OVER WATER – 58: DE STAAT VAN ONS WATER/ BLIND SPOT

 

| 17-09-2016 | 10.00 uur |


 


OVER WATER – 58

 

14 september 
afb01Op de agenda van de AB vergadering stond “De staat van Ons Water”. Een voor waterbestuurders belangwekkend stuk wat het waard is eens even goed te lezen. De Staat van Ons Water wordt jaarlijks in mei gepubliceerd. Hierin wordt gerapporteerd over de uitvoering van het Nationaal Waterplan 2016-2021, het Bestuursakkoord Water 2011 en het uitvoeringsprogramma van de Beleidsnota Drinkwater. Ook wordt verslag gedaan over de voortgang van de uitvoering van de Europese richtlijnen over waterkwaliteit, overstromingsrisico’s en de mariene strategie. De Staat van Ons Water is een initiatief van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Unie van Waterschappen, VNG, IPO en Vewin. 

Voor mij als waterschapsbestuurder is het niet alleen een bron van kennis, maar vooral van inspiratie bij het aanpakken van de bestaande problemen. Dit jaar pikte ik er een paar aandachtspunten uit: 

Op pagina 6 van de Staat van Ons Water over 2015 worden de toenemende problemen geschetst met het drinkwater. “Nieuwe, opkomende stoffen (waaronder geneesmiddelen) vormen een groeiende bedreiging voor de veiligstelling van de drinkwatervoorziening.” Voor mij betekent dit dat de waterschappen samen met de STOWA het onderzoek naar nieuwe zuiveringsmethoden, zoals het zuiveren met de membraam technologie, moeten intensiveren. Want met een vergrijzende bevolking zal het medicijngebruik verder toenemen. Ook zal bekeken moeten worden of het nu geen tijd wordt om bij locaties die afvalwater produceren met veel medicijnresten, zoals ziekenhuizen en verpleeghuizen, niet op grotere schaal dan tot nu toe apart ingezameld moet worden. 

Op pagina 13 van de Staat van Ons Water over 2015 wordt in gegaan op de watertoets: “Uit het onderzoek komt naar voren hoe serieus de watertoets wordt genomen door provincies en gemeentes bij het maken van hun ruimtelijke plannen. Waterschappen worden bij 61 procent van de plannen (met een watercomponent) tijdig betrokken bij de voorbereiding van bestemmingsplannen; bij de overige plannen werden ze in een later stadium betrokken. Voor omgevingsvisies geldt geen wettelijke overlegverplichting. Hier worden waterschappen bij 41 procent van de plannen tijdens de voorbereiding betrokken. Het tijdig betrekken bij bestemmingsplannen en omgevingsvisies biedt dus nog ruimte voor verbetering. Waterschappen geven aan goed zicht te hebben op de opvolging van het advies binnen het plan.”
“Ruimte voor verbetering” is wat mij betreft een understatement!  Niet alleen worden waterschappen, in deze tijd van broodnodige klimaatadaptatie, nog steeds niet altijd tijdig betrokken bij de opstelling van ruimtelijke plannen. Ook wordt er met regelmaat niet echt geluisterd naar de opmerkingen van waterschappen. Het gevolg hiervan is wateroverlast in wijken en op locaties die met de juiste en vaak door de waterschappen geadviseerde maatregelen voorkomen hadden kunnen worden. De wetgever zou een watertoets niet alleen verplicht moeten stellen, maar ook dat de door ‘de waterautoriteit’ geadviseerde maatregelen ook uitgevoerd moeten worden of indien gemeenten de adviezen niet overnemen dit op zijn minst gemotiveerd moet worden, zodat later gemeentelijke politici en bestuurders hier op aangesproken kunnen worden en gemeenten voor de voorkoombare schade aansprakelijk kunnen worden gesteld.

Op pagina 34 van de Staat van Ons Water over 2015 wordt in gegaan op de KRW: “Op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn in 2009 stroomgebiedbeheerplannen opgesteld. Hierin staan de doelen en maatregelen om chemisch schoon en ecologisch gezond oppervlakte- en grondwater voor duurzaam gebruik te realiseren. Het gaat om een combinatie van landelijke en gebiedsgerichte maatregelen. De uitvoering van landelijke maatregelen uit het Nationaal Waterplan is in het algemeen volgens schema. De gebiedsgerichte maatregelen zijn uitgevoerd door waterschappen, Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten. De omvang van de gebiedsgerichte maatregelen is tussentijds wel bijgesteld, bijvoorbeeld doordat de maatregelen in de rijkswateren die onder het kabinet Rutte 1 zijn getemporiseerd pas na 2015 worden ingelopen. Eind 2015 zijn de stroomgebiedbeheerplannen voor 2016-2021 vastgesteld. Hierin zijn aanvullende landelijke en gebiedsgerichte maatregelen opgenomen.”

De waterschappen doen naar mijn gevoel hun best, maar het wordt steeds vaker trekken aan een dood paard omdat een deel van die doelen simpelweg in een vol landje als het onze niet haalbaar zijn. Ik schreef daar eerder over. Als voorbeeld van de gevolgen de casus Pyrazool. “Tot augustus 2015 hadden we in Nederland nauwelijks gehoord van pyrazool, een chemische verbinding die dient als grondstof in de industrie, landbouw en geneeskunde. Dit is een zogeheten ‘nieuwe opkomende stof’, waarvoor nog geen norm is vastgesteld. Er geldt wel een signaleringswaarde van 0,1 microgram/liter, bij overschrijding moet gelijk nader onderzoek plaatsvinden. De stof wordt geproduceerd op het Chemelot bedrijfsterrein in Maastricht, en geloosd op de Grensmaas. Met die lozing is iets misgegaan, waardoor te hoge concentraties in de Grensmaas, in de Maas en in de Lek terecht kwamen. Drie drinkwaterbedrijven moesten hun inname staken: WML, Evides en Dunea. Eind augustus deden zij een dringend beroep op IenM: geef ons tijdelijk meer ruimte. De Minister van IenM heeft toen voor maximaal twee jaar een hogere waarde toegestaan: 15 microgram/liter.”

Voorstaande tekst is te vinden op pagina 36 van de Staat van Ons Water. In 2015 werd zoals vermeld bij drie drinkwaterbedrijven langdurig de inname stilgelegd vanwege de lozing van pyrazool. Er loopt een evaluatie van de Drinkwaterrichtlijn door de Europese Commissie – in het kader van REFIT en het Burgerinitiatief Right2Water. Belangrijke onderwerpen zijn de introductie van risico-gebaseerde benadering van bron tot tap, de selectie van parameters (waaronder het vraagstuk van opkomende stoffen), vereisten voor materialen en chemicaliën in contact met drinkwater en aanpassing van rapportage en verbetering van de informatievoorziening aan het publiek. Dit kan grote gevolgen hebben voor de normering en daarmee voor het werk van de waterschappen. 

Zelf volg ik met veel belangstelling wat er in het land gebeurd op het gebied van klimaatadaptatie. Daar over is op pagina 52 van de Staat van Ons Water over 2015 de volgende tekst te vinden: “Monitoring Ruimtelijke Adaptatie. Het doel van de Monitoring Ruimtelijke Adaptatie is om te kunnen bepalen of de voortgang voldoende is om de ambities uit de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie te realiseren. Hiervoor wordt een jaarlijkse enquête gehouden bij gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk. De eerste meting vond plaats in 2015. De enquête gaat over de vier dreigingen: wateroverlast, droogte of (grond)watertekorten, overstromingsrisico’s en hittestress. Een samenvatting van de resultaten:

  • Gemeenten, waterschappen, provincies en Rijk zijn allemaal met de thema’s van de dreigingen aan de slag. De waterschappen lijken het verst gevorderd.
  • Alle partijen zijn bekend met de gevolgen van klimaatverandering voor wateroverlast, waterveiligheid en droogte. Ze zijn minder goed op de hoogte van de gevolgen voor hittestress.
  • Provincies geven veel aandacht aan wateroverlast vanuit het regionale watersysteem, omdat zij daarvoor de normen vaststellen. Waterschappen en provincies geven daarnaast veel aandacht aan waterveiligheid (overstromingsrisico’s). Gemeenten pakken vooral wateroverlast aan.
  • Droogte krijgt nog nauwelijks aandacht bij gemeenten. Waterschappen en provincies doen dat in toenemende mate.
  • Gemeenten, provincies en waterschappen zijn zich wel bewust van hittestress, maar houden er nog nauwelijks rekening mee.”

Ik zal de voortgang met belangstelling volgen en zelf dit onderwerp keer op keer op de agenda plaatsen.

Op de pagina’s 64/65 van de Staat van Ons Water over 2015 is te lezen: “Planuitwerking Innovatieve Zoet-Zoutscheiding Krammersluizen. Nadat eerst een pilot in de Krammerjachtensluis was uitgevoerd, is Rijkswaterstaat in maart 2015 is gestart met het project Planuitwerking Innovatieve Zoet-Zoutscheiding Krammersluizen. Aanleiding vormt de vraag of de huidige zoet-zoutscheiding, die aan groot onderhoud toe is, kan worden vervangen door een innovatieve zoet-zoutscheiding. Dit innovatieve systeem gaat de uitwisseling van zoet en zout water tegen door het creëren van een fijn gordijn van luchtbelletjes, in combinatie met het spoelen met zoet water. Daarmee wordt verzilting van het Volkerak-Zoommeer tegengegaan. Het nieuwe systeem zorgt naar verwachting ook voor Pilot bellenscherm Krammersluis, een aanzienlijk sneller schutproces en een forse besparing op beheer- en onderhoudskosten. De resultaten van de planuitwerking dienen als basis voor een definitief besluit in 2016. Daarna is duidelijk of kan worden gestart met de realisatie van de innovatieve zoet-zoutscheiding in alle Krammersluizen.”

Ons Water heeft hier vaak over geschreven (het laatst in december 2015) en Ons Water zal de voortgang zeker volgen en zonodig zal Ons Water hierover bij de bestuurders aan de bel trekken.

Ik wil dit lange verhaal eindigen met een positief citaat uit de Staat van Ons Water over 2015: “Het realiseren van de doelstellingen van gematigde lastenontwikkeling en kostenbesparingen in het waterbeheer in de periode tot en met 2015 ligt goed op koers. De belastingopbrengsten en kosten stijgen minder sterk dan bij het afsluiten van het Bestuursakkoord Water in 2011 werd verwacht. De lastendruk van de burgers en bedrijven die voortvloeit uit de kosten die Rijk, provincies, waterschappen en drinkwaterbedrijven maken, ontwikkelt zich voor vrijwel alle categorieën gunstig.”

Maar helaas zijn de tarieven nog steeds stijgende.

gea 39In de rondvraag van het AB werd door het lid Henk Schouwenaars van de PvdA fractie aan de orde gesteld de besluitvorming ten aanzien van een eventuele voorkeursvariant bij de dijkverbetering Geertruidenberg/Amertak. Hierbij houdt het DB vast aan de door het AB in 2015 aan het DB gegeven bevoegdheid tot vaststelling van een voorkeursvariant. Bij regionale keringen is vaststelling een AB bevoegdheid. Ik heb er op gewezen dat de financiering voor een dijkverbetering in het kader van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) voor 90 % plaats vindt vanuit het HWBP (een rijksfonds), terwijl bij regionale keringen het een 100% eigen financiering is. Tevens zijn bij deze verbetering van een primaire kering in een rijksprogramma veel externe partijen betrokken (zoals het HWBP, de provincie, RWS, drie gemeenten, een klankbordgroep, een ambtelijke werkgroep, een bestuurlijk stuurgroep, enz. ). Dat maakt de keuze extra complex en vergt veel afstemming. Wat ook een rol speelt is de strakke tijdsplanning waarbij het tijdig beschikbaar zijn van alle benodigde informatie (argumenten) helaas niet mogelijk is. Dit zou wel nodig moeten zijn om een gedegen afweging te kunnen maken tussen  alles op de huidige normen brengen of het medegebruik van dynamische keermiddelen zoals keersluizen. Een deel van de keringen achter eventuele keersluizen komt pas in een volgende toetsronde aan de orde. Voor die toetsronde moeten echter de normen nog vastgesteld worden. Nu is het uitgangspunt om deze toetsing naar voren te halen en uit te voeren zodra de nieuwe normen bekend zijn. Dan is ook een indicatie te geven wat dan de eventuele kosten zijn van een ‘standaard’ dijkverbetering en wat de kosten zouden zijn van een bescherming van het achterland met onder andere dynamische keermiddelen. Die processen lopen door elkaar en kennen andere tijdhorizonten. Belangrijk is dat alle varianten zo lang mogelijk aanpasbaar zijn op basis van nieuwe inzichten/toetsingen. Logisch lijkt om zo lang mogelijk in te zetten op ‘geen spijt maatregelen’ zodat, indien na de nieuwe toetsing blijkt dat dynamische keermiddelen een reëel alternatief vormen, deze alsnog in een aangepast voorkeursalternatief vorm zouden kunnen krijgen.

Een argument dat ik in de vergadering niet benoemd heb, maar dat wel van belang is, is het gegeven dat wij bij verbeteringsprojecten aan regionale keringen een volwaardig opdrachtgever zijn en alles zelf betalen. Bij verbeteringen aan primaire keringen zijn we feitelijk een uitvoerder van de taken van het Rijk en ligt het opdrachtgeverschap vooral bij het Rijk in het kader van een rijksprogramma het HWBP. Daarom wordt de hoofdmoot van de kosten (90%) gedragen door een rijksfonds. Ten tijde van het project Overdiepsepolder in het kader van het Rijksprogramma “ruimte voor de rivier” was de financiering nog 100%. Ook toen waren we simpelweg de uitvoerder van een rijksprogramma en opgave. Wel heb ik toegezegd het AB via de commissie systeembeheer te betrekken bij het proces en op de hoogte te houden van de voortgang van het proces en de keuzen die daarin gemaakt worden.

BLINDE VLEK

blind spotIk heb de afgelopen weken het boek Blind Spot gelezen met de subtitel: “metropolitan landscape in the global battle for talent”. Als raadslid en waterschapsbestuurder probeer ik de literatuur bij te houden over zaken als het vestigingsklimaat voor bedrijven. Want als we ooit van gemeentelijke schulden af willen komen en onze werkzoekenden kansen willen bieden op een plaatselijke of regionale arbeidsmarkt, dan is het vestigingsklimaat van buitengewoon belang.

Volgens “Blind Spot” is de kwaliteit van het landschap, water en leefomgeving een blinde vlek in veel strategieën voor het vestigingsklimaat. Succesvolle bestuurders van Madrid en Londen zien de paradigma wisseling van het louter investeren in gebouwde infrastructuur naar werken aan natuur, water, landschap en erfgoed als middel voor het aantrekken van hoogopgeleide kenniswerkers en kennisintensieve bedrijven. In de ‘lerende economie’ blijken dit voorwaarden voor succes. Het metropolitaan landschap is niet los te zien van economische ontwikkelingen. Nu we omschakelen naar een kennisintensieve economie is de kwaliteit, identiteit en gebruikswaarde van het metropolitaan landschap een cruciale factor in het voortbrengen , aantrekken en vasthouden van talent en daarmee cruciaal voor het economisch voortbestaan van steden. “Blind Spot” geeft inzicht in hoe de kwaliteit van het landschap bij kan dragen aan het succes van stad en regio. Metropolitane regio’s beconcurreren elkaar mondiaal op het terrein van de innovatieve bedrijvigheid. Hoog opgeleiden kiezen steeds vaker hun woonplaats mede op basis van de kwaliteit van het leven. Investeren in cultuur (historie) en landschap is direct en indirect verrijkend en blijkt een basisvoorwaarde voor de verbetering van het leef- en vestigingsklimaat. 

Belangrijk is ook het realiseren van goede fysieke verbindingen tussen stad en ommeland door middel van aantrekkelijke en uitgebreide fiets- en wandelnetwerken. Investeren in de groen/blauwe raamwerken, waarmee cultuurhistorisch erfgoed herbestemd en benaderbaar wordt, loont.

Kijkend naar de in “Blind Spot” geanalyseerde tien wereldse metropolitane landschappen, me realiserend dat Bergen op Zoom en West-Brabant niet de Randstad/Deltametropolis, Londen, Madrid of Milaan zijn, maar van een volstrekt andere schaal, Bergen op Zoom en West-Brabant hebben wel veel van de elementen die volgens “Blind Spot” de toegangsweg tot succes kunnen zijn. In de nabijheid zijn: de zee, meren, een rivier, wetland, standen, bossen en landbouwgebieden maar vooral biedt de stad en ommeland veel cultuurhistorie en water die bijvoorbeeld in het kader van de Zuiderwaterlinie nog beter in beeld gebracht zouden kunnen worden. Dat kan en moet beter onder de aandacht van de beslissers van het mondiale bedrijfleven worden gebracht. Ik raad iedere bestuurder aan dit boek te lezen. 

Louis van der Kallen 

 


OVER WATER – 57

 

| 10-09-2016 | 05.00 uur |


 


OVER WATER – 57

 

4 september
watermiddagIn de middag een ‘watermiddag’ op Bouvigne. Circa 800 bezoekers die kennis kwamen maken met de tuin, het kasteel en bij de diverse kraampjes, informatie kwamen halen over water en het waterschap Brabantse Delta. Kees de Jong en ik waren aanwezig om eventuele vragen te beantwoorden. 

5 september
Een borrel op fort Altena ter gelegenheid van het ontwerptracebesluit A27. Het valt mij dan op dat, ten opzichte van mijn eerste vergadering over de A27 in juni 2011, er vrijwel geen bestuurders meer zijn van toen. Ik had het idee de enige te zijn uit die tijd. De vraag voor mij is dan: wat betekent dit voor de kwaliteit van de bestuurlijke inbreng? Hoeveel ervaring en kennis van het dossier gaat bij de klaarblijk snelle wisselingen van bestuurders verloren?

6 september
Een Dagelijks Bestuursvergadering en een bilateraaltje met de dijkgraaf. Binnen mijn portefeuille vallende onderwerpen waren: de intentieovereenkomst Zuiderwaterlinie en de doorstart van de gebiedsinrichting Westelijke Langstraat. Voor het circa 600 ha grote gebied worden hydrologische maatregelen voorbereid en genomen om de PAS en Natura-2000 doelen voor natte natuur te realiseren. De provincie neemt de grondverwerving op zich en de natuurambities worden zodanig aangepast dat zij aansluiten bij de hydrologische ambities van het waterschap. Tevens is afgesproken om de oorspronkelijke hoge natuurambities te versoepelen en te combineren met integrale gebiedsontwikkeling ten behoeve van het draagvlak in de streek.

7 september
In de morgen een portefeuillehoudersoverleg over de scenario’s van het dijkverbeteringproject Geertruidenberg/ Amertak.

In de avond eerst een fractieoverleg en daarna een thema AB over de vele aspecten aan duurzaamheid.

Louis van der Kallen 

 


OVER WATER – 56: OVERHEIDSPARTICIPATIE

 

| 03-09-2016 | 22.00 uur |


 


OVER WATER – 56

 

OVERHEIDSPARTICIPATIE

overdiepse polderRecent heb ik het boek “overheidsparticipatie” van Peter de Rooy gelezen. Voor iedereen die werkt bij de overheid of bij de overheid een bestuurlijke functie vervult een lezenswaardig boek. In het boek wordt met regelmaat de loftrompet geblazen over wat herhaaldelijk het ‘showcase’ project Overdiepse polder wordt genoemd. Voor mij als portefeuillehouder van dat project (op een onderbreking van 15 maanden na, van het begin ( 2009) tot de oplevering eind 2015) is daar wel enige nuancering op zijn plaats. Het startte zeker niet als een showcase project. Het werd er door de enorme media aandacht van gemaakt. De basis van het succes was dat het idee (terpen in plaats van totale ontpoldering) van de bewoners zelf kwam. Als portefeuillehouder was het een project naar mijn hart. Ik heb er dan ook onevenredig veel aandacht aan gegeven. Zeker de eerste 18 maanden vanaf de start van de realisering besteedde ik er circa 50 % van mijn tijd aan. Ik kwam wekelijks in de polder. Deels voor gestructureerde overleggen met bewoners, uitvoerenden en andere bestuurders, deels omdat ik het leuk vond veel presentaties voor binnen- en buitenlandse belangstellenden te doen. Het effect was dat je keer op keer ook informeel benaderd kon worden door de bewoners, die vooral in die beginperiode vaak contact zochten met de bestuurder. Het succes van het project werd ook stevig bepaald door de enorme inzet van de projectleidster die van de start een succes maakte. De tweede belangrijke factor was dat voor één van de bewoners (Nol Hooijmaijers) niets teveel was. Met wie je ook aanklopte voor informatie of uitleg, hij en zijn boerderij stonden altijd ter beschikking. Dat waren wat mij betreft de sleutels naar het succes van het project.

Nu wacht ons om van de afhechting van het project nog een succes te maken. Nu de media aandacht wegebt, moet de Overdiepse polder weer een ‘gewone polder’ in het waterschap Brabantse Delta worden. Voor mij zijn de sleutels tot een succesvolle overheidsparticipatie:

  • betrokkenheid van bewoners/belanghebbenden
  • bevlogen projectleiders
  • bestuurders die bereid zijn er veel tijd en aandacht aan te besteden
  • overheden/vergunningverleners die wegen vinden om met een zekere flexibiliteit snelheid te maken

Overheidsparticipatie dient, mijn inziens, voor een belangrijk deel bewegen in de wind te zijn. Dat blijkt helaas vaak moeilijk voor overheden die gewend zijn regels te maken en te volgen.

30 augustus
In de avond de bijeenkomst van de werkgroep bestuurlijke vernieuwing met als belangrijkste agendapunt: sturen op hoofdlijnen. Hierbij is gekeken naar hoe de huidige wijze van agenderen van de algemeen bestuursvergadering zou kunnen veranderen om meer op hoofdlijnen te gaan besturen.

1 september
In de morgen de drielagen-bespreking Hart van Brabant op de rioolwaterzuivering in Tilburg van waterschap De Dommel over hoe de samenwerking tussen de gemeenten en de waterschappen in Hart van Brabant verder vorm te geven.

2 september
De BBQ van de achterban en fractie van Ons Water/West-Brabant Waterbreed op de boerderij van Niels Mureau nabij Made.

Louis van der Kallen 

 


OVER WATER – 55: STOF TOT NADENKEN

 

| 27-08-2016 | 15.30 uur |


 


OVER WATER – 55

 

STOF TOT NADENKEN

aardbevingStof tot nadenken is voor mij vaak het combineren van zaken die ik lees of hoor. Soms op dezelfde dag. Afgelopen donderdag was zo’n dag. Bij het lezen van BNdeStem die morgen trof mij het bericht met de kop: “Seismologen vrezen woede van Italianen”.

Nu kennen we de Italianen als een soms heetgebakerd en emotioneel volk. Bij de beving die in 2009 L’Aquilla trof liepen de emoties tegen wetenschappers, die de aardbeving niet voorzagen, zo hoog op dat zij in eerste instantie voor de rechter werden gesleept en aanvankelijk werden veroordeeld tot straffen tot zes jaar. Gelukkig werden deze onfortuinlijke wetenschappers na een lang vervolgproces alsnog vrijgesproken. Wetenschappers/experts kunnen met de kennis van vandaag helaas geen betrouwbare voorspellingen doen over aardbevingen. Toch laat het voorval zien dat ‘deskundigen’ niet altijd meer op het vertrouwen van het publiek, de burger, meer kunnen rekenen.

Later op de dag woonde ik de netwerkbijeenkomst bij van de Noord-Brabantse Waterschapsbond. Hier noteerde ik de volgende opmerking van watergraaf Peter Glas van waterschap de Dommel: “Als je het water ‘verprutst’, pleeg je een misdaad”.  Dat belooft wat. Ik zie het al voor me. Waterschapsbestuurders die verantwoordelijk worden gehouden voor wateroverlast. Of gemeentebestuurders die aangeklaagd worden voor dood door schuld bij oversterfte door een hittegolf onder suikerpatiënten, ouderen, zwaarlijvigen en trimmers die ondanks de hitte gaan sporten. Want we weten dat de huidige inrichting van de openbare ruimte niet optimaal is om hittestress in de stedelijke gebieden te voorkomen. De mooiste opmerking vond ik die over steden als ‘intensieve menshouderij’, waarbij de stedelijke gebieden de waterproblemen over de ‘schutting gooien’ naar het (agrarisch) buitengebied. Er wordt door overheden nog redelijk veel op watergebied en stedelijke inrichting en onderhoud ‘verprutst’. Als de burger en de rechter dat tot een misdaad gaan verklaren zullen er heel wat bestuurlijke ‘misdadigers’ in de cel belanden. Gelukkig is de gemiddelde Nederlander iets nuchterder dan de gemiddelde Italiaan. Maar op zich is met het ter verantwoording roepen van bestuurders niets mis. 

25 augustus

jeroen boschDe netwerkdag NBWB met het thema “Water en Stad”, met onder andere een lezing van Kees van Leeuwen van KWR City Bleuprint. En een verhaal van Peter Glas, watergraaf van waterschap De Dommel die een wel heel bijzondere uitleg gaf over het middenpaneel van het schilderij “Tuin der Lusten” van Jeroen Bosch. Het water in het midden zou de Maas zijn. Het water dat aan de linkerzijde in de Maas stroomt is de Aa. Het water dat aan de rechterzijde in de Maas stroomt is de Dommel. Het provinciehuis staat op de waterbol in het midden. En de lustige activiteiten van de waternimfen vinden plaats in het waterrijke Bossche Broek. In het Jeroen Bosch jaar vind ik dit een prachtige uitleg van een doek dat zich helaas in het Prado te Madrid bevindt.

Wat ik heel leuk vond was de demonstratie van de opblaasbare waterkering bij het Van Abbemuseum, zie hieronder.

Louis van der Kallen 

waterkering 01

 

waterkering 02

 


OVER WATER – 54: BLAUWALG

 

| 23-08-2016 | 07.30 uur |


 


OVER WATER – 54

 

Blauwalg
quaggaIk schreef er al vele malen over, vooral in relatie met het Volkerak-Zoommeer. Het is keer op keer een onderwerp van gesprek in gemeenteraden en dagelijkse en algemene besturen van waterschappen. Veel plannen tot aanpak worden door waterschappen gemaakt. Zelf hou ik bij wat er op dit gebied in de literatuur voor (goede) ideeën voorbij komt. Zo schreef ik eerder over de proef met geluidsgolven in de Zoetermeerse Plas (systeem LG Sonic) en wat de komst van de quaggamossel betekent voor de ontwikkeling van de blauwalgoverlast in het Volkerak-Zoommeer. Mijn eigen waterschap Brabantse Delta neemt in Waalwijk proeven met cilinders met aluminium waarmee de blauwalgen samenklonteren en dan naar de bodem zouden zakken. Waterschap de Dommel heeft de Jan van Galenvijver in Vught leeggevist, waarna een deel van de vissen weer is teruggeplaatst. De rest wordt uitgezet in een andere vijver. Naast het afvissen van de vijver worden, om de waterkwaliteit te verbeteren, dit jaar micro-organismen en waterplanten aan de vijver toegevoegd om zodoende meer te leren over de invloed van de biotoopsamenstelling op de ontwikkeling van de blauwalgen. Het Hoogheemraadschap van Delftland pakt de blauwalgen aan met verdund waterstofperoxide in de zwemplas de Delftse Hout (blijkt slechts een paar weken te werken) en in de Krabbeplas in Vlaardingen. Het waterschap Noorderzijlvest neemt in het Paterswoldsemeer een proef met een algensensor om daarmee te leren hoe de algen zich ontwikkelen en onder andere de doorstroming van het meer daar op af te stemmen. Kortom: de waterschappen en gemeenten zoeken samen naar succesvolle methoden om de blauwalgproblemen aan te pakken. Tegelijkertijd is de inzet de belasting van wateren met fosfaten en nitraten met algemene maatregelen terug te dringen en daarmee het voedselaanbod voor de blauwalgen te verminderen. Ook de komst en verspreiding van de quaggamossel leidt door hun algenvraatzucht vaak tot vermindering van de blauwalgoverlast.  Dat geeft optimisme voor de toekomst.

16 augustus
In morgen overleg met collega DB lid Huub Hieltjes over de voortgang kaderrichtlijnwater, en de ontwikkelingen rond het Volkerak-Zoommeer.

18 augustus
Een morgen nadenken en overleg met een deel van de leden van de CWK in Amersfoort over de ontwikkelingen rond de Commissie Waterkeringen van de Unie ter voorbereiding van de strategie sessie op 23 september. 

Louis van der Kallen 

 


KEERT STEENBERGEN HET TIJ?

 

| 19-08-2016 | 19.55 uur |


 

KEERT STEENBERGEN HET TIJ?

 

wapen van steenbergenNiet de waan van de dag, maar inzicht leidt tot verantwoord waterbeheer. Met dit als uitgangspunt hield de Stadsraad Steenbergen op 25 mei 2016 een informatiebijeenkomst over het wel of niet verzilten van het Volkerak-Zoommeer.

Tijdens de avond kwam geen enkel steekhoudend argument op tafel dat pleitte voor verzilting en ook de aanwezige programmadirecteuren en de vertegenwoordiging van Rijkswaterstaat bleken niet in staat hun planvorming op enig overtuigende wijze toe te lichten. Na het aanhoren van alle informatie trachtte de vertegenwoordiger van de provincie een voorgestelde stemming alsnog te voorkomen. De zaal, met tal van belanghebbenden en deskundigen, koos vrijwel unaniem voor een zoet meer. Het lijkt inmiddels of dit standpunt weerklank heeft gevonden, want zowel landelijk als regionaal gaat het verhaal al rond dat verzilting van de baan is. Minder dan een tienduizendste van al het water op aarde is zoet oppervlaktewater. Van dit water in rivieren en meren is veel leven en welvaart afhankelijk. Niets is waardevoller dan de kwaliteit, behoud en toename van dit milieu. Vanwege de aanvoer van zoet water, in combinatie met voedselrijkdom, leeft een groot deel van de wereldbevolking in de delta’s. Maar de dreiging van zeespiegelstijging en klimaatverandering is er al merkbaar. In Nederland, een delta die grotendeels beneden het zeepeil ligt en waar het meeste zoete water ongebruikt passeert, worden zoetwatertekorten en verzilting spoedig problematisch. Deels is dit het gevolg van een waterbeheer dat zee en zout steeds verder landinwaarts haalt: het megaproject “Ruimte voor de zee”. Nu spreekt men liever over “Ruimte voor de rivier”, zoals ze dat ook bij de Schelde beginnen te doen, of over estuariene dynamiek, robuuste natuur of natuurherstel. Dat heeft allemaal een positieve klank en lijkt de projecten te legitimeren. “Ruimte voor de zee”, de enige juiste term voor de huidige plannen voor de Zuidwestelijke Delta , ligt immers gevoelig. Want wie wil er nu ruimte en polders opofferen aan de zee? Ruimte voor de zee is uiterst ongunstig wat betreft verzilting en zoetwatervoorziening en vormt een regelrechte bedreiging voor de landelijke leefbaarheid.

De afbrokkeling van het Deltaplan
Door afname van de minimum zomerafvoeren wordt West-Europa steeds meer afhankelijk van de zoetwatervoorraden. Dat zijn voor ons de stuwmeren in de Alpen, het IJsselmeer en de zoete Zeeuwse en Zuid-Hollandse meren, voor zover deze bekkens aanwezig zijn en er nog zullen komen. Het is van groot belang deze opties te behouden. Het Deltaplan beoogde daarom niet alleen waterveiligheid door kustlijnverkorting, maar ook zoetwatervoorziening door middel van een zoet zuidwestelijk merengebied. Met het afdammen van zeegaten zou de zee weer aan de kust komen te liggen en kon zoet water voor de landbouw en industrie blijvend gegarandeerd worden. Maar het liep totaal anders. De Westerschelde en de Nieuwe Waterweg mochten niet gesloten worden. De zee bedreigt het Scheldebekken en een open Waterweg geeft in toenemende mate problemen wat betreft waterveiligheid, verzilting en zoetwatervoorziening. De Oosterschelde werd niet zoet. De brakwaternatuur die men er met een stormvloedkering in stand dacht te houden verdween en alles is er nu volledig zeewater. Bij de Grevelingen, een gepland zoet meer, werd de verzoeting afgebroken en kwam er alsnog een zout meer. Aanvoer van rivierwater stopte en alleen het Volkerak en het Haringvliet bleven nog zoet. Maar als het aan de Rijksstructuurvisie Grote Wateren en de Rijksstructuurvisie Grevelingen-Volkerak-Zoommeer ligt, wordt ook daar de zee met open armen binnengehaald. Zo bedreigt het megaproject “Ruimte voor de zee” de realisatie van de doelen van het Deltaprogramma en doet fors afbreuk aan de verworvenheden van de Deltawerken. 

Centrale regie ontbreekt
Het doel van het Deltaprogramma is dat Nederland de extremen van het klimaat kan blijven opvangen. De afsluiting van de Nieuwe Waterweg is hierbij een eerste vereiste. Daarna stopt de externe verzilting en kan zoet water naar het zuidwesten stromen. Doorstroming zal de kwaliteit verbeteren en ook verdunning draagt ertoe bij dat het oppervlaktewater meer voldoet aan de normen. Met een toename van het zoete areaal, kan de nationale noodberging voor rivierwater aanzienlijk uitgebreid worden. De onvoorspelbare regenval en sterk wisselende rivieraanvoeren vragen immers om een veel grotere capaciteit en een centrale regie van berging. 

Uitstel breekt op
Zoetwatervoorziening is een item dat mondiaal hoog op elke politieke agenda hoort te staan. Nederland is de enige dichtbevolkte delta waar het meeste zoete water ongebruikt passeert. Het enorme verlies aan zoet water via de Nieuwe Waterweg vormt een bedreiging voor al het land beneden zeeniveau en houdt het hele Nederlandse waterstelsel in de tang. De ernst van de situatie is blijkbaar niet tot de eindverantwoordelijken doorgedrongen. We vragen ons bezorgd af hoe lang de problemen van toenemende zoetwatertekorten en voortschrijdende verzilting nog worden vooruit geschoven. De meeste havenbedrijven zijn zeer kapitaalsintensief en hanteren daarom lange termijn doelstellingen. Dat betekent dat bedrijfsplannen tientallen jaren omvatten. Een handelingsperspectief is daarom ook voor hen van essentieel belang zijn. Pas gaan studeren als de klimaatontwikkelingen daartoe nopen, betekent dat mogelijke uitkomsten wellicht sneller moeten worden gerealiseerd en kan ingrijpende gevolgen hebben voor deze havenbedrijven. 

Nieuwe inzichten
Een herenakkoord uit 2009 tussen de programmadirecteur ZWD en enkele burgervaders, die er wel brood in zagen om het Volkerak-Zoommeer te verzilten, bepaalde niet alleen de koers van het Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta, maar had ook grote invloed op het landelijke Deltaprogramma, met name op het deelprogramma Rijnmond-Drechtsteden. Het Manifest Waterpoort geeft regionaal vorm aan de stimulering van deze zoutlobby. Daarentegen verschijnen er jaarlijks meer berichten over de toename van de natuurwaarden van het zoete meer. Dit heeft ertoe geleid dat de gemeente Steenbergen intussen een kritische en zeer genuanceerde visie heeft op de voorgenomen verzilting. Wijziging in beleid kan een kentering betekenen van het Deltaprogramma.

Eindelijk komen er kansen in zicht om de doelen waterveiligheid, zoetwatervoorziening en milieu op een adequate wijze aan te pakken. Wellicht worden er al dit najaar nieuwe inrichtingssuggesties gepresenteerd voor een toekomstbestendige Zuidwestelijke Delta. 

Wil Borm
Adviesgroep Borm & Huijgens 

 


(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 39: ACTUALITEITEN

 

| 19-08-2016 | 17.45 uur |


 

(NATTE/ZOUTE) DROOM OF NACHTMERRIE – 39: ACTUALITEITEN

 

strandplevierHet is tijd om in deze reeks de stand van zaken rond de (voorgenomen) verzilting van het Volkerak-Zoommeer toe te lichten. De afgelopen maanden komen er steeds meer berichten dat de financiering van het regionale deel, ruim honderd miljoen euro (NATTE 27) problemen geeft.

Op 8 juli verscheen het toetsingsadvies Rijksstructuurvisie Grevelingen Volkerak-Zoommeer van de Commissie voor de milieueffectrapportage inclusief een persbericht. “Het nieuwe rapport gaat uitgebreid in op de huidige toestand van de natuur en de effecten van de geplande maatregelen (namelijk het terugbrengen van eb en vloed in de Grevelingen en het zout maken van het Volkerak-Zoommeer). Uit het rapport blijkt dat sommige negatieve gevolgen voor de huidige natuur groter zijn dan eerder verwacht en dat de positieve gevolgen van het terugbrengen van eb en vloed in de Grevelingen en het zout maken van het Volkerak-Zoommeer nog onzeker zijn. De Commissie constateert dat sommige negatieve effecten in het nieuwe rapport mogelijk zijn onderschat. Ook landelijke natuurdoelstellingen voor enkele soorten komen in gevaar, bijvoorbeeld voor kustbroedvogels (bijvoorbeeld Strandplevier, grote stern en dwergstern) in de Grevelingen. De Commissie adviseert daarom eerst nader te onderzoeken welke maatregelen nodig zijn om natuurschade tegen te gaan en daarmee negatieve gevolgen voor de natuurdoelstellingen te voorkomen en daarna pas een besluit over de structuurvisie te nemen.” Kortom buiten het gebrek aan geld, is er alle reden om het plan op de zeer lange baan te schuiven. De kwaliteit van het water in het Volkerak-Zoommeer is al jaren aan het verbeteren en daarmee van zelfsprekend de natuurwaarden, zoals die nu door de Commissie zijn vastgesteld. In deze reeks werd daar eerder over geschreven

Vorige maand heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen voor het terugbrengen van het getij in het Grevelingenmeer. De Kamer heeft verder de beslissing over de verzilting van het Volkerak-Zoommeer uitgesteld. Goed voor de natuur en het toerisme, zeggen voorstanders, maar boeren en tuinders zijn bang voor extra kweldruk langs het Grevelingenmeer en oplopende chloridegehaltes van het Volkerak-Zoommeer. In de Staat van Ons Water over 2015 is ten aanzien van de aanpak van de oplopende chloridegehaltes te lezen: 
“Planuitwerking Innovatieve Zoet-Zoutscheiding Krammersluizen
Nadat eerst een pilot in de Krammerjachtensluis was uitgevoerd, is Rijkswaterstaat in maart 2015 is gestart met het project Planuitwerking Innovatieve Zoet-Zoutscheiding Krammersluizen. Aanleiding vormt de vraag of de huidige zoet-zoutscheiding, die aan groot onderhoud toe is, kan worden vervangen door een innovatieve zoet-zoutscheiding. Dit innovatieve systeem gaat de uitwisseling van zoet en zout water tegen door het creëren van een fijn gordijn van luchtbelletjes, in combinatie met het spoelen met zoet water. Daarmee wordt verzilting van het Volkerak-Zoommeer tegengegaan. Het nieuwe systeem zorgt naar verwachting ook voor Pilot bellenscherm Krammersluis een aanzienlijk sneller schutproces en een forse besparing op beheer- en onderhoudskosten. De resultaten van de planuitwerking dienen als basis voor een definitief besluit in 2016. Daarna is duidelijk of kan worden gestart met de realisatie van de innovatieve zoet-zoutscheiding in alle Krammersluizen.” Ons Water heeft hier vaak over geschreven (het laatst in december 2015) en Ons Water zal de voortgang zeker volgen en zonodig zal Ons Water hierover bij de bestuurders aan de bel trekken. 

De plannenmakerij duurt al meer dan tien jaren. Met boeren en tuinders is in het verleden de afspraak gemaakt: eerst het zoet, dan het zout. De onzekerheid over de verzilting van het Volkerak-Zoommeer duurt voort en dat is meer dan vervelend. Het wordt tijd dat de overheid bij zinnen komt en het project afblaast als volkomen overbodig en te risicovol. 

Voor Ons Water is helder: de onnodige verspilling van geld en de vernietiging van de mooie natuur kan nog voorkomen worden. Stop de verzilting. Teken de petitie via https://www.petities24.com

Chris Ooms

 


OVER WATER – 53

 

| 13-08-2016 | 08.30 uur |


 


OVER WATER – 53

 

Goede voorbeelden
maaiselOnder het motto “Van Berm tot Bladzijde” hebben achttien partners (bedrijven en overheden) uit de regio Veluwe in mei dit jaar een biomassa-alliantie gevormd. Organisaties als het waterschap Vallei en Veluwe, Rijkswaterstaat en de gemeente Apeldoorn leveren maaisel aan, dat wordt ingekuild. NewFoss uit Uden heeft een techniek ontwikkeld waarmee het maaisel verwerkt kan worden tot lignocellulose vezels. Deze vezels kunnen worden verwerkt tot papier, karton en verpakkingsmateriaal. Papierfabriek Parenco gevestigd in Renkum start eind 2016 een proef om de vezels te gebruiken voor de papier- en kartonproductie. Dat moet in ons mooie Brabant toch ook kunnen!

Bergen op Zoom werkt aan een actieplan om de aanpak van de klimaatadaptatie en de hittestress samen met bewoners en bedrijven vorm te geven. Ik werk daar graag aan mee en speur stad en land af naar goede voorbeelden. Voor mij startte dit project met de eerste bijeenkomst over “water in de tuin”. Ik schreef er eerder over. In de speurtocht naar goede voorbeelden kwam ik een animatiefilmpje tegen van de stad Gent over klimaatadaptatie het bekijken zeker waard.

Een tweede inspirerend voorbeeld wat wij tegenkwamen was een actie bij onze zuiderburen in 2012 waar in 180 steden en dorpen clips werden opgenomen van een lied om burgers bewust te maken van de klimaatproblemen, waarvoor de wereld is gesteld. Wat mij betreft iets om ook in Bergen op Zoom en elders na te volgen. Ter inspiratie “Sing for the Climate”  en een compilatie van de 180 opnames.

Louis van der Kallen 

 


OVER WATER – 52

 

| 06-08-2016 | 10.00 uur |


 


OVER WATER – 52 

 

bolle akkerEen boekwerkje dat ik gelezen heb is het maatregelenboek “optimalisatie bodem en water“, “praktische tips voor bodem en water in de agrarische bedrijfsvoering”, een uitgave van landbouw op peil. Hierin staan veel praktische suggesties voor maatregelen die agrariërs zelf kunnen treffen om de bedrijfsvoering, ook bij een veranderend klimaat, rendabel te houden. De suggesties zijn zowel gericht op water vasthouden, als op voorkoming van langdurig water op het land, van bolle (akker)percelen, grondverbetertechnieken tot drainage technieken, inclusief zaken als ‘boeren-berging’, grondwatergestuurd peilbeheer, egaliseren en vlaklegging, verbeteren bodembiologie, enzovoorts. Kortom voor iedere waterschapsbestuurder, die met landgebruikers als boeren wilt samenwerking om te komen tot een klimaatadaptief beleid, een boekwerkje dat je gelezen moet hebben.  

Deze week ook gelezen een boek met de fraaie titel “Ambtenaren!” met de subtitel: “200 jaar werken aan Nederland in 100 portretten”. Voor bestuurders van provincies, gemeenten en waterschappen het lezen waard. Water komt ruim aan bod. Ook de waterschappen zijn terug te vinden in de portretten. Twee wil ik in het bijzonder vermelden. Hendrik Jan Eggink met de titel: “Schoon water in onze sloten en beken”, en Jan Kienhuis met de titel: “Metamorfose van de waterschappen”. Het boek is een Sdu uitgave. 

Louis van der Kallen 

 


BUREAUCRATIE

 

| 31-07-2016 | 09.10 uur |


 


BUREAUCRATIE

 

800px-Procambarus_clarkii_01In over water 30 schreef ik uitgebreid over de Procambarus clarkii, de rode Amerikaanse rivierkreeft en eindigde het artikel met: “Het wordt tijd dat deze beestjes op de menukaart komen van ons mensen en van liefhebbers van kreeftenvlees in de natuur. Anders gaan ze, als hun verspreiding door gaat, uiteindelijk voor meer werk en kosten voor de waterschappen zorgen.”

In over water 44 berichtte ik het volgende: “het ministerie van Economische Zaken wil de vissers in Nederland de mogelijkheid geven om grootschalig en gericht op de smakelijke rivierkreeft te vissen.”

Het is dan van de gekke dat ik op 30 juli in BNdeStem moet lezen dat per 3 augustus de Reeuwijkse beroepsvisser moet stoppen met de vangst van deze rivierkreeftjes “door Europese wetgeving en traag draaiende ambtelijke molens in Den Haag”. Het ene ministerie geeft tonnen aan subsidie uit om vissers te stimuleren die ‘exoten’, die onze inheemse natuur verwoesten, te vangen en het ander ministerie, visser Hans van der Laan noemt het “Haagse pennenlikkers”, doet zijn werk niet en gaat vrolijk op vakantie terwijl regelgeving, die de vangst legaal moet maken, nog niet af is. Men heeft “anderhalf jaar de tijd” voor het maken van een beheerplan. Dus waarom haast maken lijkt het credo! En dat met een regering die claimt dat onnodig bedrijvigheid belemmerende regelgeving terug gedrongen moet worden. Nee, we importeren liever Chinese en Spaanse rivierkreeftjes. De   rode Amerikaanse rivierkreeftjes, die van der Laan vangt, eindigen in de beste restaurants en doen iets aan het overlast probleem van deze exoten.

Wie zit hier te suffen? Wie laat een kans lopen? Welk kamerlid is nog even niet met vakantie en gaat zijn werk doen? Wie zorgt dat het ‘beheerplan’ er als de donder komt? Wie geeft die pennenlikkers in Den Haag een schop onder de kont? En wie laat de verantwoordelijke minister spitsroeden lopen? Wie zorgt ervoor dat visser van der Laan en zijn collega’s gewoon hun werk kunnen blijven doen? Wie stopt onnodige import en doet echt iets voor het behoud van onze inheemse natuur?

Louis van der Kallen