U BENT GEWAARSCHUWD/ KLIMAATVERANDERINGEN

 

| 17-02-2018 | 10.00 uur |


 

U BENT GEWAARSCHUWD

 

Japanse Duizenknoop Fallopia Japonica

De Japanse duizendknoop is een exoot die ooit als sierplant naar Nederland kwam. Nu heeft de plant zich door het hele land verspreid en nu woekert hij in dijken, tuinen, bermen, bossen en langs de waterkant. De wortels van de Japanse duizendknoop maken dijken, fietspaden, wegen, funderingen en muren kapot en groeit dwars door zaken zoals elektriciteitskasten.

De plant oefent dan een behoorlijke druk uit op de muur of het wegdek. En hij groeit hard: als de stengels in het voorjaar uitlopen, kunnen ze in drie tot vier weken 1,5 meter omhoog schieten. Doordat de duizendknoop sterk is en snel groeit, is de plant een grotere bedreiging dan bijvoorbeeld boomwortels en taai helmgras dat ook door scheuren en gaten groeit.

Als bestuurder van een waterschap ben ik mij bewust van de dreiging voor onze dijken door de Japanse duizendknoop. Ik raad dan ook iedere bestuurder van een waterschap of gemeente aan kennis te nemen van een filmpje van RTV Oost. Zoals wel vaker hebben onze zuiderburen hun eigen oplossing gevonden. Opeten, de Japanse duizendknoop smaakt naar rabarber. De plant kan verwerkt worden tot compote; in stukjes snijden en 20 minuten koken in water met suiker.

Bestrijden is noodzaak en stop met dit soort uitheemse soorten te planten in de tuin.

 

KLIMAATVERANDERINGEN

Ik dacht dat de aandacht voor door de mens veroorzaakte c.q. beïnvloede klimaatverandering van recente datum was. Door het lezen van het boek “Drawdown” ben ik er achter dat reeds vele wetenschappers hier in het verleden op hebben gewezen waarvan Alexander von Humboldt volgens een artikel in Drawdown de eerste was.

Voor het eerst in 1800, tijdens zijn reis door Zuid-Amerika, verbond hij menselijk handelen met veranderingen in de natuur en de mogelijke invloed op de atmosfeer en daarmee op het klimaat door ontbossingen.

In 1831, na zijn reis door Rusland en Siberië, stelde hij dat de door de mensheid veroorzaakte vernietiging van de bossen lange termijneffecten veroorzaakten op het klimaat. Hij verwees daarbij niet alleen naar ontbossingen, maar ook naar grootschalige irrigaties en naar de grote hoeveelheden stoom en gas, geproduceerd in industriële complexen. Alexander von Humboldt was zijn tijd ver vooruit. Des te verbijsterender is het dat er heden ten dage nog politici zijn die de mede door de mens veroorzaakte klimaatveranderingen ontkennen.

Louis van der Kallen

 


VOORLANDEN

 

| 10-02-2018 | 10.00 uur |


 

VOORLANDEN

 

Begin 2017 is de Projectoverstijgende Verkenning (POV) Voorlanden gestart. Dit is een verkenning die voor het waterschap Brabantse Delta binnen het dijkversterkingsproject Geertruidenberg/Amertak en toekomstige projecten in dit gebied grote gevolgen kan hebben.

Waarom? De effecten van het voorland kunnen gevolgen hebben voor het ontwerp van de nieuwe Slikpolderdijk en mogelijke buitendijkse dijkverbeteringen in dit gebied en de noodzaak tot compensatie van de eventuele verloren gegane ruimte voor de rivier. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stelt zich op het standpunt dat het Rijk wel instemt met buitendijkse versterkingen, als binnendijkse versterking redelijkerwijs niet mogelijk is, maar vasthoudt aan de noodzaak dat er ook bij geringe waterstandverhogingen volledig gecompenseerd wordt.  De argumentatie van het Rijk daarvoor is dat andere initiatiefnemers die activiteiten ontplooien die tot waterstandverhoging leiden dit ook moeten compenseren.

In het gebied van de dijkversterking Geertruidenberg/Amertak spelen in de nabij toekomst mogelijk een drietal projecten waarbij deze compensatie aan de orde kan komen, te weten:

  • de mogelijke uitbreiding van de jachthaven op de oostelijke Dongeoever waarbij gedacht wordt aan een sluisje om de jachthaven bij hoogwater af te kunnen sluiten. 
  • een mogelijke verandering van een afslag van de A59 en de effecten/mogelijkheden daarvan op de waterkeringen ter plaatse. 
  • en de verkenning afsluiten Amertakken in geval in dit gebied verdere dijkversterkingen/verhogingen noodzakelijk zouden zijn.

Waterschappen zoals Brabantse Delta hebben met Rijkswaterstaat een gezamenlijk belang voor de waterveiligheid in het Rivierengebied. We hebben elkaars ruimte (zowel van de waterschappen als van Rijkswaterstaat) nodig om te werken. Daarbij is het belangrijk alleen buitenwaarts te versterken indien binnendijks redelijkerwijs niet mogelijk is en dat als buitenwaarts versterkt wordt, geringe waterstandverhogingen worden toegestaan en compensatie, ook met eerder ontstane ruimte voor de rivier, bijvoorbeeld met een dijkverlegging zoals bij de Slikpolder mogelijk is.

Het Rijk lijkt bereid om compensatie mogelijk te maken buiten een project, bijvoorbeeld door mee te koppelen met andere projecten, dan wel te compenseren binnen de Lange Termijn Ambitie Rivieren (compensatie per riviertak en op termijn). Nu is het zaak de ruimte voor de rivier die ontstaat door de verlegging van de Slikpolderdijk te reserveren als toekomstige compensatie voor de projecten in  het gebied Geertruidenberg/Amertak die ruimte nemen van de rivier, zoals de mogelijke afsluiting van de Amertakken.  De POV Voorlanden inventariseert ook en zoekt oplossingen voor mogelijke ‘belemmeringen’ bij de berekening in de benodigde dijksterkten ingeval van voorlanden. Met als doel te komen tot een optimale weging van voorlanden. Deze POV is derhalve van belang voor het uiteindelijke ontwerp van de nieuwe Slikpolderdijk. Hierbij zijn een aantal elementen van belang: techniek (o.a. effect voorland in hydraulische belasting), beheer (o.a. juridische zeggenschap en natuur beheer), organisatie (o.a. besluitvorming over activiteiten in het voorland), financieel (o.a. levensduur en meekoppelen bij externe initiatieven zoals bijvoorbeeld een haven) en beleid (o.a. combineren functies in voorland). Kortom er is veel dat met betrokkenen besproken moet worden.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 125: HERDENKING KAPELSCHE VEER

 

| 03-02-2018 | 10.00 uur |


 

OVER WATER – 125: HERDENKING KAPELSCHE VEER

 

31 januari

Vandaag ben ik naar de herdenking van de strijd om Kapelsche Veer geweest. Het was de eerste herdenking bij het vernieuwde monument. Bij de herdenking waren vertegenwoordigers van de geallieerde strijdkrachten die deelnamen aan de strijd en Harry Prescott (95) een oud strijder die aan de strijd had deelgenomen.

De ambassadrice van Canada was aanwezig en militaire attachés (van Engeland en Noorwegen) en andere diplomatieke vertegenwoordigers (van België en Polen). Samen met andere  organisaties legden zij bloemen en kransen. Wethouder van Groos verhaalde de geschiedenis en de ontwikkeling van het monument. Als waterschapbestuurder voel ik mij in hoge mate betrokken bij de Overdiepse Polder, de gevallenen en bij het monument (ik schreef daar, naar aanleiding van mijn afscheid, recent over). Bij het Ruimte voor de Rivier project was het monument een belangrijk punt van aandacht. Het monument werd in de plannen bij het gebruik van de Overdiepse Polder voor waterberging een eiland. Een herkenbaar baken, waar het stenen gedeelte en de treurwilg hun plaats behielden.

In april 2016 schreef ik over de treurwilg na de grote stormschade aan de boom op de dijk bij de Overdiepse Polder: “Deze boom maakt een wezenlijk deel uit van het herdenkingsmonument ter nagedachtenis aan de gevallenen bij de slag om Kapelsche Veer. De treurwilg werd in de slag nagenoeg totaal vernietigd, maar overleefde en herleefde, net als zijn omgeving. De treurwilg maakt deel uit van een uniek monument. Mijn uitgangspunt is dat de inzet moet zijn de boom een overlevingskans te bieden. Snel ingrijpen is dus noodzakelijk om deze boom die kans te geven. Hij is onlosmakelijk verbonden met de slag en het monument. Niet alleen voor de bewoners van de Overdiepse Polder maar voor gehele omgeving.” Ook nu bij het hernieuwde en uitgebreide monument is voor mij de treurwilg, die het allemaal heeft meegemaakt, een wezenlijk onderdeel van het monument. Het stenen deel van het monument en de treurwilg zijn voor mij één en ondeelbaar!

Ik vond het dan ook een ontsiering van de herdenking dat tijdens de krans- en bloemenleggingen een fotografe van het Brabants Dagblad vanaf de dijk waar de treurwilg op staat fotografeerde. Zij bevond zich tijdens het fotograferen tussen de treurwilg en het stenen deel van het monument. Tijdens een plechtigheid als deze vind ik het ongepast het monument te beklimmen en daarmede het zicht op het monument (de boom) te verstoren. Juist bij plechtige monumenten is het betreden van het monument, naar mijn gevoel, niet gepast. Ik vond het ook raar dat de fotografe klaarblijkelijk dacht dat het fotograferen van de kransleggers en het publiek belangrijker was dan het feit dat er kransen bij het monument werden gelegd. Toen ik in de gelegenheid was aan het einde van de plechtigheid haar daarover aan te spreken werd ik betiteld als een “zeikerd” en voegde ze toe “ik maak toch niks kapot”. Ook wees ze mij erop dat noch de gemeente noch de politie het haar verbood. Het feit dat ik een ‘zeikerd’ ben bestrijd ik niet. Dagelijks ontlast ik mij meerdere malen van overbodige lichaamsvloeistoffen. Ook wil ik bevestigen dat zij met haar bescheiden voetmaat in materiële zin, behoudens wat gekrenkte grassprietjes, niets kapot maakte. In immateriële zin echter vind ik dat er wel veel door haar kapot werd gemaakt, zoals: het respect voor hen die herdacht werden, het respect voor de gelegenheid, het respect voor de vertegenwoordiging van hen die vielen en het respect voor de integriteit van het monument op een moment dat betreden ongepast is. Ja, er werd niet ingegrepen door de aanwezigen van de gemeente, door de politie of door aanwezige militairen. Had dat gekund zonder de gelegenheid te verstoren? Ik denk het niet. Zij en enkele anderen stonden op het monument voordat iemand er erg in had. Ingrijpen was dan een verstoring van iets wat plechtig en respectvol zou moeten zijn.

Jammer dat een vertegenwoordigster van een medium als het Brabantse Dagblad zelf niet door heeft dat niet alles kan voor een ‘mooi’ plaatje. Ik was niet de enige die er zo over dacht. Ik ben mij er van bewust dat degenen die met mij er schande overspraken overwegend oude grijze ‘zeikerds’ zijn. ‘Zeikerds’ die nog gevoel hebben bij wat er in de winter 1944/45 is gebeurd en waar het monument in hun ogen voor staat. Jammer dat hun gevoel voor hoe het hoort en respect een andere is dan die vertegenwoordigster van het Brabantse Dagblad.

In de vergadering van het Algemeen Bestuur werd die avond mijn opvolger in het Dagelijks Bestuur verkozen. Niels Mureau. Ik zal als lid van het Algemeen Bestuur hem ondersteunen en controleren bij het vervullen van de mooie taak het waterschap Brabantse Delta mee te besturen.

Louis van der Kallen

 


AFSCHEID, MAAR GEEN SLOTWOORD

 

| 27-01-2018 | 10.00 uur |


 

AFSCHEID, MAAR GEEN SLOTWOORD

 

De afgelopen maanden heb ik afscheid genomen van het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Ik blijf wel lid van het algemeen bestuur en blijf daarin de belangen van de ingezetenen en bedrijven behartigen. Sinds 2009, met een onderbreking van 15 maanden, heb ik deel uit mogen maken van het dagelijks bestuur. Voor mij was deze periode een voorlopig hoogtepunt in mijn politiek/bestuurlijke werk.

muraltmuur en havenhoofd, zeezijde

Sinds mijn tienerjaren was ik een bewonderaar van mooi dijkwerk. Ik schreef er over in Over Water 83. Ik ben dan ook vanaf 1993 bestuurlijk actief in waterschappen. Een aantal jaren was ik bij meerdere waterschappen tegelijk bestuurlijk betrokken. Op enig moment over de volle breedte van het land. Van Domburg tot Winterswijk. Dat was voor mij een prachtige tijd, waarin ik tal van ervaringen op deed en wat ik bij het ene waterschap leerde in praktijk kon brengen bij een ander waterschap. Daar kwam een einde aan door een wetswijziging waardoor alleen ingezetenen van een waterschap nog verkozen konden worden. Ik heb nog meer veranderingen door wetswijzigingen moeten ervaren.

Ik vind het jammer dat het waterschap ‘politiek’ is geworden met de invoering in 2009 van het lijstenstelsel, waardoor politieke partijen hun intrede deden in het waterschapsbestuur. Tot dat moment waren  waterschapsbesturen gekozen met een personenstelsel en werden dus individuen op eigen titel gekozen. Het waren stuk voor stuk bestuurders die zich betrokken voelden bij het waterbeheer. Veelal boeren of landeigenaren. In die wereld was ik een buitenbeentje. Een stedeling, zonder boerenwortels en zonder direct waterbelang. Zeker in de waterschappen buiten mijn eigen woonplaats was ik een buitenbeentje, waar men in het begin een beetje raar tegen mij aankeek. “Wat kom jij hier doen?” werd mij menigmaal gevraagd. Toch wenden de andere bestuurders snel aan dat manneke uit Bergen op Zoom. Ik voelde mij vaak na enkele maanden al geaccepteerd. Ook al kwam ik van buiten en was ik geen landbouwer, ik bracht kennis en liefde mee voor de waterbelangen. De grootste blijk van waardering was voor mij toen het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch werd opgeheven en er een vertegenwoordiging gekozen moest worden voor het overgangsbestuur van het waterschap Rivierenland. Ik werd als enige met algemene stemmen door het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch gekozen. Een groter compliment heb ik in mijn leven nooit gekregen. Buiten mij zelf kozen 39 AB leden voor een vertegenwoordiger van hen die buiten het eigen gebied kwam! Ik voelde mij vereerd met het vertrouwen dat in mij gesteld werd.

Als DB lid van het waterschap Brabantse Delta had ik primair een gebiedsportefeuille met de gemeenten: Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout, Waalwijk, Gilze en Rijen, Dongen, Loon op Zand, Tilburg en Goirle. Binnen die gemeenten vielen onder ander projecten als de realisering van waterbergingen en EVZ’s en de doelstellingen van de kaderrichtlijn water onder mijn bestuurlijke verantwoordelijkheid. Verder was ik onder andere belast met archieven, cultuurhistorie en de versterking van de primaire waterkeringen. Ik heb met de ondersteuning van zeer betrokken gebiedsadviseurs en tal van deskundige ambtenaren in ‘mijn’ gemeenten, samen met de wethouders en de waterambtenaren van die gemeenten, tal van mooie projecten mogen helpen realiseren. Mijn inzet was steeds het waterbeheer en hittestress tussen de oren van iedereen te krijgen. Want in mijn visie zijn het op orde krijgen en houden van het waterbeheer en de aanpak van hittestress de beleidsopgaven van waterschappen en gemeenten voor de komende tientallen jaren. We kunnen het alleen samen! De klimaatverandering dwingt ons daar toe. Menigmaal schreef ik over hittestress en het feit dat gemeenten daar nog lang niet altijd aandenken bij de aanpak van bijvoorbeeld een weg en de keuze van verhardingen.  

Bij mijn afscheid als dagelijks bestuurder heb ik mij afgevraagd waar heb ik echt het verschil gemaakt? Dat is een vraag die moeilijk objectief is te beantwoorden. Voor mijn gevoel zijn er echter drie projecten die er dan uitspringen. Dat zijn de aanpak van de archieven, de Overdiepse Polder en het dijkversterkingsproject Geertruidenberg/Amertak.

Toen ik aantrad waren onze archieven verspreid over een fors aantal locaties en was er een forse achterstand bij de archieven. In een tijdperk dat opschaling van de archieven de mantra van de dag was, was mijn stelling: onze archieven zijn onze geschiedenis en die van onze meer dan 200 rechtsvoorgangers, die horen thuis in ons gebied, in ons huis en in ons hart. Het eindresultaat was dat de achterstand vrijwel is ingelopen en dat al onze archieven nu ook in ons gebouw zijn opgeslagen in een opslag die voldoet aan alle eisen en beschikbaar zijn voor het publiek. Tevens werd  een besparing in de exploitatie op jaarbasis gerealiseerd van enkele tonnen.

Het ruimte voor de rivierproject Overdiepse Polder was een project naar mijn hart. Dit project was één van de twee projecten in het kader van ruimte voor de rivier (RVR). Een ander project in ons gebied en onder mijn verantwoordelijkheid was de dijkverbetering Amer/Donge te Raamsdonksveer. De Overdiepse Polder was een project waarin ik de eerste jaren meer dan 40 % van mijn tijd stak. Een groot project waar ik als bestuurder te maken had met 15 gezinnen wiens leven en werken door dit project op zijn kop werd gezet. Ik voelde mij betrokken met ieder van hen en ik heb alle jaren, dat het project liep, getracht met hen contact te maken en te houden en voor hen altijd bereikbaar en beschikbaar te zijn. Inclusief het brengen en planten van een fruitboom als ze elders in Nederland een nieuwe plek hadden gevonden. Vertrekkers en blijvers waren mij even lief. Bij de voorbereiding van het project heb ik een aantal stevige discussies met de programmadirectie van RvR gevoerd over de risico’s van het project. Kern daarvan was: dit is een project in een gebied waar zwaar en langdurig gevochten is. De slag om Kapelscheveer. De werkers zouden bommen, granaten maar ook stoffelijke resten tegen kunnen komen en de omgang daarmee, was mijn uitgangspunt, moet veilig, zorgvuldig en met respect.
Nergens anders bij de RvR projecten was de kans op oorlogsrelicten zo groot als in het gebied van de Overdiepse Polder. Bij de besprekingen over de vraag of het waterschap dit project in opdracht van Rijkswaterstaat wel uit zou gaan voeren en de daarbij beschikbare budgetten en verantwoordelijkheidsverdeling, was mijn inbreng dat er een stevig budget moest komen voor ‘bommen en granaten’ en voor de juiste berging en identificatie van eventueel te vinden stoffelijke resten. Ik wist dat er in dit gebied nog veel vermisten waren als gevolg van de slag om Kapelsche Veer. Uiteindelijk kreeg ik van de programmadirectie mijn zin en werden er budgetten gereserveerd voor deze mogelijk oorlogsrelicten. Geld en/of vertragingen mochten geen rol spelen als er bijvoorbeeld stoffelijke resten gevonden zouden worden.
Er werden stoffelijke resten gevonden, waaronder een Canadees soldaat. Toen dan ook op 29 september 2015 soldaat Albert Laubenstein, na meer dan 70 jaar op het Canadese militaire ereveld bij Bergen op Zoom ten ruste werd gedragen, door militairen van nu van zijn regiment, en met alle militaire eer in aanwezigheid van zijn familieleden begraven bij zijn regimentswapenbroeders, had ik een goed gevoel dat de werkzaamheden in de Overdiepse Polder en mijn bescheiden bijdrage daarbij er toe hadden geleid dat Albert Laubenstein van een anoniem veldgraf zijn herkenbare plek kreeg bij zijn kameraden. Ik heb in de Overdiepse Polder veel bezoekers uit binnen- en buitenland mogen ontvangen en rond mogen leiden en ik kon met deze bezoekers altijd terecht bij één van de boeren, Nol Hooijmaijers. Een fijn mens waarmee het geweldig was om samen te werken en het project, waar hij één van de vormgevers van was, tot stand te brengen.

Tot slot het dijkverbeteringsproject Geertruidenberg/Amertak. Een project waarbij een intensief participatie traject werd gevolgd met de gemeente, omwonenden, belangroepen zoals milieuorganisaties, de provincie enzovoort. Een dergelijk participatie traject lijkt het karakter te hebben van een synchrone besluitvorming in een netwerk. Althans zo werd het ervaren door de participanten. Dat gevoel werd in het proces versterkt, omdat gedurende dit proces keer op keer het waterschap tegemoet kwam aan de wensen van veel van de participanten. Des te groter was de schok bij die participanten toen er dan door het DB, voor hun gevoel ineens een, voor hen, onwelgevallig besluit werd genomen. In maart/april 2017 toen er steeds meer rapporten ter voorbereiding van de trajecten gereed kwamen ontstond er in mijn geest een dilemma.

Slikpolder

Het dilemma, was enerzijds een keuze te maken die recht doet aan ieders inbreng en anderzijds de taak van het waterschap om binnen de mogelijkheden de beste route te kiezen naar de hoogst haalbare veiligheid van alle inwoners van dijkkring 34A Geertruidenberg. Ik schreef uitgebreid over mijn dilemma in Over Water 86. In de BSD nieuwsbrief van 16 april 2017 schreef ik mijn frustratie weg in het stukje “pasen”. Ter voorbereiding van de DB vergadering heb ik mijn motivatie op papier gezet om niet akkoord te gaan met het voorstel aan het DB inzake het voorkeursalternatief Slikpolder. Uiteindelijk volgde het DB op basis hiervan mijn redenering en besloot, bij de keuze van het voorkeursalternatief, Slikpolder te kiezen voor een dijkverlegging.

Ondertussen heb ik mij verdiept in het proces van participatieve besluitvorming door onder andere het lezen van het boek “Synchrone besluitvorming” (2017) een boek van onderzoeker Jitske van Popering-Verkerk. Naar aanleiding van dit boek heb ik ook gelezen “Management in netwerken” (2007) geschreven door Max Herold. Het onderstaande citaat van Max Herold laat de andere kant zien van de netwerkbenadering.

“Daarbij sluiten ook twee bezwaren tegen een netwerkbenadering aan: Bij besluitvorming in netwerken is het proces en het spel belangrijker dan de inhoud: feiten en causaliteiten zijn immers ‘slechts’  sociale constructies en onderhandelbaar. Wanneer inhoud sterk wordt gebagatelliseerd, lijkt het spel van de besluitvorming alleen nog maar door macht te worden bepaald. Het laatste argument kan men natuurlijk ook omdraaien: een netwerkbenadering gaat uit van de gedachte dat iedere partij in een netwerk een eigen perspectief op de werkelijkheid heeft en dus ook gerechtvaardigde belangen heeft.” Voor mij als waterschapbestuurder een schrikbeeld!

Door het lezen van beide boeken is mijn inzicht in dit soort processen wel gegroeid. Maar of ik en/of mijn opvolgers als bestuurders, met als opdracht dijken te versterken en die dijken ook voor te bereiden op een duurzame veilige toekomst, er echt iets aan hebben waag ik te betwijfelen. Voor waterschapbestuurders die net als ik gevormd zijn in niet politieke waterschappen rest straks alleen de herinnering aan een tijd dat het nog ging om de inhoud en de toekomst van de generaties na ons. Politiek blijkt een systeem dat gericht is op de korte termijn, terwijl waterbeheersing en waterveiligheid, naar mijn gevoel, gericht dienen te zijn op de lange termijn, tot honderden jaren toe. Maar ik blijk niet alleen. In het “projectenboek 2018” van Rijkswaterstaat blijkt dat er meer mensen zijn die vraagtekens zetten bij vergaande (burger)participatie bij dijkversterkingsprojecten. Eén van de stellingen uit het dijkwerkerspanel luidde: “In 2050 worden alle dijken door de omgeving ontworpen.”. Slechts 14 % onderschreef deze stelling! ‘Dijkwerkers’, zoals ik, hopen of denken dat in het jaar 2050 de rede, de wijsheid, het vakmanschap, de (toekomstige) veiligheid nog steeds de belangrijkste elementen zijn die de besluitvorming rond dijkversterkingsprojecten zullen bepalen. Ik help het ze hopen.

Ik heb in het DB een geweldige tijd gehad met fijne collega’s (ook op Unie niveau) en met ondersteuning van vele deskundige ambtenaren, die zelfs met die eigenwijze bestuurder om konden gaan en uiteindelijk loyaal omgingen met de besluiten. Bij mijn afscheid heb ik vele mooie woorden mogen ontvangen van collega bestuurders en van veel ambtenaren. Voor mij het mooist was het lied  wat gezongen werd door de het team dat betrokken is bij het dijkverbeteringsproject Geertruidenberg/Amertak. De tranen prikten in mijn ogen. Juist degenen die ik het werken met het DB besluit rond de Slikpolder zo moeilijk had gemaakt, gaven mij een goed en dankbaar gevoel.

In het AB blijf ik betrokken bij het ‘werken aan water’ in het mooie werkgebied van het waterschap Brabantse Delta. Ze zijn nog niet van mij af!   

Louis van der Kallen

 


VERANDERENDE WATERSCHAPSBELASTINGEN

 

| 20-01-2018 | 11.00 uur |


 

VERANDERENDE WATERSCHAPSBELASTINGEN

 

 

In 2014 verscheen de OECD studie “Water Governance in the Netherlands, Fit for the future”. Op 1 juni van dat jaar schreef ik daar een uitgebreide brief over aan het Dagelijks Bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Een deel van die brief ging over de kosten van het waterbeheer en over de belastingen die de basis vormen van de financiering van waterschappen.

De OECD stelde onder andere dat de kosten van het totale waterbeheer onvoldoende transparant inzichtelijk zijn en dat harmonisatie van de verslaglegging hierbij behulpzaam kan zijn.  Ikzelf stelde, mede op basis van de OECD studie, dat de waterschappen vaak geconfronteerd worden met kosten die feitelijk door de besluiten van andere overheden veroorzaakt worden en dat deze kosten geen rol spelen bij de besluitvorming binnen deze overheden. Hierbij is het soms zo dat elders geld wordt verdiend, terwijl de kosten op het bordje komen van het waterschap. Mijn vraag toen aan het DB was: op welke wijze is uw DB, eventueel in Unie verband, van plan om de kosten van het waterbeheer meer inzichtelijk te maken zodat deze op zijn minst worden betrokken bij de besluitvorming over ruimtelijke plannen en zo mogelijk de extra kosten worden gedragen door degene die baat hebben bij die ruimtelijke plannen?

In 2015 heeft de Unie van waterschappen een onderzoek gestart naar een eventuele aanpassing van het belastingstelsel voor de waterschappen. Met als doelstellingen: toekomstbestendiger, kostenterugwinning, uitlegbaar, transparant, robuust, rechtvaardig, maatschappelijk gedragen, eenvoudig uitvoerbaar, lage perceptiekosten, een betere toepassing van het profijtbeginsel, een betere toepassing van het kostenveroorzakingsbeginsel en een betere toepassing van de vervuiler betaalt. Tevens zou het stelsel solidair van karakter moeten zijn en moet regionaal maatwerk mogelijk blijven. Een schier onmogelijke opgave.

Na twee jaar onderzoek beginnen de mogelijke veranderingen nu vorm te krijgen en worden ze in Unie verband besproken met leden van de dagelijkse besturen van de waterschappen en deze maand ook met leden van de algemene besturen. Mijn voorlopige conclusie over de mogelijke veranderingen is dat het streven naar transparantie (begrijpelijkheid) van het belastingsysteem niet echt uit de verf komt. Het belastingsysteem en de wijze hoe kosten toegerekend worden aan burgers en bedrijven blijft voor gewone mensen moeilijk te doorgronden. Voor mij is een betere invulling van het kostenveroorzakingsbeginsel en een betere toepassing van de vervuiler betaalt het belangrijkste om de veranderingen in de belastingheffing uit te leggen en te verdedigen naar de belastingplichtigen. Die principes krijgen wat mij betreft tot op dit moment onvoldoende vorm.

Zo is het begrijpelijk om de diffuse verontreiniging van vooral fosfaten en nitraten door de landbouw te gaan belasten. Maar waarom worden dan de diffuse verontreiniging van koper door de spoorwegen niet belast, terwijl die in de watergangen naast spoorwegen aantoonbaar is en de veroorzaker helder is. Het water uit die sloten is bijvoorbeeld voor agrariërs vaak niet bruikbaar omdat het hoge kopergehalte de kwaliteit van hun oogst aantast. Het zelfde geldt voor het wegverkeer. Ook hier zou een heffing bijvoorbeeld via de opcenten van de motorrijtuigenbelasting, te heffen via de provincies, een simpele en goedkope weg zijn. Een ander voorbeeld zijn de (rijks)wegen. Aantoonbaar leveren die een forse bijdrage aan de zinkconcentraties in bermsloten afkomstig van onder andere de vangrails.

Helder moet zijn dat deze heffingen niet een extra belasting zijn, maar een verschuiving ten opzichte van de huidige belasting. Het totaal van de belastingen gaat met de verschuivingen niet omhoog, maar de belastingen verschuiven richting de veroorzakers van een vervuiling. Voor het maatschappelijk draagvlak is het nodig dat een principe, zoals de vervuiler betaalt, consequent wordt toegepast, zeker als met de toepassing de perceptiekosten laag worden gehouden.  

Zelf ben ik blij met een aantal aanpassingen, waaronder de aanpassing van de heffingsformule voor de zuiveringsheffing voor bedrijven. Hierbij is de aanpassing dat niet alleen meer naar de aard en concentratie van de vervuiling wordt gekeken, maar ook naar het aangeleverde volume. Dat zal een motivatie opleveren om ook de geleverde hoeveelheid aan de zuiveringen te verminderen, waarmee nu de zuivering onnodig wordt belast. Dit is een uitstekende toepassing van het kostenveroorzakingsprincipe!

Ik ben benieuwd hoe de discussie zal gaan lopen en welke wijzigingsvoorstellen uiteindelijk in de wet verankerd worden.  

Louis van der Kallen

 


GOED NIEUWS – 1

 

| 13-01-2018 | 19.30 uur |


 

GOED NIEUWS – 1

 

Memphis Meats heeft als doelstelling in 2021 aan consumenten rundvlees en kippenvlees tegen gangbare prijzen aan te kunnen bieden zonder dat daar een kip of rund voor geslacht hoeft te worden. Kunstvlees “without the need to feed, breed or slaughter animals”. Hiervoor  zou slechts één honderdste van het land, één tiende van het water en de helft van de energie benodigd zijn van de conventionele vleesproductie. Dit is, als het echt gebeurt, pas echt goed nieuws.   

Er is nog meer goed nieuws te melden. Soms  kom je iets tegen dat hoop geeft voor de wereld. Een wereld die naar andere vormen van energiewinning toe moet. Goed nieuws, in mijn ogen, is het idee van Marjan van Aubel, een Nederlandse productontwerpster, die zonenergietechnieken verwerkt in alledaagse voorwerpen zoals tafels, ramen en servies. Nieuwsgierig? Kijk eens op de website van Caventou of naar dit Youtube fimpje waarin Marjan zelf uitleg geeft over haar ideeën.

Als ik een artikel in het boekwerk “Good news for the Planet” mag geloven bereikt 30 % van de geproduceerde kleren nooit de consument en eindigt 70 % van de kleren die de consument wel bereiken in de afvalbak en wordt 30 % van de kleding die de consument wel bereikt uiteindelijk wel hergebruikt. Overwegend in zaken als isolatiemateriaal. Dat zijn wat mij betreft geen cijfers om trots op te zijn. Dat is grotendeels verspilling van onvervangbare grondstoffen. Dat kan en moet beter denken de initiatiefnemers van “loop a life”, een producent van duurzame kleding die als allereerste in Nederland een collectie in de verkoop heeft van 100% gerecycled textiel, afkomstig uit de Nederlandse kleding afvalberg.

Wonen, werken en recreëren op het water wordt met een stijgende zeespiegel en stijgende rivierafvoeren mogelijk de norm voor het leven in een delta. Om hier een idee bij te krijgen hoe dit kan uitpakken, kijk eens www.waterstudio.nl

Louis van der Kallen

 


NATTE VOETEN

 

| 10-01-2018 | 12.30 uur |


 

NATTE VOETEN

 

Vandaag, in het weekeinde en de afgelopen weken nam het hoge water in de media een prominente plaats in. Voor het eerst waren alle stormvloedkeringen gesloten en werden ook de gerealiseerde maatregelen in het kader van het hoogwaterbeschermingsprogramma en het ruimte voor de rivierprogramma  grotendeels benut.

In de Volkskrant van zaterdag 6 januari viel zelfs de kop te lezen “Natte voeten blijft een reële dreiging”. Hoogleraar Bas Jonkman stelde in die krant “2 meter stijging van de zeespiegel kan het systeem niet aan”. Nu zijn weinig mensen bang voor natte voeten. Dat zijn ze onder de douche wel gewend. Maar het is slechts een eufemisme om iets beangstigend als overstroming niet hard op uit te spreken.    

Als waterschapsbestuurder kijk ik altijd uit naar het jaarboek van de dijk. Het projectenboek 2018 leverde voor mij wel een aantal verrassingen op zoals twee impressiekaarten “Nederland Oostwaarts 2100” en “Nederland Omhoog 2100”.

Voor mijn gevoel is er voor het eerst het besef dat scenario’s mogelijk werkelijkheid kunnen worden die nu nog niet als reëel worden aanvaard. Voor het eerst zie ik in een Rijksdocument dit soort kaarten verschijnen. Ik ben er blij mee. Nu nog het besef dat dit bij het denken over de toekomst van Nederland een gevolg zou moeten hebben. Moet er geen verschuiving gaan komen over waar accenten moeten worden gelegd bij publieke investeringen in bijvoorbeeld infrastructuur? En hoe die uitgevoerd moeten worden? 

Voor mij andere opvallen de zaken waren:

  • “We willen niet alleen een veilige dijk, maar ook een duurzame dijk.”
  • Deal GWW versie 2.0 beloven de Dijkwerkers van Rijkswaterstaat en de waterschappen dat “duurzaamheid in 2020 een integraal onderdeel vormt van alle dijkversterkingsprojecten, vanaf de verkenning”.
  • Uit de stellingen uit het dijkwerkerspanel: “In 2050 worden alle dijken door de omgeving ontworpen.” Slechts 14 % onderschreef deze stelling!
  • In de top 40 van de meest gefotografeerde dijken en dijklocaties van Nederland komt West-Brabant niet voor!
  • “In haar rol als assetmanager kijkt ze verder dan het beheer van de huidige dijk, maar naar de gehele levensduur van de kering.”, aldus Claudia van Ackooij van waterschap de Stichtse Rijnlanden.
  • In het werkgebied van Brabantse Delta het Drongelens kanaal: “De planstudie en voorbereiding op de realisatie is voorzien in 2018 en 2019. De realisatie vindt in 2020 plaats.”
  • In het werkgebied van Brabantse Delta Geertruidenberg en Amertak: “In 2018 start de planuitwerkingsfase. Hierbij wordt met name voor de Slikpolder nauw samengewerkt met de gemeente Geertruidenberg. Voor wat betreft de Amertak is de pipingproblematiek overheersend. Hiervoor wordt verbinding gezocht met de projectoverstijgende verkenning Piping (POV-P).”

Dit jaarboek laat zien dat men steeds toekomst gerichter aan de slag gaat. Niet meer alleen het hier en nu, maar ook steeds meer: wat betekent dit voor de toekomst van de dijk en het achterland?

Louis van der Kallen

 


TER VERANTWOORDING ROEPEN

 

| 06-01-2018 | 12.00 uur |


 

TER VERANTWOORDING ROEPEN

 

Nu ik teruggetreden ben als dagelijks bestuurder van het waterschap Brabantse Delta, kom ik toe aan (her)lezen van water gerelateerde boeken die al lang op mijn lijstje staan waaronder “An Inconvenient Truth” (een ongemakkelijke waarheid) van Al Gore. Een boek dat in 2006 de tongen los maakte en de wereld, voor mij onweerlegbaar, wees op het gevaar van het broeikaseffect en wat we eraan kunnen en moeten doen.

Het boek, geschreven door een voormalig vicepresident van het land dat met circa 4 % van de wereldbevolking in 2005 verantwoordelijk was voor meer dan 30 % van de productie van broeikast gassen. Gore voorzag in zijn boek de rampen, ziekten en plagen die de door de mens veroorzaakte klimaatverandering zou gaan brengen en de vele extra, mede door menselijk handelen, veroorzaakte doden.  Eén citaat maakt nu op mij nog meer indruk dan toen. Twaalf jaar aan toegevoegde kennis kan veel doen. Als je tenminste kennis wilt nemen van wat er werkelijk in de wereld gebeurt.

“Iets verliezen is één ding. Vergeten wat je verloren hebt, is iets anders. Misschien zou ik niet moeten generaliseren vanuit mijn eigen ervaringen, maar ik geloof dat onze samenleving gevaarlijk dicht bij het punt is gekomen waarop we niet eens meer weten wat we kwijt zijn en vervolgens zelfs vergeten dat we het kwijt zijn. Ten dele gebeurt zoiets doordat je nooit de kans hebt om nog echt met de natuur in contact te komen. Dat klinkt misschien als hippiegeleuter, maar je kunt de ongerepte rijkdom van de natuur niet in je opnemen zonder dat je je daardoor rustig, bescheiden en verjongd gaat voelen. Ik geloof dat de Schepper (met de evolutie als onderdeel van het scheppingsproces) ons vormde, leven en ziel gaf en ons een plaats gaf in – en niet buiten – de natuur, met innige banden met alle onderdelen daarvan.  Onze relatie met de natuur is geen relatie tussen ‘ons’ en ‘haar’, maar zij is ons en wij zijn haar. Dat wij een bewustzijn hebben en abstract kunnen denken scheidt ons op geen enkele wijze van de natuur. Dat we in staat zijn dingen te analyseren roept bij ons een arrogante illusie op, namelijk dat we zo speciaal en uniek zouden zijn dat we los van de natuur staan. De waarheid is dat we er onlosmakelijk mee verbonden zijn. Ik weet dat veel mensen het milieu afdoen als  irrelevant voor hun dagelijks bestaan en ik weet ook waarom. De perioden dat ik in mijn kindertijd in Washington woonde, raakte ook ik verslingerd aan het stadsritme en stadsgedruis. Ik miste dat gevoel soms toen ik elke zomer naar Carthage terugging.

Mede door deze achtergrond heb ik een gezond ontzag voor de hypnotiserende werking van een volgepropt, over-gestimuleerd leven in een overbevolkte omgeving. Alles daar is erop ontworpen om alle aandacht naar zich toe te trekken, ons dingen te verkopen, ons vliegensvlug van de ene plaats naar de andere plek te brengen, ons te bepalen bij dingen die van vitaal belang lijken, maar dat niet zijn. Het is zo’n allesbepalende kunstmatige omgeving, dat het kan lijken of er niets anders bestaat.

In de natuur daarentegen gaat alles langzaam. Het is een omgeving die niet met geweld alle aandacht opeist en die daardoor sommige mensen misschien koud laat. Maar als je jezelf nooit midden in die natuur plaatst, om te begrijpen dat haar essentie ook onze essentie is, dan ben je geneigd de natuur als trivialiteit te behandelen. Dan ben je bereid de natuur te mishandelen en te vernietigen uit onverschilligheid, zonder in te zien dat zoiets fout is. Natuur wordt dan een onbeduidend decor waar je dingen kunt meemaken. Iets zonder diepere intrinsieke betekenis. We accepteren inmiddels de overheersende houding dat je niet met alle middelen en zonder nadenken over de wonden die je achterlaat alles uit de natuur mag wegroven wat van nut is om de lucratieve economische machine nog harder te laten draaien. En als die exploitatie het milieu schaadt, dan moet dat maar. De natuur zal zich altijd wel weer herstellen. Daar hoeft niemand zich druk over te maken.

Wat we de natuur aandoen, doen we echter ook onszelf aan. De milieuvernietiging heeft nu een omvang bereikt die weinigen ooit hebben voorzien. De wonden gaan niet meer vanzelf over. We moeten met kracht handelen om dit kwaad te keren.” Dit in een boek uit 2006! Nu is de noodzaak tot ingrijpen en verandering alleen maar groter geworden. En nu is er Trump.

Zonder alles te onderschrijven, is de voorgaande tekst van Gore wat mij betreft de kern van waar het om gaat. Nu ziet de wereld vele jaren werk van voorgaande presidenten van de USA in rook opgaan. Trump blijkt steeds meer het belang te dienen van een kleine groep mensen die grof geld verdienen aan veronachtzaming van het milieu met als gevolg meer rampen, ziekten en plagen met extra doden.

Gore schreef: “Wie de meeste technologie bezit, heeft ook de grootste morele verplichting deze verstandig te gebruiken.” Ik wil wel een stapje verder gaan. Ik hoop dat op enig moment de wereld het gedrag van ‘leiders’ als Trump en zijn trawanten gaan zien als misdaden tegen de menselijkheid en tegen de toekomst van de planeet aarde en haar inwoners en mogelijk zelfs als genocide als de bevolking van complete eilanden, zoals in de Stille Zuidzee, worden verdreven door het stijgende zeewater en deels de dood vinden door stormvloeden en orkanen. Dan dienen zij of hun nazaten ontdaan te worden van alle wederrechtelijk verkregen baten van hun misdaden. Het internationale gerechtshof in Den Haag mag wat mij betreft de dossiers gaan voorbereiden voor het ter verantwoording roepen van al degenen die nu als bestuurders de planeet en al haar huidige en toekomstige bewoners, van welke biologische aard, veronachtzamen.   

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 124: SUGGESTIES VOOR DE GEMEENTERAADSPROGRAMMA’S

 

| 01-01-2018 | 12.45 uur |


 

OVER WATER – 124: SUGGESTIES VOOR DE GEMEENTERAADSPROGRAMMA’S

 

Bovengrondse hemelwaterafvoer
Onze steden en dorpen zijn grotendeels verhard door wegen, pleinen, parkeerterreinen, betegelde tuinen en gebouwen. Regenwater kan daardoor maar beperkt opgenomen worden door de ondergrond. Het regenwater wordt dan bijna volledig, buiten het zicht van de bewoners, afgevoerd via het riool, wat bij hevige buien kan leiden tot overbelasting van het rioolstelsel en de rioolwaterzuivering en kan leiden tot verontreinigd water op straat. Bovengrondse afvoer van hemelwater maakt het water zichtbaar en kost in veel gevallen minder dan de aanleg van een gescheiden rioolstelsel. Een nevenvoordeel is dat foute aansluitingen voorkomen kunnen worden of snel opgespoord en bewoners minder snel geneigd zijn vervuilende handelingen op straat te verrichten. Ook vergroot bovengrondse afvoer de betrokkenheid van bewoners bij de waterhuishouding en kan de vormgeving van de afvoer een verrijking zijn van het straatbeeld.

In een land als Nederland is oppervlaktewater vaak dichtbij, dan zijn molgoten (maximale diepte 5 centimeter) een mogelijkheid. Het straatprofiel blijf dan gelijk alleen de kolken kunnen verdwijnen en de molgoten kunnen met borstelwagens nog gereinigd worden. Ook zijn molgoten in een prefab versie beschikbaar. In gebieden met een natuurlijk verval zijn open goten een alternatief. Die kunnen weliswaar niet meer met een borstelwagen gereinigd worden, maar door het grotere verval worden ze vanzelf schoongespoeld door het hemelwater. Ook met bedekte (prefab) goten is veel mogelijk zij kunnen met grotere diepten veel water afvoeren en zijn geen obstakel voor het verkeer en zijn zeer geschikt voor binnenstedelijke situaties. Andere mogelijkheden en nieuwbouw situaties zijn: holle wegen, greppels en stedelijke waterlopen.

Hemelwater bufferen/infiltreren
Sinds de industrialisatie is de groei van steden versneld en is, om redenen van volksgezondheid, overgegaan tot het gezamenlijk afvoeren van het afvalwater en het hemelwater door middel van ondergrondse riolen. Door de klimaatveranderingen is er sprake van toenemende neerslag in korte perioden, waardoor de bestaande riolen vaak niet meer toereikend zijn. Gecombineerd met het besef dat het schone hemelwater niet noodzakelijker wijze in ondergrondse riolen en voor veel geld afgevoerd en gereinigd dient te worden, is het zaak te komen tot een wijziging van het huidige beleid en verandering van de praktijk.

Vertragen en bufferen moet het uitgangspunt zijn. Infiltratie in de bodem is ook goed voor de aanpak van hittestress. Water in de bodem werkt koelend bij verdamping. De verhardingen en bebouwingen zijn voor hemelwaterinfiltratie de belemmerende factoren. Die moeten dus aangepakt worden. In veel stedelijke gebieden is veel oppervlak onnodig verhard, veelal omdat het onderhoud minder nodig en goedkoper zou zijn. Onbedekt/ongebruikt verhard oppervlak moet echter ook onderhouden worden. Nu vaak met ongewenste bestrijdingsmiddelen. Onbebouwde wilde grasvelden, die bijvoorbeeld maar twee keer per jaar gemaaid behoeven te worden, zouden best wel eens een goed en kostenbewust alternatief kunnen zijn. De campagne steenbreek: ’tegels eruit, groen of tuin erin’ is daarvoor zowel voor burgers als overheden een goede start. 

Maar er kan veel meer. Zoals de toepassing van waterdoorlatende verhardingsmaterialen. Te denken is aan: grasbetonstenen, poreuze klinkers, klinkers met open voegen of losse materialen als grind, steenslag, schelpen of houtspaanders. Maar ook combinaties zoals mengsels van steenslag en gras en open bestratingspatronen. Als er meer ruimte is en de bodem geschikt, kan hemelwater ook van daken en verharde oppervlakken direct naar grasvelden, plantsoenen, wadi’s of oppervlaktewateren als brand- en hemelwatervijvers geleid worden ter infiltratie. Ook aangelegde infiltratie-stroken/kratten/putten en grindbakken/koffers, waterpleinen en groene daken kunnen afhankelijk van de situatie goede alternatieven zijn. Positieve effecten kunnen zijn: aanpak verdroging natuur, vermindering hittestress, verbetering luchtkwaliteit, verbetering van de biodiversiteit en verhoging van de belevingswaarde van een meer groene omgeving. Als er veel ruimte is kan er ook gekozen worden voor een ‘urban wetland’ zoals Kristalbad tussen Hengelo en Enschede.

Als vrijwilligheid niet werkt kan een ’tegeltax’ een reëel alternatief worden. Ik schreef daar eerder over.

Wat kunnen burgers zelf
Er komt meer regen en de buien worden intensiever (meer neerslag in korte tijd). Nederland zal op een andere manier met regenwater om moeten gaan. Dat kunnen overheden niet alleen. Ook de hulp van burgers is nodig te beginnen met de eigen tuin en het eigen dak van huis of schuur.

Wat tips.

  • Eruit die tegels. Gras is een goed alternatief. Bij langdurige hitte wordt uw omgeving dan ook nog eens minder warm en koelt het in de zomernachten beter af.
  • Ook houtsnippers, waterdoorlatende tegels, grind, schelpen en cacaodoppen zijn goede tegel vervangers.
  • Ontkoppel de regenpijp en sluit die aan op een vijver of regenton.
  • Gebruik regenwater om het toilet door te spoelen.
  • Zet wormen uit in je tuin. Zij verbeteren de grondstructuur zodat de grond beter water kan opnemen.
  • Creëer hoogteverschillen in de tuin zodat het water van bijvoorbeeld een terras makkelijk afvloeit naar een lager gelegen deel waar het water in de grond kan trekken.
  • Kies planten die veel water verdampen en regenbestendige soorten, zoals munt, lavendel, pinkersbloem, gagel, kardinaalsmuts of bomen zoals de meidoorn, de knotwilg of een plataan.
  • Kies voor een groen dak of gevelbeplanting. Ze leveren ook een bijdrage aan de aanpak van hittestress.

Het kan anders en iedereen kan een bijdrage leveren.

Louis van der Kallen

 


OVER WATER – 123

 

| 23-12-2017 | 10.00 uur |


 

OVER WATER – 123

 

Er is ook goed nieuws te melden. Soms  kom je iets tegen dat hoop geeft voor de wereld. Een wereld die moet vergroenen om te koelen. Goed nieuws, in mijn ogen, is het idee van Land Life Company. Een Nederlandse onderneming die een idee heeft waarmee jonge bomen door hun eerste jaar heen geholpen worden met bescherming en een éénmalige watergift. Nieuwsgierig? Kijk eens op hun website of naar dit Youtube fimpje.

Gelezen
Het Living Planet Report “Zoute en zilte natuur in Nederland” van de WWF. Het eerste wat opvalt? Geen pleidooi om het Volkerak-Zoommeer te verzilten! Wel om de het getij terug te brengen op de Grevelingen en het Haringvliet verder te verzilten. En het besef dat het water een steeds grotere bedreiging vormt, mooi weergegeven door een paar dichtregels van Hendrik Marsman (1936):

en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.

En verder een goede omschrijving welke mooie en te beschermen zoute en zilte natuur onze delta te bieden heeft.

Goed nieuws
Onder het kopje: “Veel glasaal op Tholen” was deze week in het tijdschrift van het waterschap Scheldestromen te lezen dat bij het gemaal De Noord bij Scherpenisse bij een telling uitzonderlijk veel glasaaltjes werden geteld: 270 stuks! Terwijl 10 gebruikelijk was. Nu maakt één zwaluw nog geen zomer. Maar 27 keer het gebruikelijke aantal geeft deze waterschapper moed en het vertrouwen dat het met de paling in dit kikkerlandje eindelijk weer de goede kant op gaat.    

18 december
In de morgen overleg met wethouder Kevin van Oort van de gemeente Geertruidenberg onder andere over de dijkversterking Geertruidenberg/Amertak en over de positie van de gemeente inzake een mogelijke verandering van een afslag van de A59 en de effecten/mogelijkheden daarvan op de waterkeringen ter plaatse. 

In de middag een bijeenkomst van het bestuurlijk kwartet met het regieteam Hart van Brabant in het raadhuis van de gemeente Oisterwijk met onder andere de agendapunten: de concept evaluatie 2017, de eerste opzet van het jaarplan 2018, de voortgang van het project klimaatadaptatie, het aanhaken van Brabant Water en de afvaardiging van de gemeente in RBOM.

 20 december
Vandaag een bijeenkomst in het waterschapshuis te Amersfoort met de titel “Glastuinbouw: beleid en praktijk”. Ik verving daar collega Kees de Jong. Het was een gecombineerde bijeenkomst van leden van de uniecommissies CWE en CWS. Het viel mij gelijk op dat van de 17 aanwezigen er 7 vrouw waren. Ik heb natuurlijk vooral ervaring met de commissie CWK waarin van de ruim 20 leden er slechts één vrouw is (de voorzitster). Waarom is de commissie waterkeringen zo veel minder aantrekkelijk voor vrouwen dan de commissie emissies of de commissie watersystemen?

Per 1 januari 2018 wordt de zuiveringsplicht voor glastuinbouwbedrijven ingevoerd met de taak tenminste 95 % van de gewasbeschermingsmiddelen uit het te lozen afvalwater te halen. Het  ultieme doel is om in 2027 de emissies naar het oppervlakte water tot ‘nagenoeg nul’ te hebben gereduceerd.  In de discussie werd helder dat er voor de groente- en fruittelers een markt motivatie is om geen tot bijna geen gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken de AH’s, de Jumbo’s  en de Lidl’s van deze wereld stellen immers steeds meer eisen ten aanzien van de voedselveiligheid. Tot op heden is dat niet het geval bij de afnemers van bloemen en planten. Bij de handhaving en stimulering van beperking van het middelengebruik ligt er een taak voor de waterschappen en de gemeenten. Er werd ook stilgestaan bij de teruggang van het insectenbestand en welke rol, in de huidige discussie, hieromtrent de waterschappen zou kunnen passen. Voorbij kwamen natuurlijk de bijen, maar ook typische waterinsecten als libellen zoals de waterjuffer. Voor mij huiswerk om eens te kijken wat ons waterschap hier bij kan of zou moeten. 

21 december
De kortste dag van het jaar was mijn laatste als lid van het dagelijks bestuur van het waterschap Brabantse Delta. Ik blijf wel lid van het algemeen bestuur dus echt afscheid nemen doe ik niet.

In de ochtend de 2ontwikkeldag van de RRO Hart van Brabant in de Villa De 4 jaargetijden in Tilburg. In een mooie stadsvilla in hartje Tilburg de laatste vergadering hebben als DB lid met veel van de wethouders en twee gedeputeerden waarmee ik in deze bestuursperiode te maken heb gehad, is een mooie afsluiting van een boeiende periode in mijn bestuurlijk leven. Prominent op de agenda stonden: de ontwikkelingen in het Hart van Brabantgebied op het vlak van mobiliteit en ruimtegebruik en de gebiedsopgaves A58 en N261/N269 waarbij ik de waterbelangen onder de aandacht mocht brengen.

In de middag bezocht ik voor de laatste maal het eindejaarsfeest van het waterschap. 

Louis van der Kallen