare regenval en sterk wisselende rivieraanvoeren vragen immers om een veel grotere capaciteit en een centrale regie van berging. 

Uitstel breekt op
Zoetwatervoorziening is een item dat mondiaal hoog op elke politieke agenda hoort te staan. Nederland is de enige dichtbevolkte delta waar het meeste zoete water ongebruikt passeert. Het enorme verlies aan zoet water via de Nieuwe Waterweg vormt een bedreiging voor al het land beneden zeeniveau en houdt het hele Nederlandse waterstelsel in de tang. De ernst van de situatie is blijkbaar niet tot de eindverantwoordelijken doorgedrongen. We vragen ons bezorgd af hoe lang de problemen van toenemende zoetwatertekorten en voortschrijdende verzilting nog worden vooruit geschoven. De meeste havenbedrijven zijn zeer kapitaalsintensief en hanteren daarom lange termijn doelstellingen. Dat betekent dat bedrijfsplannen tientallen jaren omvatten. Een handelingsperspectief is daarom ook voor hen van essentieel belang zijn. Pas gaan studeren als de klimaatontwikkelingen daartoe nopen, betekent dat mogelijke uitkomsten wellicht sneller moeten worden gerealiseerd en kan ingrijpende gevolgen hebben voor deze havenbedrijven. 

Nieuwe inzichten
Een herenakkoord uit 2009 tussen de programmadirecteur ZWD en enkele burgervaders, die er wel brood in zagen om het Volkerak-Zoommeer te verzilten, bepaalde niet alleen de koers van het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta, maar had ook grote invloed op het landelijke Deltaprogramma, met name op het deelprogramma Rijnmond-Drechtsteden. Het Manifest Waterpoort geeft regionaal vorm aan de stimulering van deze zoutlobby. Daarentegen verschijnen er jaarlijks meer berichten over de toename van de natuurwaarden van het zoete meer. Dit heeft ertoe geleid dat de gemeente Steenbergen intussen een kritische en zeer genuanceerde visie heeft op de voorgenomen verzilting. Wijziging in beleid kan een kentering betekenen van het Deltaprogramma.

Eindelijk komen er kansen in zicht om de doelen waterveiligheid, zoetwatervoorziening en milieu op een adequate wijze aan te pakken. Wellicht worden er al dit najaar nieuwe inrichtingssuggesties gepresenteerd voor een toekomstbestendige Zuidwestelijke Delta. 

Wil Borm
Adviesgroep Borm & Huijgens 

 


(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 38: TOEKOMST GERICHT?

 

| 08-03-2016 | 23.00 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 38: TOEKOMST GERICHT?

 

Nieuwe Waterweg_Stormvloedkering (1)Minister Schultz ziet nu geen reden om het Plan Sluizen (ook Plan Spaargaren genoemd: de aanleg van sluizen in de Nieuwe Waterweg), op korte termijn uit te voeren. Het plan is uitgebreid onderzocht door Rijkswaterstaat en de groep ingenieurs die het plan ondersteunden. Sluizen in de Rijn-Maasmonding zijn een serieuze optie voor de tweede helft van deze eeuw, stelt de minister in haar brief aan de Tweede Kamer.

Volgens de ingenieurs die destijds de Deltawerken bedachten (Spaargaren, d’Angremond, Hoekstra, Van Oorschot, Vroege en Vrijling) zal de Maeslantkering bij toenemende zeespiegelstijging en heviger stormen steeds vaker moeten sluiten. Dat kan betekenen dat het een keer mis gaat, want de kering is ontworpen met een faalkans van 1:100. De ingenieurs zijn van mening dat op termijn een sluis onvermijdelijk is. En omdat tussen besluitvorming en daadwerkelijk in bedrijf stellen tientallen jaren zitten, pleiten zij er voor snel te besluiten tot de aanleg van sluizen in de Nieuwe Waterweg. De minister wil de huidige Maeslantkering op zijn vroegst in 2070 vervangen. Zij wil de besluitvorming laten afhangen van de snelheid van de zeespiegelstijging. Tegen die tijd zou het Plan Spaargaren (Plan Sluizen) als alternatief moeten worden meegenomen, schrijft de minister in haar brief de Tweede Kamer.

Tijdens het Wetgevingsoverleg in november 2014 diende het Kamerlid Geurts een motie in om de variant om sluizen aan te leggen in de Nieuwe Waterweg op korte termijn beter te onderzoeken, waarbij eventuele verlaging van de waterstanden achter de sluis en de effecten op het tegengaan van verzilting worden meegenomen en de voor- en nadelen, ook ten aanzien van de kosten, voor te leggen aan de Tweede Kamer. Dat onderzoek is intussen uitgevoerd en de uitkomsten zijn door de minister besproken met onder meer de Deltacommissaris en Frank Spaargaren.

Ir F.Spaargaren heeft op het besluit van de minister mede namens: Prof.Ir.K.d’Angremond, Ir.A.J.Hoekstra, Ir.J.H.vanOorschot, Ing.C.J.Vroege en Prof.Drs.Ir.H.Vrijling, per brief aan de vaste commissie van Tweede Kamer Infrastructuur en Milieu gereageerd. In mijn beleving maken de geleerde heren gehakt van de brief van de minister. Zij houden vast aan de kern van hun advies: “Wij zijn van oordeel dat voor het verzekeren van de gewenste veiligheid, een robuuste zoetwatervoorziening en het tegengaan van verdere verzilting, de sluizen in 2050 dienen te zijn gerealiseerd. Gezien de lange procedure tijd en de bouwtijd moet ons inziens rond 2020 een principe beslissing worden genomen.”

Uit de brief van de geleerde heren blijkt helder: zij vinden het besluit van de minister niet verstandig. De groep gepensioneerde ingenieurs en professoren die het Plan Sluizen  bedachten achten voor grote civiele werken met een levensduur van 50 tot 100 jaar adaptatie niet relevant. Over tien jaar weten we immers niet veel meer dan we nu weten. In de tussentijd worden wel beslissingen uitgevoerd die niet passen in Plan Sluizen en dat kan leiden tot 2 – 3 miljard extra kosten. Als voorbeeld vermelden zij: “Het zout maken van het Volkerak-Zoommeer. In het plan sluizen blijft het Volkerak-Zoommeer zoet en in open verbinding met het Haringvliet.”

Waarom iets uitstellen dat uiteindelijk onvermijdelijk is? Dat ook nog eens betekent dat op termijn kosten bespaard worden en dat er nu werkgelegenheid kan worden geboden in een tijd van grote werkloosheid. Eerder publiceerde Ons Water reeds over de wenselijkheid van sluizen in de Nieuwe waterweg een artikel met als titel: “DE HONGER NAAR ZOET WATER”.
Voor Ons Water is helder: de onnodige verspilling van geld en de vernietiging van de mooie natuur kan nog voorkomen worden. Stop de verzilting. Teken de petitie via https://www.petities24.com/

Chris Ooms

 


ZEELAND, ZOUT, ZOUTER, HET ZOUTST

 

| 25-11-2015 | 01:15 uur |


 

ZEELAND, ZOUT, ZOUTER, HET ZOUTST

 

Het oorspronkelijke Deltaplan voorzag dan wel in een zoet Zeeuws merengebied, maar uiteindelijk bleven Oosterschelde en Grevelingen geheel zout. Vervolgens stopte de aanvoer van rivierwater. Zeeland lag nog nooit zo sterk in het zout als nu. Alsof dit niet erg genoeg is, beoogt de deltabeslissing Zoetwater (!) om Zeeland buitensporig in de pekel te leggen door beperkt getij op het Grevelingenmeer toe te laten en het zoete Volkerak-Zoommeer (VZM) te verzilten. Zo wordt de indringing van zout nog verder landinwaarts verlegd naar de West-Brabantse rivieren met vrijwel onomkeerbare effecten voor het grondwater.

Welk doel dienen deze rigoureuze en uiterst kostbare ingrepen? 
Waar draagt deze planvorming bij aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening en hoe verhoudt zich dit tot het algemeen belang? Ir. Wil Lases vraagt zich in dit artikel af welke argumenten de beleidsmakers hebben om daar geen rekening mee te houden. 

Natuurkrachten
In onze delta zijn we onderhevig aan de invloed van natuurkrachten op land en water en de interactie tussen zee en rivieren. Krachten die vele malen groter zijn dan de mens en die we alleen met inzicht en kennis enigszins kunnen geleiden. Zijn we de redenen voor het aloude visionaire Deltaplan voor de veiligheid en de waterhuishouding vergeten? Is het bewustzijn van de kracht en de macht van het water weggeëbd? Toch zal aan die lijn moeten worden vastgehouden om op lange termijn te kunnen overleven. 

Zoet water is kostbaar
De laatste vier eeuwen zijn onze zeearmen steeds sterker gaan uitschuren en dieper geworden. De verzilting nam daarmee sterk toe. Het zoutgehalte bleef evenwel vanaf de mondingen afnemen naar de Brabantse Wal, waar onder invloed van de rivierafvoeren het zoutgehalte het laagst was. Het zoutgehalte van water varieert van bijna 0 tot 19 gram Cl’/l. Zoet water voor de landbouw heeft een zoutgehalte van 0 tot 0,3 gram Cl’/l. Het maakt slechts 1,5% uit van het gehele interval aan zoutgehaltes. Het zo lang mogelijk zoet houden van oppervlakte- en grondwater is het algemene belang en gaat boven groepsbelangen. De mens leeft op het land van zoet water en wil overleven in de delta. Men moet zich dat goed bewust zijn. Daarbij komt dat zout water zwaarder is dan zoet water en het zoete(re) water gemakkelijk kan verdringen. Zoet water is uiterst gevoelig en een kostbaar goed.

Zelfredzaamheid eilanden gaat verloren
De eilanden konden zich goed redden met de zoetwaterbellen in de duinen en in de werpzanden, die eveneens boven de zeespiegel lagen. Hoe lager het zoutgehalte in de omgeving, hoe omvangrijker die zoetwaterbellen waren en kunnen zijn. Er komt inmiddels geen zoet water meer van de grote rivieren op de Oosterschelde en de Grevelingen. Deze wateren zijn nog nooit zo zout geweest en zouden dat met de bedoeling van het Deltaplan en ook zonder de huidige infrastructuur in geen eeuwen geweest zijn.

Door de deltabeslissing Zoetwater zal het Grevelingenmeer nog wat in zoutgehalte toenemen en het VZM, dat zich al dertig jaar als zoet meer ontwikkelt, wordt volledig ecologisch teniet gedaan met een zoutgehalte van 10 tot 16 gram Cl’/l. Dat is een aanmerkelijk hoger zoutgehalte dan vóór de delta-infrastructuur. Het open water in Zeeland wordt kunstmatig maximaal verzilt, zodat verdringing van het zoetere grondwater langzaam maar zeker plaatsvindt. De vraag naar zoet water op de eilanden en langs de rand van de lagere delen van de Brabantse Wal zal daardoor toenemen. Door afgravingen, zonder respect voor de natuur van het bestaande land, wordt steeds meer bodemweerstand tegen verzilting weggehaald. Dit heeft grote negatieve consequenties voor de mogelijkheden van zoetwaterbellen van enige omvang. Bovendien worden juist in de duinen en de hoog gelegen randen vakantieparken aangelegd, wat niet bevorderlijk is voor de kwaliteit van zoet grondwater en de omvang er van. Het aanleggen van pijpleidingen vanuit het Brabantse om de eilanden van zoet water te voorzien en ’s winters te injecteren in de bodem voor de landbouw is lokaal beperkt haalbaar en niet duurzaam.

Deelbelangen blokkeren het algemeen belang
Terwijl in heel Nederland verzilting als een groot probleem wordt beschouwd, wordt deze in het zuidwesten in hoge mate gestimuleerd onder invloed van zoutlobby’s met relatief beperkte belangen. Landelijk uniformiteit in beleid ontbreekt. Sommige biologen beweren dat getij en zout bij Zeeland horen, maar verhullen de antropogene oorsprong van de zeegaten. De mens zelf gaf er de zee de kans het lage land zwaar aan te tasten. Dit resulteerde in eilandpolders te midden van zeegaten. Het verder binnenhalen van zout en getij is dan ook historisch geografisch onjuist.

Het primaire belang eerst
Het visionaire Deltaplan voorzag in het weer sluiten van de kustlijn voor optimale veiligheid en in versterking van de zoetwaterhuishouding voor de eilanden. Zoete Zeeuwse wateren, waaronder een zoet Grevelingenmeer. Daarmee werd vooruit verdedigd, zowel wat de waterveiligheid betrof als tegen de verzilting. Met de blijvende relatieve zeespiegelstijging zet de verzilting sluipend en ondermijnend door.

Primair van belang is het zoete(re) water naar de kust te brengen om de toenemende verzilting van bodem en oppervlaktewater landinwaarts zoveel mogelijk te vertragen. Daar zou maximaal op gestuurd moeten worden. Er kleven wellicht bepaalde onvolkomenheden aan het Deltaplan in biologische zin, maar deze hoeven niet te leiden tot onnodige tegendraadse ingrepen met schier onomkeerbare effecten.

Ir. W. Lases

 

 


WELKE KOERS KIEST MINISTER SCHULTZ?

 

| 25-11-2015 | 01:10 uur |


 

WELKE KOERS KIEST MINISTER SCHULTZ?

 

De komende reactie van minister Schultz naar de Tweede Kamer op de uitkomst van de studie naar Plan Spaargaren kan de richting bepalen naar een klimaatbestendig Nederland. Als de afname van de minimum rivierafvoeren in de zomer blijft zoals voorspeld, dan is er met het huidige Deltaprogramma rond 2050 geen houden meer aan en bedreigt de algehele verzilting zowel de zoetwatereconomie als de drinkwatervoorziening. Wil Borm, van de Adviesgroep Borm & Huijgens, benadrukt in dit artikel het belang van zekerheid, waaraan Plan Spaargaren een grote bijdrage kan leveren. 

Het visionaire Deltaplan, dat voorzag in een zoet Zeeuws merengebied met een overvloed aan zoet water, verdween indertijd deels uit beeld. De Oosterschelde bleef zout met getijden en de Grevelingen werd een zoutwatermeer. Een zoet Grevelingenmeer is echter op termijn zeer gunstig voor landbouw en industrie en om de algehele verzilting een halt toe te roepen. Mocht er iets mis gaan met het IJsselmeer, dan geeft een zoetwaterbuffer in het zuidwesten garanties voor de zoetwatervoorziening.

Na het lezen van de scherpe analyses van ir. W. Lases over de Zeeuwse verzilting wordt des te meer duidelijk waar het om draait. Wij raden u aan om hierover de vele deskundige artikelen van de afgelopen jaren in Waterforum Discussieforum eens na te lezen. Het zal u de ogen openen.

Het zoveelste Deltacongres
Op 5 november was het Nationaal Deltacongres wederom een ‘feel-good’ bijeenkomst. Propaganda en organisatie bleef immers in handen van de samenstellers van het Deltaprogramma zelf. Samenhang ontbrak in de verstrekte folders over ‘Leven in de Nederlandse Delta’, die alle vermelden dat het reageren op de onvoorspelbaarheid het leven in de delta zo boeiend en stoer maakt. Dat klinkt spannend, maar zekerheid is zoveel beter. Zolang er geen landelijke eenheid in verziltingbeleid is en duurzaamheid te wensen over laat, schiet het Deltaprogramma schromelijk tekort wat betreft waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

Schuiven met resterend zoetwater
Zo achten de beleidsmakers de buffer aan zoetwater op het Haringvliet en Hollands Diep wel voldoende, maar merkwaardig genoeg weerhoudt het hen niet om met een Kierbesluit weer zoutwater op het Haringvliet te brengen, waardoor tegendraads inlaatpunten voor zoetwater naar het oosten worden verplaatst. Verder is men voornemens het Volkerak-Zoommeer (VZM) te verzilten en komen diverse eilanden aan het zoetwaterinfuus via aanvoer door de Roode Vaart. De voorlopige besparing van 25 m3/s aan zoetwater door een zout VZM komt ten goede aan Midden en West Nederland. Een druppel op een gloeiende plaat en weinig zinnig. Temeer daar deze regio zelf planologisch de tering niet naar de nering zet met betrekking tot het zoetwaterverbruik. Door uitbreidingswijken te blijven plannen en realiseren in dit gebied, waar polders rond de kernen nogal eens op – 5m N.A.P. liggen, wordt door onderbemaling zout water aangetrokken en dat vergt op zijn beurt weer meer en meer zoetwater. Daarnaast vraagt de strijd om het veen te beschermen om veel zoetwater. Er wordt hier al lang een achterhoedegevecht geleverd tegen verzilting, terwijl de zoutwaterdruk evident is met de ligging beneden de zeespiegel. Het zou veel logischer zijn om zich er voor te bereiden op echte verzilting of op het onder (zoet)water zetten. Dat zou veel kunnen besparen. 

Een einde aan de zoetwaterverspilling
Het meest effectief is echter Plan Spaargaren, dat de aanleg van zeesluizen in de splitsing van de Oude en Nieuwe Maas omvat en zo de Nieuwe Waterweg aan de oostzijde afsluit. Dit maakt een einde aan het grootschalig zoetwaterverlies. Kennisopbouw door inzicht, onderzoek en betrouwbare gegevens zijn onmisbaar. Dat pleit voor het huidige onderzoek naar Plan Spaargaren. Gezien de vele onzekerheden (in metingen, aannames of modellen) kiest Plan Spaargaren voor een robuuste veiligheidsfilosofie en tevens extra baten voor de buitendijkse gebieden en de zoetwatervoorziening. Deze hoofdkeuze heeft invloed op het hele landelijk watersysteem en is de sleutel tot een klimaatbestendig Nederland. Plan Spaargaren creëert een omvangrijke zoetwaterbuffer. Met zeesluizen worden de bordjes in de delta verhangen en de mogelijkheden en duurzaamheid van het Deltaprogramma aanzienlijk vergroot.  

Herziening Deltaprogramma
Alleen preventief beleid, in het verlengde van de Zuiderzeewerken en de Deltawerken, is de juiste aanpak. Wat betekent dat voor het huidige Deltaprogramma en de deltabeslissingen? Ook al zijn de bestaande rapporten nog zo zwaarwegend, is er na jaren consensus bereikt en wordt de inspraak vakkundig afgewimpeld, dan nog dient er een streep gehaald te worden door plannen die averechts of overbodig zijn. Uiteraard zal men een deel van de projecten kunnen herzien in een integraal kader en afstemmen op de lange termijn.

In het Projectenboek 2016 van de Unie van Waterschappen staan overigens vele nuttige projecten, die in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma zonder meer uitgevoerd kunnen worden. Het werk hoeft dus niet stil te liggen. 

Vakmensen aan het roer
Wanneer alle voordelen van zeesluizen bij de diverse belangenorganisaties bekend zijn én onderkend worden kan Plan Spaargaren rekenen op een breed maatschappelijk draagvlak. Welvaart en milieu plukken er de vruchten van. Ook telt hierbij onze mondiale verantwoordelijkheid. De hoeveelheid verbouwbare grond op aarde is beperkt. Door effectief gebruik ervan kan de toenemende wereldbevolking gevoed worden. Tekorten aan zoetwater nemen wereldwijd toe. Nederland kan als exportland van zoetwater een belangrijke rol gaan vervullen.

Het wordt hoog tijd dat vakmensen met fundamentele kennis van waterveiligheid en zoetwatervoorziening sturing gaan geven aan het Waterschap Nederland en dat ze op basis van gericht onderzoek en integrale afwegingen komen tot verantwoorde besluiten. Dit vraagt om een effectieve reorganisatie van de leiding, de koers en de werkwijze van het Deltaprogramma.

De koers van minister Schultz
Wij gaan er van uit dat de minister als eerste de voordelen van het Plan Spaargaren gaat omarmen en daarmee het startschot geeft voor een radicale koerswijziging van het Deltaprogramma. Zij heeft daarbij de onvoorwaardelijke en brede steun nodig van de Tweede Kamer. Laten we erop vertrouwen dat de vorig jaar met grote meerderheid aangenomen motie Geurts een positief vervolg krijgt. De Adviesgroep Borm & Huijgens is optimistisch.

 


(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 27: GEMAAKTE AFSPRAKEN

 

| 18-04-2015 | 09:40 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 27

 

Gemaakte afspraken

 

Money seized by German customs agency Zoll during anti-money laundering operation is displayed before agency's annual statistics news conference in BerlinDe landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten. 

 

In een publicatie van de provincie Zuid-Holland is te lezen dat: “Het ministerie van Infrastructuur en Milieu, het ministerie van Economische Zaken, de provincies Zuid-Holland, Noord-Brabant en Zeeland en de waterschappen Scheldestromen, Hollandse Delta en Brabantse Delta afspraken hebben gemaakt over het terugbrengen van getij op de Grevelingen en het zout worden van het Volkerak-Zoommeer, in combinatie met de noodzakelijke zoetwatervoorziening (‘eerst het zoet, dan het zout’). Afgesproken is de planning en financiering van de maatregelen nader uit te werken.”.

“De afspraken voor het terugbrengen van het getij en het in stand houden of verbeteren van de zoetwatervoorziening zijn vastgelegd in 2 bestuursovereenkomsten en worden voorbereid in het ‘programma Ontwikkeling Grevelingen en Volkerak-Zoommeer’. De bekostiging van het programma, waarvan de kosten worden geraamd op €168 miljoen, is nog niet rond, maar met deze overeenkomsten wordt wel een eerste stap gezet. De 3 provincies zeggen toe om gezamenlijk €20 miljoen euro bij te dragen. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu zal zich inspannen voor een bijdrage van €30 miljoen. Verder worden Europese subsidiemogelijkheden benut en wordt bekeken hoe private partijen kunnen bijdragen”.

“De voorbereiding van het voorgenomen ‘Programma ontwikkeling Grevelingen en Volkerak-Zoommeer’ gebeurt in verschillende fasen. Elke fase wordt afgerond met een gezamenlijk besluit over de voortzetting van het programma. Door deze stapsgewijze werkwijze blijven risico’s beperkt. Met de ondertekening (van de bestuursovereenkomsten) start de voorbereidingsfase: in deze fase moet de bekostiging van het programma rond komen en wordt een private partij geselecteerd die de planuitwerking (en in een latere fase de uitvoering) van de maatregelen ter hand zal nemen. Ook voor de nodige zoetwatermaatregelen zullen samenwerkingsovereenkomsten moeten worden gesloten. De regionale partijen werken deze afspraken verder uit.”

Er moet dus nog €118 miljoen gevonden worden. De hand zal daartoe opgehouden worden bij Europa en bij private partijen. Nu is het zaak om goed in de gaten te houden onder welke voorwaarden deze gelden eventueel loskomen en hoe de regionale partijen invulling geven aan het verder uitwerken van de gemaakte afspraken. De zogenoemde gebiedsontwikkeling zal immers grote gevolgen kunnen hebben voor natuur en landschap.

Louis van der Kallen

 


(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 25: WAT IS DE WAARHEID? – 5

 

| 04-04-2015 | 17:15 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 25

 

Wat is de waarheid? – 5  


Nieuwe Waterweg_StormvloedkeringDe landsregering heeft de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” vastgesteld en daarmee het voornemen kenbaar gemaakt een beperkt getij terug te brengen in het Volkerak-Zoommeer en deze wateren op termijn te verzilten.
 

In het kader van het schriftelijk overleg over de ontwerp-rijksstructuurvisie hebben de Tweede Kamer fracties van de VVD, de PvdA, de SP en het CDA schriftelijke vragen gesteld, die door de Minister van Infrastructuur en Milieu, Schultz van Haegen, zijn beantwoord.  

Vaak komt het in het politieke bedrijf neer op: wie krijgt, als doelen niet gehaald worden, de ‘zwarte Piet’ en wie draait dan op voor de kosten.

De minister stelt in haar antwoord op pagina 2,1 aangaande de mogelijke gevolgen van de verzilting van het Volkerak-Zoommeer: “Alleen in West-Brabant zullen in gebieden met ‘zoete’ KRW-doelen deze mogelijk niet volledig gehaald worden. Daar staat tegenover dat in gebieden met ‘brakke’ doelen de haalbaarheid juist verbetert.”.

Als je beseft dat het niet halen van de KRW doelen na 2027 een forse boete vanuit Brussel kan opleveren, besef je dat die boete en de mogelijke extra kosten om de ‘zoete’ KRW doelen alsnog te halen voor het waterschap Brabantse Delta en haar belastingplichtigen zullen zijn. Terwijl de maatregel juist de mogelijke kosten voor de beheerder van het Volkerak-Zoommeer terugdringt en de beheerder is dus het Rijk! Want de mogelijkheden om de ‘brakke’ doelen te halen “verbetert” immers.  

Soms is het verbazingwekkend hoe lichtzinnig er wordt omgegaan met het belang van zoet water voor Nederland in haar totaliteit. De CDA fractie stelde in dit kader de vraag: “of er uit de berekeningen blijkt dat het zout maken van het Volkerak-Zoommeer geen effecten heeft op de zoetwatervoorziening van het hoofdwatersysteem?”  Dit met name in het kader van de klimaatverandering en de voorgenomen verdieping van de Nieuwe Waterweg. Ondergetekende heeft reeds eerder in deze reeks (Natte 6 en 17) geschreven over de effecten van onder andere de Nieuwe waterweg.

Het antwoord van de minister is wat mij betreft verbijsterend: “de effecten van de verdieping van de Nieuwe Waterweg worden momenteel in het kader van de stresstest onderzocht. Daarbij worden ook het tegengaan van de effecten van klimaatverandering en het zout maken van het Volkerak-Zoommeer betrokken”. Voor mij de omgekeerde wereld.

De landsregering neemt met het vaststellen van de “ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer” zich eerst voor het Volkerak-Zoommeer te verzilten en gaat daarna pas onderzoeken wat dit kan betekenen voor het totale zoetwatersysteem. Ondertussen dienen de omliggende gebieden alvast rekening te houden met verzilting van het Volkerak-Zoommeer en worden alvast tal van maatregelen genomen. Een beetje raar is dat wel!

Louis van der Kallen

 


HET UITVOERINGSPROGRAMMA ZUIDWESTELIJKE DELTA RAMMELT


HET UITVOERINGSPROGRAMMA ZUIDWESTELIJKE DELTA RAMMELT
Door:  adviesgroepbormenhuijgens.nl

De waterveiligheid van Nederland vraagt om een zuivere analyse van de planvorming en om afgewogen besluiten. De duurzaamheid van het toekomstig landelijk integraal waterbeheer is afhankelijk van samenhang en de juiste keuzes. Hoe anders kwam het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta tot stand.

Uitbesteding en gebrek aan zelfreflectie leidden hier tot het star vasthouden aan vooringenomen planvorming. Deze werden door de Stuurgroep ZWD breed in de publiciteit gebracht met eigen publicaties, uitgaven en propaganda. Kostbare jaren, moeite en geld gingen verloren en stagneerden de procesgang naar een klimaatbestendig Nederland. Het landelijk waterbeleid staat met de rug tegen de muur en kan zich geen fouten van dit formaat meer veroorloven. De tijd begint te dringen.

Gebrek aan samenhang
Het Uitvoeringsprogramma ZWD 2010-2015+ zou een fundament, een weloverwogen basis, voor een deelprogramma van een landelijk waterplan moeten zijn. Het werd echter een verbrokkelde presentatie van zeven aparte gebiedsprogramma´s. De gewraakte compartimentering van de deltawateren is hierbij enkel in een andere vorm gegoten. De plankaarten van de gebiedsprogramma´s zijn allemaal nog voorzien van het stempel `in ontwikkeling´. Het programma was en is niet rijp voor consultatie, laat staan voor aanbieding aan het kabinet. Een spectaculaire regiotour in 2010, waarbij de aandacht bewust verlegd werd naar lokale wensen in relatie tot de vermeende planvorming, was eveneens een stap te ver. De organisatie benadrukte tijdens de regiotour, dat de levensvatbaarheid en onderbouwing van de plannen niet ter discussie stonden. De hele planvorming loopt op de muziek vooruit en is weinig in overeenstemming met een adaptief beleid. De gewenste samenhang van een integrale visie ontbreekt.

De rol van de Zuidwestelijke Delta voor de landelijke waterveiligheid 
De kwetsbaarheid van onze waterwerken is groot. Bij stormopzet op zee en hevige regenval krijgen de noordelijke provincies spoedig te kampen met wateroverlast. Als er dan ook nog sprake is van piekafvoeren van de rivieren, valt vanuit het noorden geen wezenlijke bijdrage aan de probleemoplossing meer te verwachten. Met de realisatie van de projecten van Ruimte voor de Rivier wordt de doorstroming in het Nederlandse rivierentraject nog eens extra versneld. Alles komt op het bordje van de Zuidwestelijke Delta. De inrichting ervan is hier niet op berekend.
Als vervolgens dijkring 14 doorbreekt gaat het pas echt goed mis. Een overstroming zou het bankroet van Nederland betekenen. Evacuatie van de Randstad blijkt hierbij een onmogelijke opgave. Het is echter niet onmogelijk om de oorzaak te voorkomen. De toekomstige inrichting van de Zuidwestelijke Delta moet hiervoor zorg dragen. Deze cruciale rol voor de nationale waterveiligheid is in het Uitvoeringsprogramma ZWD onderbelicht en onvoldoende uitgewerkt. Een samenhang van de plannen voor de Zuidwestelijke Delta met onder meer Rijnmond en IJsselmeer is een vereiste. Met waterveiligheid valt niet te marchanderen.

uitv. pr

Beeld na uitvoeren projecten en maatregelen uitvoeringsprogramma. Bron: Uitvoeringprogramma Zuidwestelijke Delta 2010-2015+, april 2011

Toetsen aan doelen van het Nationaal Waterplan
Het NWP streeft naast waterveiligheid, ook naar garanties voor zoetwatervoorziening en naar estuariene dynamiek. Hierbij vereist het tegengaan van de dreigende rivieropwaartse invloed van de zee en de toenemende verzilting om blijvende zorg.
Dit alles dient in samenhang gestalte te krijgen en dat betekent voor de herinrichting van de Zuidwestelijke Delta het volgende:
Voor de nationale waterveiligheid is een inrichting van de Zuidwestelijke Delta nodig met een maximaal oppervlak aan noodberging en spuimogelijkheden in zee, in combinatie met een goede en korte primaire zeewering.
De zoetwatervoorziening wordt gegarandeerd door het behoud en toename van de zoetwatervoorraden en het beperken van zoetwaterverliezen.
Een compleet estuarium ontwikkelt zich in een open verbindingstraject tussen zee en rivieren, dat met de nodige lengte en regulatiemogelijkheden een geleidelijke en stabiele overgang van zout naar zoet kan waarborgen.

De verzilting van het Volkerak-Zoommeer, het Kierbesluit, de `watermachine´ in de Brouwersdam, Waterstad Rotterdam, gedempt getij, het Volkerak-Zoommeer als eerste noodberging, een complete riviermonding Haringvliet, klimaatbuffer Oesterdam, recreatieve voorzieningen, een gewijzigde zoetwatervoorziening en tal van andere vaak onsamenhangende zaken, werden de afgelopen jaren in de planvorming voor de Zuidwestelijke Delta opgenomen. Dit maakt het uitvoeringsprogramma tot een samenraapsel van oude en nieuwe voornemens.

De illustratie uit het huidige uitvoeringsprogramma toont een streefbeeld waarbij de bestaande zoetwatervoorraden verdwijnen, verzilting alle ruimte krijgt en het merendeel van de deltawateren wordt onttrokken aan een kans op toekomstige estuariene dynamiek.
Hoe men de zaak ook wendt of keert, een invulling van de omschreven doelen is hierin niet te ontdekken. Integendeel.

Het tij is nog altijd te keren
Er is nu nog sprake van papieren producten in de vorm van inrichtingssuggesties, adviesnota’s en onderzoeken. Het cumulatieve effect op andere projecten, dat ontstaat bij het halsstarrig vasthouden van foute keuzes, kan leiden tot kapitaalvernietiging, onveiligheid en milieuschade. Negatieve publiciteit in de media tast vervolgens de geloofwaardigheid van de overheid aan. Het kan geen kwaad om eens kritisch naar de inmiddels gepresenteerde regionale planvorming ZWD te kijken, deze te toetsen op de gestelde doelen en objectief te vergelijken met relevante inrichtingssuggesties. Het verzilten van het Volkerak-Zoommeer is een onnodige en kostbare zaak en beperkt sterk de inrichtingsmogelijkheden voor de Zuidwestelijke Delta. De inrichting van de Zuidwestelijke Delta is op haar beurt cruciaal voor de landelijke waterveiligheid en zoetwatervoorziening.
Het is niet wenselijk dat eerst innovatieve of uitdagende projecten gerealiseerd worden en de overheid vervolgens alsnog aan haar verplichtingen moet voldoen. In deze tijd van economische recessie zal de politiek geen groen licht geven aan planvorming waarvan het rendement sterk betwijfeld wordt. Vanwege haar tegenstrijdigheden met de nationale belangen, is te verwachten dat de het Uitvoeringsprogramma ZWD binnen afzienbare tijd van tafel wordt geschoven.
Alleen wanneer men de wateropgaven als uitgangspunten hanteert, kan men komen tot goede vergelijkingen en afwegingen om gezamenlijk, regionaal en nationaal, te eindigen met een breed gedragen en effectieve inrichtingsvisie.
Adviesgroep Borm & Huijgens – integraal waterbeheer februari 2012


VERZILTING VOLKERAK-ZOOMMEER NIET MEER NODIG

| 11-01-2012 | 08:30 uur |


VERZILTING VOLKERAK-ZOOMMEER NIET MEER NODIG
Door: adviesgroepbormenhuijgens.nl   

Toename van voedselrijkdom en een gebrek aan doorstroming veroorzaakten tezamen in het Volkerak-Zoommeer overlast van blauwalgen. Op basis van een planstudie waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer werd een symptoombestrijding voorgesteld, die waarschijnlijk de blauwalgen doet verdwijnen: het inlaten van zout water en een beperkt getijde. Een voorstel met veel haken en ogen. Het behoud van een zoet Volkerak-Zoommeer geeft daarentegen vele voordelen. Er komt geen getijde en het waterpeil blijft beheersbaar. Het peil kan worden aangepast aan de scheepvaart, aan de afwateringsbehoefte van het Waterschap Brabantse Delta en aan de vraag naar zoet water. De zoete variant, in combinatie met de bestrijding van beide oorzaken van blauwalgen, had altijd al de voorkeur, maar leek indertijd niet mogelijk. In de jaren na de planstudie zijn de kansen voor deze oplossing aanzienlijk toegenomen.

locatie VZM

Overzichtskaart uit Gevoeligheidsanalyse Waterberging Zuidwestelijke Delta

Volkerak-Zoommeer als noodberging voor waterveiligheid

Door versnelde rivierafvoeren zijn er wereldwijd steeds vaker watersnoden in de delta´s. Nederland is een extreem lage delta en ligt zelfs grotendeels beneden de zeespiegel. De genomen maatregelen van Ruimte voor de Rivier zorgen hier nog eens voor een extra versnelde doorvoer van het rivierwater. Bij piekafvoeren krijgt de Zuidwestelijke Delta alles voor haar kiezen. Dit gebied is daar nog lang niet voor ingericht. Het water zal dan ook ophopen in Haringvliet en Biesbosch.

kaart Dongemond

In de startnotitie Waterberging Volkerak-Zoommeer zijn de mogelijkheden van waterberging in Grevelingen en Oosterschelde niet nader onderzocht. Toch is het aannemelijk dat beide aan de noodberging worden toegevoegd (aanbeveling 8 Deltacommissie). Bij een verzilt Volkerak-Zoommeer zou iedere noodberging van zoet water op zout water leiden tot een vernietiging van het aanwezige ecosysteem. Bij een zoet Volkerak-Zoommeer is dat niet het geval en kan het meer, als laatst in te zetten bekken, ook een kombergingsfunctie vervullen. De bergingscapaciteit is hierbij te vergroten door van tevoren het peil te verlagen met voorspuien.

Zoetwatervoorziening en verzilting
We beschermen ons land tegen stormvloed, de stijgende zeespiegel en piekafvoeren van de rivieren. Gelijktijdig proberen we genoeg zoet water vast te houden voor de zoetwatervoorziening en het tegengaan van verzilting. Tot nu toe ging de strijd hoofdzakelijk tegen overstromingen, maar een tekort aan zoet water kan zeker zo desastreus zijn.

verzilting brabant

Potentieel verziltingsgebied West/Brabant, BN/DeStem

Verzilting is niet alleen slecht voor de landbouw, het zout tast ook de funderingen van gebouwen en kunstwerken aan en zelfs brak water is al niet meer bruikbaar in de industrie. Op het industriegebied Moerdijk heeft men al een paar keer de inname van koel- en proceswater uit het Hollandsch Diep stil moeten leggen omdat het zoutgehalte te hoog was. Verzilting van het Volkerak-Zoommeer heeft verregaande consequenties voor de wijde omgeving wat betreft zoetwatervoorziening en bodemverzilting. In het advies “Zoet water Zuidwestelijke Delta” worden compenserende maatregelen voorgesteld om via een pijpleiding onder het Schelde-Rijnkanaal zoet water vanuit West-Brabant naar Tholen te transporteren, om extra zoet water vanuit het Hollandsch Diep in de Roode Vaart te pompen en vanuit de Bergse Maas in het Wilhelminakanaal. Dat deze alternatieve zoetwatervoorzieningen hoge en blijvende kosten met zich meebrengen laat zich raden. Verder worden de sluizen van de Steenbergsche Vliet en de Dintel permanent gesloten om zoutindringing tegen te gaan. Gezien de beperkte schutcapaciteit dienen deze sluizen ook nog te worden vervangen. De aanleg van een inlaatsluis naast de Krammersluizen is nodig, evenals aanpassingen aan de Volkeraksluizen in verband met zoutindringing in het Haringvliet. Ook aanpassingen aan sluizen en inlaten is gewenst in verband met de dreigende verzilting van West-Brabant en het zoete milieu van het Markiezaatsmeer. De Gevoeligheidsanalyse Waterberging Zuidwestelijke Delta uit 2010 (rapport Bulthuis) geeft aan dat na al deze compenserende maatregelen er bij lage zomerafvoeren toch nog tekorten aan zoet water zullen optreden en er alsnog behoefte komt aan ruimte voor extra voorraadvorming. Ook zijn de maatregelen onvoldoende om in te spelen op een toekomstige groeiende regionale behoefte aan zoet water.

volkerakzoommeer

Aanpassingen als gevolg van de verzilting Volkerak-Zoommeer in kaart, BN/DeStem

Zoet water is niet alleen nodig voor drinkwatervoorziening in de regio, maar ook voor hoogwaardige landbouw, glastuinbouw, industrie en natuur. Daarnaast behoort het zoute zeewater tegen te worden gehouden om externe verzilting te voorkomen. Met de huidige rivierafvoeren kunnen we het zout nog net buiten de deur kunnen houden. De afgelopen jaren zijn er perioden van droogte geweest waarbij er zout water ver naar binnen kwam, met name via de Nieuwe Waterweg. Daar zijn beperkte maatregelen tegen genomen, maar ondanks dat gaat de verzilting steeds verder. Geen van de op 8 december 2011 bij de Seminar Beperking Zoutindringing gepresenteerde opties voor beperking verzilting Rijnmond blijkt succesvol. Er werd door de onderzoekers nog wel gesuggereerd dat met een bellenscherm wellicht wat tijd gewonnen zou kunnen worden, voordat er een structurele en duurzame oplossing komt. De werking van een bellenscherm lijkt hier echter niet aannemelijk door het aanwezige getijde. Alleen een duurzame oplossing, zoals zeesluizen, lost het verziltingprobleem op en garandeert voldoende zoet water voor de gestelde landelijke wateropgaven, inclusief het gezond maken van de deltawateren. Het rapport Bulthuis geeft aan dat de veiligheid van de Nieuwe Waterweg niet is gewaarborgd. In het kader van veiligheid en zoetwatervoorziening zijn sluizen de enige oplossing. Via de Nieuwe Waterweg gaat momenteel 1500m³ zoet water per seconde verloren. Wanneer dit water onder meer beschikbaar komt voor het doorstromen van de Zuidwestelijke Delta dan liggen de kaarten heel anders geschud.

Extra investeringen nodig bij verzilting
Voor het inlaten van zout in het Volkerak-Zoommeer zijn forse investeringen nodig. In het geval van verzilting zijn aanpassingen aan dijken en kunstwerken noodzakelijk. Het blijkt dat de dijken van het Volkerak-Zoommeer dan aan een enorme kostbare opknapbeurt toe zijn. Verder dient er gezocht te worden naar mogelijkheden tot het verleggen van inlaatpunten voor waterinname en naar alternatieve zoetwatervoorzieningen. Hoe ingewikkelder of kunstmatiger de zoetwatervoorziening en de waterhuishouding gaan worden, des te duurder en minder duurzaam ze doorgaans zijn. Aan zowel het verzilten en het tegengaan van overlast door zoutlek als aan het realiseren van een gewijzigde zoetwatervoorziening, hangt een kostenplaatje. Verder dient er een beeld te komen van de blijvende kosten die dit alles met zich meebrengt.Methoden dienen nader uitgewerkt te worden om belasting van Hollandsch Diep, Dintel en Steenbergse Vliet, met zout water uit een verzilt Volkerak-Zoommeer zo veel mogelijk te beperken; De kosten van de verzilting worden voorlopig geschat op een kwart miljard euro. De vraag of het sop de kool waard is, wordt steeds vaker gesteld.

Waterkwaliteit
De oorzaken van het blauwalgenprobleem zijn de toegenomen voedselrijkdom en een gebrek aan doorstroming. De afgelopen 40 jaar, de periode dat er sprake is van een Volkerak-Zoommeer, is de waterkwaliteit in Nederland vrijwel overal verbeterd en dat geldt ongetwijfeld ook voor Mark en Dintel en de Steenbergsche Vliet. Tijdens de warme zomer van 2009 was er nog maar drie weken sprake van overlast van blauwalgen. Onderstaande grafiek geeft aan dat het chlorofylgehalte in het Volkerak-Zoommeer de laatste jaren flink is afgenomen, omdat de landbouw veel minder kunstmest is gaan gebruiken wat leidde tot verminderde toevoer van fosfaat.

grafiek chlorofyl

Overzicht vanaf 1987 van het chlorofylgehalte in het water van het Volkerak-Zoommeer. Bij hoge temperatuur vormt dit de voedingsbodem voor blauwalgen. Na 2002 is duidelijk een afname waarneembaar

De basis van verzilting als middel tegen blauwalgen, stoelt nog altijd op de verkenning uit 2002 en 2003 en gaat uit van een ongewijzigd zoetwateraanbod. Er blijven bij de zilte variant onzekerheden over de wijze waarop de gevolgen van een eventueel resterende zoutbelasting op de omliggende wateren zijn weg te nemen, over de optimale getijdendynamiek voor een gezond watersysteem, rekening houdend met de gebruiksfuncties (zoals scheepvaart, afwatering) en over haalbare alternatieven voor de zoetwatervoorziening voor de landbouw . Een oplossing langs de geijkte weg ligt intussen meer voor de hand. Waterkwaliteitsverbetering door afname van de aanvoer van fosfaat en nitraat én doorstroming met zoet water, nemen de oorzaak weg en zijn beduidend goedkoper.

Vergelijking zilte en zoete variant Volkerak-Zoommeer

 Zilte variant Volkerak-Zoommeer  Zoete variant Volkerak-Zoommeer
Totale milieuwisseling bij realisatie Géén milieuwisseling, doorspoelen met zoet water blijft mogelijk
                                                       Aanleg alternatieve zoetwatervoorziening Aanpassingen aan gemalen, duikers en watergangen. Nieuwe leidingen en pompstations Zoetwatervoorziening regio ongewijzigd
                                             Aanpassingen Volkeraksluizen i.v.m. zoutindringing Haringvliet Geen aanpassingen Volkeraksluizen
                                          Verziltinggevaar regio neemt toe Geen toename verzilting regio
                                                    Beperkte getijden in dode hoeken: cumulatieve opslibbing Geen getijden maar zoete doorstroming Peilbeheer blijft mogelijk
Sluizen West-Brabant vervangen en deze gesloten houden Nieuwe sluizen West-Brabant overbodig, sluisdeuren meestal open
                                                           VZM wordt als eerste noodberging ingezet voordat het merendeel van de deltawateren als berging fungeert Functie als komberging op kritieke momenten als laatste nog inzetbaar  Voorspuien hierbij mogelijk
                                                              Bij elke berging zoet op zout geeft milieuwisseling met ecologische ramp Géén milieuwisseling bij berging, mag ook bij minder urgentie gebruikt worden
                                                  Aantasting zoet Markiezaatsmeer Behoud zoet Markiezaatsmeer
                                                         Harde scheiding zoet-zout bij Volkeraksluizen blokkeert estuariene dynamiek Geen harde scheiding zoet-zout Estuariene dynamiek via herinrichting Zuidwestelijke Delta blijft mogelijk

Toekomst Volkerak-Zoommeer in nationaal kader
Zolang de samenhang met een centrale nationale regie nog ontbreekt, is het verstandig om geen overhaaste beslissingen te nemen. De onomkeerbaarheid van de verzilting van een van de grootste zoetwaterbuffers van Nederland en de inrichting van de Zuidwestelijke Delta als onderdeel van het komend integraal landelijk waterbeheer vragen om zorgvuldig afgewogen besluiten. Elke planvorming dient geanalyseerd te worden op de doelen van het Nationaal Waterplan, waaronder waterveiligheid, zoetwatervoorziening en estuariene dynamiek. Hieraan levert de verzilting VZM geen bijdrage. De voorgestelde verzilting veroorzaakt massale sterfte en vervolgens staat het zoute water diverse inrichtingsmogelijkheden voor de delta in de weg. Het Volkerak-Zoommeer zal op zijn vroegst in 2016 verzilt zijn. Nog vóór de voltooiing van de verzilting, geeft de herziene zoetwaterverdeling in Nederland aan of deze ingreep wel nodig is. Bij voorbarige doorgang van de verzilting heeft de milieuwisseling er haar overlast al veroorzaakt en kunnen gedane investeringen onnodig blijken. De Stuurgroep ZWD dringt er momenteel bij staatsecretaris Atsma op aan om op korte termijn een integraal besluit te nemen over de toekomst van het Volkerak-Zoommeer en het Grevelingenmeer. Het ontbreken van de kennis of een dergelijk besluit voor de lange termijn effectief is, maakt een definitief besluit in 2012 veel te riskant. Het ligt voor de hand dat straks het Deltaprogramma andere prioriteiten stelt en daarmee deze verzilting totaal overbodig maakt.

(integraal waterbeheer januari 2012)